Verkeersbesluit voor provinciaal vaarwegtraject 1: de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56A en km25.33A), het Rijn-Schiekanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (tussen km 31.33 en km 40.15)

Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Intitulé

Verkeersbesluit voor provinciaal vaarwegtraject 1: de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56 en km 25.33A), het Rijn-Schiekanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (tussen km 31.33 en km 40.15) (Prov. Blad 2013, 54)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

overwegende, dat hun college op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd is tot het nemen van de in die wet bedoelde verkeersbesluiten ter regeling van het scheepvaartverkeer op de provinciale vaarwegen;

dat de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56a en km 25.33a), het Rijn-Schiekanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (tussen km 31.33 en km 40.15), hierna genoemd: “traject 1”, provinciale vaarwegen zijn die onder het beheer van de provincie Zuid-Holland vallen;

dat het nautisch beheer zich richt op het belang van de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg voor de scheepvaart en het waarborgen van de vrijheid en de veiligheid van de scheepvaart (overeenkomstig artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet) en dat scheepvaart vlot en veilig gebruik moet kunnen maken van traject 1;

dat bij besluit van 13 augustus 1991 (met kenmerk VV-6319) is besloten tot een ligplaatsverbod aan beide oevers van de Delftse Schie tussen km 39.49 en km 40.15 te Overschie;

dat bij besluit van 28 maart 2011 (met kenmerk PZH- 2011-271274219) op diverse plekken een afmeerverbod is ingesteld op het Rijn-Schiekanaal en de Delftse Schie en dat bij dit besluit tevens twee ligplaatsvakken in de Delftse Schie zijn aangewezen bij de Abtswoudsebrug te Delft;

dat in navolging van het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 – 2020 en de beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart uit 2006 op 30 januari 2013 door Provinciale Staten een nieuw ligplaatsenbeleid is goedgekeurd;

dat het nieuwe ligplaatsenbeleid als uitgangspunt heeft om ligplaats nemen op provinciale vaarwegen te reguleren en dat dit ligplaatsenbeleid met ingang van 1 april 2013 in werking treedt en dat het ingevolge dat nieuwe ligplaatsenbeleid (onder meer) ongewenst is om ligplaats in te nemen langs de oevers van traject 1;

dat, in verband met dat nieuwe beleid en het waarborgen van de veiligheid

en de bruikbaarheid van de vaarweg, het nodig is om een afmeerverbod af te kondigen langs de oevers van traject 1 met uitzondering van de delen van de vaarweg waar met ontheffing vaartuigen liggen afgemeerd;

dat het vanuit het oogpunt van vaarweggebruikers en de ervaren overlast door illegaal afmeren in het verleden noodzakelijk is ligplaatsvakken aan te wijzen waar ligplaats nemen voor passanten (doorgaande scheepvaart) wel

is toegestaan;

dat het passanten is toegestaan gedurende één week hoogstens opeenvolgend 3 x 24 uur af te meren in de ligplaatsvakken van traject 1 en dat het passanten na afloop van deze 3 x 24 uur gedurende een week niet is toegestaan af te meren in de ligplaatsvakken van traject 1;

dat bovenstaand nieuw provinciaal ligplaatsenbeleid voorziet in het afmeerverbod en de aangewezen ligplaatsvakken zoals dat geregeld is met de eerder genoemde besluiten van 13 augustus 1991 (met kenmerk VV-6319) en 28 maart 2011(met kenmerk PZH-2011-271274219);

dat het om administratieve redenen en voor de eenduidigheid de voorkeur verdient de besluiten van 13 augustus 1991 (met kenmerk VV-6319) en 28 maart 2011 (met kenmerk PZH-2011-271274219) in te trekken en een alles omvattend verkeersbesluit voor traject 1 vast te stellen;

dat ter voorbereiding op het onderhavige besluit uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, alsmede het door hun college vastgestelde Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2013;

BESLUITEN:

Artikel

I. in te trekken de besluiten van 13 augustus 1991 (met kenmerk VV-6319) en 28 maart 2011 (met kenmerk PZH-2011-271274219);

II. het volgende Verkeersbesluit te nemen ter regeling van het innemen van ligplaatsen op traject 1, de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56a en km 25.33a), het Rijn-Schie-kanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (km 31.33 - km 40.15):

1. door plaatsing van verkeerstekens A.5, met richtingaanduidingen F.2, zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een ligplaatsverbod in te stellen op traject 1;

2. a. te bepalen dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de met een ontheffing (verleend door of namens Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland) aanwezige ligplaatsen voor vaartuigen;

b. dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de wachtplaatsen als bedoeld in art. 6.26 lid 2 BPR bij de bruggen over traject 1 welke worden aangeduid met de aanwijzingstekens E.7, met richtingaanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Wachtplaats, art. 6.26 lid 2 BPR’ eventueel aangevuld met de tekst ‘groot schip (>20m)’ of ‘klein schip (<20m)’;

c. dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op provinciale loswallen aangeduid met het bord E.7 met richtingaanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ’Provinciale loswal Meldplicht VHF 18’, voor zover er toestemming is verleend door of namens GS van Zuid-Holland na melding via het ter plaatse aanwezige marifoonkanaal en afgemeerd wordt ten behoeve van het laden en lossen van goederen danwel het in en uit laten stappen van passagiers door passagiersschepen;

3. door plaatsing van aanwijzingstekens E.5.3 met richtingaanduidingen F.2 zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een ligplaatsvak in te stellen langs:

a. de westelijke oever van de Delftse Schie tussen km 32.02 en km 32.05, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Uitsluitend passagiersvaart in- en uitstappen’;

b. de westelijke oever van de Delftse Schie tussen km 32.05 en km 32.13, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Sport maximaal 24 uur’;

4. door plaatsing van aanwijzingstekens E.7 met richtingaanduidingen F.2 zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR een ligplaatsvak in te stellen langs:

a. de noordoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 28.42 enkm 28.68, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Grote schepen maximaal 3 x 24 uur’;

b. de oostelijke oever van het Rijn- Schiekanaal tussen km 30.48 en km 30.53, voorzien een onderbord met tekst ‘Wachtplaats groot schip, tevens in- en uitstappen passagiersvaart’;

c. de oostelijke oever van de Delftse Schie tussen km 36.95 en km 37.02, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Opslagterrein provincie Zuid-Holland’;

d. de oostelijke oever van de Delftse Schie tussen km 39.23 en km 39.33, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Grote schepen maximaal 3 x 24 uur’;

5. te bepalen dat het is toegestaan om gedurende één week hoogstens opeenvolgend 3 x 24 uur af te meren in de bovengenoemde ligplaatsvakken onder 4a en 4d;

6. te bepalen dat bovengenoemde periode van één week begint te lopen op het moment dat een vaartuig voor de eerste keer in een ligplaatsvak wordt waargenomen;

7. te bepalen dat na afloop van de in de punt 5 genoemde maximale afmeerduur van opeenvolgend 3 x 24 uur of een gedeelte daarvan gedurende een week niet nogmaals ligplaats mag worden ingenomen op traject 1;

8. te bepalen dat indien een vaartuig bij opeenvolgende dagelijkse controles vaker dan driemaal in de bovengenoemde ligplaatsvakken onder 4a en 4d

wordt aangetroffen er sprake is van overtreding van punt 5;

III. te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 april 2013;

IV. dit besluit ter openbare kennis te brengen door plaatsing in het

Provinciaal Blad van Zuid-Holland en een plaatselijk huis-aan-huisblad in de betreffende gemeenten;

V. dit besluit ter kennisneming te zenden aan:

a. Gemeente Leidschendam-Voorburg, postbus 905, 2270 AX, Voorburg;

b. Gemeente Den Haag, postbus 12600, 2500 DJ, Den Haag;

c. Gemeente Rijswijk, postbus 5305, 2280 HH, Rijswijk;

d. Gemeente Delft, postbus 78, 2600 ME, Delft;

e. Gemeente Midden-Delfland, postbus 1, 2636 ZG, Schipluiden;

f. Deelgemeente Overschie, postbus 10233, 3004 AE, Rotterdam;

g. ANWB, afdeling Watersport, postbus 93200, 2509 BA, Den Haag;

h. RWS Waterdienst, Infocentrum Binnenwateren, postbus 17, 8200 AA,

Lelystad;

i. Koninklijke Schippersvereniging “Schuttevaer”, postbus 23415, 3001 KK, Rotterdam;

j. Koninklijk Nederlands Watersportverbond, postbus 2658, 3430 GB, Nieuwegein;

k. Korps landelijke politiediensten, postbus 100, 3970 AC, Driebergen;

l. Politie Haaglanden, postbus 264, 2501 CG, Den Haag;

m. Politie Rotterdam Rijnmond, postbus 70023, 3000 LD, Rotterdam;

n. Hoogheemraadschap van Delfland, postbus 3061, 2601 DB, Delft;

VI. belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid om ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van publicatie van dit besluit bij hun college een bezwaarschrift in te dienen door verzending aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag, onder vermelding van “Awb-bezwaar” in de linkerbovenhoek van de enveloppe en het bezwaarschrift;

VII.belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid, in samenspraak met de mogelijkheid tot het maken van bezwaar, om ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag (bezoekadres: Prins Clauslaan 60 te Den Haag) een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

voor dezen,

mr. D.P. Boddé

hoofd bureau Juridisch Beheer

district Stedelijk Gebied