Regeling vervallen per 29-01-2021

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

Geldend van 01-07-2017 t/m 28-01-2021

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Loon op Zand, Meierijstad, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Tilburg, Uden, Vught en Waalwijk,

overwegende dat:

  • -

    ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondheid de colleges zorgdragen voor de instelling en instandhouding van een regionale gezondheidsdienst;

  • -

    zij daartoe een openbaar lichaam instellen en daaraan de behartiging van belangen willen opdragen, bevoegdheden willen overdragen en middelen ter beschikking willen stellen;

  • -

    het bestuur en het beheer van het openbaar lichaam zo moet zijn ingericht dat de gemeentebesturen zoveel mogelijk betrokken blijven bij die belangenbehartiging;

  • -

    de financiële risico's voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering daarbij zo laag mogelijk moeten blijven;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten

onder gelijktijdige intrekking van de geldende regeling vast te stellen de

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • -

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • -

      regeling: Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant;

    • -

      gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten;

    • -

      college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • -

      raad: raad van een gemeente;

    • -

      werkgebied: gebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • -

      gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant;

    • -

      GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hart voor Brabant;

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van een andere wettelijke regeling van toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.

Artikel 2 Het openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam GGD Hart voor Brabant, gevestigd te Tilburg.

Hoofdstuk 2 Doel en taken

Artikel 3 Doel

De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de publieke gezondheidszorg.

Artikel 4 Taken

  • 1. De gemeenten dragen aan de GGD de uitvoering op van de gemeentelijke taken die de Wet publieke gezondheid noemt en van de toezichtstaken die de Wet kinderopvang en kwaliteits-eisen kinderopvang noemt.

  • 2. De taken van de GGD zijn ondergebracht in het basispakket en in de plustaken. Het basispakket vloeit voort uit wettelijke verplichtingen en uit de keuzes van het algemeen bestuur en vormt naar omvang een verplicht pakket.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt het basispakket vast bij de vaststelling van de begroting.

  • 4. De afname van plustaken door een gemeente is vrijwillig.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de tarieven vast voor de plustaken.

Hoofdstuk 3 De bestuursorganen - samenstelling

Artikel 5 Het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd.

  • 2. Elk college wijst het lid uit zijn midden aan na de benoeming van de wethouders na de verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Het college meldt elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur aan de voorzitter.

  • 4. Als een lid van het algemeen bestuur ophoudt wethouder of burgemeester van zijn gemeente te zijn, eindigt ook zijn lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college voorziet zo snel mogelijk in de vacature.

  • 5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het lid geen deel meer uitmaakt van het college, zoals bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet.

  • 6. Het college waarvan het algemeen bestuur een lid aanwijst als lid van het dagelijks bestuur heeft het recht een tweede lid van het algemeen bestuur aan te wijzen. Wanneer het eerst aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van het dagelijks bestuur, vervalt het recht van het college om een tweede lid in het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 7. De leden van het algemeen bestuur kunnen, als het algemeen bestuur daartoe besluit, een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 8. Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 6 Het dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur wijst bij het begin van elke zittingsperiode uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes of zeven leden, de voorzitter daaronder begrepen.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst ten minste drie leden van het dagelijks bestuur aan uit de leden die de gemeenten vertegenwoordigen van meer dan 75.000 inwoners.

  • 4. Bij de verdere zetelverdeling streeft het algemeen bestuur naar een spreiding over het werkgebied en over de gemeentegroottes.

  • 5. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt ook op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 6. Ondanks het bepaalde in lid 5 van dit artikel en lid 4 van artikel 5 blijft hij die geen lid meer is van het dagelijks bestuur zijn zetel waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.

  • 7. Als tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo snel mogelijk een nieuw lid.

  • 8. De leden van het dagelijks bestuur kunnen, als het algemeen bestuur daartoe besluit, een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 9. Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 7 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit zijn midden aan.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 3. De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die van het openbaar lichaam uitgaan. Het algemeen bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de secretaris.

Hoofdstuk 3 De bestuursorganen - werkwijze

Artikel 8 Verantwoording en inlichtingen

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het algemeen bestuur is verplicht de colleges en/of de raden desgevraagd en in ieder geval binnen zes weken te informeren en inlichtingen te geven over alle zaken rond deze regeling.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd om, gevraagd of ongevraagd, aan een of meer colleges en/of raden advies te geven of voorstellen te doen, die hij in verband met deze regeling nodig vindt.

  • 5. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn verplicht de door een of meer leden van een raad gevraagde inlichtingen te verstrekken. Zij geven deze inlichtingen zo snel mogelijk nadat daarom is gevraagd.

  • 6. Elk lid van het algemeen bestuur is daarnaast verplicht de door een of meer leden van het college of de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt deze inlichtingen zo snel mogelijk nadat hem daarom is gevraagd.

  • 7. Elk lid van het algemeen bestuur is aan het college en de raad van de gemeente waarvan het college hem als lid heeft aangewezen verantwoording schuldig voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. Hij legt deze verantwoording zo snel mogelijk af nadat het college of de raad hem daarom heeft gevraagd.

Artikel 9 Het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig vindt of ten minste vijf leden dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Elk lid heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur één stem.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en regelt de ambtelijke bijstand aan het bestuur.

Artikel 10 Het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert ten minste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste drie leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, waarna de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.

  • 2. De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29, 30 en 56 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Elk lid heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.

  • 5. Aan het dagelijks bestuur behoren alle bevoegdheden behalve de volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur:

  • - het besluiten over toetreden, uittreden, wijzigen en opheffen, zoals bedoeld in hoofdstuk 6;

  • - het vaststellen van de jaarstukken en het vaststellen en/of wijzigen van de begroting en het basispakket;

  • - het besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.

  • 6. Het dagelijks bestuur kan de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat opdragen aan de directeur. Een door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatie-verordening beschrijft de taken van de directeur en de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.

Artikel 11 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies en commissies ter behartiging van bepaalde belangen instellen.

  • 2. De secretaris heeft in deze commissies een adviserende stem.

Hoofdstuk 4 Organisatie

Artikel 12 De directeur

  • 1. De directeur heeft de dagelijkse leiding over de dienst. Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat de directeur.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten om twee directeuren aan te stellen.

  • 3. De directeur is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. Als er twee directeuren zijn, wijst het dagelijks bestuur een van hen aan als secretaris.

  • 4. De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en heeft daarin een adviserende stem.

  • 5. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 13 Ombudscommissie

De ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch behandelt de verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 14 Organisatieverordening

Het dagelijks bestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van de organisatie, de bevoegdheden en de medische verantwoordelijkheid.

Artikel 15 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt voor de archiefbescheiden en stelt daarvoor een regeling vast.

  • 2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Bij opheffing van de regeling gaan de archiefbescheiden naar een door het dagelijks bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

  • 4. De gemeentearchivaris van de gemeente 's-Hertogenbosch oefent de inspectie uit op het beheer van de archiefbescheiden, als bedoeld in artikel 25, lid 2, van de Archiefwet.

Hoofdstuk 5 Financiën

Artikel 16 Middelen

Het dagelijks bestuur stelt bij of krachtens een verordening nadere regels voor de financiële administratie en het geldverkeer.

Artikel 17 De begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stuurt voor 15 april de ontwerpbegroting, de meerjarenraming en een raming van de gemeentelijke bijdrage naar de gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een wijziging van de begroting die niet leidt tot een verhoging van gemeentelijke bijdrage vaststellen zonder dat de raden daarover hun zienswijze geven.

  • 3. De gemeenten zorgen ervoor dat de GGD altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen. Als blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op haar begroting te zetten, verzoekt het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 18 De jaarstukken

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de jaarstukken op en stuurt deze voor 15 april naar de gemeenten en naar de accountant, met het verzoek zo snel mogelijk zijn rapport hierover uit te brengen.

  • 2. De jaarstukken bevatten de door elke gemeente verschuldigde bijdrage.

  • 3. Het dagelijks bestuur informeert de gemeenten over de vaststelling van de jaarstukken door het algemeen bestuur.

Artikel 19 Bijdragen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de gemeentelijke bijdrage vast op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voor het begrotingsjaar zoals opgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2. De gemeenten betalen de helft van deze bijdrage vóór respectievelijk 16 februari en 16 juli, behalve wanneer het algemeen bestuur anders besluit. Bij te late betaling is de wettelijke rente verschuldigd.

  • 3. De betaling van plustaken vindt plaats na declaratie.

  • 4. Als het algemeen bestuur in de jaarstukken een nadelig saldo vaststelt, verrekent hij dit met een reserve.

Artikel 20 Reserves

Het algemeen bestuur kan reserves en voorzieningen vormen op basis van door de door hem vast te stellen Nota reserves en voorzieningen.

Hoofdstuk 6 Toetreden, uittreden, wijzigen en opheffen

Artikel 21 Toetreden

  • 1. Voor het toetreden van een gemeente volstaat het besluit van het college van die gemeente. Het toetreden behoeft de instemming van het algemeen bestuur.

  • 2. Aan het toetreden kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

  • 3. Het algemeen bestuur brengt elk toetreden ter kennis van de gemeenten en gedeputeerde staten.

Artikel 22 Uittreden

  • 1. Elke gemeente kan bij besluit van het college de deelname aan deze regeling opzeggen met ingang van twee kalenderjaren na het jaar waarin hij dit besluit heeft genomen. De gemeente brengt zo'n besluit meteen ter kennis van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van het uittreden.

  • 3. Als het algemeen bestuur bij meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen daartoe besluit, kan hij een kortere termijn toestaan dan de in lid 1 genoemde termijn.

  • 4. Het algemeen bestuur brengt elk besluit tot uittreding meteen ter kennis van de gemeenten en gedeputeerde staten.

Artikel 23 Wijzigen en opheffen

  • 1. De gemeenten gaan deze regeling aan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Wijzigen of opheffen van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de colleges van ten minste twee derde van de gemeenten, die samen twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied hebben.

  • 3. Het dagelijks bestuur of een college kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen over het wijzigen van deze regeling. Het algemeen bestuur kan ook zelf besluiten tot een voorstel tot wijziging. Het algemeen bestuur legt dit voorstel voor aan de colleges.

  • 4. Bij het opheffen van de regeling stelt het algemeen bestuur een regeling vast voor de gevolgen. Deze regeling voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de GGD te verdelen op een in de regeling te bepalen wijze.

  • 5. De bestuursorganen van de GGD blijven functioneren tot de liquidatie voltooid is.

Hoofdstuk 7 Slot

Artikel 24

  • 1.

    Deze regeling heet Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2017.

  • 3.

    De gemeenten zorgen voor het bekendmaken van deze regeling.

  • 4.

    Het gemeentebestuur van de gemeente Tilburg is de gemeente als bedoeld in artikel 26 van de wet en stuurt de regeling, de besluiten tot het wijzigen en opheffen van de regeling en de besluiten tot het toetreden en uittreden naar gedeputeerde staten.

  • 5.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

Vastgesteld door het college van de gemeente

in zijn vergadering van

de secretaris,

de voorzitter,

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant - toelichting

Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Hieronder volgt, waar nodig, een toelichting op de artikelen. Overal waar 'hij' of 'zijn' staat, zou ook 'zij' of 'haar' kunnen staan.

Aanhef

De Wet publieke gezondheid (artikel 14) verplicht gemeenten om een gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden voor de uitvoering van taken genoemd in die wet. Om deze verantwoordelijkheid optimaal te behartigen, stelden de gemeenten deze gemeenschappelijke regeling in.

In de aanhef staan enkele uitgangspunten voor het bestuursmodel dat is vastgelegd in de regeling.

Het bestuursmodel van de GGD hangt nauw samen met de relatie tussen gemeenten en GGD en de werkwijze van de GGD. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun gezondheidsbeleid en de functies van de GGD zijn bij uitstek overheidstaken.

De stuurt de GGD aan vanuit zijn gezondheidsbeleid. De GGD moet daarbij genoeg keuzevrijheid bieden en voldoende flexibel zijn om aan te sluiten op de lokale wensen. Maar hij moet ook bedrijfsmatig optimaal kunnen opereren om daarmee de risico's voor de gemeenten te minimaliseren.

De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn dan ook:

  • -

    gemeenten hebben een regierol. Daarnaast moeten zij de GGD zo nodig direct kunnen inzetten.

  • -

    er moet ruimte zijn voor gemeenten om de GGD zowel individueel als gezamenlijk aan te sturen;

  • -

    de GGD functioneert binnen de (gemeentelijke) kaders als een zelfstandige, professionele organisatie.

Van belang is dat de GGD een slagvaardige bedrijfsvoering heeft, die leidt tot het behalen van de doelen. Daarbij kunnen de gemeenten inhoudelijke kaders stellen en op afstand toezicht houden op het beheer van de GGD.

Het algemeen bestuur richt zich vooral op de beleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich onder andere op de toezicht op de directie.

Toelichting op enkele artikelen

Artikel 4 Taken

Artikel 4 van deze regeling beschrijft het pakket van de GGD in globale termen. Hierdoor houdt het algemeen bestuur zijn bevoegdheid om zelf de omvang en de inhoud van dat pakket bij te stellen als hij dat nodig vindt. Het moment daarvoor is de jaarlijkse vaststelling van de begroting.

De Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) beschrijft de basistaken van de gemeenten. De uitvoering van het uniform pakket kan per gemeente verschillen: niet alle gemeenten of klanten zullen evenveel gebruik maken van dit uniforme aanbod. Soms is dit afhankelijk van incidenten (bijv. een infectieziekte of een crisis op een school), soms van de bevolking (bijvoorbeeld bij gezondheidsverschillen) of van het beroep dat men doet op de GGD. En de klant is ook niet verplicht om gebruik te maken van het GGD-aanbod (bijvoorbeeld bij gezondheidsonderzoeken of lespakketten).

Het begrip 'plustaak' is bewust niet gedefinieerd. Dit geeft het algemeen bestuur de mogelijkheid om producten uitdrukkelijk als plustaak te benoemen. Maar het is ook mogelijk om dit begrip een louter financiële betekenis te geven, bijvoorbeeld door als plustaak te benoemen: elk product waarvoor betaald wordt buiten de gemeentelijke bijdrage. Gemeenten en derden kunnen er op contractbasis voor kiezen deze taken bij de GGD af te nemen.

Hieronder volgen nog enkele relevante bepalingen uit de Wet publieke gezondheid.

Artikel 2

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

  • a.

    het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking,

  • b.

    het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie,

  • c.

    het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen,

  • d.

    het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering,

  • e.

    het bevorderen van medisch milieukundige zorg,

  • f.

    het bevorderen van technische hygiënezorg,

  • g.

    het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen.

(…)

Artikel 5

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

  • a.

    het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,

  • b.

    het ramen van de behoeften aan zorg,

  • c.

    de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voorkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma,

  • d.

    het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,

  • e.

    het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

(…)

Artikel 6

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:

  • a.

    het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied,

  • b.

    het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,

  • c.

    bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 21, 22, 25 en 26.

(…)

Hoofdstuk 3 De bestuursorganen - samenstelling

De bestuursorganen van een gemeenschappelijke regeling zoals de GGD staan geregeld in (artikel 12 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 8 Verantwoording en inlichtingen

De beschrijving van de verantwoordings- en inlichtingenplicht van (de leden van het) dagelijks en algemeen bestuur volgt helemaal de bepalingen in artikel 16 en artikel 19a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 9 Het algemeen bestuur

Artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen regelt een aantal zaken rond de vergaderingen van het algemeen bestuur, waaronder de openbaarheid. Het bepaalt ook dat een groot aantal bepalingen in de Gemeentewet van toepassing is.

De vergaderfrequentie van het algemeen bestuur volgt de planning & controlcyclus van de GGD. Deze cyclus sluit aan bij de beleidscyclus van de gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op het beleid en de financiële kaders van de GGD en deze daarna meenemen in hun eigen beleid.

Artikel 10 Het dagelijks bestuur

Lid twee van dit artikel bepaalt dat artikel van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Voor de bevoegdheden van het dagelijks bestuur geldt artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 11 Commissies

De bepalingen over het instellen van commissies staan in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 12 De directeur

Het dagelijks bestuur mandateert een deel van zijn bevoegdheden binnen voorwaarden aan de directeur en houdt daarop toezicht. Accountancy en controlling verzekeren de bestuurlijke positie.

De keuze voor een brede mandatering van de directeur wordt vooral ingegeven door het feit dat bilaterale afspraken tussen GGD en gemeenten een belangrijke rol spelen bij de aansturing van de GGD. Voor de relatie tussen dagelijks bestuur en directie is er een organisatieverordening.

Hoofdstuk 5 Financiën

Artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verklaart de artikelen 186 tot en met 213van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 De begroting

De regels over de begroting staan in artikel 34 en artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Aan de begroting gaat de kadernota vooraf. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor het komende jaar en de globale financiële gevolgen daarvan. Het algemeen bestuur bespreekt deze nota in april en de nota gaat in eind januari naar de raden.

Gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen op de begroting, die het dagelijks bestuur opstelt nadat het algemeen bestuur de kadernota heeft vastgesteld.

Het algemeen bestuur stelt de begroting in juli vast (wettelijke termijn) en daarbij ook de (verplichte) gemeentelijke bijdrage voor het basispakket.

De GGD volgt hierbij de indexsystematiek van de gemeente Tilburg. Jaarlijks voorspelt deze gemeente de loon- en prijsstijgingen en corrigeert dan ook voor de werkelijke ontwikkeling in het vorige jaar. Naast deze aanpassing voor nominale ontwikkelingen is er principe geen budgetaanpassing.