Regeling vervallen per 29-09-2023

Verordening raadgevend referendum gemeente Utrecht 2017

Geldend van 14-06-2017 t/m 28-09-2023

Intitulé

Verordening raadgevend referendum gemeente Utrecht 2017

De raad van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 149 Gemeentewet

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING RAADGEVEND REFERENDUM gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop hetreferendum wordt gehouden, overeenkomstig artikel B3 Kieswet, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Utrecht;

  • b.

    raadgevend referendum: volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich op initiatief van een of meerkiesgerechtigden kunnen uitspreken over een door de raad genomen besluit;

  • c.

    centraal stembureau: het hoofdstembureau dat voor de gemeenteraadsverkiezingen wordt ingesteld, treedttevens op als centraal stembureau. De burgemeester is voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel 2 Het raadgevend referendum

  • 1.

    In de in deze verordening omschreven gevallen wordt een raadgevend referendum gehouden, indien na een inleidend verzoek van ten minste duizend kiesgerechtigden ten minste tienduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens kenbaar hebben gemaakt.

Hoofdstuk 2. Voorwerp van het raadgevend referendum

Artikel 3 Voor een raadgevend referendum in aanmerking komende beslissingen

  • 1. Een raadgevend referendum kan worden gehouden over raadsbesluiten.

  • 2. Geen raadgevend referendum kan worden gehouden over:

    • a.

      raadsbesluiten over individuele kwesties, zoals benoemingen, schorsingen kwijtscheldingen of schenkingen;

    • b.

      raadsbesluiten tot vaststelling of wijziging van rechtspositionele regeling;

    • c.

      raadsbesluiten over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers, en hun nabestaanden;

    • d.

      raadsbesluiten over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en rekening;

    • e.

      raadsbesluiten over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      raadsbesluiten tot vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan;

    • g.

      raadsbesluiten in het kader van deze verordening;

    • h.

      raadsbesluiten inzake bezwaar- of beroepsprocedures of rechtsgedingen;

    • i.

      Als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsmede tot het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling als bedoeld in artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • j.

      als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a van de Wet algemene regels herindeling (Arhi);

    • k.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • l.

      waarbij het belang van het referendum naar het oordeel van de raad niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • 3. In een raadsbesluit waarover geen raadgevend referendum kan worden gehouden is in het raadsbesluit de uitzonderingsgrond(en), zoals benoemd in het tweede lid, opgenomen.

Hoofdstuk 3. Inwerkingtreding van voor een raadgevend referendum vatbaar raadsbesluit

Artikel 4 Inwerkingtreding raadsbesluit

  • 1. Een raadsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking, tenzij met het raadsvoorstel tot een andere inwerkingtreding is besloten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt een raadsbesluit waarover een raadgevend referendum kan worden gehouden in werking vijf weken na de dag van bekendmaking.

  • 3. Indien gedurende de termijn, genoemd in het tweede lid, een inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum over een raadsbesluit is toegelaten, treedt het raadsbesluit niet inwerking.

  • 4. Wordt het inleidende verzoek niet gevolgd door een toegelaten definitief verzoek, dan wordt het raadsbesluit opnieuw bekendgemaakt en treedt deze inwerking met ingang van de dag na haar bekendmaking, tenzij met het raadsvoorstel tot een andere inwerkingtreding is besloten.

  • 5. Indien is vastgesteld dat een raadgevend referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een raadsvoorstel ingediend dat strekt tot intrekking van het raadsbesluit of tot regeling van de inwerkingtreding van het raadsbesluit.

  • 6. Indien is vastgesteld dat een raadgevend referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt het raadsbesluit zo spoedig mogelijk opnieuw bekendgemaakt en treedt deze inwerking met ingang van de dag na haar bekendmaking.

Artikel 5 Inwerkingtreding raadsbesluit indien inwerkingtreding geen uitstel kan lijden

  • 1. Indien de inwerkingtreding van een raadsbesluit waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kan onder verwijzing in dat raadsbesluit naar dit artikel de inwerkingtreding in afwijking van artikel 4 worden geregeld, onverminderd de mogelijkheid over het raadsbesluit een raadgevend referendum te houden.

  • 2. Indien over een raadsbesluit als bedoeld in het eerste lid een raadgevend referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een raadsvoorstel wordt ingediend tot het al dan niet intrekken van het raadsbesluit.

Hoofdstuk 4. Het inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum

Artikel 6 De indiening van verzoeken tot het houden van een raadgevend referendum

  • 1. Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

  • 2. Iedere kiesgerechtigde kan bij de voorzitter van het centraal stembureau een verzoek tot het houden van een raadgevend referendum indienen. Het verzoek dient binnen een termijn van drie weken na de publicatie van de besluitenlijst van de gemeenteraad zijn ontvangen.

  • 3. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het tweede lid bedoelde termijn het geval was.

  • 4. Een verzoek, voorzien van een benaming van het raadsbesluit waarop het verzoek betrekking heeft, kan elektronisch worden ingediend. Een elektronisch ingediend verzoek moet minimaal de volgende gegevens bevatten: voornaam, achternaam, adres, woonplaats, geboortedatum. De gemeenteraad kan nadere regels opstellen ten aanzien van elektronisch ingediende verzoeken.

  • 5. Een verzoek kan schriftelijk worden ingediend door het plaatsen van de voornaam, achternaam, adres, woonplaats, geboortedatum en handtekening, op een lijst die is voorzien van een benaming van het raadsbesluit waarop het verzoek betrekking heeft. Als schriftelijke verzoeken gelden ook elektronisch verzamelde lijsten waarbij de voornaam, achternaam, adres, woonplaats, geboortedatum en handtekening gezet zijn.

Artikel 7 De beoordeling van het inleidend verzoek

  • 1. De voorzitter van het centraal stembureau besluit, indien er verzoeken zijn ingediend, binnen een week na afloop van de termijn van drie weken, bedoeld in artikel 6, of het inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum wordt toegelaten.

  • 2. De voorzitter van het centraal stembureau besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal ingediende verzoeken minder bedraagt dan duizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 8, tweede lid, het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan duizend.

  • 3. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 8 Bepaling aantal (geldige) verzoeken

  • 1. De voorzitter van het centraal stembureau stelt, indien er verzoeken zijn ingediend, het aantal ingediende verzoeken vast.

  • 2. Indien er duizend of meer verzoeken zijn ingediend stelt de voorzitter tevens vast:

    • a.

      Het aantal geldige verzoeken;

    • b.

      Het aantal ongeldige verzoeken.

  • 3. Ongeldig zijn die verzoeken die:

    • a.

      Elektronisch zijn ingediend of op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 6, is aangevangen;

    • b.

      Elektronisch zijn ingediend of op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 6, is verstreken;

    • c.

      Niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 6, vijfde lid, op de lijst moeten worden geplaatst;

    • d.

      De gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;

    • e.

      Onjuiste gegevens bevatten;

    • f.

      Afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een raadgevend referendum over hetzelfde raadsbesluit.

  • 4. Afwijkend van lid 2 kan het controleren van de verzoeken worden gestaakt indien:

    • a.

      het aantal geldige verzoeken duizend bedraagt;

    • b.

      het aantal ingediende verzoeken minus het aantal ongeldige verzoeken minder dan duizend bedraagt.

Hoofdstuk 5. Het definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum

Artikel 9 Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek

  • 1. Het definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van dit inleidend verzoek.

  • 2. Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek is toegelaten, kan iedere kiesgerechtigde bij de voorzitter van het centraal stembureau een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen. De verklaring tot ondersteuning dient binnen de termijn van zes weken door de voorzitter te zijn ontvangen.

  • 3. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het tweede lid bedoelde termijn het geval was.

  • 4. Een verklaring tot ondersteuning, voorzien van een benaming van het raadsbesluit waarop het verzoek betrekking heeft, kan elektronisch worden ingediend. Een elektronisch ingediende verklaring tot ondersteuning moet minimaal de volgende gegevens bevatten: voornaam, achternaam, adres, woonplaats, geboortedatum. De gemeenteraad kan nadere regels opstellen ten aanzien van elektronisch ingediende verklaringen tot ondersteuning.

  • 5. Een verklaring tot ondersteuning kan schriftelijk worden ingediend door het plaatsen van de voornaam, achternaam, adres, woonplaats, geboortedatum en handtekening, op een lijst die is voorzien van een benaming van het raadsbesluit waarop het verzoek betrekking heeft. Als schriftelijke verklaringen tot ondersteuning gelden ook elektronisch verzamelde lijsten waarbij de voornaam, achternaam, adres, woonplaats, geboortedatum en handtekening gezet zijn.

Artikel 10 De beoordeling van het definitief verzoek

  • 1. De voorzitter van het centraal stembureau besluit binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 9, of het definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum wordt toegelaten.

  • 2. De voorzitter van het centraal stembureau besluit slechts dat het definitief verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan tienduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 11, tweede lid, het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan tienduizend.

  • 3. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het definitief verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 11 Bepaling aantal (geldige) ondersteuningsverklaringen

  • 1. De voorzitter van het centraal stembureau stelt, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen vast.

  • 2. Indien er tienduizend of meer ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd stelt de voorzitter tevens vast:

    • a.

      Het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;

    • b.

      Het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.

  • 3. Ongeldig zijn die ondersteuningsverklaringen die:

    • a.

      Elektronisch zijn ingediend of op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 9, is aangevangen;

    • b.

      Elektronisch zijn ingediend of op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 9, is verstreken;

    • c.

      Niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 9, vijfde lid, op de lijst moeten worden geplaatst;

    • d.

      De gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;

    • e.

      Onjuiste gegevens bevatten;

    • f.

      Afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een raadgevend referendum over hetzelfde raadsbesluit.

  • 4. De controle van de ondersteuningsverklaringen die niet reeds op grond van artikel 11, derde lid, onder a en b, ongeldig zijn verklaard, geschiedt door middel van een steekproef. De steekproef wordt getrokken uit alle ondersteuningsverklaringen, zowel de elektronisch ingediende, als op een lijst, als één groep, waarbij de kans voor elke ondersteuningsverklaring om deel uit te maken van de steekgroep even groot is.

  • 5. De voorzitter van het centraal stembureau bepaalt de omvang van de steekproef aan de hand van de volgende formule: n= (4147,36 x N) / (4146,36 + N),

    waarbij:

    n = het aantal ondersteuningsverklaringen dat voor een steekproef wordt geselecteerd;

    N = het totaal aantal ondersteuningsverklaringen dat niet op grond van artikel 11, derde lid, onder a en b, ongeldig zijn verklaard.

  • 6. De voorzitter van het centraal stembureau bepaalt op aselecte wijze welke ondersteuningsverklaringen worden gebruikt voor de steekproef.

  • 7. Het aantal in de steekproef aangemerkte ondersteuningsverklaringen wordt uitgedrukt als een percentage van het totaal aantal geverifieerde ondersteuningsverklaringen.

  • 8. Het totaal aantal geldige ondersteuningsverklaringen is het totaal aantal ondersteuningsverklaringen die niet op grond van artikel 11, derde lid, onder a en b, ongeldig zijn verklaard, vermenigvuldigd met het percentage, bedoeld in het zevende lid.

Hoofdstuk 6. De stemming

Artikel 12 Datum raadgevend referendum

  • 1. Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een raadgevend referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na overleg met het college van burgemeester en wethouders, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving in het gemeenteblad.

  • 2. Als dag van stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit.

  • 3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld.

  • 4. Indien binnen de in het tweede lid bedoelde termijn een stemming voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten van Utrecht, het algemene bestuur van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, de gemeenteraad van Utrecht of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander raadgevend referendum op basis van deze verordening, of een raadgevend referendum op basis van de wet raadgevend referendum, wordt als dag van de stemming voor het raadgevend referendum aangewezen de dag van die stemming.

Artikel 13 Vraagstelling

  • 1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor of tegen de aan het raadgevend onderworpen raadsbesluit is, met dien verstande dat de referendumcommissie vaststelt hoe het raadsbesluit wordt aangeduid. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.

  • 2. De vraagstelling wordt aan het adres van de kiesgerechtigden bezorgd.

Artikel 14 Organisatie en uitvoering

  • 1. De voorzitter van het centraal stembureau doet openbare kennisgeving van een besluit tot het houden van een raadgevend referendum.

  • 2. De op de te nemen beslissing betrekking hebbende stukken liggen voor een ieder ter inzage op door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen plaatsen en zijn digitaal raadpleegbaar. In de openbare kennisgeving wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 3. Bij de organisatie en uitvoering van een raadgevend referendum is de Kieswet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Procedure stemming

Een raadgevend referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente Utrecht.

Hoofdstuk 7 Advisering en toezicht; de Referendumcommissie

Artikel 16 Referendumcommissie

  • 1. Er is een commissie van advies en toezicht, genaamd 'de Referendumcommissie', hierna verder aan te duiden als 'de commissie'.

  • 2. De commissie bestaat uit drie leden die uit hun midden een voorzitter aanwijzen. Zij worden voor een periode van vier jaar door de raad benoemd en kunnen terstond worden herbenoemd. De leden moeten een aantoonbare belangstelling hebben voor het functioneren van de stad Utrecht. Er kunnen plaatsvervangende leden worden benoemd.

  • 3. De burgemeester, wethouders, raadsleden en ambtenaren van de gemeente Utrecht zijn van lidmaatschap van de commissie uitgesloten.

  • 4. De commissieleden ontvangen een vergoeding.

  • 5. De voorzitter en leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen; degene die aftreden of ontslag nemen blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien maximaal 6 maanden uiterlijk na de datum van ontslagname. Zij zijn nog dertig dagen nadat in hun opvolging is voorzien bevoegd om aan de behandeling van ten tijde van hun aftreden of ontslag lopende zaken deel te nemen.

  • 6. Het secretariaat van de commissie wordt vervuld door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar, hierna te noemen de secretaris. Deze staat bij vervulling van die taak onder leiding van de voorzitter van de commissie.

Artikel 17 Taken referendumcommissie

  • 1. De commissie heeft tot taak gevraagd en ongevraagd de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad te adviseren over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. De commissie stelt vast:

    • a.

      de dag van stemming als bedoeld in artikel 12;

    • b.

      de vraagstelling als bedoeld in artikel 13.

  • 3. De commissie adviseert in alle gevallen omtrent de verzoeken aangaande het inleidend verzoek en de ondersteuningsverklaringen aangaande het definitief verzoek en de steekproef voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 4. De commissie houdt toezicht op de uitgaven die zijn gemoeid met de campagnes die worden gehouden voor een raadgevend referendum.

  • 5. De commissie is belast met de afdoening van klachten over de gemeentelijke voorlichting en de wijze waarop campagne gevoerd wordt in het kader van het raadgevend referendum. De commissie toetst daarbij de gemeentelijke voorlichting aan de eisen van objectiviteit en de campagnevoering aan de eisen van fair play.

  • 6. De burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en/of de raad kunnen te allen tijde een adviesvraag voorleggen aan de commissie, aangaande de uitleg van bepalingen uit de verordening raadgevend referendum.

Artikel 18 Vergadering en advies

  • 1. De commissie vergadert niet openbaar.

  • 2. Een advies van de commissie is openbaar, tenzij het openbaar belang zich verzet tegen openbaarmaking of een particulier onevenredig zou worden bevoordeeld of geschaad.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen aan de commissie de voor de advisering van de zaak benodigde stukken onverwijld ter beschikking.

Artikel 19 Interventie referendumcommissie

  • 1. Voorafgaand aan en ten tijde van het raadgevend referendum, is de commissie bevoegd, in het geval dat de ernst van een ingediende klacht dit noodzakelijk maakt, direct te besluiten, dat de gedraging of de publicatie waarop de klacht betrekking heeft, behoort te worden gestaakt.

  • 2. De commissie kan voor haar onderzoek alle informatie die zij nodig acht opvragen bij burgemeester en wethouders, de raad en de overige partijen die zich bezighouden met het raadgevend referendum. Zij verlenen de commissie terstond iedere medewerking zodat een zorgvuldige voortgang van het proces rond het raadgevend referendum door de commissie kan worden bewaakt.

Hoofdstuk 8 Straf -en slotbepalingen

Artikel 20 Strafsanctie

De strafbepalingen uit de Kieswet zijn onverkort van toepassing op deze verordening met dien verstande dat de maximale straf bestaat uit hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 21 Overgangsbepaling

  • 1. Ten aanzien van een raadgevend referendum waarvan voor de inwerkingtreding van deze verordening is komen vast te staan dat het zal worden gehouden, blijven de tot dan toe geldende rechtsregels van kracht.

  • 2. De leden van de Referendumcommissie op grond van de Referendumverordening gemeente Utrecht worden geacht te zijn benoemd in de Referendumcommissie op grond van deze verordening, zulks voor de zittingsperiode zoals in hun benoemingbesluit is aangegeven.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking.

  • 2. Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Referendumverordening gemeente Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2011, nr. 46) ingetrokken.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening raadgevend referendum gemeente Utrecht 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 1 juni 2017
De griffier, mr. M. van Hall CMC
De burgemeester, mr. J.H.C. van Zanen