Financiële Verordening Vervoerregio Amsterdam

Geldend van 29-07-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële Verordening Vervoerregio Amsterdam

Titel 1. Definities

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de organisatie van de Vervoerregio Amsterdam die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het Dagelijks Bestuur heeft;

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de Vervoerregio Amsterdam en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • c.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

  • d.

    financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen rechten van de Vervoerregio Amsterdam;

  • e.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder verordeningen van de Regioraad;

  • f.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Inrichting financiële documenten

  • 1. De Regioraad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de raadsperiode vast.

  • 2. De Regioraad stelt op voorstel van het Dagelijks Bestuur per programma relevante indicatoren vast voor het meten en afleggen van verantwoording over de door de Vervoerregio geleverde goederen en diensten en de doelstellingen van het beleid.

  • 3. De begroting, de tussentijdse rapportage en de Jaarstukken bestaan uit een programmadeel, een deel met de verplichte paragrafen en een financieel deel.

  • 4. In het financieel deel van de onder lid 3 genoemde documenten neemt het Dagelijks Bestuur op een overzicht van:

    • -

      De baten en lasten per programma voor resultaatbestemming

    • -

      De resultaatbestemming naar programma uitgesplitst

    • -

      De algemene dekkingsmiddelen en de daarmee gefinancierde programma’s

    • -

      De specifieke programma-overschrijdende uitkeringen en de daarmee gefinancierde programma’s

    • -

      De financiële positie waarin tenminste is opgenomen een overzicht van:

      • *

        de reserves van de Vervoerregio voor en na resultaatbestemming

      • *

        de nog niet bestede vooruitontvangen middelen

      • *

        de investeringen

      • *

        de verstrekte leningen, waarborgen en garanties

  • 5. De in het Besluit Begroting en Verantwoording voorgeschreven meerjarenraming wordt opgesteld voor een langere periode dan wettelijk voorgeschreven drie jaren en beslaat tenminste de lopende en komende bestuursperiode.

Artikel 3 Planning en controlcyclus

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stuurt de ontwerp begroting naar de Regioraad en het college van de deelnemende gemeenten van de Vervoerregio Amsterdam zes weken voordat de ontwerp begroting in de Regioraad wordt behandeld.

  • 2. De Regioraad stelt de begroting voor het komende jaar vast voor 1 juli van het lopende jaar.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur neemt in de begroting het werkplan, de tussentijdse rapportage en de jaarstukkken een overzicht op met daarin de data voor het vaststellen door de raad van de begroting, het werkplan, de tussentijdse rapportage en de jaarstukken.

Artikel 4 Werkplan

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt als uitwerking van de voor 1 juli vastgestelde begroting een Werkplan op waarin per programma wordt opgenomen de doelstellingen van het beleid, welke activiteiten en producten worden uitgevoerd om de doelstellingen van de programma´s te realiseren en de hiervoor begrote middelen.

  • 2. De Regioraad stelt de te realiseren doelstellingen en de daarvoor beschikbaar gestelde middelen van het Werkplan vast en neemt kennis de activiteiten en producten die het Dagelijks Bestuur uitvoert om de doelstellingen te realiseren.

  • 3. Om redenen van doelmatigheid kan het Werkplan uit meerdere delen bestaan. In dat geval geeft het Dagelijks Bestuur in elk van de onderdelen een overzicht van de onderdelen van het Werkplan en de relatie tussen deze onderdelen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en begrotingswijzigingen

  • 1. De Regioraad autoriseert met het vaststellen van de begroting of een begrotingswijziging de totale lasten en de totale baten per programma, de investeringen en het overzicht van de algemene en specifieke dekkingsmiddelen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat een begrotingswijziging die leidt tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage tenminste zes weken voor aanbieding aan de Regioraad naar de gemeenten wordt gestuurd. Het Dagelijks Bestuur ziet er op toe dat er geen financiële handelingen worden verricht die vooruitlopen op een verhoging van de gemeentelijke bijdrage.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur informeert de Regioraad tussentijds over de uitvoering van de begroting.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt in elk geval een tussentijdse rapportage op die in het najaar aan de Regioraad wordt aangeboden.

  • 3. De tussentijdse rapportage gaat in op afwijkingen in baten en lasten, op de geleverde goederen en diensten alsmede op de voortgang in de bijdrage aan derden. Indien daar aanleiding toe is wordt ook aandacht besteed aan de doelstellingen van beleid en de maatschappelijke effecten.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1. Het Dagelijks Bestuur legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het Dagelijks Bestuur aan:

    • -

      in welke mate de doelstelling van het beleid zijn bereikt;

    • -

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • -

      welke kosten hiervoor gemaakt zijn.

  • 2. De Regioraad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de doelstellingen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 3. Financiële positie

Artikel 8 Nota reserves en vooruitontvangen middelen

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt voor elke bestuursperiode een nota reserves en vooruitontvangen middelen op waarin voor alle reserves en vooruitontvangen middelen wordt toegelicht op welke wijze het beheer is geregeld.

  • 2. Reserves worden uitsluitend bij besluit van de Regioraad ingesteld.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd per programma een onderverdeling te maken van de voor het betreffende programma beschikbare vooruitontvangen middelen.

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat in de uiteenzetting van de financiële positie algemeen aanvaarde richtlijnen voor waardering en afschrijving van vaste activa worden gehanteerd. Bij elk investeringskrediet wordt de afschrijvingstermijn van het krediet bepaald.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen en schulden van de Vervoerregio.

Artikel 10 Uitgangspunten Financieringsfunctie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt bij de uitoefening van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de Regioraad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur werkt de meerjarenraming in de begroting uit tot een liquiditeitenplanning die gelijktijdig met het Werkplan aan de Regioraad wordt aangeboden. De liquiditeitenplanning beslaat een periode die tenminste gelijk is aan de lopende en eerstkomende bestuursperiode.

Artikel 11 Wettelijk kader Financieringsfunctie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur ziet erop toe dat aan de wettelijke eisen met betrekking tot de financieringsfunctie wordt voldaan.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur licht in de paragraaf Financiering van de begroting en jaarrekening toe op welke wijze zij het wettelijk kader vertaalt in instrumenten die worden gehanteerd in de financieringsfunctie.

Artikel 12 Financiering van Publieke taken

  • 1. Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van een publieke taak.

  • 2. Een publieke taak wordt vastgesteld met een afzonderlijk besluit van de Regioraad.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het Dagelijks Bestuur indien mogelijk zekerheden. Het Dagelijks Bestuur motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Artikel 13 Organisatie van de financieringsfunctie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt bij de uitvoering van de financieringsfunctie voor een adequate functiescheiding tussen degenen die gemachtigd worden tot het uitzetten of opnemen van middelen en de functionarissen die de transacties registreren.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur ziet erop toe dat elke af te sluiten financiële transactie door twee functionarissen geautoriseerd wordt.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur ziet er op toe dat:

    • -

      alle opdrachtbevestigingen en

    • -

      alle transacties die leiden tot een verandering in de omvang van de uitgezette of opgenomen middelen

    • -

      alle betalingen en ontvangsten uit hoofde van de financieringsfunctie

    direct in de financiële administratie worden vastgelegd zonder welke tussenkomst dan ook van degenen die bevoegd zijn tot autorisatie.

Titel 4. Paragrafen

Artikel 14 Gemeentelijke bijdrage

  • 1. Het Dagelijks Bestuur biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een notitie aan met een prognose van de gemeentelijke bijdrage.

  • 2. In de notitie met de prognose gemeentelijke bijdrage noemt het Dagelijks Bestuur de programma’s die met de gemeentelijke bijdrage worden gefinancierd en de programma’s die met middelen van derden worden gefinancierd. Indien voor een programma meerdere dekkingsbronnen in aanmerking komen, geeft het Dagelijks Bestuur aan welke verhouding tussen deze financieringsbronnen beoogd wordt.

Artikel 15 Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken aan de risico’s van materieel belang, de omvang van deze risico’s en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen.

  • 2. De risico’s, de geschatte omvang en de inschatting van de kans dat de risico’s zich voordoen wordt per programma of groep van gelijksoortige programma’s opgesteld.

  • 3. In de paragraaf weerstandsvermogen wordt toegelicht welke middelen beschikbaar zijn of gehouden moeten worden om de risico’s af te dekken.

Artikel 16 Financiering

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • -

      de kasgeldlimiet;

    • -

      de renterisico norm;

    • -

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte;

    • -

      de rentevisie en

    • -

      de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie

    • -

      de ingezette financiële instrumenten en de daaraan verbonden risico’s.

Artikel 17 Bedrijfsvoering

  • 1. De paragraaf bedrijfsvoering in de begroting noemt de beleidsuitgangspunten die gelden voor de ondersteunende functies van de programma’s.

  • 2. In de paragraaf Bedrijfsvoering neemt het Dagelijks Bestuur in elk geval op:

    • -

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten

    • -

      de kosten van inhuur van derden

    • -

      de huisvestingskosten

    • -

      de automatiseringskosten

    en de beleidsuitgangspunten met betrekking tot deze onderwerpen.

Artikel 18 Verbonden partijen

  • 1. In de paragraaf verbonden partijen neemt het Dagelijks Bestuur voor elke verbonden partij in elk geval op:

    • -

      de naam en vestigingsplaats

    • -

      het financieel belang van de Vervoerregio

    • -

      de zeggenschap van de Vervoerregio

    • -

      het publiek belang dat wordt gediend met de deelname van de Vervoerregio.

Artikel 19 Grondbeleid

  • 1. De Vervoerregio heeft geen gronden in eigendom.

Artikel 20 Verstrekking subsidies

  • 1. Bij elk programma in de begroting en jaarrekening wordt aandacht besteed aan het kader waarbinnen subsidieverlening door de Vervoerregio Amsterdam plaatsvindt.

  • 2. Subsidieverordeningen worden vastgesteld door de Regioraad.

Titel 5. Financiële organisatie en administratie

Artikel 21 Financiële organisatie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur legt in een besluit vast:

    • -

      een eenduidige indeling van de organisatie van de Vervoerregio en een eenduidig toewijzing van de taken aan de afdelingen;

    • -

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleid- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • -

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt nadere regels voor de ambtelijke organisatie die een rechtmatige en doelmatige en doeltreffende uitvoering van de begroting beogen.

Artikel 22 Interne controle

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor interne toetsing ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties en de informatieverstrekking hierover.

  • 2. De interne toetsing is er mede op gericht bij te dragen aan een betere beheersing van de risico’s die genoemd worden in de paragraaf weerstandvermogen van de begroting en jaarrekening.

Artikel 23 Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • -

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de organisatie als geheel en in de afdelingen van de Vervoerregio Amsterdam;

    • -

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, contracten en schulden, enzovoorts;

    • -

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • -

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • -

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • -

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Titel 6. Slotbepalingen

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 15 maart 2012.

Artikel 25 Citeertitel

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële Verordening Vervoerregio Amsterdam”.

Toelichting

Inleiding

Bij wet van 2 juli 2003 is bepaald dat artikel 212 van de Gemeentewet over financieel beleid en beheer ook van toepassing is op de stadsregio’s. Er zijn een aantal redenen om de op 13 december 2005 door de regioraad vastgestelde Financiële verordening Stadsregio Amsterdam te herzien.

In artikel 212 lid 2c is bepaald dat in de Financiële verordening regels, richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie opgenomen worden. Dat is destijds uitgewerkt in een treasurystatuut dat de Regioraad op 18 december 2001 heeft vastgesteld. Het Treasurystatuut moet aangepast worden aan de huidige wettelijke regelingen die inmiddels veel uitgebreider zijn dan destijds bij het vaststellen van het Treasurystatuut. het geval was. Doordat de wettelijke regelingen veel uitgebreider zijn is een apart Treasurystatuut niet nodig. De regels over de financieringsfunctie kunnen opgenomen worden in de financiële verordening. Deze oplossing wordt ook door gemeenten gekozen en is nu ook voor de Vervoerregio overgenomen.

De tweede reden is dat de opvattingen over het karakter van de Financiële Verordening zijn gewijzigd. Door de regels meer te richten op resultaten en minder op procedurele aspecten kan de Financiële Verordening leesbaarder en korter worden. De Vereniging van Nederlandse gemeenten heeft daarom dan ook een korte en uitgebreide modelverordening opgesteld met keuzemogelijkheden. Voor het opstellen van de Financiële Verordening van de Vervoerregio is gebruik gemaakt van de modelverordeningen van de VNG.

In de voorliggende financiële verordening wordt de verdeling van taken en bevoegdheden tussen Regioraad en Dagelijks Bestuur uitgewerkt. Het eerste deel van de verordening geeft regels over de begroting en verantwoording over de uitvoering van de begroting.

In het tweede deel staan de regels over de financiële positie en in het derde deel zijn de regels over de verplicht voorgeschreven paragrafen opgenomen. Deel twee en drie bepalen het beleidskader waarbinnen het Dagelijks Bestuur de begroting moet uitvoeren.

Het vierde deel geeft het Dagelijks Bestuur opdracht de ambtelijke organisatie zo in te richten dat een goede uitvoering van de begroting gewaarborgd wordt.

Titel 2 Begroting en verantwoording

Gemeenten stellen de begroting voor het komende jaar vast in het najaar van het lopende jaar. De Vervoerregio Amsterdam is wettelijk verplicht de begroting voor 1 juli op te stellen zodat gemeenten tijdig weten wat de hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de Vervoerregio Amsterdam zal zijn. Bovendien schrijft de Wet gemeenschappelijke regelingen voor dat de ontwerp begroting van de Vervoerregio Amsterdam zes weken voor toezending aan de Regioraad naar de gemeenten gestuurd moet worden. De ontwerpbegroting van de Vervoerregio Amsterdam moet daardoor begin april door het Dagelijks Bestuur vastgesteld zijn. Eind maart moet de ontwerpbegroting daarom ambtelijk afgerond zijn. Dit relatief vroege tijdstip van begrotingsopstelling maakt het ondoenlijk in de begroting een uitgewerkt antwoord te geven op de ‘Wat gaan we ervoor doen’ vraag. Deze vraag wordt in de begroting vervangen door de vraag “Wat verwachten we voor het komende jaar”. Bij de beantwoording van deze vraag wordt in elk geval ingegaan op het reguliere takenpakket, op ontwikkelingen in de regelgeving en mogelijke knelpunten in de uitvoering van de taken. Bij mogelijke knelpunten gaat het in de eerste plaats om de voortgang in de uitvoering van activiteiten die de Vervoerregio Amsterdam subsidieert maar ook knelpunten in de ambtelijke capaciteit horen bij de beantwoording van deze vraag.

De vraag ‘Wat gaan we ervoor doen’ wordt dus na vaststelling van de begroting door de regioraad beantwoord. In deze verordening is bepaald dat het Dagelijks Bestuur voor aanvang van het begrotingsjaar een Werkplanplan opstelt dat een antwoord geeft op de ‘Wat gaan we ervoor doen’ vraag in de begroting. Het Werkplan wordt onderbouwd met een productenraming en capaciteitsplanning die het Dagelijks Bestuur opstelt.

Het Werkplan bestaat uit meerdere delen. Er is een deel dat betrekking heeft op de programma’s die met gemeentelijke middelen gefinancierd worden. Voor de met de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer gefinancierde programma’s wordt elk jaar het Uitvoeringsprogramma RVVP opgesteld terwijl voor het programma Jeugdzorg het Uitvoeringsprogramma jeugdzorg wordt opgesteld.

Door het Werkplan uit meerdere onderdelen te laten bestaan kunnen deze documenten meervoudig gebruikt worden. Zo is het Uitvoeringsprogramma RVVP een onderdeel van het Werkplan maar ook het jaarprogramma van het Regionaal Verkeer en Vervoerplan van de Vervoerregio Amsterdam. Het Uitvoeringsprogramma RVVP is ook het Bestedingsplan BDU dat de Vervoerregio elk jaar naar het ministerie van Infrastructuur en Milieu moet sturen.

Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat de relatie tussen de delen van het Werkplan en de relatie met de begroting toegelicht wordt in elk van deze stukken.

Voor een goede uitvoering van de begroting kan het noodzakelijk zijn dat het Dagelijks Bestuur vooruitloopt op een begrotingswijziging. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer hogere uitgaven voor een bepaald programma direct het gevolg zijn van hogere inkomsten en de hogere uitgaven geen beleidswijziging tot gevolg hebben. Vooruitlopen op een begrotingswijziging die een hogere gemeentelijke bijdrage tot gevolg heeft wordt echter met artikel 5 lid 2 uitdrukkelijk niet toegestaan.

Titel 3. Financiële positie

De kapitaalgoederen van de Vervoerregio Amsterdam beperkt tot kantoormeubilair en automatiseringsapparatuur. De huisvesting is gehuurd. Op afzienbare termijn zijn hierin geen grote veranderingen te verwachten.

Het belangrijkste onderdeel van de financiële positie betreft de financieringsfunctie. De Vervoerregio ontvangt jaarlijks de Brede Doel Uitkering verkeer en vervoer. De wet op de BDU maakt het mogelijk te sparen voor grote investeringen. Daardoor kunnen er tijdelijk nog niet benodigde middelen zijn die in latere jaren tot uitgaven komen. Dat maakt een goede liquiditeitenplanning en een goed beheer van de liquide middelen noodzakelijk. De uitgangspunten voor het financieringsbeleid zijn opgenoemd in artikel 10 tot en met 13.

De wettelijke bepalingen zijn niet herhaald in deze artikelen. Per 1 januari 2012 gaat met name om de wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO), het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO), de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden en de Regeling (UFDO)Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO). De wettelijke regels kennen een tweetal duidelijke uitgangspunten:

  • *

    Bankieren, dat wil zeggen geld lenen om dit voor een hoger rendement uit te lenen, is uitdrukkelijk verboden.

  • *

    Geld uitlenen mag alleen instellingen die een publieke taak uitoefenen. En de Regioraad bepaalt wat een publieke taak is.

Het wettelijk kader beoogt een aantal specifieke risico’s in de financieringsfunctie met dwingende bepalingen en normen te beperken:

  • *

    Valutarisico’s: Uitzettingen en opnames mogen uitsluitend in Euro’s plaatsvinden. Daarmee kunnen er geen valutarisico’s ontstaan.

  • *

    Kredietrisico’s: Minimaal A rating voor uitzettingen van maximaal 3 maanden en AA rating voor uitzettingen vanaf 3 maanden. Met deze eisen wordt het risico dat de Vervoerregio de uitgezette middelen niet terug ontvangt, beperkt.

  • *

    Koersrisico’s: Koersrisico’s ontstaan doordat de actuele rente afwijkt van de vaste rente die is overeengekomen. Bijvoorbeeld een uitzetting van € 100 met een vaste rente van 3% zal bij een marktrente van 6% een koers van 50 hebben en dus € 50 waard zijn omdat alleen dan de renteopbrengst gelijk is (100 tegen 3% = 30 = 50 tegen 6% ). Koersrisico’s kunnen zich voordoen tijdens de looptijd maar bij einde looptijd zal het nominale bedrag ontvangen worden. Met een goede liquiditeitenplanning kan tussentijdse opname van uitgezette gelden en daarmee koersrisico voorkomen worden.

  • *

    Renterisico’s: In de wettelijke regelgeving zijn er twee normen die beogen de renterisico’s bij het aangaan van leningen te beperken: de kasgeldnorm en de renterisiconorm. Renterisico’s ontstaan wanneer aan het einde van de looptijd van leningen de rente voor de nieuwe lening aanzienlijk hoger is dan de rente van de oude lening. De kasgeldnorm stelt daarom een maximum aan de kortlopende leningen die afgesloten mogen worden en de renterisiconorm stelt een grens aan langlopende leningen. Omdat de Vervoerregio geen financieringstekorten kent die met leningen aangevuld worden maar tijdelijk niet benodigde middelen uitzet zijn deze wettelijke normen niet direct van belang.

Titel 4. Paragrafen

In dit deel van de verordening is toegelicht welke informatie opgenomen wordt bij de in het besluit Begroting en Verantwoording voorgeschreven paragrafen.

De Vervoerregio Amsterdam kent geen lokale heffingen zoals gemeenten of provincies. Er wordt slechts één bijdrage van de deelnemende gemeenten gevraagd, de gemeentelijke bijdrage uitgedrukt in een bedrag per inwoner. Over deze bijdrage is in artikel 13 is bepaald dat het Dagelijks Bestuur een meerjarenraming voor de gemeentelijke bijdrage opstelt. Deze meerjarenraming wordt hoofdzakelijk bepaald door de ontwikkeling in het takenpakket van de Vervoerregio.

In financieel opzicht de belangrijkste taak van de Vervoerregio is het verstrekken van subsidies. Het risico dat de Vervoerregio bij het uitvoeren van deze taak loopt is beperkt. Een aparte nota over risicobeheersing en weerstandsvermogen is daarom niet nodig. De begroting en jaarrekening geven in de wettelijk verplichte paragraaf weerstandsvermogen per programma een toelichting op de risico’s die de Vervoerregio loopt die waar mogelijk gekwantificeerd worden. De toelichting in deze paragrafen zal het vertrekpunt zijn voor de interne controle die het Dagelijks Bestuur laat uitvoeren zoals opgenomen in artikel.

Het belang van de financieringsfunctie komt terug in de onderwerpen waarover het Dagelijks Bestuur moet rapporteren in de paragraaf over de financiering.

Artikel 17 bepaalt dat in de paragraaf bedrijfsvoering informatie over de personele capaciteit wordt opgenomen met een uitsplitsing naar personeel in eigen dienst en van derden ingehuurd personeel. Op deze wijze krijgt de Regioraad inzicht in een belangrijke structurele begrotingspost en de beschikbare personele capaciteit voor het uitvoeren van de taken van de Vervoerregio.

Titel 5. Financiële organisatie en administratie

Met het artikel over de financiële organisatie krijgt het Dagelijks Bestuur de opdracht een ambtelijke organisatie in te richten die bijdraagt aan een doelmatig en rechtmatig begrotingsbeheer.

Bij het opstellen van het jaarlijkse plan voor interne toetsing wordt de paragraaf weerstandsvermogen in de begroting en jaarrekening als vertrekpunt genomen. Een belangrijk aandachtpunt bij interne toetsing is het opstellen van aanbevelingen om tot een betere beheersing van de uitvoering van de begroting te komen en daarmee risico’s te beperken.

Administraties zijn niet in zichzelf gekeerde systemen maar moeten dienstbaar zijn aan het bestuur en beheer van de organisatie. Dat is de opdracht in het laatste artikel van dit onderdeel.