Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000

Geldend van 29-07-2017 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet BDU Verkeer en Vervoer;

  • b.

    het besluit: het Besluit BDU Verkeer en Vervoer;

  • c.

    Rijksbijdrage: de bijdrage van de minister op grond van de Wet BDU Verkeer en Vervoer en het besluit BDU Verkeer en Vervoer, alsmede overige bedragen die door de Minister worden verstrekt ten behoeve van de exploitatie van het openbaar vervoer;

  • d.

    de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • e.

    de Vervoerregio Amsterdam: het regionaal openbaar lichaam (Wgr-plus regio) op grond van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • f.

    de Regioraad; het algemeen bestuur van de Vervoerregio Amsterdam;

  • g.

    het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam;

  • h.

    concessie: het recht om met uitsluiting van anderen Openbaar Vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak (artikel 1 onder L.WP 2000);

  • i.

    concessiehouder: de vergunninghoudende vervoerder aan wie de Concessie is verleend;

  • j.

    concessieverlener: Gedeputeerde Staten, het College van Burgemeester en Wethouders of het Dagelijks Bestuur van een plusregio dat ingevolge artikel 20 van de WP 2000 bevoegd gezag is om de Concessie te verlenen. In het kader van voorliggende subsidieverordening wordt met Concessieverlener het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam bedoeld;

  • k.

    het Programma van Eisen: het/de programma(‘s) van eisen voor de exploitatie van het openbaar vervoer in het gebied van de Vervoerregio Amsterdam, dan wel voor de exploitatie van het openbaar vervoer in de onderscheiden concessiegebieden, zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur;

  • l.

    concessiegebied: het gebied/de gebieden zoals vastgesteld door de Regioraad bij besluit van 26 juni 2001 (nr. 01/14) en nader gepreciseerd in de concessies en de bijbehorende Programma’s van Eisen voor de exploitatie van het openbaar vervoer in het gebied van de Vervoerregio Amsterdam, dan wel voor de exploitatie van het openbaar vervoer in de onderscheiden concessiegebieden, zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur;

  • m.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • n.

    Sociale Veiligheidsbijdragen: bijdragen exclusief voor sociale veiligheid, die niet in samenhang met of op grond van de Rijksbijdrage(n), zoals bedoeld onder c., worden verstrekt;

  • o.

    informatieprofiel: het door de Vervoerregio Amsterdam op te stellen profiel voor de door de concessiehouder te verstrekken informatie;

  • p.

    OV-chipkaartsysteem: onder meer, maar niet uitsluitend: de OV-chipkaart (contactloze geheugenkaart die functioneert als oplaadbaar betaalmiddel en die als vervoerbewijs toegang geeft tot het Openbaar Vervoer in Nederland), de “poortjes”, de kaartleesapparatuur, de verkoopapparatuur, de oplaadapparatuur en het verwerkingssysteem;

  • q.

    businesscase: een bij de aanvraag om subsidie behorend overzicht van (verwachte) baten en lasten bij de Concessiehouder in verband met de invoering van het OV-chipkaartsysteem;

  • r.

    implementatieplan: een door de Concessiehouder opgesteld plan waarin de wijze waarop de invoering van de OV-chipkaart in het desbetreffende concessiegebied zal plaatsvinden, is beschreven;

  • s.

    WP 2000: de Wet Personenvervoer 2000;

  • t.

    uitkering: een brede doeluitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid of artikel 3, eerste lid van de wet;

  • u.

    verkeer- en vervoerbeleid: het samenstel van maatregelen gericht op aanleg, verbetering van de functionaliteit en op de instandhouding van de gebruiksfunctie van onroerende voorzieningen ten behoeve van het vervoer van personen en goederen, op exploitatie van openbaar en daarmee gelijkgesteld vervoer als bedoeld in de WP 2000, op verkeersveiligheid en op de overige maatregelen gericht op beïnvloeden van de keuze van een vervoermodaliteit.

Artikel 2.1 Bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 22 van de WP 2000 bevoegd tot het verstrekken van subsidies voor de in een concessie omschreven verplichtingen. Deze verplichtingen houden onder meer in het verrichten van openbaar vervoer, het verzorgen van de sociale veiligheid, het beheer en onderhoud, het invoeren van een OV-chipkaartsysteem en al datgene waartoe de concessiehouder ingevolge besluiten van het Dagelijks Bestuur wordt verplicht uit te voeren.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3, lid 2, sub a van de Wet bevoegd om een gedeelte van de uitkering te verstrekken aan een gemeente die deel uitmaakt van de Vervoerregio Amsterdam ten behoeve van de kosten van uitvoering van het gemeentelijke verkeer- en vervoerbeleid.

  • 3. Titel 4.2 Awb is van toepassing op de subsidies, die worden verleend op grond van deze Verordening. Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op subsidies die per boekjaar worden verstrekt.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor het totale bedrag dat beschikbaar is voor de subsidies voor de concessie(s), resp. concessiegebied(en), dan wel voor de concessiehouder(s), dan wel de onderscheiden vervoermodaliteit(en) binnen een concessie, resp. een concessiegebied. Dit subsidieplafond is ten hoogste gelijk aan de Rijksbijdrage voor dat jaar.

  • 2. In afwijking van lid 1 stelt het Dagelijks Bestuur een subsidieplafond vast voor het totale bedrag dat beschikbaar is voor de subsidie in verband met de invoering van het OV-chipkaartsysteem voor de concessiehouders.

Artikel 2.3 Verdelen van subsidie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan de subsidie verdelen over de concessie(s), resp. concessiegebied(en) of over de betreffende concessiehouder(s), dan wel de onderscheiden vervoermodaliteit(en) binnen een concessie, resp. een concessiegebied.

Artikel 3.1 De aanvraag voor een subsidieverlening

  • 1. Een definitieve en volledige aanvraag voor een subsidieverlening- beschikking moet uiterlijk per 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt verleend bij het Dagelijks Bestuur worden ingediend.

  • 2. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de definitieve en volledige aanvraag in verband met de invoering van het OV-chipkaartsysteem uiterlijk op [datum] bij het Dagelijks Bestuur ingediend.

Artikel 3.2 Verstrekking gegevens

  • 1. Bij de definitieve en volledige aanvraag kan het Dagelijks Bestuur vragen tenminste volgende gegevens over te leggen:

    • -

      de vergunning (art. 4 WP 2000)

    • -

      de concessie (art.1 onder L. WP 2000)

  • 2. In aanvulling op de in lid 1 genoemde gegevens dient de aanvrager ten behoeve van de invoering van het OV-chipkaartsysteem in ieder geval de volgende gegevens te overleggen:

    • -

      een businesscase

    • -

      een implementatieplan

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is te allen tijde bevoegd nadere gegevens te verlangen.

Artikel 3.3 Beslistermijn

  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag voor de subsidie binnen tien weken na de dag waarop de aanvraag definitief en volledig is ontvangen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan zijn beslissing voor ten hoogste twintig weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De artikelen 4:5 en 4:15 Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.4 Weigering van de subsidie

  • 1. De aanvraag voor een subsidiebeschikking kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gronden, worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager niet beschikt over een vergunning in de zin van artikel 4 van de WP 2000;

    • b.

      de aanvrager niet beschikt over een concessie in de zin van artikel 1 sub l van de WP 2000;

    • c.

      de aanvraag niet voldoet aan het Programma van Eisen dat door het Dagelijks Bestuur wordt vastgesteld;

    • d.

      de aanvrager reeds uit anderen hoofde een bijdrage heeft ontvangen voor dezelfde activiteiten, als waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • e.

      het bepaalde bij of krachtens de Wet of het Besluit of de WP 2000 zich daartegen verzet;

    • f.

      de aanvrager niet op een behoorlijke, deugdelijke en transparante wijze, een financiële onderbouwing kan verstrekken omtrent de te verrichten activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Naast de gronden genoemd in het eerste lid, kan de aanvraag voor een subsidieverleningbeschikking ten behoeve van de invoering van het OV-chipkaartsysteem worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager niet voor de in artikel 3.1, derde lid, genoemde datum een volledige aanvraag heeft ingediend;

    • b.

      de concessie is vervallen, ingetrokken dan wel redelijkerwijze aannemelijk is dat binnen een periode van drie maanden na het moment van subsidieverlening de concessie vervallen zal zijn of ingetrokken zal worden;

    • c.

      de kosten waarvoor de subsidie wordt gevraagd niet (voldoende) zijn onderbouwd in een businesscase en in een vooraf goedgekeurd implementatieplan.

Artikel 4.1 Verlenen van subsidie

  • 1. Voorafgaande aan het vaststellen van de subsidie wordt een beschikking tot het verlenen van subsidie gegeven. De subsidie wordt per kalenderjaar, danwel dienstregelingjaar verleend, tenzij die bijdrage wordt verleend voor de invoering van het OV-chipkaartsysteem.

  • 2. Indien de Rijksbijdrage op enig moment wordt aangepast, wordt de subsidie per het resterende tijdvak tot het einde van het betreffende kalenderjaar verleend.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde, geldt niet voor de verlening van subsidie in verband met de invoering van het OV-chipkaartsysteem.

Artikel 4.2 Omschrijving gesubsidieerde activiteiten

  • 1. De subsidie kan, onder meer, worden verleend voor de volgende activiteiten:

    • -

      het verzorgen van het openbaar vervoer binnen het concessiegebied;

    • -

      het zorgdragen voor de sociale veiligheid;

    • -

      het opstellen van een noodplan;

    • -

      het verzorgen van informatie en een telematicasysteem;

    • -

      het bevorderen van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • -

      het verzorgen van het beheer en onderhoud van de railinfrastructuur;

    • -

      het invoeren van een OV-chipkaartsysteem.

  • 2. De onder 1 genoemde omschrijving kan door het Dagelijks Bestuur bij de subsidieverleningbeschikking worden uitgewerkt.

Artikel 4.3 Subsidieovereenkomsten

  • 1. Naast de voorschriften die in deze Verordening of in de subsidiebeschikking zijn vermeld, kunnen op de voet van artikel 4:36 Awb met de subsidieontvanger uitvoeringsovereenkomsten worden gesloten. De Regioraad machtigt hierbij het Dagelijks Bestuur om namens de Vervoerregio Amsterdam dergelijke overeenkomsten aan te gaan.

  • 2. In deze uitvoeringsovereenkomsten kunnen de volgende verplichtingen tot het uitvoeren van de volgende activiteiten in ieder geval worden opgenomen:

    • -

      de verplichting tot het exploiteren van het openbaar vervoer binnen het concessiegebied;

    • -

      de verplichting tot het zorgdragen voor de sociale veiligheid;

    • -

      de verplichting tot het opstellen van een noodplan;

    • -

      de verplichting tot het verzorgen van informatie en een telematicasysteem;

    • -

      de verplichting tot het bevorderen van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • -

      de verplichting tot beheer en onderhoud van de railinfrastructuur;

    • -

      de verplichting tot het invoeren en in stand houden van een OV-chipkaartsysteem.

Artikel 4.4 Subsidievoorwaarden

  • 1. De subsidie kan onder voorwaarden worden verleend.

  • 2. De subsidie wordt in ieder geval verleend onder tenminste dezelfde voorwaarden als waaronder aan de Vervoerregio Amsterdam de Rijksbijdrage door de Minister is verleend.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd nadere voorwaarden te stellen.

  • 4. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger niet meer gelden ontvangt van het Dagelijks Bestuur dan dat de Vervoerregio Amsterdam ontvangt van de Minister als Rijksbijdrage.

Artikel 4.5 Subsidieverplichtingen

  • 1. Het dagelijks Bestuur kan aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden.

  • 2. In elk geval kan het Dagelijks Bestuur de verplichtingen stellen, zoals genoemd in artikel 4.3, lid 2 van de Verordening.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan de verplichting opleggen dat de subsidie niet hoger is dan nodig om de kosten van de uitvoering van (een gedeelte van) de concessie te dekken, waaronder begrepen een specifieke vervoermodaliteit, en de verplichting om, indien de opbrengst uit de concessie hoger is dan bij de aanvraag tot subsidieverlening geschat, het bedrag boven de opbrengst terug te betalen aan de subsidieverlener.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om verplichtingen te stellen ten aanzien van de financiële verantwoording en de gegevens die hierbij moeten worden verstrekt.

Artikel 5.1 Subsidievaststelling

  • 1. Voor 1 augustus volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag in bij het Dagelijks Bestuur tot vaststelling van de subsidie verleend voor het afgelopen jaar.

  • 2. Het hiervoor gestelde geldt niet voor zover een aanvraag tot vaststelling van subsidie ten behoeve van de invoering van het OV-chipkaartsysteem wordt ingediend. In dat geval dient de aanvraag uiterlijk op de door het Dagelijks Bestuur in de subsidieverleningbeschikking bepaalde datum te worden ingediend.

  • 3. Binnen vier maanden na het ontvangen van de aanvraag tot subsidievaststelling beslist het Dagelijks Bestuur omtrent de subsidievaststelling.

  • 4. Indien de subsidieontvanger niet voor de in lid 1 genoemde of de in lid 2 bedoelde datum een aanvraag heeft ingediend, kan het Dagelijks Bestuur de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 5.2 Verstrekking gegevens

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling worden de volgende gegevens verstrekt:

    • -

      de gegevens die het informatieprofiel voor het betreffende concessiegebied eist;

    • -

      de gegevens die nodig zijn voor het voldoen aan de voorwaarden waaronder de Rijksbijdrage is verleend aan de Vervoerregio Amsterdam;

    • -

      de gegevens voortvloeiend uit de wet en/of het besluit en/of de WP 2000;

    • -

      een financieel verslag, dat bij niet openbaar aanbestede concessies is voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant;

    • -

      bij niet openbaar aanbestede concessies: een rekening en verantwoording van de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten overeenkomstig het URS-systeem/

  • 2. In afwijking van het eerste lid, worden bij de aanvraag tot subsidievaststelling in verband met de invoering van het OV-chipkaartsysteem de volgende gegevens verstrekt:

    • -

      een eindverslag

    • -

      een financiële verantwoording

    • -

      een accountantsverklaring

    • -

      een slotdeclaratie

    • -

      een verklaring dat bij normale omstandigheden de continuïteit van het gebruik van het OV-chipkaartsysteem ten minste voor de duur van de concessie is gewaarborgd.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is te allen tijde bevoegd om nadere gegevens te verlangen.

Artikel 5.3 Vaststelling

  • 1. De subsidie wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld.

  • 2. De subsidie kan, naast de in artikel 4:46, lid 2 Awb genoemde gronden, lager worden vastgesteld indien:

    • -

      niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de concessie;

    • -

      niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de concessieovereenkomst;

    • -

      niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst;

    • -

      niet is voldaan aan enige bij of krachtens de wet en/of het besluit en/of de WP 2000 gestelde verplichting(en);

    • -

      de concessie- en/of de subsidieovereenkomst in deze mogelijkheid voorziet, zoals in het geval van lagere dan geraamde opbrengsten aan de zijde van de concessiehouder;

    • -

      de opbrengsten uit de exploitatie van de concessie, dan wel per vervoermodaliteit, hoger zijn dan de kosten.

  • 3. De subsidie kan hoger of lager worden vastgesteld, indien de bedragen die aan de Vervoerregio Amsterdam zijn verstrekt als Rijksbijdrage door de Minister voor het betreffende tijdvak zijn geïndexeerd.

Artikel 6 Intrekking van de subsidie

  • 1. Indien de subsidie nog niet is vastgesteld kan de subsidieverleningbeschikking worden ingetrokken, naast de in artikel 4:48 Awb genoemde gronden, op de gronden zoals vermeld in artikel 5.3. lid 2.

  • 2. Indien de subsidie reeds is vastgesteld kan de subsidievaststellingbeschikking worden ingetrokken, naast de in artikel 4:49 Awb genoemde gronden, op de gronden zoals vermeld in artikel 5.3. lid 2.

  • 3. Naast het bepaalde in de vorige leden kan de subsidieverleningbeschikking en/of de subsidievaststellingbeschikking ten behoeve van het OV-chipkaartsysteem worden ingetrokken zodra:

    • a.

      een besluit tot intrekking van de concessie en het concessiebesluit, overeenkomstig artikel 43, lid 2 van de WP 2000 in werking is getreden en/of

    • b.

      de concessiehouder is geschorst ingevolge het bepaalde in de concessie.

Artikel 7 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt betaald binnen vier weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidiebeschikking anders is bepaald.

  • 3. Het subsidiebedrag kan worden verrekend met een vordering van de Vervoerregio Amsterdam op de subsidieontvanger

  • 4. In de subsidieovereenkomst kunnen ten aanzien van de betaling nadere regels worden gesteld.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2. Tenzij subsidie voor de invoering van het OV-chipkaartsysteem wordt verleend, vindt de bevoorschotting plaats overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur gehanteerde termijnen.

  • 3. In de subsidieverleningbeschikking, dan wel, de subsidieovereenkomst kunnen ten aanzien van de bevoorschotting nadere regels worden gesteld.

Artikel 9.1 Toezicht en informatieplicht

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Verordening of het bepaalde krachtens de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De accountantsdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en van de Vervoerregio Amsterdam, dan wel een door de Vervoerregio Amsterdam aan te wijzen accountant, kan te allen tijde inzage vorderen in de gegevens van de subsidieontvanger die ten grondslag liggen aan de beoordeling van de gevoerde administratie over enig jaar.

  • 3. Aan subsidies op grond van deze Verordening is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 9.2 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

  • 1. De aanvrager respectievelijk ontvanger van subsidie doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het Dagelijks Bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 10.1 Zaken waarin de verordening niet voorziet

  • 1. In alle gevallen waarin deze Verordening niet voorziet, kan het Dagelijks Bestuur voorzien.

Artikel 10.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze Verordening treedt in werking nadat zij is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 juli 2006. Op subsidies die zijn aangevraagd na 1 juli 2006 is deze Verordening van toepassing.

Artikel 10.3 Verhouding Verordening met Wet en Besluit

  • 1. Indien deze Verordening in strijd mocht zijn of komen met een bij of krachtens de Wet of Besluit gegeven regeling of beschikking van de Minister, geldt de Verordening op dat punt niet. In dat geval geldt in plaats van de Verordening de regeling of de beschikking van de Minister als onderdeel van deze Verordening en is het Dagelijks Bestuur bevoegd die regeling of beschikking toe te passen als ware deze onderdeel van de Verordening.

Artikel 10.4 Citeertitel

  • 1. Deze Verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000 (2006)”.