Regeling vervallen per 21-03-2020

Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2017

Geldend van 24-10-2017 t/m 20-03-2020

Intitulé

Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2017

De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch in zijn openbare vergadering van 31 januari 2017;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 december 2016,

regnr. 6083292;

gelet op de Gemeentewet;

Besluit

de Horecaverordening ’s-Hertogenbosch 2017 vast te stellen;

's-Hertogenbosch,

Afdeling 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Horecabedrijf: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, anders dan om niet of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, etenswaren worden verstrekt en/of dranken worden geschonken voor directe consumptie.

  • 2.

    Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt ook verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.

  • 3.

    Terras: het buiten de besloten ruimte van het horecabedrijf liggend gebied waar zitgelegenheid wordt geboden en waar dranken en/of etenswaren worden verstrekt.

  • 4.

    Exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico het horecabedrijf wordt uitgebaat.

  • 5.

    Leidinggevende: de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon voor wiens rekening en risico wordt uitgebaat alsmede de natuurlijke personen die de algemene leiding en/of dagelijkse leiding van het horecabedrijf heeft.

  • 6.

    Bezoeker: een ieder die zich in het horecabedrijf bevindt, met uitzondering van

    • a.

      personeel van het horecabedrijf;

    • b.

      personen waarvan de aanwezigheid in het horecabedrijf wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • 7.

    Uitgaansgebied: een door de burgemeester aangewezen gebied van twee of meer aaneengesloten straten met daarin gevestigd een concentratie van horecabedrijven;

  • 8.

    Paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert

  • 9.

    De wet: de Drank- en Horecawet

  • 10.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de begrippen, die in de Drank- en Horecawet zijn omschreven, verstaan hetgeen de wet hieronder verstaat.

  • 11.

    Outlaw Motor Gang (OMG): een groep met een hiërarchische structuur die affiniteit met motorrijden uitdraagt met herkenbare groepssymbolen, waarbij (dreiging met) geweld en verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur.

Afdeling 2 Exploitatievergunning

Artikel 2.1 Exploitatievergunning

  • 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2. Het is verboden de aard van het horecabedrijf te wijzigen zonder daartoe strekkende vergunning.

  • 3. De burgemeester kan bepalen, dat hetgeen is gesteld in het eerste lid, niet geldt voor één of meer in dat besluit genoemde categorieën van horecabedrijven in de gemeente dan wel in specifiek aangewezen delen van de gemeente.

  • 4. De exploitatie van een horecabedrijf waarop een besluit als bedoeld in het derde lid betrekking heeft, mag geen negatieve invloed hebben op de woon- en leefomgeving alsmede de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid in gevaar brengen.

  • 5. De burgemeester kan voor een horecabedrijf, die behoort tot een categorie zoals bedoeld in het derde lid, alsnog een exploitatievergunning verlangen indien een horecabedrijf wordt geëxploiteerd op een wijze die strijdig is met het bepaalde in het vierde lid.

  • 6. De burgemeester vermeldt in de exploitatievergunning:

    • a.

      het adres van het horecabedrijf;

    • b.

      de aard van het horecabedrijf;

    • c.

      de exploitant van het horecabedrijf;

    • d.

      een nauwkeurige beschrijving van de indeling van het horecabedrijf en als het ook om een terras gaat een nauwkeurige beschrijving van de ligging en omvang van dat terras;

    • e.

      de voorschriften of beperkingen welke aan de exploitatievergunning zijn verbonden.

  • 7. de burgemeester vermeldt in een aanhangsel bij de exploitatievergunning de leidinggevenden

  • 8. de exploitatievergunning en het daarbij behorende aanhangsel, of een afschrift daarvan, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid onder d, of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.

Artikel 2.2 Toetsingsgronden

  • 1. De burgemeester weigert de exploitatievergunning:

    • a.

      indien voor de exploitatie of vestiging van een horecabedrijf tevens een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning niet is of kan worden verleend;

    • b.

      indien de openbare orde en/of veiligheid ter plaatse door de aanwezigheid van het horecabedrijf in gevaar komt;

    • c.

      indien de woon- en/of leefomgeving op onaanvaardbare wijze negatief zal worden beïnvloed;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming is met de ingediende aanvraag.

  • 2. De burgemeester kan de exploitatievergunning weigeren:

    • a.

      wegens strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, beheersverordening of stadsvernieuwingsplan;

    • b.

      indien de termijn zoals bedoeld in artikel 2.7 derde lid nog niet is verstreken.

  • 3. Indien één of meer leidinggevenden niet voldoen aan de volgende eisen weigert de burgemeester de betreffende leidinggevende bij te schrijven op het aanhangsel:

    • a.

      zij mogen niet onder curatele staan,

    • b.

      zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

    • c.

      zij moeten de leeftijd van éénentwintig jaar hebben bereikt.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid geldt niet ten aanzien van horecabedrijven waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2.3 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om een exploitatievergunning geschiedt door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 2. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld

    • a.

      het adres van het horecabedrijf;

    • b.

      de aard van het horecabedrijf;

    • c.

      de exploitant van het horecabedrijf;

    • d.

      de persoonsgegevens van de leidinggevenden.

  • 3. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

    • a.

      een geldig legitimatiebewijs van iedere leidinggevende;

    • b.

      een nauwkeurige beschrijving van de indeling van het horecabedrijf en als het ook om een terras gaat een nauwkeurige beschrijving van de ligging en omvang van dat terras.

  • 4. Indien de burgemeester dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht kan hij de overlegging van aanvullende bescheiden en gegevens verzoeken.

  • 5. In geval dat een aanvraag uitsluitend betrekking heeft op wijziging van de leidinggevende(n) dan meldt de exploitant van het horecabedrijf aan de burgemeester zijn wens om een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven.

    • a.

      deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel.

    • b.

      bij de melding wordt in ieder geval vermeld:

      • 1.

        Het adres van het horecabedrijf

      • 2.

        De exploitant van het horecabedrijf

      • 3.

        de persoonsgegevens van de leidinggevende die bijgeschreven wil worden op het aanhangsel.

    • c.

      bij de melding dient een geldig legitimatiebewijs, van iedere leidinggevende die wil worden bijgeschreven, te worden overlegd.

    • d.

      de burgemeester bevestigt onverwijld schriftelijk of elektronisch de ontvangst van de melding

    • e.

      de burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel indien de persoon die bijgeschreven wil worden op het aanhangsel:

      • 1.

        onder curatele staat;

      • 2.

        in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

      • 3.

        de leeftijd van éénentwintig jaar niet heeft bereikt.

  • 6. Het bepaalde in het derde lid, onder a. geldt niet ten aanzien van horecabedrijven waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Drank- en Horecawet waarop eenzelfde leidinggevende staat vermeld.

Artikel 2.4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid of het woon- en leefklimaat, voorschriften en beperkingen verbinden aan een exploitatievergunning.

  • 2. De burgemeester kan de aan een exploitatievergunning verbonden voorschriften en beperkingen wijzigen, dan wel nieuwe voorschriften en beperkingen aan een exploitatievergunning verbinden.

  • 3. Het is verboden te handelen in strijd met enig aan de exploitatievergunning verbonden voorschrift of beperking.

Artikel 2.5 Beslistermijn

  • 1. De burgemeester beslist op de aanvraag om vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ingekomen.

  • 2. De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Indien voor het horecabedrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist, houdt de burgemeester, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, zijn beslissing aan totdat op de aanvraag om vergunning als bedoeld in de Drank- en Horecawet is beslist.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunningen en ontheffingen in deze afdeling.

Artikel 2.6 Vergunninghouder

  • 1. De exploitatievergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant, als bedoeld in artikel 1 vierde lid.

  • 2. De exploitatievergunning is niet overdraagbaar.

  • 3. In geval van beëindiging of overdracht van het horecabedrijf is de exploitant verplicht dit terstond schriftelijk te melden aan de burgemeester.

Artikel 2.7 Intrekkingsgronden

  • 1. De burgemeester trekt de exploitatievergunning in indien:

    • a.

      de vergunning is verleend op grond van door de exploitant verstrekte onjuiste of onvolledige informatie en een ander besluit op de aanvraag zou zijn genomen indien bij het nemen daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • b.

      een leidinggevende niet langer voldoet aan de eisen, zoals die zijn vermeld in artikel 2.2 derde lid;

    • c.

      zich in of in de nabijheid van het horecabedrijf feiten hebben voorgedaan, die – naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;

    • d.

      indien voor de exploitatie van een horecabedrijf tevens een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is ingetrokken.

    • 2..

      Een exploitatievergunning kan worden ingetrokken:

      a. indien is of wordt gehandeld in strijd met de verleende vergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften of beperkende voorwaarden.

      b. niet langer wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens deze vergunning zijn bepaald;

      c. De intrekking van de vergunning op grond van het eerste lid, onder b, kan eerst geschieden een maand nadat van het voornemen daartoe aan de vergunninghouder schriftelijk mededeling is gedaan tenzij de vergunninghouder zelf niet langer voldoet aan de eisen zoals bedoeld in artikel 2.2 lderde lid;

      d. in een horecabedrijf de functie van leidinggevende wordt uitgeoefend door een persoon, die niet op de vergunning met betrekking tot dat bedrijf als zodanig is vermeld;

      e. op verzoek van de exploitant;

      f. indien de exploitant in een periode van twee jaar ten minste driemaal iemand als de leidinggevende heeft aangemeld, die achteraf niet aan de eisen voldoet zoals vermeld in artikel 2.3 lid 5 sub e, 1 t/m 3.

    • 3.

      Ten aanzien van horecabedrijven waarvan de exploitatievergunningen ingevolge eerste lid onder c van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar kan worden geweigerd.

Artikel 2.8 Vervallen vergunning

De exploitatievergunning vervalt wanneer:

  • a.

    de exploitatievergunning van het horecabedrijf feitelijk is beëindigd of (gedeeltelijk) overgedragen;

  • b.

    zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de exploitatievergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt;

  • c.

    gedurende zes maanden anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de exploitatievergunning.

Afdeling 3 Rechten en plichten

Artikel 3.1 Aanwezigheid leidinggevende

Het is verboden een horecabedrijf voor bezoekers geopend te houden of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven indien ter plaatse geen leidinggevende aanwezig is.

Artikel 3.2 Ordeverstoring

  • 1. Het is verboden in een horecabedrijf:

    • a.

      de orde te verstoren;

    • b.

      als bezoeker zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat het horecabedrijf gesloten dient te zijn bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Het is verboden voor een horeca exploitant om een bijeenkomst van een Outlaw Motor Gang te laten plaatsvinden in het horecabedrijf.

Artikel 3.3 Glaswerk

  • 1. De burgemeester kan besluiten het gebruik van glaswerk zowel in het horecabedrijf als op het bijbehorende terras te verbieden en/of bepalen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat de bezoekers geen glaswerk vanuit het horecabedrijf mee kunnen nemen op de openbare weg.

  • 2. Het besluit zoals bedoeld in het eerste lid kan betrekking hebben op de gehele gemeente dan wel één of meer aangewezen delen daarvan voor bepaalde of onbepaalde tijd.

  • 3. Het is verboden in een door de burgemeester aan te wijzen gebied en binnen door de burgemeester aangewezen perioden, in een horecabedrijf gebruik te maken van glaswerk.

  • 4. Onder glaswerk als bedoeld in dit artikel wordt verstaan alle glassoorten die in scherven uiteen kunnen vallen.

  • 5. De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van het gebruik van glaswerk bij één of meerdere horecabedrijven.

Artikel 3.3a Prijsacties horeca

Ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 3.4 Zichtbaarheid

De burgemeester kan besluiten de exploitant te gelasten ervoor zorg te dragen dat steeds wanneer horecabezoekers in de zaak aanwezig zijn van buitenaf kan worden waargenomen hetgeen binnen voorvalt.

Artikel 3.5 Bevoegd gezag

Indien een horecabedrijf geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treden burgemeester en wethouders bij de toepassing van deze verordening op als bevoegd bestuursorgaan voor zover de burgemeester niet bevoegd is bij of krachtens de Drank- en Horecawet en/of deze verordening.

Artikel 3.6 Handel binnen openbare inrichtingen

  • 1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. De exploitant en de leidinggevenden van een horecabedrijf staan niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Artikel 3.7 Sluiting

  • 1. De burgemeester kan een horecabedrijf voor bepaalde tijd sluiten, indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften of beperkingen.

  • 2. De burgemeester kan één of meer horecabedrijven in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, voor een bepaalde duur sluiten.

  • 3. De sluiting wordt geacht in het openbaar bekend te zijn gemaakt zodra een besluit tot sluiting op, in of nabij de toegang of toegangen van het horecabedrijf is aangebracht.

  • 4. Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 5. Het in het tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het tweede lid wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 3.8 Uitgaansgebieden

De burgemeester kan gebieden aanwijzen als uitgaansgebied in de zin van artikel 1 lid 7 indien

  • a.

    sprake is van een concentratie aan horeca;

  • b.

    het gebied is gelegen in het centrum van ’s-Hertogenbosch of Rosmalen.

Afdeling 4 Terrassen

Artikel 4.1 Terrasvergunning

  • 1. Het is verboden een terras te plaatsen en/of exploiteren zonder of in strijd met een vergunning van de burgemeester.

  • 2. Een terrasvergunning wordt op naam gesteld van de exploitant van het desbetreffende horecabedrijf.

Artikel 4.2 Toetsingsgronden

  • 1. De burgemeester weigert de terrasvergunning indien aan de ondernemer van het horecabedrijf waartoe het terras behoort, niet de, op grond van artikel 2.1, vereiste vergunning voor het exploiteren van een horecabedrijf is verleend.

  • 2. De burgemeester kan de terrasvergunning weigeren:

    • a.

      In het belang van de bescherming van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en het woon- en leefklimaat.

    • b.

      Indien de exploitatie van het terras in strijd is met het geldend bestemmingsplan of beheers verordening.

    • c.

      Indien voor het terras ook andere vergunningen zijn vereist welke krachtens de desbetreffende wettelijke bepalingen niet kunnen worden verleend

    • d.

      Indien uit de aanvraag blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig beheer van de weg en daaraan niet door het verbinden van voorschriften aan de vergunning tegemoet kan worden gekomen.

    • e.

      In het belang van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

    • f.

      Indien het een terras betreft bij een horecabedrijf, die onderdeel uitmaakt dan wel is verbonden met een seksinrichting, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening ’s-Hertogenbosch 2012.

    • g.

      Indien het een terras betreft ten dienste van een horecabedrijf, gevestigd op een locatie waar op basis van het bestemmingsplan dan wel de beheers verordening slechts ondersteunende c.q. ondergeschikte horeca is toegestaan.

    • h.

      Een vergunning als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid kan voorts worden geweigerd indien het voorgenomen terras niet voldoet aan de nadere door de burgemeester vastgestelde regels, als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid.

Artikel 4.3 Aanvraag

De aanvraag geschiedt middels een door burgemeester vast te stellen formulier, waarop in ieder geval de situering en de afmetingen van het terras worden vermeld en de gegevens van het horecabedrijf.

Artikel 4.4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Bij de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, kan de burgemeester nadere regels vaststellen ten aanzien van de exploitatie en/of het plaatsen van het terras.

  • 2. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid of het woon- en leefklimaat, voorschriften en beperkingen verbinden aan een terrasvergunning.

  • 3. De burgemeester verbindt aan een terrasvergunning in elk geval voorschriften met betrekking tot de toegestane locatie en de toegestane omvang van het terras.

Artikel 4.5 Beslistermijn

  • 1. De burgemeester beslist op de aanvraag om vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ingekomen.

  • 2. De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunningen en ontheffingen in deze afdeling.

Artikel 4.6 Intrekkingsgronden

De burgemeester kan de terrasvergunning intrekken indien:

  • 1.

    De vergunning is verleend op grond van door de exploitant verstrekte onjuiste of onvolledige informatie en een ander besluit op de aanvraag zou zijn genomen indien bij het nemen daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

  • 2.

    Niet langer wordt voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 4.2.

  • 3.

    De exploitatievergunning van het horecabedrijf ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd, op grond van artikel 2.7 is ingetrokken.

  • 4.

    Het terras wordt geplaatst en/of geëxploiteerd in strijd met de voorschriften en/of beperkingen verbonden aan de terrasvergunning dan wel de krachtens deze verordening gestelde nadere regels.

  • 5.

    De vergunninghouder daarom verzoekt.

Artikel 4.7 Tijdelijke sluiting terras

  • 1. De burgemeester kan één of meerdere terrassen voor bepaalde tijd sluiten:

    • 1.

      in het belang van de openbare orde, veiligheid en/of zedelijkheid;

    • 2.

      ter bescherming van de woon- en leefomgeving of wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder de uitvoering van openbare weken of evenementen;

    • 3.

      indien het terras wordt geplaatst en/of geëxploiteerd in strijd met de voorschriften en/of beperkingen verbonden aan de terrasvergunning.

  • 2. De leidinggevenden van het horecabedrijf zijn gehouden het terras onmiddellijk, dan wel op de daarvoor gestelde termijn, op eerste aanzegging van de burgemeester of een opsporingsambtenaar tijdelijk te sluiten, indien de acute uitvoering van openbare werken, de handhaving van de openbare orde en veiligheid of enig ander urgent openbaar belang dit vordert.

Artikel 4.8 Zakelijk karakter

  • 1. De vergunning als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid is overdraagbaar aan de horeca-exploitant, zoals bedoeld in artikel 1 lid 3, van het bijbehorende horecabedrijf.

  • 2. In geval van overdracht van de in het eerste lid bedoelde vergunning dient de nieuwe houder van de vergunning onmiddellijk hiervan schriftelijk mededeling te doen aan de burgemeester onder vermelding van zijn naam en zijn adres.

Afdeling 5 Openingstijden

Artikel 5.1 Hoofdregel openingstijden

  • 1. Het is verboden een horecabedrijf – met uitzondering van het terras - voor het publiek geopend te houden en/of bezoekers aldaar te laten verblijven gedurende nachten van 2.00 uur tot 7.00 uur, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 2. Het is verboden om een horecabedrijf, die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een sport- of jeugdorganisatie of –instelling voor bezoekers geopend te houden gedurende de nachten van 00.00 uur tot 7.00 uur.

  • 3. Het is verboden om een horecabedrijf, die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als buurthuis of wijkcentrum voor bezoekers geopend te houden gedurende de nachten van 1.00 tot 7.00 uur.

  • 4. de sluitingstijden opgenomen in dit artikel, zijn niet van toepassing ten aanzien van een horecabedrijf, dat wordt geëxploiteerd in een seksinrichting, zoals genoemd in hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening ’s-Hertogenbosch 2016.

Artikel 5.2 Ontheffing voor nachtzaak

De burgemeester kan ontheffing verlenen van hetgeen is bepaald in artikel 5.1 eerste lid voor maximaal vier horecabedrijven die in hoofdzaak in gebruik of bestemd zijn voor het bieden van dansgelegenheid met dien verstande, dat de inrichting voor publiek gesloten moet zijn:

  • -

    vanaf 4.00 uur in de nachten van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag tot 17.00 uur 's middags en

  • -

    vanaf 5.00 uur in de nacht van vrijdag op zaterdag tot 17.00 's middags en vanaf 5.00 uur in de nacht van zaterdag op zondag tot 17.00 uur ’s middags:

mits bij de toe- en uitgang(en) van het horecabedrijf toezicht wordt uitgeoefend door personen die beschikken over een vergunning op grond van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus.

Artikel 5.3 Ontheffing sluitingstijden

  • 1. De burgemeester kan ten behoeve van een horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 5.1 tweede en derde lid, ontheffing verlenen van de sluitingstijden zoals bepaald in artikel 5.1 tweede en derde lid voor maximaal zes keer per kalenderjaar tot uiterlijk 2.00 uur ’s nachts. De ontheffing wordt geweigerd als tevens een ontheffing op grond van artikel 4, vierde lid, van de wet is vereist en deze ontheffing niet wordt verleend.

  • 2. De burgemeester kan op verzoek van de exploitant van een horecabedrijf, in het geval van bijzondere gelegenheden, ontheffing verlenen van de sluitingstijden zoals bepaald in artikel 5.1 eerste lid.

Artikel 5.4 Ontheffing studentensociëteit

De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden zoals bepaald in artikel 5.1 eerste lid voor een horecabedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als studentensociëteit van een vereniging gelieerd aan een erkende hbo-instelling of universiteit tot maximaal 4.00 uur.

Artikel 5.5 Weekendontheffing

De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden zoals bepaald in artikel 5.1 eerste lid voor de nacht van vrijdag op zaterdag en/of de nacht van zaterdag op zondag elke keer tot maximaal 4.00 uur, mits:

  • a.

    bij de toe- en uitgang(en) van het horecabedrijf toezicht wordt uitgeoefend door personen die beschikken over een vergunning op grond van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus gedurende de periode dat het horecabedrijf is geopend tussen 2.00 uur en 4.00 uur;

  • b.

    de horecagelegenheid is gelegen in een aangewezen uitgaansgebied dan wel in die bijzondere gevallen dat de woon- en leefomgeving zich niet tegen de ontheffing verzet;

Artikel 5.6 Openingstijden terrassen

  • 1. Het is verboden een terras geopend te hebben of daarop bezoekers aanwezig te hebben of toe te laten op andere tijdstippen dan van 07.00 uur tot 23.00 uur.

  • 2. Het is verboden een terras dat is gelegen binnen uitgaansgebieden, zoals bedoeld in artikel 1 lid 7, geopend te hebben of daarop bezoekers aanwezig te hebben of toe te laten op andere tijdstippen dan van 07.00 uur tot 02.00 uur.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het eerste lid genoemde verbod tot maximaal 2.00 uur indien dit naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het terras niet schaadt.

  • 4. De burgemeester kan, als naar zijn oordeel sprake is van een bijzondere omstandigheid (van zeer tijdelijke aard), algemene ontheffing verlenen van de krachtens dit artikel geldende openings- en sluitingstijden voor een of meer bepaalde terrassen.

Artikel 5.7 Toetsingscriteria, voorwaarden en intrekking ontheffing

  • 1. Een ontheffing als bedoeld in artikelen 5.2, 5.3, 5.4, 5.5 en 5.6 lid 3 wordt alleen op aanvraag verleend.

    • a.

      bij de aanvraag als bedoeld in artikel 5.2 en 5.5 dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

      • 1.

        een actueel en ondertekent afschrift van het contract met het beveiligingsbedrijf waar mee wordt samengewerkt of van de eigen vergunning van het ministerie van justitie.

      • 2.

        een actueel legitimatiebewijs voor het mogen uitvoeren van beveiligerswerkzaamheden (portiers pas).

  • 2. In aanvulling op de artikelen 5.1 tot en met 5.6 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, volksgezondheid en ter bescherming van de woon- en leefomgeving en indien niet wordt voldaan aan de nadere regels zoals bedoeld in het vierde lid.

  • 3. Een ontheffing kan onder voorwaarden worden verleend.

  • 4. De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van hetgeen bij of krachtens dit hoofdstuk is bepaald.

  • 5. Een ontheffing kan worden ingetrokken

    • a.

      indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan;

    • b.

      indien wordt gehandeld in strijd met de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften en/of nadere regels;

    • c.

      in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, volksgezondheid en de woon- en leefomgeving.

    • d.

      op schriftelijk verzoek van de exploitant

Artikel 5.8 Bijzondere gelegenheden

  • 1.

    In afwijking van de openingstijden, zoals in deze afdeling vermeld, gelden voor de hierna genoemde bijzondere gelegenheden de volgende openingstijden:

  • a.

    in de nacht van 31 december op 1 januari (de zogenaamde ‘oudejaarsnacht’) voor:

-reguliere horecabedrijven

(artikel 5.1 lid 1)

-horecabedrijven met een ontheffing voor een studentensociëteit (artikel 5.4) of weekendontheffing (artikel 5.5)

-terrassen (artikel 5.6)

van 7.00 uur op 31 december tot 07.00 uur op 1 januari

horecabedrijven met een ontheffing voor een nachtzaak (artikel 5.2)

van 17.00 uur op 31 december tot 07.00 uur op 1 januari

  • b.

    tijdens Carnaval voor:

reguliere horecabedrijven (artikel 5.1 lid 1) en terrassen (artikel 5.6)

van 7.00 uur op zondag tot 03.00 uur op maandag.

van 7.00 uur op maandag tot 03.00 uur op dinsdag.

van 07.00 uur op dinsdag tot 01.00 uur op woensdag.

horecabedrijven met een ontheffing voor een nachtzaak (artikel 5.2)

van 07.00 uur op vrijdag tot 05.00 uur op zaterdag.

van 07.00 uur op zaterdag tot 05.00 uur op zondag.

van 07.00 uur op zondag tot 04.00 uur op maandag.

van 07.00 uur op maandag tot 04.00 uur op dinsdag.

van 07.00 uur op dinsdag tot 01.00 uur op woensdag.

  • c.

    tijdens Koningsnacht- en dag voor:

reguliere horecabedrijven (artikel 5.1 lid 1) en terrassen (artikel 5.6)

van 07.00 uur 26 april tot 03.00 uur 27 april

horecabedrijven met een ontheffing voor een nachtzaak (artikel 5.2)

van 07.00 uur 27 april tot 04.00/05.00* uur 28 april

*wanneer 28 april op vrijdag of zaterdag valt

  • d.

    in de nacht van eerste op tweede pinksterdag voor:

reguliere horecabedrijven (artikel 5.1 lid 1) en terrassen (artikel 5.6)

van 07.00 uur op zondag tot 03.00 uur op maandag

  • e.

    in de nacht van 26 op 27 december voor:

reguliere horecabedrijven (artikel 5.1 lid 1) en terrassen (artikel 5.6)

van 07.00 uur op 26 december tot 03.00 uur op 27 december

  • 2.

    Op de dag van het wijzigen (wijzigingsdag) van de wettelijke tijd (zomer- en wintertijd) bij of krachtens de ‘Wet nadere regelgeving wettelijke tijd’ zullen de openingstijden gelden van de dag direct voorafgaand aan de wijzigingsdag.

Artikel 5.9 Beslistermijn

  • 1. De burgemeester beslist op de aanvraag om ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ingekomen.

  • 2. De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op ontheffingen op basis van deze afdeling.

Artikel 5.10 Afwijkende sluitingstijden: algehele sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, bij openbaar bekend te maken besluit tijdelijke andere dan de krachtens artikel 5.1 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk de algehele sluiting van een of meer horecabedrijven bevelen.

  • 2. Een besluit, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de exploitant en de leidinggevende van een horecabedrijf.

Afdeling 6 Bijzondere en paracommerciële horeca

Artikel 6.1 Schenktijden

Het is verboden om voor 17.00 ‘s-middags alcoholhoudende drank te verstrekken in een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, die deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt om onderwijs te geven aan personen die merendeels de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt. Het verstrekken van alcohol moet worden gestaakt op het tijdstip dat het horecabedrijf ingevolge afdeling 5 van deze verordening voor bezoekers moet zijn gesloten.

Artikel 6.2 Schenktijden paracommerciële inrichtingen

  • 1. Het verstrekken van alcoholhoudende drank in paracommerciële inrichtingen is uitsluitend toegestaan gedurende de tijdstippen dat dat voornoemde inrichting ingevolge afdeling 5 van deze verordening voor publiek mag zijn geopend.

  • 2. Het is verboden in een paracommerciële inrichting, die zich naast activiteiten van educatieve aard richt op de exploitatie van een horecabedrijf in eigen beheer, voor 17.00 uur ’s middags alcoholhoudende dranken te verstrekken mits de educatieve activiteiten zich richten op personen die merendeels de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt. Het verstrekken van alcohol moet worden gestaakt op het tijdstip dat de inrichting ingevolge afdeling 5 van deze verordening voor bezoekers moet zijn gesloten.

Artikel 6.3 Privé-bijeenkomsten en bijeenkomsten derden

Ter voorkoming van oneerlijke mededinging is het verboden in een paracommerciële inrichting alcoholhoudende drank te verstrekken:

  • a.

    tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen, of

  • b.

    tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de beherende paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken.

Artikel 6.4 Aanvullende vragen aan paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Een paracommerciële rechtspersoon geeft bij de aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning tot uitoefening van het horecabedrijf nadere informatie over de doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon en de doelgroep waarop de rechtspersoon zich richt.

  • 2. Hiertoe wordt het in de bijlage van deze verordening opgenomen door de gemeenteraad vastgestelde formulier met aanvullende vragen ingevuld en verstrekt de paracommerciële rechtspersoon een afschrift van de statuten en het bestuursreglement als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet.

Artikel 6.5 Facultatieve ontheffingen

  • 1. De burgemeester kan - onverminderd artikel 4 lid 4 van de wet - op aanvraag permanent, dan wel tijdelijk, ontheffing verlenen van hetgeen is bepaald in de in artikelen 6.1 tot en met 6.2 gestelde verboden. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de aanvraag om ontheffingen als bedoeld in dit artikel.

Artikel 6.6 Intrekkingsgronden ontheffing

De in artikel 6.5 bedoelde ontheffingen kunnen worden ingetrokken of gewijzigd indien:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt, of

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist, of

  • c.

    zich feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de ontheffing gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, of

  • d.

    de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen, of

  • e.

    van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn, of

  • f.

    indien de houder van de ontheffing dit verzoekt.

Afdeling 7 Bepalingen voor de detailhandel

Artikel 7.1 Voorschriften slijterijen

De burgemeester kan aan een vergunning voor een slijtersbedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld:

  • a.

    ter bescherming van de volksgezondheid, of

  • b.

    in het belang van de openbare orde, of

  • c.

    ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de wet.

Afdeling 8 Straf- en slotbepalingen

Artikel 8.1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 8.2 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de ambtenaren aangewezen in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering tevens belast de bij besluit van de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 8.3 Het binnentreden in woningen en gebouwen

Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner en van gebouwen zonder toestemming van de rechthebbende.

Artikel 8.4 Inwerkingtreding

  • 1. De Horecaverordening ’s-Hertogenbosch 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 8.5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 8.4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening, met dien verstande dat een exploitatievergunning niet overdraagbaar is.

Artikel 8.6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Horecaverordening ’s-Hertogenbosch 2017.

Ondertekening

De griffier, De voorzitter,
drs. W.G. Amesz, mr.dr. A.G.J.M. Rombouts

Artikelsgewijze toelichting bij de Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2017

ARTIKEL 1: BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

1. Horecabedrijf

Het gaat hier om een ruime definitie van het begrip horecabedrijf. Het behelst in ieder geval maar niet uitsluitend café, restaurant, bar, bistro, ijssalon, snackbar, cafetaria, crêperie, zalencentrum, coffee corner, (sport)kantine, ontmoetingscentrum en buurtcentrum. Door middel van het begrip horecabedrijf wordt aansluiting gezocht bij de definitiebepaling van de Drank- en Horecawet. Standplaatsen vallen overigens niet onder de definitie van horecabedrijf.

In coffeeshops worden alcoholvrije dranken en spijzen verstrekt. Zij zijn daarmee tevens aan te merken als horecabedrijf en derhalve vergunning plichtig.

2. Terras en aanhorigheden

De bepalingen uit deze verordening die betrekking hebben op de ruimte(n) die logischerwijs tot de inrichting behoren. Het gaat dan om de ruimte(n) waar bezoekers verblijven, maar ook de keuken(s), het terras, voorraadruimte(n), laad- en losplekken e.d.

3. Terras

Het deel van het horecabedrijf wat buiten is gesitueerd. Het is de bedoeling om zitgelegenheid te bieden en niet om terrassen te realiseren waar wordt gestaan. Indien op de terrasruimte (deels) geen meubilair zou staan, maar klanten staan, dan neemt de druk op de omgeving toe. Ook uit het oogpunt van openbare orde en veiligheid is het niet wenselijk, dat bezoekers staand op het terras verblijven. Bovendien zijn de terrasgrenzen praktisch niet meer handhaafbaar.

4. Exploitant

De exploitant is de uiteindelijk vergunninghouder van een horecabedrijf. Het gaat aldus om de ondernemer. Dit zal in beginsel één (rechts)persoon zijn. Er zijn echter situaties denkbaar, waarbij twee partijen gezamenlijk exploiteren. Alsdan wordt de vergunning op meerdere namen gesteld. Denk hierbij aan een vennootschap onder firma.

5. Leidinggevende

Het begrip leidinggevende sluit zoveel mogelijk aan bij het gelijkluidende begrip uit de Drank- en Horecawet. Het algemene begrip omvat de exploitant, de natuurlijke personen (bestuurders) achter exploiterende rechtspersonen, leidinggevend personeel zoals de bedrijfsleider, -beheerder.

6. Bezoeker

Hiermee wordt gedoeld op de klanten van een horecabedrijf. Hoofdregel is dat een persoon als klant wordt aangemerkt tenzij hij duidelijk in een andere hoedanigheid in de zaak aanwezig is. Denk hierbij aan politieambtenaren, toezichthouders, onderhoudspersoneel, schoonmaker, bewoner van een woning gekoppeld aan het bedrijf.

8. Paracommerciële inrichting

Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

Het gaat hierbij om verenigingen en stichtingen, die naast hun (hoofd)activiteiten ook een horecabedrijf uitbaten. De meest voorkomende vormen hiervan zijn de (sport)kantine en de bar in buurthuizen en onderwijsinstellingen. Het horecabedrijf moet echt voor rekening en risico van de verenging worden geëxploiteerd. Het mag dus niet gaan om een kantine die wordt verpacht aan een derde.

11. Outlaw Motor Gang (OMG)

Binnen Nederland worden we de laatste jaren geconfronteerd met een forse groei van Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s). Een groei die, gelet op ontwikkelingen elders in Europa, niet uniek is, maar ons wel tot alertheid maant. Outlaw Motorcycle Gangs zijn immers geen normale motorclubs,

waar alleen het plezier van motorrijden centraal staat. Outlaw Motorcycle Gangs laten zich in ons land kennen door verstoringen van de openbare orde, waarbij geweld en bedreigingen niet geschuwd worden. De chapters hebben veel leden, die zich met (zware en ondermijnende) criminaliteit bezighouden en men stelt eigen regels boven en buiten de regels van de rechtsstaat. De chapters zijn daarmee een criminogene omgeving, waarin het makkelijk crimineel (internationaal) zaken doen is.

ARTIKEL 2.1: EXPLOITATIEVERGUNNING

1. Vergunningplicht

Een drank- en horecavergunning kan op grond van de wet alleen worden ingetrokken bij zware delicten. Het overgrote deel van de klachten over horecazaken betreft echter geen zware delicten maar zijn klachten over de woonomgeving, over hinder en overlast door een opeenstapeling van steeds terugkerende dagelijkse of wekelijkse irritaties.

Vandaar dat één van de maatregelen de toepassing van een exploitatievergunningenstelsel is, dat vele grote gemeenten c.q. gemeenten met veel horecabedrijven reeds kennen, zoals Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Arnhem, Nijmegen etc.

Bij dit exploitatievergunningenstelsel ligt de nadruk niet op het verlenen van de vergunning maar om de (specifieke) voorschriften, die aan deze vergunning kunnen worden verbonden en op het creëren van een handhavingsinstrumentarium: bij overtreding dreigt een tijdelijke intrekking en een tijdelijke sluiting van het horecabedrijf. De regels die voor het exploiteren van een horecabedrijf gelden, met betrekking tot het terras, de brandveiligheid maar ook de specifieke afspraken die zijn gemaakt zoals portiers aan de deur, instructie van personeel etc. zullen beter worden nageleefd.

De exploitatievergunning geeft de gemeente een instrument in handen om op een proportionele manier op te treden tegen ondernemers die zich niet houden aan de regels en/of zich niet voldoende inspannen om de overlast te beperken.

2. Wijzigingsverbod

Dit verbod is opgenomen, omdat een wijziging van het horecabedrijf kan betekenen dat een nieuwe toetsing aan de verordening moet plaatsvinden. De wijziging van een lunchroom in een café vergt bijvoorbeeld een nieuwe toetsing ten aanzien van de openbare orde en veiligheid maar zeker ook ten aanzien van de woon- en leefomgeving.

3. Uitzondering op vergunningplicht

Op basis van dit artikel kan de burgemeester bepaalde categorieën horecabedrijven vrijstellen van hun vergunningplicht. Hierbij kan worden gedacht aan horecabedrijven, die naar de letter van de verordening vergunning plichtig zijn – maar in de praktijk nooit voor problemen zullen zorgen (omdat niet voor overlast of ordeproblemen hoeft te worden gevreesd). Denk hierbij aan horecacorners in zorginstellingen, bedrijfskantines etc.

4 en 5

Indien blijkt, dat een potentieel probleemloos horecabedrijf als bedoeld in het derde lid, toch problemen veroorzaakt dan kan de burgemeester alsnog optreden. Hij kan een vergunning verlangen. In het kader van de vergunningaanvraag kan voorts worden beoordeeld of ter plaatse wel of niet of onder voorschriften kan worden geëxploiteerd.

6 en 7

In de exploitatievergunning worden alleen de inrichting gebonden zaken (het pand) en de vergunninghouder (bedrijf of ondernemer) vermeld. De personalia van de leidinggevenden komen in een aanhangsel bij de vergunning en dus niet in de vergunning zelf. Indien een nieuwe leidinggevende aantreedt, kan de bestaande vergunning in stand blijven. Volstaan kan worden met bijschrijving – na toetsing – van de nieuwe leidinggevende op het aanhangsel.

Uiteraard moet uit de vergunning blijken waarvoor deze is verleend. De begrenzing van het horecabedrijf moet duidelijk zijn. De namen van de vergunde leidinggevende(n) worden vastgelegd. Daarnaast wordt de aard van het bedrijf vastgelegd. Bij de toetsing omtrent de woon- en leefomgeving is het type horecabedrijf immers van belang. Een restaurant heeft in de regel een andere invloed op de woon- en leefomgeving dan een feestcafé.

ARTIKEL 2.2: TOETSINGSGRONDEN

1. Verplichte weigeringsgronden

Het eerste lid is een dwingend rechtelijke bepaling. Dat houdt in, dat indien één van de genoemde weigeringsgronden zich voordoet de vergunning moet worden geweigerd.

Onder sub a is een koppeling gelegd tussen de Drank- en Horecawet en de onderhavige verordening. Als de drank- en horecavergunning wordt geweigerd dan wordt de exploitatievergunning ook geweigerd. Hierdoor wordt voorkomen, dat een dubbele toetsing plaatsvindt.

In het kader van de vergunningverlening vindt een preventieve toets ten aanzien van de openbare orde en veiligheid plaats.

Ook wordt vooraf beoordeeld of de woon- en leefomgeving niet ontoelaatbaar zal worden aangetast door de komst van een horecabedrijf. Hierbij wordt acht geslagen op de aard van de omgeving (woonwijk, stadscentrum, kantorenpark). Beoordeeld wordt aan hoeveel druk de omgeving al bloot staat. Daarnaast speelt een rol of het karakter van de omgeving zal veranderen door de komst van een nieuw horecabedrijf. Het verleden van de horecabedrijf / het te vestigen pand. De hoeveelheid reeds aanwezige horeca is eveneens van invloed.

Om te voorkomen, dat een situatie moet worden vergund waarvan op voorhand vaststaat dat deze niet in overeenstemming is met werkelijkheid is deze weigeringsgrond onder sub d opgenomen.

2. Overige weigeringsgronden

Een horecabedrijf dient zich uiteraard ook te houden aan regels op basis van de Wet ruimtelijke ordening waaronder het bestemmingsplan. Het is onwenselijk om vergunning te verlenen voor een horecabedrijf, die ter plaatse niet mag worden geëxploiteerd gelet op het geldende planologische regime. Dit is dan ook als weigeringsgrond opgenomen.

3. Eisen bijschrijven leidinggevende

De wijze van exploitatie van een horecabedrijf hangt nauw samen met de persoon van de exploitant en de leidinggevenden. Zij moeten immers toezien op het reilen en zeilen in het horecabedrijf. Derhalve worden eisen gesteld aan de persoon van de leidinggevende. Deze eisen zijn grotendeels gelijkluidend aan de eisen uit de Drank- en Horecawet voor zover het de zedelijkheidseisen betreft. Bij de beoordeling van het levensgedrag komt aan de burgemeester een grote beleidsvrijheid toe. Hij kan hierbij alle gedragingen betrekken die van belang zijn voor het functioneren als leidinggevende.

In eerste instantie worden alleen gedragingen uit de afgelopen vijf jaar meegewogen. Echter wanneer blijkt, dat een persoon in deze vijf jaar betrokken is geweest bij strafbare feiten dan kan verder worden teruggekeken. Het kan ook voorkomen dat iemand de afgelopen vijf jaar is aangehouden en/of in hechtenis heeft gezeten. Dan zal ook verder terug worden gekeken.

Mocht betrokkene niet aan de eisen voldoen dan wordt hij niet bijgeschreven op het aanhangsel en dan mag hij/zij vanaf het moment dat de vergunninghouder daarover uitsluitsel heeft gekregen, niet meer optreden als leidinggevende.

4. Toetsing

Horecabedrijven die alcohol verstrekken moeten beschikken over zowel een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet als een exploitatievergunning op basis van de Horecaverordening. Door dit lid wordt de leidinggevende alleen getoetst in het kader van de DHW. Dat betekent praktisch dat als een leidinggevende voldoet aan de eisen die bij of krachtens de DHW zijn bepaald er geen belemmeringen bestaan om in de horeca werkzaam te zijn.

2.3: AANVRAAG

Een vergunning wordt in principe op aanvraag verleend. Om een goede afweging te kunnen maken, dient de burgemeester wel te beschikken over noodzakelijke stukken. De regeling voor over te leggen is stukken herzien. Er worden minder stukken gevraagd. Stukken die de gemeente zelf kan vergaren (uittreksel GBA en Kamer van Koophandel) worden niet langer opgevraagd.

Indien een ondernemer slechts een leidinggevende wil doen bijschrijven op zijn vergunning dan hoeft hij in beginsel ook slechts stukken ten aanzien van deze persoon over te leggen.

In de praktijk worden een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning gelijktijdig aangevraagd. In die gevallen hoeven de gegevens van leidinggevenden slechts éénmaal te worden overgelegd.

5. Melding leidinggevende

Vanuit de horeca is aangegeven dat het soms geruime tijd duurt voordat er beslist wordt op een vergunningaanvraag in verband met de komst van een nieuwe leidinggevende. Ondertussen kan men dan de nieuwe leidinggevende niet volledig inzetten. Door middel van het opnemen van lid 5 is voor nieuwe leidinggevenden enkel nog een melding vereist. Vanaf het moment dat de vergunninghouder beschikt over een ontvangstbevestiging van deze melding kan de leidinggevende zijn of haar taken opnemen. Onder sub d van dit artikel wordt bepaald dat de burgemeester onverwijld de ontvangst van de aanvraag bevestigd.

Indien een ondernemer slechts een leidinggevende wil doen bijschrijven op zijn aanhangsel dan hoeft hij in beginsel ook slechts stukken ten aanzien van deze persoon over te leggen.

6. In de praktijk worden een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning gelijktijdig aangevraagd. In die gevallen dienen de gegevens van leidinggevenden slechts éénmaal te worden overgelegd.

ARTIKEL 2.4: VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

Het is toegestaan om voorschriften en beperkingen te verbinden aan een exploitatievergunning. Dit kan zowel bij vergunningverlening als daarna.

Een exploitant is verplicht de voorschriften en beperkingen na te leven. Als hij dit gebod overtreedt dan kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Er kan een last onder dwangsom/bestuursdwang worden opgelegd. Het overtreden kan ook leiden tot intrekking van de vergunning (artikel 2.7 lid 2 onder a HV).

Voorschriften kunnen worden gesteld in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid en de bescherming van het leefklimaat. Met het stellen van voorschriften kan maatwerk worden geleverd. De voorschriften kunnen worden toegesneden op een specifieke situatie. Het kan gaan om allerlei voorschriften.

Enkele voorbeelden ter illustratie.

De plicht om afvalbakken te plaatsen of een deurdranger te plaatsen. Het verplicht gebruik maken van armbandjes om schenken aan jongeren te reguleren, het voorschrift om huisregels duidelijk op te hangen etc.

ARTIKEL 2.5: BESLISTERMIJN

Door de korte beslistermijn krijgt een horecaondernemer snel duidelijkheid over zijn aanvraag. Wederom is een koppeling gelegd met de aanvraag voor een drank- en horecavergunning. Deze vergunning wordt immers in de regel gelijktijdig met een exploitatievergunning aangevraagd. Voor de goede orde wordt nog opgemerkt, dat zowel de exploitatievergunning als drank- en horecavergunning kunnen worden getoetst aan de Wet Bibob. In deze landelijke wetgeving zijn ook bepalingen ten aanzien van termijnen opgenomen.

ARTIKEL 2.6: VERGUNNINGHOUDER

De exploitatievergunning is een persoonsgebonden vergunning. De vergunning is niet overdraagbaar. Achterliggende gedachte is hierbij, dat de persoon van de exploitant van cruciaal belang is voor de wijze van exploitatie. Aan de exploitant worden bijzondere eisen gesteld. Dat betekent, dat indien een horecabedrijf wordt overgedragen altijd moet worden getoetst of de nieuwe exploitant wel voldoet aan deze eisen. De vergunning is reeds hierom niet overdraagbaar. Daarnaast zal bij de overdracht van het bedrijf veelal ook de bedrijfsvoering wijzingen. Dit moet eveneens worden getoetst.

Voor de handhaafbaarheid is het van belang, dat het bevoegde gezag te allen tijde weet door wie een zaak wordt geëxploiteerd. De exploitant is immers verantwoordelijk voor de gang van zaken in een bedrijf. Wijzigingen in de exploitatie – overdracht of beëindiging – dienen dan ook aan de burgemeester te worden gemeld. Dit is ook in het belang van de – voormalige – ondernemer. Hij kan dan niet verantwoordelijk worden gehouden voor exploitatie na overdracht van zijn horecabedrijf.

ARTIKEL 2.7: INTREKKINGSGRONDEN

Lid 1:

Het eerste lid is een dwingend rechtelijke bepaling. Aan de burgemeester komt geen beleidsvrijheid toe.

Lid 2:

Het tweede lid is een ‘kan’-bepaling. Dat betekent, dat sprake is van een bevoegdheid en een belangenafweging moet worden gemaakt.

Het intrekken van een verleende vergunning is een handhavingsmaatregel. De wijze van toepassing is in het handhavingsbeleid nader uitgewerkt. De horecaverordening strekt ter bescherming van de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, de zedelijkheid en de woon- en leefomgeving. Indien deze belangen worden geschaad dan kan dit tot intrekking van de vergunning leiden. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de overtredingen worden beëindigd.

lid 2 sub f

Het risico bestaat dat een ondernemer (al dan niet opzettelijk) meermalen achter elkaar een persoon met criminele antecedenten aanmeldt als nieuwe leidinggevende. Om dat tegen te gaan is onder deze sub opgenomen dat de burgemeester een vergunning kan intrekken indien een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste driemaal iemand als leidinggevende heeft aangemeld, die achteraf niet aan de eisen genoemd onder 2.2 lid 3 bleek te voldoen.

lid 3

De burgemeester heeft de mogelijkheid om bij de intrekking van een vergunning, als gevolg van ernstige incidenten, te bepalen, dat gedurende een bepaalde periode (maximaal vijf jaar) geen vergunning meer wordt verleend voor een specifiek horecapand. Hiermee kan hij de ‘loop’ uit een horecagelegenheid halen. Dat wil zeggen dat door een (langere) sluiting de problematische klantenkring niet meer terugkeert naar dit bedrijf. Bovendien wordt de omgeving rust gegund door de langere sluiting van een bedrijf.

Bij wijziging van de Horecaverordening in december 2013 is het woord ‘zal’ door ‘kan vervangen’. Zodat de bepaling nu beter aansluit bij artikel 2.2 lid 2 onder b.

ARTIKEL 2.8: VERVALLEN VERGUNNING

De exploitatievergunning is niet overdraagbaar. Door dit artikel is het bij overdracht van een horecabedrijf niet noodzakelijk, dat eerst de oude vergunning wordt ingetrokken – middels een appellabel besluit – alvorens een nieuwe vergunning kan worden verleend. Ook wordt voorkomen, dat oude vergunning ‘eeuwig in de lucht blijven hangen’.

Om te beoordelen of sprake is van een vervallen vergunning kan worden gekeken naar de gegevens in de Kamer van Koophandel, koop- en verkoopovereenkomsten etc.

Het vervallen van de vergunning geschiedt van rechtswege. Dat betekent, dat er geen appellabel besluit van de burgemeester aan ten grondslag ligt.

ARTIKEL 3.1: AANWEZIGHEID LEIDINGGEVENDE

De leidinggevende speelt een cruciale rol in de horecaregelgeving. Aan leidinggevenden wordt niet voor niets bijzondere eisen gesteld ten aanzien van hun levensgedrag e.d. Het is dan ook logisch dat de leidinggevende tijdens openingstijden ook aanwezig dient te zijn, zodat hij kan toezien op wat er gebeurt in het horecabedrijf.

ARTIKEL 3.2: ORDEVERSTORING

Lid 1 richt zich specifiek op bezoekers van het horecabedrijf.

Lid 2 Verbod bijeenkomst van een Outlaw Motor Gang

Het aantal leden, chapters en Outlaw Motor Gangs (OMG) in Nederland neemt, ondanks de positieve resultaten die de samenwerkende partners tot op heden boekten, steeds verder toe. En daarmee de risico’s van escalatie, dreiging, intimidatie en verstoring van de openbare orde.

Eén van de landelijke speerpunten is het tegengaan van verwevenheid van OMG’s in de horeca. Door toegenomen overheidsaandacht door gerichte interventies, zoals het sluiten van clubhuizen, zoeken zij naar alternatieve wijzen om onder (toe)zicht en handhaving uit te komen. Voorkomen moet worden dat zij door intimidatie of andere drukmiddelen voet aan de grond krijgen in de horeca of de horeca gaan gebruiken als clubhuis en daarmee een bedreiging vormen voor de openbare orde. Het is dan ook noodzakelijk om de horecaondernemers handvatten te geven om de OMG’s buiten de deur te houden.

Het doel van lid 2 is dan ook om het horeca exploitantenmakkelijker te maken om OMG’s te weren uit hun horecabedrijf. Op deze manier krijgen zij een hulpmiddel in handen waar ze naar kunnen verwijzen op het moment dat er (leden van) OMG’s de zaak binnen willen komen. Hiermee wordt de invloed van OMG’s in de horeca tegen gegaan.

ARTIKEL 3.3: GLASWERK

Het gebruik van glazen op de openbare weg brengt risico’s met zich. Glasscherven kunnen eenvoudig tot verwondingen leiden. Indien personen vallen of anderszins in glas stappen heeft dit veelal letsel tot gevolg. Een glas kan ook als ‘wapen’ worden gebruikt.

ARTIKEL 3.3a: PRIJSACTIES HORECA

Dit artikel behelst een verbod op happy hours in horecagelegenheden. Uit onderzoek blijkt dat jongeren meer gaan drinken naar mate de prijs van een alcoholhoudende consumptie lager is. Bovendien gaan zij in korte tijd meer c.q. sneller drinken vanwege de prijsactie met alle gezondheidsschade van dien. Happy hours kunnen dan ook het risico op overlast en alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde verhogen. Door in korte tijd – collectief – veel te drinken wordt het risico op incidenten vergroot. Koninklijke Horeca Nederland is bovendien géén voorstander van happy hours. Op landelijk niveau heeft Koninklijke Horeca Nederland aangegeven, dat happy hours niet bijdragen aan verantwoorde verstrekking van alcohol. Mede gelet op het standpunt van Koninklijke Horeca Nederland is dan ook besloten tot invoering van dit verbod.

ARTIKEL 3.4: ZICHTBAARHEID

Bij het gerede vermoeden dat zich in een horecagelegenheid zaken afspelen, die het daglicht niet kunnen verdragen, kan worden bepaald dat de ondernemer zorgt voor een transparante zaak. Dat betekent, dat men van buitenaf naar binnen moet kunnen kijken. Dit vergroot het gevoel van veiligheid en kan preventief werken. Uiteraard dient bij de belangenafweging acht te worden geslagen op de aard van het pand.

ARTIKEL 3.5: BEVOEGD GEZAG

De Horecaverordening ’s-Hertogenbosch is gebaseerd op zowel de Gemeentewet als de DHW. In beginsel is op basis van deze beide wetten de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan voor uitvoeringsbesluiten (vergunning-, ontheffings- en handhavingsbesluiten). In uitzonderingsgevallen schrijft de Gemeentewet voor dat niet de burgemeester maar het college van burgemeester en wethouders als bevoegd orgaan moet worden aangemerkt. Het gaat dan om bijvoorbeeld om horecabedrijven die niet zijn gevestigd in gebouwen of erven in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet. Denk hierbij aan voer- en vaartuigen.

ARTIKEL 3.6: HANDEL BINNEN OPENBARE INRICHTINGEN Dit artikel ziet toe op het bestrijden van heling. De exploitant moet erop toezien, dat in zijn zaak geen goederen worden geheeld.

ARTIKEL 3.7: SLUITING

Het tijdelijk sluiten van een horecabedrijf is een effectief sanctiemiddel. Het vraagt echter wel om een specifieke juridische grondslag. Met dit artikel wordt daarin voorzien. Een tijdelijke sluiting heeft tot doel overtredingen te beëindigen of te voorkomen. Daarnaast wordt de omgeving rust gegund. Ook is duidelijk voor bezoekers en de omgeving, dat van gemeentewege handhavend wordt opgetreden. Van dergelijke zichtbare handhaving gaat ook een preventieve werking uit. Na de periode van sluiting kan een frisse start worden gemaakt. De sluitingsperiode kan de ondernemer gebruiken om maatregelen te treffen om nieuwe problemen te voorkomen.

ARTIKEL 3.8: UITGAANSGEBIEDEN

Horecabedrijven in uitgaansgebieden kunnen eenvoudiger in aanmerking komen voor ruimere openingstijden. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat uitgaansgebieden worden aangewezen.

ARTIKEL 4.1: TERRASVERGUNNING

Terrassen hebben een grote uitstraling op de omgeving. Zij bevinden zich meestal in de publieke ruimte en bepalen daarmee het aangezicht van een straat of plein. Terrassen hebben ook invloed op (de doorstroming van) het verkeer en de bereikbaarheid. Bovendien kunnen terrasbezoekers overlast veroorzaken (geluid, afval, rook van sigaretten en/of sigaren). Het is dan ook noodzakelijk om het plaatsen en exploiteren van terrassen te reguleren met een vergunningenstelsel.

ARTIKEL 4.2

Lid 1

In verband met mogelijke overlast voor de omgeving en rekening houdend met de bestemming van de panden is het ongewenst om een terras te hebben op een andere plaats dan bij een horecabedrijf. Om er voor te zorgen dat de aanvraag voor een terrasvergunning wel al in behandeling mag worden genomen maar pas mag worden verleend als de exploitatievergunning daadwerkelijk is verleend (eis) is lid 1 opgenomen.

Lid 2

In zijn algemeenheid kan een terrasaanvraag worden getoetst aan de belangen van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en de woon- en leefomgeving. Daarnaast wordt gekeken of een terras planologisch wel passend is. Voorts wordt het uiterlijk aanzien van de gemeente als toetsingsgrond genoemd. Hierbij kan ook worden gekeken naar het terrasmeubilair. Verder spelen de bereikbaarheid en het doelmatig gebruik van de weg (waaronder ook voetgangersgebieden) een rol bij de vergunningverlening.

Terrassen worden alleen toegestaan bij volwaardige, zelfstandige horecabedrijven. Het is onwenselijk om terrassen toe te staan bij bijvoorbeeld winkels met een kleine horecahoek. Dit is vastgelegd in het derde lid sub g van dit artikel.

Bij horecabedrijven in winkel strips met woningen boven de bedrijven, wordt in zijn algemeenheid aangenomen dat een terrasfunctie het woon- en leefklimaat aantast tenzij het tegendeel wordt aangetoond.

Tot slot wordt opgemerkt, dat terrassen bij coffeeshops nimmer kunnen worden vergund. De openbare orde en veiligheid alsmede de woon- en leefomgeving verzetten zich hiertegen. Het in de (publieke) buitenruimte gebruiken van softdrugs heeft een te negatieve uitstraling.

ARTIKEL 4.3 AANVRAAG

De aanvraag geschiedt middels een door burgemeester vast te stellen formulier, waarop in ieder geval de situering en de afmetingen van het terras worden vermeld en de gegevens van het horecabedrijf.

ARTIKEL 4.4: VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

De burgemeester is bevoegd om nadere regels op te stellen waaraan vergunningaanvragen voor terrassen worden getoetst. In deze nadere regels kunnen bovengenoemde toetsingsgrondslagen worden uitgewerkt en geconcretiseerd.

Een terrasvergunning kan onder voorschriften worden verleend. In ieder geval wordt de maximale grootte en de locatie van de terrassen vastgelegd. Daarnaast zijn voorschriften ten aanzien van het meubilair, openingstijden, maximumaantal zitplaatsen e.d. denkbaar.

Voorschriften kunnen zowel bij de vergunningverlening als achteraf aan de vergunning worden verbonden. Wanneer na de verlening voorschriften aan een vergunning worden verbonden dan dient hiervoor wel een aanleiding te bestaan. Een ondernemer moet in beginsel op zijn vergunning kunnen vertrouwen.

ARTIKEL 4.6: INTREKKINGSGRONDEN

De terrasvergunning kan worden ingetrokken indien een exploitant zich niet aan de regels voor terrassen houdt. Ook wanneer een terras een gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of de woon- en leefomgeving of het uiterlijk aanzien op ontoelaatbare wijze wordt geschaad kan de vergunning worden ingetrokken.

ARTIKEL 4.7: TIJDELIJKE SLUITING TERRAS

Grofweg zijn er twee redenen voor een tijdelijke sluiting van het terras. Ten eerste kan een tijdelijke sluiting aan de orde zijn, omdat het openbaar belang hiertoe noopt. Bijvoorbeeld vanwege onderhoudswerkzaamheden aan de straat of een evenement. Ten tweede kan de tijdelijke sluiting een handhavingsmaatregel zijn. Indien een terras voor problemen zorgt of een ondernemer houdt zich niet aan de regels dan kan dit ook tot sluiting leiden.

ARTIKEL 4.8: ZAKELIJK KARAKTER

Een terrasvergunning heeft zakelijke werking. Dat betekent, dat de terrasvergunning primair is gekoppeld aan het horecapand en niet aan de exploitant.

Een horecaterras vertegenwoordigt daardoor een economische waarde. Wel dient de terrasvergunning op naam van de exploitant te worden gesteld. De exploitant dient zich dan ook schriftelijk te melden. Overigens is de vergunning alleen overdraagbaar aan een nieuwe horeca-exploitant. Terrassen worden alleen toegestaan bij horecabedrijven. De terrasvergunning is dan ook niet overdraagbaar aan een ‘niet-horeca-ondernemer’ (bijvoorbeeld een winkelier).

ARTIKEL 5.1: HOOFDREGEL OPENINGSTIJDEN

Lid 1

De hoofdregel is dat horecabedrijven van 7.00 uur ’s ochtends tot 2.00 ’s nachts geopend mogen zijn. Buiten deze tijden mogen geen klanten in de zaak verblijven. Alleen het sluiten van de deuren van het horecabedrijf volstaat niet. De bezoekers dienen uiterlijk om 2.00 uur de zaak te verlaten.

Lid 2 en 3

Op de hoofdregel bestaan een aantal belangrijke uitzonderingen. Sport- en/of jeugdorganisaties of –instellingen moeten uiterlijk om middernacht sluiten. Buurt- en wijkcentra moeten om 1.00 ’s nachts sluiten. Dit ongeacht de rechtsvorm van de exploitant. Het betreft hier in beide gevallen geen reguliere horeca. Dit rechtvaardigt een afwijkend sluitingsregime.

Lid 4

In artikel 3:7 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ’s-Hertogenbosch 2016 is opgenomen dat seksinrichtingen gesloten moeten zijn tussen 23.00 uur en 09.00 uur. Daarentegen is de hoofdregel bij horecabedrijven dat ze tot 02.00 uur ’s nachts open mogen zijn. Lid 4 is opgenomen om te voorkomen dat een horecabedrijf in een seksinrichting langer open mag blijven dan de seksinrichting zelf. Dit is niet gewenst aangezien de horeca-functie in een seksinrichting van ondergeschikt belang is.

ARTIKEL 5.2: ONTHEFFING VOOR NACHTZAAK

Op grond van deze bepaling kan de burgemeester toestemming geven voor een zogenaamde nachtzaak. Een nachtzaak mag 7 dagen per week open zijn van 17.00 uur ’s middags tot 4.00 uur resp. 5.00 uur ’s nachts.

In 2004 is hierover in een voorstel aan uw raad over de openingstijden van de horeca het volgende geschreven:

“Omdat er behoefte is aan enkele zaken die tot 4.00 uur open zijn, wordt voorgesteld een beperkt aantal nachtzaken toe te staan. Omdat wij enerzijds tegemoet willen komen aan de behoefte van de consument en anderzijds op weekdagen de woonfunctie prioriteit moet krijgen, willen wij op dit moment alleen de 3 huidige nachtzaken in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch, te weten Kings, Chez Nous en de Caroussel, legaliseren. Dat aantal kan worden uitgebreid mits dat op basis van een verantwoorde afweging, waarbij een geografische spreiding onderdeel van die afweging zal uitmaken, mogelijk maakt.”

Kings en Chez Nous zijn al lange tijd geleden als nachtzaak verdwenen. Er zijn op dit moment 4 nachtzaken: Carrousel, de Taveerne, Plein ’79 en Ushiwawa.

De behoefte aan nachtzaken is gering vanwege de mogelijkheid om op vrijdag en zaterdag tot 4.00 uur open te zijn. Wij stellen daarom voor het aantal nachtzaken op vier te bevriezen en de locaties van nachtzaken te beperken tot de uitgaansgebieden.

De voorwaarde, dat een veiligheidsplan moest worden aangeleverd bij het aanvragen van een ontheffing nachtzaak is komen te vervallen. Hierdoor is sprake van een aanzienlijke verlaging van de administratieve lasten.

Om toch de veiligheid te waarborgen en de hinder/overlast van een ontheffing nachtzaak te minimaliseren zal de burgemeester, op grond van artikel 5.7 lid 4, nadere regels vast te stellen.

Ook wordt voorgeschreven, dat in de nachtelijke uren gebruik wordt gemaakt van erkende portiers met benodigde vergunning. Hiermee wordt beoogd overlast en ordeschendingen te voorkomen.

ARTIKEL 5.3: ONTHEFFING SLUITINGSTIJDEN

Lid 1 :

Op basis van dit artikel kan zes keer per jaar ontheffing worden verleend voor ruimere openingstijden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van sport- en jeugdinstellingen en buurt- en wijkcentra om bij bijzondere gelegenheden langer open te zijn.

Als deze ontheffing nodig is voor een bijeenkomst waarvoor tevens een ontheffing op basis van de Drank- en Horecawet nodig is dan wordt de ontheffing alleen verleend als ook de toestemming op basis van de wet wordt gegeven. Hiermee wordt voorkomen, dat een ontheffing wordt verkregen waarvan eigenlijk geen gebruik kan worden gemaakt.

Lid 2:

In het verleden zijn er regelmatig verzoeken ontvangen van horeca ondernemers om bij incidentele bijzondere gelegenheden hun horecabedrijf langer open te mogen houden dan de algemeen geldende openingstijden. Om de burgemeester de mogelijkheid te bieden om in deze gevallen ontheffing te verlenen van de sluitingstijd is lid 2 toegevoegd.

Echter er moet worden voorkomen dat een incidentele ontheffingsmogelijkheid leidt tot omzeiling van het openingstijdenstelsel, toename van inzet door de politie en toename van de druk op het woon- en leefklimaat in de omgeving van de horecabedrijven. Alleen de echt speciale gevallen kunnen dan ook een ontheffing krijgen.

Maar welke bijzondere gelegenheden komen hiervoor dan in aanmerking? Om dit te bepalen kan gekeken worden naar de aard van de activiteiten en de frequentie, de duur en het karakter van de gelegenheid. De burgemeester stelt hieromtrent beleid vast.

ARTIKEL 5.4: ONTHEFFING STUDENTENSOCIETEIT

Een studentensociëteit is een bijzondere vorm van horeca. Het is de thuisbasis van een – besloten – studentenvereniging. De sociale controle is in de regel groot. Bij het karakter van een studentenvereniging passen ruime openingstijden. Er is voor gekozen om ruimere openingstijden niet direct maar middels een ontheffing toe te staan. Bij de ontheffing verlening kan specifiek worden gekeken naar het voorkomen van overlast door verruiming van de tijden. Aan de ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden (zie de toelichting bij artikel 5.7).

Er wordt benadrukt, dat het om studentenverenigingen van hbo-instellingen dan wel universiteiten moet gaan. Daarnaast gaat het echt om de sociëteit van een studentenvereniging en niet om bijvoorbeeld studentensportverenigingen.

ARTIKEL 5.5: WEEKENDONTHEFFING

In de weekenden kunnen ruimere openingstijden worden toegestaan door het verlenen van een ontheffing. Met deze ruimere openingstijden wordt tegemoet gekomen aan de wens van de horeca ondernemers en het uitgaanspubliek. Deze weekendontheffing is primair bedoeld voor horeca-etablissementen in de uitgaansgebieden. Deze uitgaansgebieden worden bij besluit vastgesteld.

Uit de redactie van letter b. mag worden afgeleid dat het woon- en leefklimaat in uitgaansgebieden in principe niet als toetsingscriterium voor de 4-uursopenstelling geldt tenzij in een specifiek geval sprake is van (zelfs voor een uitgaansgebied) bovenmatige overlast.

Daarnaast is het in bijzondere gevallen ook mogelijk om in aanmerking te komen voor een weekendontheffing buiten de uitgaansgebieden. Er zal niet snel sprake zijn van een bijzonder geval. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een horecagelegenheid in een gebied met weinig omwonenden (zoals een discotheek buiten de bebouwde kom). In woonwijken wordt in principe geen ontheffing verleend aan eetgelegenheden zoals cafetaria’s etc.

De voorwaarde, dat een veiligheidsplan moest worden aangeleverd bij het aanvragen van een weekendontheffing is komen te vervallen. Hierdoor is sprake van een aanzienlijke verlaging van de administratieve lasten.

Om toch de veiligheid te waarborgen en de hinder/overlast van een weekendontheffing

te minimaliseren zal de burgemeester, op grond van artikel 5.7 lid 4, nadere regels vaststellen.

Ook hier wordt voorgeschreven, dat in de nachtelijke uren gebruik wordt gemaakt van erkende portiers met benodigde vergunning. Hiermee wordt beoogd overlast en ordeschendingen te voorkomen.

ARTIKEL 5.6: OPENINGSTIJDEN TERRASSEN

Terrassen horen bij een levendige stad. Terrassen kunnen echter eenvoudig voor hinder zorgen. Belangrijkste oorzaak is het stemgeluid van de terrasbezoekers. Dit geluid kan ver dragen. Hoofdregel is dan ook, dat terrassen om 23.00 uur moeten sluiten. De (nacht)rust van de omwonenden wordt hiermee gewaarborgd. In uitgaansgebieden zijn ruimere tijden toegestaan. In deze gebieden heeft de horecafunctie het primaat. Er zullen zich in de regel toch al veel personen op straat bevinden. De woonfunctie is duidelijk ondergeschikt aan de horeca. Hierdoor kunnen – zonder dat sprake is van onaanvaardbare overlast – ruimere tijden worden toegestaan.

De burgemeester is voorts bevoegd om ook aan horecagelegenheden buiten uitgaansgebieden ruimere openingstijden toe te staan. Dit kan door het verlenen van een ontheffing. Het verlenen van een ontheffing kan slechts aan de orde zijn als de woon- en leefomgeving niet onevenredig wordt geschaad door de ruimere openingstijden. Hierbij zal vooral worden gekeken naar de aanwezigheid van woningen in de nabijheid van het terras. Uitgangspunt is, dat de nachtrust van omwonenden – buiten horecagebieden – moet worden beschermd.

Voor de goede orde, wordt nog opgemerkt dat de burgemeester aan een terrasvergunning voorschriften kan verbinden. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op de openingstijden. Zo is het mogelijk om middels deze voorschriften een vroegere sluiting dan 23.00 uur op te leggen. Dit is geregeld in artikel 4.4 lid 2.

ARTIKEL 5.7: TOETSINGSCRITERIA, VOORWAARDEN EN INTREKKING ONTHEFFING

Het initiatief voor ruimere openingstijden ligt bij de exploitant. De exploitant dient een aanvraag in te dienen.

Welk beveiligingsbedrijf/ portier aan de deur staat bij een horecazaak kan van grote invloed zijn op de veiligheid en de ervaren hinder/ overlast voor de omgeving. Vandaar dat bij de aanvraag voor een ontheffing het contract met het beveiligingsbedrijf en de portiers passen dienen te worden overlegd (lid 1 sub a).

Bij de ontheffing verlening wordt gekeken naar de bescherming van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en volksgezondheid. Daarnaast speelt de invloed van de ruimere openingstijden op de omgeving een rol. Beoordeeld wordt of de woon- en leefomgeving niet op ontoelaatbare wijze wordt geschaad door de ruimere openingstijden.

Aan de ontheffingen kunnen nadere voorwaarden worden verbonden om bijvoorbeeld overlast en ordeproblemen te voorkomen. Denk hierbij aan de verplichting om de wachtende bezoekers middels dranghekken te geleiden om gedrang en opstootjes te voorkomen.

E en ontheffing kan ook worden ingetrokken indien blijkt dat de ruimere openingstijden toch tot problemen leiden. Daarnaast kan de ontheffing worden ingetrokken indien blijkt dat de bedrijfsvoering van een ondernemer niet op orde is. Ook kan de exploitant zelf schriftelijk verzoeken om intrekking van de ontheffing.

ARTIKEL 5.8: BIJZONDERE GELEGENHEDEN

Lid 1

In dit artikel worden de openingstijden voor ‘oud en nieuw’ vrij gegeven. Uit zijn aard vindt dit feest in de nachtelijke uren plaats. Ook met carnaval, de nacht voorafgaand aan Koningsdag en Pinksteren worden ruimere openingstijden toegestaan. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van de horeca en de horecabezoekers om op deze feestdagen langer op stap te kunnen.

Het artikel is dusdanig opgesteld dat nachtzaken en horecabedrijven met een weekendontheffing maximaal profijt hebben van de afwijkende openingstijden. Alleen op de woensdagochtend van Carnaval dienen net als alle andere horecabedrijven ook de nachtzaken om 01.00 uur gesloten te zijn. Ingevolge artikel 5.7 lid 4 kan de burgemeester nadere regels stellen omtrent deze bijzondere gelegenheden.

De ruimere openingstijden zoals vermeld in artikel 5.8 gelden niet voor sport- en jeugdinstellingen en buurthuizen en wijkcentra. De exploitatie van een paracommercieel horecabedrijf vindt namelijk plaats naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard is en is het in de regel gevestigd op een perceel dat géén horecabestemming heeft. Het gaat veelal om locaties met een sport- en/of recreatiebestemming dan wel de bestemming maatschappelijke doeleinden of onderwijs. De omstandigheid dat paracommerciële inrichtingen in de regel niet zijn gevestigd op gronden met een horecabestemming brengt een belangrijke beperking met zich mee. De horeca moet op planologische gronden ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming. Dat betekent dat de horeca geen zelfstandige bezoekersstroom mag trekken. Dat wil zeggen dat de horeca uitsluitend is bedoeld ter ondersteuning van de hoofdactiviteiten. De horeca mag aldus geen klanten trekken die uitsluitend voor het horecabedrijf komen. Het toestaan van ruimere openingstijden, tijdens de collectieve bijzondere gelegenheden, geeft in de praktijk geen enkele waarde aan de hoofdactiviteit. In deze gevallen is namelijk geen sprake van horeca die uitsluitend ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daarom in strijdt is met de bestemming van het pand.

Voor de leesbaarheid van het artikel is in een tabel aangegeven per bijzondere gelegenheid en per soort horecabedrijf wat de afwijkende openingstijden zijn.

Voorheen werd gesproken over de nacht voor Koninginnedag. Echter vanwege het aantreden van Z.M. Koning Willem-Alexander is deze datum gewijzigd. De verordening is hier eind 2013 op aangepast. Er is voor gekozen om geen concrete datum te noemen, maar het begrip Koningsdag te gebruiken zodat de verordening niet hoeft te worden aangepast als de datum van deze officiële feestdag wijzigt.

Lid 2

In de nachten dat de zomer- en of wintertijd ingaat gelden afwijkende openingstijden. Er wordt gehandeld alsof de tijd niet is gewijzigd. Hiermee wordt voorkomen, dat personen bij het ingaan van de wintertijd een uur langer kunnen consumeren dan gebruikelijk. Dit kan tot overlast en ordeproblemen leiden, omdat personen meer alcohol innemen dan zij gewend zijn. Bij het ingaan van de zomertijd wordt de uitgaansavond niet een uur korter. Ook dit leidde soms tot problemen omdat bezoekers geen rekening hadden gehouden met een uitgaansavond die plotseling een uur korter blijkt te zijn.

ARTIKEL 5.9: BESLISTERMIJN

In dit artikel zijn expliciete beslistermijnen opgenomen ten aanzien van besluiten over openingstijden.

ARTIKEL 5.10: AFWIJKENDE SLUITINGSTIJDEN: ALGEHELE SLUITING

Artikel 174 van de Gemeentewet vormt de grondslag voor de bevoegdheid om één of meer horecabedrijven tijdelijk afwijkende sluitingsuren op te leggen of tijdelijk te sluiten. Aanleiding voor tijdelijke afwijking of sluiting moet zijn gelegen in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, of in bijzondere omstandigheden (zoals, al dan niet lokale, feestdagen). Het betreft een algemene bevoegdheid die zich niet alleen kan uitstrekken tot één maar ook tot meer of zelfs tot alle in de gemeente aanwezige horecabedrijven. Wel beperkt de bevoegdheid zich tot het tijdelijk vaststellen van afwijkende sluitingstijden of tot tijdelijke sluiting.

ARTIKEL 6.1: SCHENKTIJDEN

Er is voor gekozen om de schenktijden van horecabedrijven, die zijn gevestigd in een gebouw waarin ook onderwijs wordt gegeven aan personen die merendeels de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, te beperken. Dit geldt zowel voor commerciële (artikel 6.1) en paracommerciële inrichtingen (artikel 6.2 lid 2). Dit type horecabedrijf mag pas vanaf 17.00 uur schenken.

ARTIKEL 6.2: SCHENKTIJDEN PARACOMMERCIELE INRICHTINGEN

Lid 1

De wet van 1 januari 2013 verplicht om vast te leggen gedurende welke tijdstippen er alcohol mag worden geschonken in paracommerciële inrichtingen. Uitgangspunt is dat het verantwoord schenken van alcohol primair de verantwoordelijkheid is van de vereniging/stichting die een paracommercieel bedrijf exploiteren. Er mag dus worden geschonken op die momenten, dat een paracommercieel bedrijf mag zijn geopend voor publiek.

Lid 2

Er is voor gekozen om de schenktijden van horecabedrijven, die zijn gevestigd in een gebouw waarin ook onderwijs wordt gegeven aan personen die merendeels de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, te beperken. Dit geldt zowel voor commerciële (artikel 6.1) en paracommerciële inrichtingen (artikel 6.2 lid 2). Dit type horecabedrijf mag pas vanaf 17.00 uur schenken.

ARTIKEL 6.3: PRIVE-BIJEENKOMSTEN EN BIJEENKOMSTEN DERDEN

In de gemeente ’s-Hertogenbosch zijn bijeenkomsten van persoonlijke aard en van derden in paracommerciële inrichtingen al jarenlang verboden. Een dergelijk verbod werd standaard in elke vergunning opgenomen. Daarnaast verzet het bestemmingsplan zich in de regel tegen het verhuren van clubhuizen, kantines en horeca bij sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en/of religieuze instellingen. De reguliere horeca ondervindt daadwerkelijke concurrentie van dit soort bijeenkomsten. Hierbij kan worden gedacht aan kantines die worden afgehuurd voor bruiloften, jubilea, verjaardagen die volledig losstaan van de vereniging of stichting die de kantine uitbaat.

Het jarenlang geldende verbod is nu in de verordening opgenomen. Hierdoor is het niet langer noodzakelijk om in elke individuele vergunning een bepaling op te nemen.

Overigens is het verbod niet absoluut. In uitzonderingsgevallen kan de burgemeester ontheffing verlenen. Hiertoe is beleid geformuleerd.

ARTIKEL 7.1: VOORSCHRIFTEN SLIJTERIJEN

De wet biedt de mogelijkheid om bij verordening te bepalen dat aan een drank- en horecavergunning voor een slijterij nadere voorschriften kunnen worden verbonden. Het gaat om maatwerkvoorschriften ten behoeve van de naleving van de volksgezondheid, de openbare orde en veiligheid, naleving van de leeftijdsgrenzen en tegengaan van dronken klanten en personeel. De exploitatievergunningplicht op basis van de Horecaverordening geldt niet voor slijterijen. Slijterijen zijn detailhandel en daarmee geen horecabedrijf. Door het stellen van (maatwerk)voorschriften aan een vergunning voor een slijterij wordt het toch mogelijk om deze alcoholverstrekker te reguleren.

Zo kan een slijterij worden verplicht – als daartoe aanleiding bestaat – om een leeftijdscontrole bij de deur uit te voeren of zijn reclame uitingen middels borden op straat te beperken.

ARTIKEL 8.1: STRAFBEPALING

Naleving van deze verordening kan bestuursrechtelijk worden afgedwongen. Het zal dan in de regel gaan om herstelsanctie (reparatoire sancties). Dergelijke sancties zijn slechts gericht op het herstellen van de overtreding. Door dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om ook een bestraffende (punitieve) sanctie op te leggen. Overigens kunnen bestraffende en herstelsancties worden gestapeld. Dat wil zeggen dat een overtreding kan worden gesanctioneerd met zowel een bestraffende als een herstelsanctie.

ARTIKEL 8.2: TOEZICHTHOUDERS

Het toezicht op de naleving van deze verordening geschiedt door aangewezen personen.

ARTIKEL 8.3: HET BINNENTREDEN IN WONINGEN EN GEBOUWEN

Met dit artikel wordt de juridische grondslag gegeven om zowel woningen als gebouwen tegen de wil van de rechthebbende te betreden indien in het kader van het toezicht en de handhaving noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden vereist een dergelijke grondslag alvorens een machtiging tot binnentreding kan worden verstrekt.

ARTIKEL 8.4: INWERKINGTREDING

Met lid 1 wordt de Horecaverordening ’s-Hertogenbosch 2012 ingetrokken. Daarnaast wordt de inwerkingtreding geregeld.

ARTIKEL 8.5: OVERGANGSBEPALING

Op basis van het overgangsrecht blijven exploitatievergunningen, die op basis van de APV zijn verleend, gewoon van kracht. Indien de exploitant wijzigt dan dient wel een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. Indien een exploitant beschikt over een bestuursrechtelijke toestemming voor ruimere openingstijden dan worden deze gezien als een ontheffing in de zin van deze verordening. Ook de nadere regels ten aanzien van terrassen blijven onverkort van kracht.

TOELICHTING ARTIKEL 8.6

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.