Regeling vervallen per 23-01-2023

Nadere regels subsidie Peuter- en VVE-arrangementen 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 22-01-2023

Intitulé

Nadere regels subsidie Peuter- en VVE-arrangementen 2017

§ 1. Algemene bepalingen

Nadere regels subsidiePeuter- en VVE-arrangementen 2017

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders.

    • b.

      wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

    • c.

      besluit; het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

    • d.

      peuterarrangement: educatieve opvang gedurende twee dagdelen van 3,5 uur per week voor 40 weken per jaar voor kinderen van 2 en 3 jaar in groepen met tenminste 6 kinderen gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool.

    • e.

      VVE (voor- en vroegschoolse educatie) arrangement: opvang in groepen gedurende drie dagdelen van 3,5 uur per week voor 40 weken per jaar met tenminste 6 kinderen voor kinderen van 2 tot 4 jaar waarin op gestructureerde en samenhangende wijze een VVE programma wordt gegeven door activiteiten welke gericht zijn op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaalemotionele ontwikkeling.

    • f.

      VVE-opleiding: erkende programma’s voor voorschoolse educatie o.a. “Speelplezier”, “peuterplein” en andere.

    • g.

      doelgroepkinderen: kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-kindplaats en een VVE-programma op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie.

    • h.

      ouder(s)/verzorger(s): de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap, een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft.

    • i.

      houder (aanbieder van kinderopvang): degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming peuteropvang exploiteert.

    • j.

      tegemoetkoming kosten peuterarrangement: een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van een peuterarrangement.

    • k.

      tegemoetkoming kosten VVE-arrangement: een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van een VVE- arrangement.

    • l.

      ouderbijdrage: financiële vergoeding die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de deelname van hun kind aan de peuter- en VVE-arrangementen of kinderopvang.

    • m.

      VNG tabel ouderbijdrage: een door de VNG gemaakt overzicht van de financiële bijdrage die ouders/verzorgers moeten betalen voor kinderopvang (waaronder ook een peuter- of VVE-arrangement), waarbij de bijdrage wordt afgestemd op het gezamenlijk verzamelinkomen van het gezin.

    • n.

      Kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang

    • o.

      kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

    • p.

      kinderdagverblijf: opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar.

    • q.

      kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van de Belastingdienst aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

    • r.

      LRKP (Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen): register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

    • s.

      toezichthouder: de door het college aangewezen directeur van de GGD (Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zuid-Limburg) belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzalen.

    • t.

      IB60 inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar.

    • u.

      bsn: het burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).

  • 2. De in de nadere regels gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet, de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze nadere regels wordt afgeweken.

§ 2. Subsidiebepalingen

Artikel 2 Doel en toepassingsbereik

  • 1. Het verstrekken van subsidies krachtens deze nadere regels heeft betrekking op het beleidsterrein kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie.

  • 2. Deze nadere regels hebben tot doel het financieel toegankelijk maken van peuter- en VVE-arrangementen voor peuters in Valkenburg aan de Geul.

Artikel 3 Vereisten subsidieaanvrager

Aanvragen kunnen worden ingediend door een houder van een Kindercentrum, indien deze staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de vereisten uit de wet, de hier uit voortvloeiende regelgeving en deze nadere regels Peuter- en VVE-arrangementen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor het realiseren van peuter- en VVE-arrangementen.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Er wordt geen subsidie verstrekt indien:

  • a.

    de opvanglocatie, waar de ouder(s)/verzorger(s) het kind peuter- en VVE-arrangementen laten volgen, niet werkt met enkel pedagogisch medewerkers die een gecertificeerde VVE opleiding met een diploma hebben afgerond;

  • b.

    de opvanglocatie, waar de ouder(s)/verzorger(s) het kind een peuter- en VVE-arrangementen laten volgen, niet geregistreerd is in het LRKP of niet voldoet aan de vereisten uit de wet en de hier uit voortvloeiende regelgeving;

  • c.

    de ouder(s)/verzorger(s) niet woonachtig zijn in de gemeente Valkenburg aan de Geul; of

  • d.

    de opvanglocatie niet gevestigd is in de gemeente Valkenburg aan de Geul; of

  • e.

    voor het kind dat gebruik maakt van een VVE-arrangement geen indicatie voor VVE is afgegeven.

Artikel 6 Subsidie voor peuter- en VVE-arrangementen

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de soort opvang, de mate waarin ouder(s) recht hebben op een eventuele kinderopvangtoeslag en de hoogte van het verzamelinkomen van de ouder(s)/verzorger(s). De subsidie bestaat uit een bedrag per bezet arrangement voor:

  • a.

    peuteropvang voor de ouder(s)/verzorger(s) die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • b.

    peuteropvang voor ouder(s)/verzorger(s) die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • c.

    een VVE-aanbod voor ouder(s)/verzorger(s) die niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag; of

  • d.

    een VVE-aanbod voor peuters in de kinderopvang, waarbij de ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag.

Artikel 7 Bevoegdheden college

  • 1. Het college beslist op aanvragen om subsidie, dit met inachtneming van het bepaalde in de wet, de subsidieverordening en deze nadere regels.

  • 2. Het college kan jaarlijks de normtarieven voor peuter- en VVE-arrangementen vaststellen.

  • 3. De tabel ouderbijdrage welke voor het subsidiëren van peuter en VVE-arrangementen door de houder toegepast moeten worden, wordt elk jaar vastgesteld door het college op basis van de VNG tabel ouderbijdrage.

  • 4. Het college kan een toezichthouder aanwijzen voor de controle op de in deze nadere regels gestelde eisen aan de uitvoering en de kwaliteit van peuter- en VVE-arrangementen.

  • 5. Het college kan de subsidie lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoerings- en kwaliteitseisen voor peuter- en VVE-arrangementen zoals vermeld in deze nadere regels.

§ 3. Procedurele bepalingen

Artikel 8 Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voor peuter- en VVE-arrangementen kan door de houder worden ingediend tot uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder, de locatie waar de opvang plaatsvindt, de wijze waarop de opvang is vermeld in het LRKP met het bijbehorende registratienummer, bewijsstukken waaruit blijkt dat wordt voldaan aan artikel 3 en 5 van deze nadere regels en daarnaast het bankrekeningnummer van de organisatie.

  • 3. Bij de subsidieaanvraag wordt een begroting gevoegd waaruit blijkt:

  • a. de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b. het bedrag van de aanvraag, totaal en verdeeld over het aantal en soort arrangementen (peuter- en/of VVE-arrangementen) waarvoor subsidie wordt gevraagd (artikel 4 en 6), met in de toelichting de opbouw en motivering van de aantallen en bedragen;

  • c. het aantal arrangementen dat wordt bezet door peuters van ouders met een fiscale regeling;

  • d. de openstelling, aantal groepen en bezetting voor elke locatie.

  • 4. De houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

  • a. een door de ouder(s) ondertekende aanvraag met daarin de naam en adres en bsn-nummer van de ouder(s);

  • b. indien van toepassing: de naam en het bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner. De aanvraag is dan ook mede ondertekend door de partner;

  • c. naam en bsn-nummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d. inkomensgegevens van de ouder(s) en, indien van toepassing, van de partner waarmee de ouderbijdrage wordt bepaald. De ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. Hiervoor wordt een IB60-verklaring afgegeven of een kopie van de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar.

  • e. de wijze waarop tabel ouderbijdrage is toegepast;

  • f. een plaatsingsovereenkomst waarin in ieder geval wordt aangegeven: de naam en adres van de locatie waar het arrangement plaatsvindt, het soort arrangement, het aantal uren per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van het arrangement;

  • g. gegevens waaruit blijkt dat de ouder al dan niet behoort tot de groep personen als bedoeld in paragraaf 1, artikel 1.5 van de wet;

  • h. indien het gaat om VVE-arrangement, een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Zuid-Limburg met daarin een opgave van de geldigheidsduur;

  • 5. In aanvulling op lid 3 en 4 kan het college overige gegevens opvragen die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

  • 6. Het college kan bepalen dat de subsidieaanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 7. In afwijking van artikel 8 lid 1 kunnen subsidieaanvragen ook na 1 oktober worden ingediend, voor zover dit een gevolg is van een nieuwe inschrijving in het LRKP of een wijziging hiervan.

Artikel 9 Verlening van de subsidie

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3. De subsidieverleningsbeschikking bevat in ieder geval:

  • a. de soort opvang waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b. de periode en het aantal arrangementen waarvoor subsidie wordt verleend;

  • c. de subsidie en het normtarief per peuter- en/of VVE-arrangement;

  • d. de voorwaarden en verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

  • e. de wijze waarop het voorschot op de subsidie wordt betaald;

  • f. de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 4. Indien er meer subsidie wordt aangevraagd dan de maximale beschikbare subsidie, wordt de subsidie verleend op basis van de volgorde van binnenkomst. Als een aanvraag incompleet wordt ingediend en betrokken instelling op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag wel voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 10 Vaststelling van de subsidie

  • 1. De vaststelling van de subsidie voor peuter- en/of VVE-arrangementen vindt plaats op grond van het aantal bezette arrangementen en het werkelijk gemiddelde gezinsinkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een kindplaats heeft bezet.

  • 2. De houder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college en verstrekt hierbij een overzicht van het feitelijke aantal bezette peuter- en/of VVE- arrangementen over het voorbije kalenderjaar, de wijze waarop tabel ouderbijdrage voor peuter- en VVE-arrangementen is toegepast en de overige gegevens die het college nodig heeft om de subsidie vast te stellen.

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag en de gegevens zoals bedoeld in het tweede lid. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 4. Het college kan voor de vaststelling van de subsidie een protocol opstellen en de genoemde data of termijnen hierop aanpassen.

  • 5. De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt het subsidiebedrag en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van

de bepalingen in deze nadere regels, indien toepassing van deze nadere regels leidt

tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 12 Inwerkingtreding

De nadere regels treden in werking op 1 januari 2017.

De “Nadere regels subsidie Peuter- en VVE-arrangementen 2016” komen hiermee te vervallen.

Artikel 13 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Peuter- en VVE-arrangementen.

Aldus besloten in de vergadering van het college op 20 december 2016.

Toelichting op de Nadere regels peuter- en VVE-arrangementen

De stelsels van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang worden geharmoniseerd. Door deze beweging wordt het peuterspeelzaalwerk geïntegreerd in de kinderopvang.

De educatieve waarde van de kinderopvang neemt daarmee toe, vanwege de centrale plaats die ze gaan innemen in de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. De continuïteit voor de peuters wordt geborgd.

De scholen voor primair onderwijs zijn en blijven verantwoordelijk voor de organisatie van de tussen- en buitenschoolse opvang. Tot nu toe geeft iedere school daar op een eigen manier uitvoering aan. Deze nadere regels zijn hierop niet van toepassing. Dit laatste geldt ook voor kinderopvang op basis van sociaal, medische indicatie (SMI).

Het college heeft in haar vergadering van 1 december 2015 deze nadere regels vastgesteld en heeft ze op 20 december 2016 aangepast. De uitgangspunten voor de Nadere regels peuter- en VVE- arrangementen (waaronder die van de financiële toegankelijkheid) zijn in de collegenota uiteen gezet.

  • ·

    Het gezinsinkomen bepaalt de hoogte van de netto eigen bijdrage van ouders voor peuterarrangementen.

  • ·

    De netto eigen bijdrage voor peuterarrangementen is voor ouders die recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst grosso modo gelijk als voor ouders die daar geen recht op hebben.

  • ·

    De hoogte van de gemeentelijke subsidie per peuterarrangement per jaar is dusdanig, dat gezinsinkomens tot ongeveer 70.000 euro per jaar grosso modo niet meer gaan betalen voor een peuterarrangement dan ze voor de harmonisatie (van de stelsels peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) voor het peuterspeelzaalwerk betaalden.

Feitelijk subsidieert de gemeente (via de houders) vanaf 1 januari 2016 de ouder(s)/verzorger(s) die ervoor kiezen hun kind(eren) deel te laten nemen aan een peuter- of VVE-arrangement. Voor de ouder(s)/verzorger(s) die recht hebben op de kinderopvangtoeslag is die subsidie relatief laag tot helemaal geen bijdrage, omdat de Belastingdienst een deel van de kosten voor haar rekening neemt middels de kinderopvangtoeslag. De ouder(s)/verzorger(s) die geen recht heeft/hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst krijgen een hogere gemeentelijke subsidie.

Voor de ouder(s)/verzorger(s) waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort houden we de ouderbijdrage laag. Voor het derde dagdeel van het VVE-arrangement brengt de aanbieder dan geen tarief in rekening. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

De gemeente stelt voor de subsidiëring van peuter- en/of VVE-arrangementen de (maximum)tarieven vast. De tarieven worden gedekt door de kinderopvangtoeslag (indien van toepassing), de eigen bijdrage van de ouder(s)/verzorger(s) en de gemeentelijke subsidie. Voor het vaststellen van de eigen bijdrage van de ouder(s)/verzorger(s) kan het college een tabel ouderbijdrage vaststellen of de tabel van de belastingdienst gebruiken.

2017:

Normtarief: €8,50

Peuter arrangementen

2 maal 3,5 uur per week a € 8,50 per uur

VVE arrangementen

3 maal 3,5 uur per week a € 8,50 per uur

Ouders die wel recht hebben op kinderopvang toeslag

€ 7,18 per uur via toeslagen en eigen bijdrage ouders afhankelijk van gezamenlijk inkomen ouders.

€ 1,32 per uur door gemeenten.

€ 7,18 per uur via toeslagen en eigen bijdrage ouders afhankelijk van gezamenlijk inkomen ouders.

€ 1,32 per uur plus de volledige kosten van het 3e dagdeel door gemeenten.

Ouders die geen recht hebben op kinderopvang toeslag

Ouders betalen een inkomensafhankelijke bijdrage o.b.v. de tabel ouderbijdrage afhankelijk van het gezamenlijk inkomen.

Gemeente subsidieert de rest.

Ouders betalen een inkomensafhankelijke bijdrage o.b.v. de tabel ouderbijdrage afhankelijk van het gezamenlijk inkomen. Gemeente subsidieert de rest als ook het 3e dagdeel.

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

De begripsbepalingen in de artikelen 1.1 en 1.1a en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen zijn van toepassing op deze nadere regels. Begrippen die niet in deze artikelen zijn gedefinieerd zijn omschreven en opgenomen in art 1.

§ 2. Subsidiebepalingen

Artikel 3 Vereisten subsidieaanvrager

De houder van een Kindcentrum kan bij de gemeente subsidie aanvragen als bijdrage in de kosten voor een peuter- of VVE-arrangement gedurende een bepaalde periode.

De houder moet er voor zorgen dat (de inrichting van) de locatie en de opvang voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en dat de locatie geregistreerd staat in het LRKP. De opvanglocatie waar VVE plaatsvindt moet ook voldoen aan de vereisten uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voor- en vroegschoolse educatie.

Ouders kunnen hun kind aanmelden bij de opvangorganisatie. Het is dan aan de houder om de gegevens van de ouder(s)/verzorger(s) op te vragen (zie artikel 9 lid 4 over de aanvraag subsidie) en te beoordelen of de betreffende ouder aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag.

Aan de hand van de bij de ouder(s)/verzorger(s) opgevraagde gegevens en de tabel ouderbijdrage (indien van toepassing) bepaalt de houder in hoeverre de ouder(s)/verzorger(s) gebruik kan/kunnen maken van subsidie van de gemeente voor een peuter-of VVE-arrangement.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

De subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van peuter- en VVE-arrangementen om de toegankelijkheid voor alle peuters in Valkenburg aan de Geul te borgen. Doel daarvan is het peuter- en/of VVE-arrangement betaalbaar te houden voor de ouder(s)/ verzorger(s) van het kind dat daarvan gebruik maakt.

Artikel 5 weigeringsgronden

Onderstaande programma’s, die in het kader van het vve-beleid uitgevoerd kunnen worden, zijn door een onafhankelijke erkenningscommissie (bron: Nederlands jeugd instituut) erkend. Dat wil zeggen dat naar het oordeel van deze commissie tenminste op theoretisch niveau aannemelijk is gemaakt dat het programma werkt, respectievelijk dat de doelen van het programma worden bereikt. Dit zijn de programma’s die erkend zullen worden door de gemeente en waaraan de pedagogische medewerkers dienen te voldoen.

  • ·

    Doe meer met Bas

  • ·

    Kaleidoscoop

  • ·

    Peuterplein en Kleuterplein

  • ·

    Piramide

  • ·

    Speelplezier

  • ·

    Sporen

  • ·

    Startblokken en Basisontwikkeling

  • ·

    Uk en Puk

  • ·

    VVersterkt (voor elke 2e pedagogisch medewerker op de groep)

Artikel 7 Bevoegdheden college

Het college stelt jaarlijks het normbedrag per uur vast. Dit is het maximale bedrag voor vergoeding.

Ook zal er jaarlijks een tabel voor ouderbijdrage worden vastgesteld op basis van de adviestabel van de VNG.

§ 3. Procedurele bepalingen

Artikel 8 Aanvraag subsidie

Een aanvraag voor subsidie moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Deze aanvraag dient te voldoen aan de eisen zoals genoemd in dit artikel.

Omdat de subsidie voor de duur van een kalenderjaar wordt verstrekt moet de subsidie elk jaar voorafgaand aan het kalenderjaar door de houder worden aangevraagd, met daarbij de door de gemeente gevraagde onderbouwing.

Het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Regio Zuid-Limburg begeleidt alle kinderen in Zuid-Limburg bij hun groei, gezondheid en opvoeding. Zij is degene die de behoefte aan VVE bij het kind, op basis van door gemeente vastgestelde criteria, kan herkennen en middels indicatiestelling vastlegt.

Deze indicatiestelling vormt de grondslag voor de tegemoetkoming in de kosten voor VVE van de gemeente. Het kan dan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn. In het indicatieadvies zal hierover een uitspraak moeten worden gedaan.

Artikelen 9 en 10 Verlening en vaststelling van de subsidie

De beschikking is een besluit in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat

tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Als de maximale subsidie is bereikt en er daarna toch nog meerdere aanvragen binnenkomen, dan bepaalt de gemeenteraad of ze extra gelden ter beschikking willen stellen.