Regeling vervallen per 31-05-2022

Algemene Subsidieverordening 2016 gemeente Beverwijk

Geldend van 26-08-2016 t/m 30-05-2022

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2016 gemeente Beverwijk

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 maart 2016, nummer INT-16-25673;

gehoord de Raadscommissie;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    de Algemene Subsidieverordening 2016 gemeente Beverwijk (documentnummer: INT-16-25579) vast te stellen;

  • 2.

    de Algemene Subsidieverordening gemeente Beverwijk 2012 (documentnummer: 2012/4744) in te trekken.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk;

    • b.

      raad: de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk;

    • c.

      eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

    • d.

      jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt of voor een bepaald aantal kalenderjaren meerjarig voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt binnen het door de raad vastgestelde kader van de programmabegroting en binnen het kader van de door de raad vastgestelde beleidsnota’s;

    • e.

      activiteiten: concrete activiteiten of activiteiten die bijdragen aan het bereiken van bepaalde beleidsdoelen;

    • f.

      controleverklaring: door een externe accountant afgegeven verklaring waaruit blijkt dat de accountant heeft gecontroleerd op de rechtmatigheid bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, hetgeen inhoudt dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en dat de algemene subsidievoorwaarden en de voorwaarden genoemd in de verleningsbeschikking zijn nageleefd.

    • g.

      de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5);

    • h.

      Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie heeft vastgesteld.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op alle programmaonderdelen in de gemeentebegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en met uitzondering van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is.

  • 2. De afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (per kalenderjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen) is van toepassing op jaarlijkse en meerjarig verstrekte subsidies.

  • 3. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting voor die subsidies opgenomen financiële middelen en/of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden en verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 3. Het college is bevoegd om voor specifieke (categorieën) subsidies nadere regels vast te stellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de verdeling van de subsidie per programma (onderdeel) als bedoeld in artikel 2, eerste lid, de criteria voor toekenning, en overige bijzondere bepalingen nader worden omschreven en geregeld.

  • 4. Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door een ander bestuursorgaan wordt gesubsidieerd, kan het college bepalen dat de subsidieverordening van de publiekrechtelijke rechtspersoon waar het andere bestuursorgaan onderdeel van uitmaakt van toepassing is, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming over de subsidieverstrekking met het andere bestuursorgaan.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen;

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader;

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verlenings-beschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader;

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader;

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan jaarlijks besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s) per programma of programmaonderdeel. Tevens wordt daarbij aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 2 Aanvraag van de subsidie

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt bij voorkeur elektronisch ingediend bij het college met behulp van een webformulier welke beschikbaar is op de website van de gemeente Beverwijk.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen, en in het bijzonder in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

    • d.

      bij een jaarlijkse subsidie van meer dan € 10.000,-: de stand van de (egalisatie-) reserves en voorzieningen op het moment van aanvragen met daarbij een onderbouwing (een onderhoudsplan of anderzins).

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening, de balans van het voorgaande jaar en een kopie van een afschrift van de bankrekening als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. De aanvrager van een subsidie kan gevraagd worden een de-minimisverklaring te overleggen.

  • 5. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Het college kan in een uitvoeringsregeling als bedoeld in artikel 3, lid 3 andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag

  • 2. Het college kan de termijn voor ten hoogste 8 weken verdagen.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4. Het college kan in een uitvoeringsregeling als bedoeld in artikel 3, lid 3 andere termijnen stellen voor het beslissen op een aanvraag om subsidie.

Artikel 9. Weigering, intrekking en terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de gevraagde subsidie:

    • a.

      als de verlening een steunmaatregel zou vormen welke in strijd is met artikel 107 of artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • b.

      als er tegen de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

    • c.

      de subsidieaanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 2. Daarnaast kan de subsidie worden geweigerd als naar het oordeel van het college:

    • a.

      de te subsidïeren activiteiten van de aanvrager niet of nauwelijks gericht zijn op de gemeente of aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de subsidieverlening niet past binnen het door de raad of het college vastgestelde beleid;

    • c.

      uit de bij de subsidieaanvraag overlegde begroting blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd financieel niet haalbaar zijn;

    • d.

      er niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      er op een toereikende wijze reeds anders in de activiteiten wordt voorzien;

    • g.

      de activiteiten uitsluitend in het belang zijn van een politieke groepering, vakorganisatie, bedrijf of kerkgenootschap danwel in hoofdzaak politieke of godsdienstige vorming beogen;

    • h.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3. Het college kan naast de gronden genoemd in de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht de verleende subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 3 Verlening van de subsidie

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie wordt vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 2. Het college kan verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 3. Het college kan tussentijds controle uitoefenen bij de subsidieontvangers op de naleving van de subsidievoorwaarden.

  • 4. Indien een subsidieaanvrager voor één en hetzelfde subsidietijdvak meerdere subsidies heeft aangevraagd, kunnen deze subsidieaanvragen worden samengevoegd en afgehandeld als ware het één subsidieaanvraag voor een bedrag gelijk aan de optelsom van de subsidieaanvragen afzonderlijk.

  • 5. Indien het college een subsidie voor meerdere jaren verstrekt, wordt in de verleningsbeschikking aangegeven op welke bedragen de subsidieontvanger jaarlijks aanspraak heeft, met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud en met dien verstande dat de termijn voor subsidieverlening doorloopt uiterlijk tot en met het jaar volgend op het jaar waarin de raadsverkiezingen worden gehouden.

  • 6. Het college bepaalt op welke wijze en op welk moment door de ontvanger van een meerjarige subsidie financiële verantwoording afgelegd en tussentijdse rapportages ingediend moeten worden.

Artikel 11. Bevoorschotting

  • 1. Het college kan besluiten tot bevoorschotting van de verleende subsidie.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3. Incidentele subsidies worden bevoorschot voor 80% van de verleende subsidie.

  • 4. Jaarlijkse subsidies worden bevoorschot voor 100% van de verleende subsidie.

  • 5. Subsidies van meer dan € 10.000,- tot en met € 50.000,- per subsidiejaar worden in twee gelijke termijnen, in het eerste en derde kwartaal bevoorschot.

  • 6. Subsidies van meer dan € 50.000,- per subsidiejaar worden in vier gelijke termijnen, per kwartaal, bevoorschot.

  • 7. Het college kan afwijken van het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

Artikel 12. Verplichtingen. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies van meer dan € 50.000,- kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds overleggen van een voortgangsrapportage.

Artikel 13. Verplichtingen. Meldingsplicht

  • 1. De subsidieontvanger doet direct melding aan het college, zodra aannemelijk is dat het doel, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zal worden bereikt of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk, schriftelijk, over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 14. Verplichtingen. Inrichting administratie

  • 1. De administratie dient zodanig te zijn ingericht, dat aan de gemeente op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

  • 2. De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van het boekjaar beschikbaar, tenzij het college hiervoor een langere termijn stelt.

Artikel 15. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16. Verantwoording en vaststelling subsidies tot en met € 10.000,- per jaar

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000,- worden door het college zonder voorafgaande subsidieverlening direct vastgesteld.

  • 2. Uiterlijk 8 weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, verstrekt de subsidieontvanger een summier inhoudelijk verslag van de activiteiten (zo mogelijk met beeldmateriaal), voorzien van een financieel overzicht van de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Het college kan voor specifieke (categorieën) subsidies bepalen dat de ontvanger van een subsidie tot en met € 10.000,- per jaar, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een aanvraag tot vaststelling moet indienen bij het college.

  • 4. De ontvanger van een subsidie welke direct wordt vastgesteld als bedoeld in het eerste lid is verplicht de administratie gedurende vijf jaren te bewaren ten behoeve van de steekproef die het college periodiek ter controle uitvoert.

Artikel 17. Verantwoording subsidies van meer dan € 10.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 10.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht, of dat het doel waarvoor de subsidie is verleend is bereikt;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 3. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,- bevat de aanvraag tot vastststelling, naast de informatie genoemd in het tweede lid, tevens een controleverklaring van een externe accountant een en ander zoals bepaald in artikel 393, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

  • 5. Indien de subsidieverlening meerdere subsidies betreft kan worden volstaan met één controleverklaring zoals bedoeld in het derde lid.

Artikel 18. Termijn vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van een volledige en juiste aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Deze termijn kan voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college, zes weken na een eenmalig rappel, conform het gestelde in artikel 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht, over tot ambtshalve vaststelling. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 19. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het vormen van reserves is toegestaan. Reserves mogen, met inachtneming van het derde lid, gevormd worden indien aangetoond kan worden dat deze bijdragen aan het doel waarvoor de subsidie verleend is.

  • 2. Het vormen van voorzieningen is toegestaan indien er een onderliggend plan beschikbaar is. Dit plan bevat tenminste een beschrijving van het doel van de voorziening, de jaarlijkse dotatie en onttrekking inclusief toelichting en een onderbouwing waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het doel van de voorzieningen bijdragen aan het doel waarvoor de subsidie is verstrekt. Ook moet blijken dat de omvang en/of spaardoel van de voorziening in verhouding staan tot de verwachte toekomstige kosten.

  • 3. De hoogte van de reserves van een aanvrager mogen niet meer bedragen dan € 150.000,- of 20% van de totale gerealiseerde exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan.

  • 4. De hoogte van de gevormde reserves kan invloed hebben op de hoogte van de te verstrekken subsidie voor een volgend jaar.

  • 5. Het college kan, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van het genoemde bedrag en percentage in het derde lid.

  • 6. Dit artikel is alleen van toepassing op subsidies van meer dan € 10.000,-.

Artikel 20 Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 22. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen tot verlening van subsidie ingediend voor het jaar 2017 worden afgedaan volgens de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen tot vaststelling van subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk 2012.

  • 3. Bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag krachtens de Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk 2012 worden afgedaan met toepassing van de Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk 2012.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 01 mei 2016.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening 2016 gemeente Beverwijk (ASV 2016).

Ondertekening

Beverwijk, 12 mei 2016
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,