Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening van de raad van Amsterdam regelende de instelling, taak en werkwijze van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017 (Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017)

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening van de raad van Amsterdam regelende de instelling, taak en werkwijze van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017 (Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017)

Inhoud

Artikel 1 Advisering

  • 1. Er is een Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, verder te noemen: de commissie.

  • 2. De commissie heeft als taak het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed.

  • 3. De commissie adviseert over:

    • a.

      welstand op grond van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de welstandscriteria in de welstandsnota;

    • b.

      monumenten op grond van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Erfgoedverordening;

    • c.

      de toelaatbaarheid van reclame op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, waarbij het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld of de kwaliteit van de openbare ruimte in het geding is of kan zijn;

    • d.

      de welstandsaspecten en aspecten van cultureel erfgoed van aanvragen voor een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening op het Binnenwater 2010, alsmede over zaken die historische schepen betreffen, waaronder de historische waardestelling van passagiers(salon)-vaartuigen.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 12a van de Woningwet, baseert de commissie haar advies als bedoeld in het derde lid op het beleid voor de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving voor zover dat geformuleerd en openbaar gemaakt is in planologische maatregelen, beleidsnota's, deelnotities, dan wel de daarbij behorende ontwerpen en op het beleid voor de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed.

  • 5. De commissie adviseert over de aanwijzing van monumenten als beschermd monument en over de aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten op grond van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet en de Erfgoedverordening Amsterdam 2013.

  • 6. De commissie adviseert tevens over:

    • a.

      het ontwikkelen van beleid als bedoeld in het vierde lid;

    • b.

      stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving;

    • c.

      andere onderwerpen die van belang zijn voor de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Artikel 2 Samenstelling en werkwijze

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste vijftien leden, te weten:

    • a.

      een voorzitter;

    • b.

      vijf architectleden;

    • c.

      vijf monumentenspecialisten, waaronder een bouwhistoricus en een restauratiearchitect;

    • d.

      twee leden die als architect, stedenbouwkundige of anderszins voor de materie relevante wijze deskundig zijn;

    • e.

      twee leden die ambtenaar zijn in dienst van de gemeente Amsterdam en als stedenbouwkundige of anderszins voor de materie relevante wijze deskundig zijn. Van deze leden is ten minste één tevens deskundig op het gebied van het bouwen in beschermde stads- en dorpsgezichten;

  • 2. Voor de leden worden plaatsvervangers aangewezen.

  • 3. De commissie laat zich bijstaan door:

    • a.

      een adviseur beeldende kunst;

    • b.

      een adviseur woonboten;

    • c.

      een adviseur historische schepen;

    • d.

      een adviseur duurzaam bouwen;

    • e.

      een adviseur openbare ruimte;

    • f.

      een adviseur landschap.

  • 4. De commissie kan zich desgewenst door andere adviseurs laten bijstaan.

  • 5. De commissie vergadert met ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden.

  • 6. De commissie besluit bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, heeft de voorzitter van de subcommissie een beslissende stem.

  • 7. De commissie kan uit eigen beweging deskundigen raadplegen of uitnodigen ter vergadering, indien dit door de subcommissie voor een juiste taakuitoefening wenselijk wordt geacht.

  • 8. Uit de commissie worden vijf subcommissies gevormd, elk met een eigen voorzitter, te weten:

    • a.

      de subcommissie 1, bestaande uit ten minste: een architectlid en twee monumentenspecialisten (restauratiearchitect/architectuurhistoricus);

    • b.

      de subcommissie 2, bestaande uit ten minste: twee architectleden en een monumentenspecialist (restauratiearchitect/architectuurhistoricus);

    • c.

      de subcommissie 3, bestaande uit ten minste: twee architectleden en een monumentenspecialist (restauratiearchitect/architectuurhistoricus);

    • d.

      de subcommissie aanwijzing monumenten, bestaande uit ten minste: twee monumentenspecialisten die tevens lid zijn van Commissie 1, 2 of 3 en een bouwhistoricus;

    • e.

      de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit, bestaande uit ten minste: vier leden, die als architect, stedenbouwkundige, landschapsarchitect of anderszins voor de materie relevante wijze deskundig zijn, waarvan twee leden tevens ambtenaar van de gemeente Amsterdam zijn.

  • 9. Een subcommissie adviseert namens de commissie. De commissie is bevoegd instructies te geven ter zake van de uitoefening van de adviesbevoegdheid van de subcommissies. De commissie blijft bevoegd de aan de subcommissies gemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen.

  • 10. De subcommissies 1, 2 en 3 adviseren over zaken als bedoeld in artikel 1, derde lid in de gebieden zoals aangegeven op onderstaande kaart en als zodanig behorend bij deze verordening.

  • 11. De subcommissie aanwijzing monumenten adviseert over zaken als bedoeld in artikel 1, vijfde lid in het gebied van de gehele gemeente.

  • 12. De subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit adviseert over zaken als bedoeld in artikel 1, zesde lid in het gebied van de gehele gemeente.

Artikel 3 Benoeming en zittingsduur

  • 1. De voorzitter, daarbij inbegrepen de voorzitters van de subcommissies, en de overige leden van de subcommissies en hun plaatsvervangers worden op voorstel van het college van burgemeester en wethouders door de gemeenteraad benoemd.

  • 2. Een lid van de commissie mag geen lid zijn van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of een bestuurscommissie van de gemeente Amsterdam en mag geen ambtenaar zijn in dienst van de gemeente Amsterdam.

  • 3. In afwijking van het tweede lid zijn ten minste twee leden van de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit ambtenaar in dienst van de gemeente Amsterdam.

  • 4. De leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar, al dan niet als plaatsvervangend lid.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kunnen de leden van de commissie meermalen worden herbenoemd in de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit.

  • 6. Leden en hun plaatsvervangers kunnen, mits daarvoor gerede aanleiding is, dan wel op eigen verzoek, door het bestuursorgaan dat hen heeft benoemd tussentijds van hun taak worden ontheven.

  • 7. De adviseurs van de commissie worden door het college van burgemeester en wethouders benoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar. Zij kunnen worden herbenoemd, al dan niet als plaatsvervangend adviseur.

  • 8. Adviseurs en hun plaatsvervangers kunnen, mits daarvoor gerede aanleiding is, dan wel op eigen verzoek, door het college van burgemeester en wethouders tussentijds van hun taak worden ontheven.

Artikel 4 Jaarlijkse verantwoording

  • 1. De commissie stelt voor de gemeenteraad jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden, waarin ten minste aan de orde komt:

    • a.

      op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

    • b.

      de werkwijze van de commissie;

    • c.

      op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen als bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    • d.

      de aard van de beoordeelde plannen en projecten;

    • e.

      plannen en projecten waaraan de commissie bijzondere aandacht heeft gegeven.

  • 2. De commissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

Artikel 5 Termijn van advisering

  • 1. De commissie brengt het advies in het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens het college van burgemeester en wethouders of bestuurscommissie daarom is verzocht.

  • 2. Indien toepassing is gegeven aan artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan de adviestermijn met ten hoogste zes weken worden verlengd.

  • 3. De commissie brengt het advies over andere aanvragen dan bedoeld in het eerste lid van dit artikel uit binnen de termijn die daarvoor door het bevoegd gezag is gegeven.

Artikel 6 Secretariaat

  • 1. De commissie en haar subcommissies worden in hun werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretaris.

  • 2. De secretaris van de commissie is een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar.

Artikel 7 Afdoening onder mandaat

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, negende lid kan de commissie de advisering over een aanvraag om advies, of een aanvraag om vooroverleg mandateren aan een of meerdere daartoe aangewezen leden.

  • 2. Het adviseren over aanvragen die behoren tot een categorie waarover de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld, kan door de commissie gemandateerd worden aan een daartoe aangewezen deskundig medewerker van het secretariaat.

  • 3. In elk geval van twijfel legt de gemandateerde de aanvraag om advies of vooroverleg alsnog voor aan de commissie.

Artikel 8 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1. De behandeling van adviesaanvragen als bedoeld in artikel 1, derde lid door of onder verantwoordelijkheid van de commissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de subcommissie wordt tijdig op de website van de commissie bekend gemaakt.

  • 2. Indien het bevoegd gezag - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doet tot besloten behandeling, legt zij daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 Wet openbaarheid bestuur ten grondslag. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling, als de adviezen.

  • 3. De aanvrager van een vergunning wordt door of namens de subcommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het plan indien hij daartoe bij het indienen van de aanvraag een verzoek heeft gedaan.

  • 4. In het geval dat het plan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, ontvangt de aanvrager van de vergunning een uitnodiging voor de vergadering van de commissie waarin de aanvraag wordt behandeld.

  • 5. Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht.

Artikel 9 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1. De commissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

  • 2. De commissie geeft in haar advies duidelijk aan op grond van welke taak zij haar advies uitbrengt. De commissie vermeldt desverlangd ook een minderheidsstandpunt.

  • 3. Zodra het advies is uitgebracht, wordt het door of namens het bevoegd gezag gevoegd bij de aanvraag.

Artikel 10 Supervisie

Bij het aanstellen van een supervisor ten behoeve van de ontwerpkwaliteit van de ruimtelijke planontwikkeling draagt het college van burgemeester en wethouders zorg voor een duidelijke taakomschrijving en een goede afstemming tussen de supervisor en de commissie.

Artikel 11 Huishoudelijk reglement

  • De commissie stelt een huishoudelijk reglement op, waarin ten minste is geregeld:

  • a. de taken van de voorzitter(s);

  • b. de nadere regeling over de werkwijze van de commissie, waaronder mede wordt verstaan de wijze waarop de commissie zich laat bijstaan door adviseurs als bedoeld in artikel 2, vierde lid met kennis van de lokale situatie;

  • c. de regeling van het spreekrecht: het huishoudelijk reglement voorziet in een procedurele opzet, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht in de toelichtende fase en de beraadslagingen;

  • d. de taken en werkzaamheden van het secretariaat.

Artikel 12 Honorering

Voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie en subcommissies genieten de leden een vergoeding, die door de raad wordt vastgesteld in de Verordening geldelijke voorzieningen externe commissieleden.

Artikel 13 Integriteit

  • 1. De voorzitter of leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins bij een door een subcommissie te beoordelen plan of aanvraag om advies of vooroverleg betrokken zijn, onthouden zich van medewerking aan de beoordeling daarvan en zijn bij de beraadslaging, beoordeling en advisering niet in de vergadering aanwezig.

  • 2. De leden en adviseurs van de commissie zijn niet aangesteld in een bestuursfunctie van een belangenorganisatie waaraan het risico van belangenverstrengeling verbonden is.

Artikel 14 Overgangsbepaling

De op grond van de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2013 benoemde leden worden geacht te zijn benoemd ingevolge deze verordening. De termijn van ten hoogste drie jaar als bedoeld in artikel 3, vijfde lid loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2013.

Kaart behorend bij artikel 2.10 van de verordening op de commissie ruimtelijke kwaltiteit 2017

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

Artikel 1

Eerste tot en met derde lid

Eerst wordt de naam van de commissie geïntroduceerd, vervolgens wordt de hoofdtaak genoemd waarmee de commissie is belast: het op verzoek of uit eigen beweging adviseren over de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Deze taakomschrijving sluit aan op het begrippenkader van de Omgevingswet (Stb. 2016, nr. 1560) die nog niet in werking is getreden. Deze wet beoogt een meer integrale aanpak van de ontwikkel- en kwaliteitsopgaven in de fysieke leefomgeving. De commissie richt zich bij het beoordelen van bouwwerken en andere objecten niet alleen op ontwerp en beeldkwaliteit, maar ook op kwalitatieve inbedding daarvan in de fysieke leefomgeving. De Commissie heeft de opdracht om, uitgaande van de ontwikkeling of opgave, de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving in samenhang te beschouwen. In het bepaalde in het tweede lid, onder a. tot en met d. wordt deze taak verder geconcretiseerd.

Een belangrijk deel van de tijd besteedt de commissie aan het geven van adviezen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning. Deze taak vloeit voort uit artikel 12 van de Woningwet en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht, waarbij de commissie het bevoegd gezag adviseert over het al dan niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. De commissie hanteert daarbij de vastgestelde welstandsnota.

Verder heeft de commissie een taak in het kader van de Monumentenwet 1988 (op basis van het overgangsrecht van de Erfgoedwet) en de Erfgoedverordening Amsterdam. Daarbij gaat het om het geven van adviezen ten aanzien van monumenten: enerzijds in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het deelaspect monument; anderzijds de voornemens om een object als een rijks- of gemeentelijk monument of een gebied als een beschermd stads- of dorpsgezicht aan te wijzen. Voor deze laatste taak (de advisering in het kader van de aanwijzing tot rijks- of gemeentelijk monument) is de subcommissie aanwijzing monumenten ingesteld.

Ook is de commissie belast met de beoordeling of er sprake is of kan zijn van ontsierende reclame in de zin van artikel 4.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Op grond van de betreffende bepalingen van de Verordening op het Binnenwater adviseert de commissie tevens over aanvragen voor het verlenen van een ligplaatsvergunning, een vervangingsvergunning of een verbouwingsvergunning. Ook adviseert de commissie over een aanvraag voor een ontheffing van het verbod om met pleziervaartuigen die langer zijn dan twaalf meter een ligplaats in te nemen. De commissie betrekt de historische waarde bij de beoordeling. Ook adviseert de commissie over de historische waardestelling van passagiers(salon)-vaartuigen en kan de commissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen over onderwerpen die historische schepen betreffen.

De commissie kan ook ongevraagd adviseren over zaken die het uiterlijk van de fysieke leefomgeving betreffen.

De commissie kan in het kader van vooroverleg om een preadvies worden gevraagd. Het betreft dan een beoordeling op hoofdlijnen aan de hand van de door het bevoegd gezag beschikbaar gestelde gegevens.

Artikel 2

Dit artikel regelt de samenstelling van de commissie. Omwille van een verdeling van de taken zijn uit de commissie vijf subcommissies gevormd. De subcommissies 1, 2 en 3 adviseren over concrete beschikkingen, zoals aanvragen om vergunning of verzoeken om handhaving. De subcommissie aanwijzing monumenten adviseert over de aanwijzing van monumenten als beschermd monument (door het Rijk, of door de gemeente, rijks- of gemeentelijk monument).

Ruimtelijke plannen vragen meestal een belangenafweging over meerdere sectoren en belangen, waarbij het belang van een goede ruimtelijke kwaliteit in Amsterdam altijd zwaar weegt. Een goede belangenafweging in de geest van de Omgevingswet vereist bij plannen met een grote ruimtelijke impact een integrale aanpak heel vroeg in het proces van planontwikkeling. De nieuwe subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit adviseert bij dit soort plannen in de fase van de planontwikkeling die aan de aanvraag om omgevingsvergunning voorafgaat over het kwaliteitsaspect.

De subcommissies hebben vaste voorzitters zodat de samenhang en continuïteit van de advisering is gewaarborgd.

Het wordt aan de commissie overgelaten, afhankelijk van de behoefte, specifieke adviseurs of deskundigen (een architectuurhistoricus, een bouwhistoricus, een stedenbouwkundige, een landschapsarchitect, een specialist op het gebied van historisch interieur of een specialist met andere relevante kennis) aan te trekken.

Artikel 3

De benoeming en de zittingsduur van een voorzitter of ander lid van een welstandscommissie worden voorgeschreven. De benoeming en zittingsduur van alle leden van de commissie, inclusief de voorzitters van de subcommissies, worden in dit artikel geregeld. Ook de benoeming en zittingsduur van de adviseurs van de commissie worden geregeld.

Een welstandscommissie moet volgens de Woningwet een onafhankelijke commissie zijn. Het onafhankelijkheidsvereiste geldt dan ook voor elk afzonderlijk lid van de commissie, voor zover dat lid adviseert bij de voorbereiding van concrete beschikkingen zoals het verlenen van een omgevingsvergunning.

In de fase voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning kan de faciliterende en inhoudelijke inbreng van ervaren en gezaghebbende ambtenaren op het gebied van gebiedsontwikkeling in het advieswerk echter niet worden gemist. Daarom worden in de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit ten minste twee ambtelijke deskundigen benoemd. Zij worden op grond van hun gezag en ervaring door het college van burgemeester en wethouders aangesteld op persoonlijke titel. Van hen wordt verwacht dat zij een zekere ‘onafhankelijkheid van denken' kunnen bieden, zonder in conflict te komen met de functioneringsnorm voor ambtenaren die gericht is op de goede functionering van de openbare dienst. Deze ambtenaren spelen geen rol bij de beoordeling van concrete bouwplannen in de fase van de vergunningverlening.

Anders dan dat bij de overige leden van de commissie het geval is, kunnen de leden meermalen worden herbenoemd in de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit. Dit is zo geregeld omdat het de bedoeling is gezaghebbende (ervaren) deskundige ambtenaren en externe gezaghebbende deskundigen (mogelijk met ruime ervaring in het welstandstoezicht) in deze subcommissie te benoemen.

Artikel 4

De commissie heeft op grond van artikel 12b, derde lid, van de Woningwet de verplichting om een jaarverslag aan de raad aan te bieden. In het verslag wordt in ieder geval uiteengezet hoe de commissie, bij de beoordeling van adviesaanvragen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen, toepassing heeft gegeven aan de criteria uit de welstandsnota.

Artikel 5

De termijnen voor de behandeling van plannen zijn afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Een verlenging van de adviestermijn is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is verlengd.

Artikel 6

Voor het advieswerk is ondersteuning door een secretariaat noodzakelijk Dit is organisatorisch ondergebracht bij een centraal stedelijke dienst, maar functioneert inhoudelijk ondergeschikt aan de commissie. In verband hiermee wordt de secretaris van de commissie door het college van burgemeester en wethouders in functie benoemd.

Artikel 7

Dit artikel biedt de commissie de mogelijkheid om uit oogpunt van doelmatigheid de afdoening van aanvragen te mandateren aan één of meer van haar leden en/of commissiesecretarissen.

Artikel 8

De behandeling van aanvragen om vergunning door een welstandscommissie is openbaar. De openbaarheid blijft alleen achterwege voor zover artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing is. Op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt de aanvrager van een vergunning de mogelijkheid geboden tot toelichting van het bouwplan. Belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 Awb wordt de mogelijkheid geboden een toelichting te geven.

Artikel 9

Hier staan de vormvereisten van het advies. De commissie geeft haar advies schriftelijk. Vooral bij een negatief advies is een goede schriftelijke motivering belangrijk. In het advies wordt verder vermeld op grond van welke bevoegdheid zij adviseert. Indien er een minderheidsstandpunt is, kan er door diegene die het minderheidsstandpunt vertegenwoordigt, worden verlangd dat diens standpunt uitdrukkelijk in het advies wordt vermeld.

Artikel 10

Een supervisor is een architect of stedenbouwkundige die door de gemeente is aangesteld ten behoeve van de ontwerpkwaliteit van de ruimtelijke planontwikkeling, Het is zijn taak om daadwerkelijk stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit te bereiken. Dit is een heel andere functie dan de rol die de commissie heeft op grond van de Woningwet. Het werk van een supervisor of kwaliteitsteam wordt wel eens verward met dat van de welstandscommissie. Daarom is een duidelijke taakomschrijving en een goede afstemming nodig.

Artikel 11

Het huishoudelijk reglement bevat onder meer een nadere uitwerking van de werkwijze, de vergaderorde en de verantwoordelijkheden van het secretariaat. De wijze waarop de commissie zich laat bijstaan door adviseurs met kennis van de lokale situatie is onderwerp van het reglement. Het wordt vastgesteld door de voltallige vergadering van de commissie, het plenum.

Artikel 12

De vergoeding die de leden van de commissie ontvangen voor hun inspanningen zijn voor een belangrijk deel afgestemd op de overeenkomstige regeling die de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) heeft opgesteld.

Artikel 13

Omdat integriteit ook bij de commissie een rol kan spelen, is deze regeling expliciet opgenomen.

Artikel 14

Om te voorkomen dat leden van de rechtsvoorganger van de commissie opnieuw zouden moeten worden benoemd is in de overgangsregeling vastgelegd dat zij automatisch lid blijven. De termijn waarop zij behoren af te treden blijft in stand.