Regeling vervallen per 01-01-2021

Havenbeheersverordening gemeente Werkendam 2016

Geldend van 22-10-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Havenbeheersverordening gemeente Werkendam 2016

De raad van de gemeente Werkendam,

De raad van de gemeente Werkendam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2016;

gelet op 149 van de Gemeentewet;

besluit  vast te stellen de

Havenbeheersverordening gemeente Werkendam 2016

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

- college: college van burgemeester en wethouders;

- exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

- gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;

- haven: wateren die in het beheer zijn van onze gemeente en die voor de scheepvaart openstaan, alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

- kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

- schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

- schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

- spudpalen: een voorziening waarmee een schip zichzelf in de bodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust;

- tankschip: schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten;

- zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing in de havens zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 1.3 Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 4 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het college kan deze termijn eenmaal met ten hoogste 4 weken verlengen.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

Het college kan aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

Artikel 1.5 Geldigheidsduur

Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning of ontheffing verleend voor de duur van een bepaalde tijd.

Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:

a. dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven noodzakelijk is;

b. de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

c. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening daarvan, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan deze is vereist;

d. ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

e. hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

f. de houder dit verzoekt.

Artikel 1.7 Normadressaat

1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

2. Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.8 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst een havenmeester aan.

Artikel 1.9 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:

a. de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat met een schip een haven wordt aangedaan, voordat ligplaats wordt ingenomen of voordat bepaalde activiteiten worden ondernomen;

b. de wijze waarop de melding, bedoeld onder a, dient plaats te vinden;

c. de wijze waarop een aanvraag om een vergunning of ontheffing dient plaats te vinden;

d. de voorwaarden waaronder schepen zich in een door het college aangewezen gebied mogen bevinden, welke betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten en op eisen waaraan schepen of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen;

e. de wijze van afmeren van schepen en het innemen van een ligplaats.

§ 2 Orde in en gebruik van de haven

Artikel 2.1 Verkeerstekens

1. Het college kan in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.

2. Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen.

3. Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht

Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven:

a. de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats te nemen;

b. indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor bepaalde categorieën schepen;

c. indien van toepassing, de plaatsen of gebieden als bedoeld in artikel 3.5

d. indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

Artikel 2.3 Verbod nemen ligplaats

1. Het is verboden in de haven een andere ligplaats in te nemen dan die welke de havenmeester heeft aangewezen.

2. Met een vaartuig, dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij mag uitsluitend bij dag en gedurende ten hoogste zes uur een ligplaats worden ingenomen.

3. Het is verboden vaartuigen ligplaats te laten nemen met het doel deze vaartuigen voor langere tijd buiten bedrijf te stellen. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

4. Het is verboden zonder ontheffing van het college in de haven een vaartuig te hebben dat geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt tot opslag of bewaring van goederen, tot werkplaats of tot de uitoefening van handel of bedrijf dan wel voor woondoeleinden.

5. Het is verboden met een schip, welke een teken voert als bedoeld in artikel 3.14 en artikel 3.32 van het Binnenvaart Politiereglement , een ligplaats in te nemen in de haven of daarvan op andere wijze gebruik te maken. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

6. Het is verboden vaartuigen vast te leggen of vastgelegd te houden met gebruikmaking van een slot tenzij de havenmeester daarvoor toestemming heeft verleend.

Artikel 2.4 Duur verblijf in haven

1. Het is verboden met een vaartuig langer dan 4 weken achtereen te verblijven in de haven.

2. Als een vaartuig terugkeert in de haven zonder dat er sprake is geweest van bedrijfsmatig vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Binnenvaartwet, wordt de looptijd dan wel overschrijding van de periode, bedoeld in het eerste lid, geacht niet te zijn onderbroken dan wel beëindigd.

3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.5 Voorzieningen en voorwerpen

1. Het is eenieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, als daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.6 Verhalen van schepen

1. De havenmeester kan een exploitant, kapitein of schipper opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de bescherming van de orde, de veiligheid of het milieu in of in de omgeving van de haven noodzakelijk is.

2. Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.

3. In spoedeisende gevallen of als de exploitant onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 2.7 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

1. Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:

a. aan de grond zit;

b. gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

c. ter hoogte van de kade of oever wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing als het een aan een ander schip gemeerd bunker- of bevoorradingsschip betreft, dat moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

4. Tijdens het gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven is een persoon die bekend is met de bediening van het schip in de stuurhut aanwezig.

Artikel 2.8 Zeilvaart in de haven

1. Het is verboden met een vaartuig dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in de haven.

2. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 2.9 Overlast aan vaartuigen

Tenzij bij of krachtens deze verordening anders bepaald is het anderen dan de kapitein of schipper van een schip niet toegestaan, zonder goedkeuring van de kapitein of schipper dat schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of los te maken.

Artikel 2.10 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken aan het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld.

Artikel 2.11 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de kapitein of schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.

Artikel 2.12 Gebruik autosteiger

Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen aan de als zodanig aangeduide autosteiger anders dan voor het onmiddellijk laden of lossen van een auto.

Artikel 2.13 Gebruik kades voor reparaties

1. Aan de gemeentelijke kades is het toegestaan reparaties aan schepen uit te voeren.

2. Kortdurende reparaties, die niet langer dan twee weken duren, dienen vooraf te worden gemeld bij de havenmeester.

3. Het college kan vergunning verlenen voor reparaties die langer duren.

4.Tijdens de periode dat de reparatie wordt uitgevoerd heeft het bedrijf dat de reparatie uit voert het gebruiksrecht van de kade gelijk aan de lengte van het te repareren schip.

Artikel 2.14 Gebruik kades voor opslag

1. Het is verboden op een wal, kade of steiger goederen, voorwerpen of stoffen te plaatsen en geplaatst te houden.

2. Het college kan van de in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.15 Gebruik kades voor laden en lossen

1. Aan de gemeentelijke kades is het toegestaan te laden en lossen.

2. Het is verboden een vaste laad- en/of losplaats in de haven in te nemen.

3. Het is verboden al dan niet mechanische los- en laadinrichtingen op de kade te hebben en/of in gebruik te nemen.

4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 2.16 Gebruik gemeentelijke voorzieningen

  • 1.

    Bij het gebruik maken van gemeentelijke voorzieningen in de havens als water, electra en afvalcontainers dient de schipper of kapitein de aanwijzingen van de havenmeester op te volgen.

  • 2.

    Het is verboden huishoudelijk afval afkomstig van schepen op de steiger, kade of wal te plaatsen. Dit dient te worden gedeponeerd in de daartoe bestemde ondergrondse containers.

 § 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven

Artikel 3.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

1. Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven

Het is verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.

Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

1. Degene door wiens toedoen, al dan niet tijdens laden of lossen, een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:

a. daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;

b. de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.3.1 b draagt de eigenaar, gebruiker of beheerder er zorg voor dat de voorwerpen zowel bij dag als bij nacht worden bewaakt.

Artikel 3.4 Veilige toegang

Een afgemeerd schip beschikt over een toegang welke geen gevaar of schade aan personen kan veroorzaken.

Artikel 3.5 Verbod gebruik hoofdmotor

1. Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, met uitzondering van direct voor vertrek van het schip.

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.6 Deugdelijk afmeren

1. Het is eenieder verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.

2. De schipper of kapitein is verplicht er voor te zorgen dat zijn vaartuig zolang het een ligplaats inneemt, behoorlijk is vastgemaakt, dit ter beoordeling van de havenmeester.

3. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde palen, bolders, dukdalven, spudpalen of aan vaartuigen welke aan zodanige voorwerpen zijn vastgemaakt.

4. De schipper of kapitein dient te gedogen dat een ander vaartuig langszij zijn vaartuig gemeerd wordt. De schipper of kapitein van een vaartuig dat langszij is gemeerd van een ander vaartuig, is verplicht:

a. het andere vaartuig, indien de schipper of kapitein daarvan dit wenst, overpad te verlenen en om gelegenheid te geven te ontmeren en te vertrekken;

b. op aanwijzingen van de havenmeester zijn plaats in te ruimen voor een ander vaartuig, dat de ligplaats langszij het andere vaartuig nodig heeft.

5. Het genoemde in lid 4 is niet van toepassing voor vaartuigen waaraan herstelwerkzaamheden, nieuwbouw of afbouw wordt gepleegd door een van de bedrijven gelegen aan de havens zoals bedoeld in artikel 1.2

Artikel 3.7 Gebruik van spudpalen

1. Het afmeren op spudpalen is toegestaan mits aan de meervoorschriften van dit artikel wordt voldaan.

2. Spudpalen mogen alleen worden gebruikt indien dit geen schade toebrengt aan taluds, oevers, ondergrondse kabels en leidingen.

3. Bij vaartuigen/casco’s die onbeheerd worden achtergelaten is het gebruik van spudpalen verboden.

4. Het college kan van het in dit artikel bepaalde ontheffing verlenen.

Artikel 3.8 Gebruik van ankers

1. Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij dit geschiedt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.9 Verrichten van werkzaamheden

1. Het is eenieder verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:

a. het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend; of

b. per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:

1°. als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;

2°. dat doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn beschikbaar zijn, en;

3°. de werkzaamheden plaatsvinden op ten minste 25 meter van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal.

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.10 Ontsmetten van schepen

1. Het is verboden een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan.

2. Het college kan van de in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

§ 4 Handhaving

Artikel 4.1 Aanwijzingen

1. De havenmeester kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4.3 Toezichthoudende ambtenaren

1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn de op grond van artikel 1.8 aangewezen havenmeesters belast.

2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 4.4 Betreden en binnentreden

  • 1.

    Personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en opsporingsambtenaren, voorzover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten aanzien van die ruimten waarvan het betreden of binnentreden, buiten het geval van ontdekking op heterdaad, voor het opsporen van een strafbaar feit als gevolg van het bepaalde in de Algemene Wet op het binnentreden niet is toegestaan.

 § 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

Een krachtens de Havenverordening Werkendam 2011 verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze vervangen door een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening. Vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Havenbeheersverordening gemeente Werkendam 2016 .

3. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Havenverordening Werkendam 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Werkendam 4 oktober 2016.

de raadsgriffier, de voorzitter,

mr. I. Bakker Y. de Boer