Gemeentelijk gezondheidsbeleid 2003-2007

Geldend van 01-01-2004 t/m heden

Intitulé

Gemeentelijk gezondheidsbeleid 2003-2007

GEMEENTELIJK GEZONDHEIDSBELEID 2003-2007

BASISNOTA

Voor de 9 gemeentes in Noord Groningen

Appingedam

Bedum

Delfzijl

De Marne

Eemsmond

Loppersum

Ten Boer

Slochteren

Winsum

INHOUDSOPGAVE

Verantwoording

1. De achtergrond

  • 1.1.

    Waarom een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid

  • 1.2.

    Visie op gezondheid

  • 1.3.

    Visie op gezondheidsbeleid

2. Landelijke kaders bij lokaal gezondheidsbeleid

  • 2.1.

    WCPV

  • 2.2.

    Overige wetten of autonoom beleid

  • 2.3.

    Relatie met GGD

  • 2.4.

    Landelijke prioriteiten

3. Gezondheid in Noord-Groningen

  • 3.1.

    Demografie

  • 3.2.

    Sociaal economische status

  • 3.3.

    Gezondheidstoestand

  • 3.4.

    Gezondheidszorg

  • 3.5.

    Leefwijze

  • 3.6.

    Maatschappelijk milieu

  • 3.7.

    Fysiek milieu

4. Regionale en lokale kaders

  • 4.1.

    Huidig regionaal beleid in Noord-Groningen

  • 4.1.1.

    Lokaal sociaal beleid, sociale structuurschets en gebiedsgerichte aanpak

  • 4.1.2.

    Regiovisies

  • 4.1.3.

    Convenant OGGz

  • 4.2.

    Gemeentelijke kaders en uitgangspunten

  • 4.2.1.

    Uitgangspunten en doelstellingen van de nota

5. Knelpunten en kansen in Noord-Groningen

  • 5.1.

    Gezamenlijke en gemeentespecifieke knelpunten

  • 5.2.

    Kansen

6. Hoofdlijnen / Speerpunten van beleid

  • 6.1.

    Speerpunt 1”Zorgdragen voor gezonde dorpen en wijken”

  • 6.2.

    Speerpunt 2 “Versterken van gezond gedrag”

  • 6.3.

    Speerpunt 3 “Speciale aandacht voor kwetsbare groepen”

Verantwoording

Gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk, is uitermate belangrijk voor de mens. Gezonde burgers zijn op hun beurt weer erg belangrijk voor een gemeente. Gezonde burgers maken namelijk een gezonde gemeente waar het aangenaam wonen is. Uit onderzoek is gebleken dat Groningers gemiddeld ongezonder zijn dan de rest van Nederland. Vooral sociaal-economische factoren bepalen de gezondheid, en de sociaal-economische status (de mix van opleiding en inkomen) ligt in Groningen lager dan in de rest van Nederland. Knelpunten doen zich voor in leefstijl en leefomgeving, waarbij de gezondheidsproblemen en gezondheidsrisico’s ongelijk over de bevolking zijn verdeeld. De rol die gemeentes spelen op het gebied van de volksgezondheid is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Om het gemeentelijk gezondheidsbeleid te versterken zijn gemeentes door het rijk verplicht een nota lokaal gezondheidsbeleid op te stellen. Hoofdlijnen van lokaal gezondheidsbeleid dienen in januari 2004 vastgesteld te zijn.

Voldoende reden om voortvarend met dit onderwerp aan de slag te gaan. Om de gezondheid van hun inwoners te beschermen en te bevorderen, hebben de acht Noord-Groningse gemeentes Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, De Marne, Ten Boer, en Winsum de handen ineengeslagen. Later heeft ook de gemeente Slochteren zich hier bij aangesloten. Onder de vlag van de Regioraad Noord-Groningen en in samenwerking met de GGD Groningen hebben bovengenoemde negen gemeentes samen gewerkt aan de nota Lokaal Gezondheidsbeleid.

Voor u ligt de basisnota Lokaal Gezondheidsbeleid. De nota gaat in op de landelijke en regionale kaders en uitgangspunten. Het geeft inzicht in de visie van Noord-Groningse gemeenten op de collectieve preventie en het gezondheidsbeleid. De nota geeft de visie weer van de acht Noord-Groningse gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, De Marne en Winsum en de GGD Groningen omtrent de taken en het beleid van de GGD. Er wordt een samenhangend kader beschreven voor al het beleid (bestaand en nieuw) waarbij gezondheidsaspecten en collectieve preventie een rol spelen. De aandachtsgebieden van het gezondheidsbeleid voor de komende jaren wordt aangegeven. Deze nota laat ook zien dat volksgezondheid een belangrijk element is binnen andere beleidsgebieden zoals ruimtelijke ordening, milieu, volkshuisvesting en veiligheid.

Tot slot is de nota bedoeld als stimulans en uitnodiging tot samenwerking en afstemming tussen de verschillende groepen op het gebied van volksgezondheid. Hierbij gaat het zowel om interne afstemming binnen de gemeenten als om de externe afstemming tussen de gemeenten, burgers en hun belangenorganisaties, gezondheids- en welzijnsorganisaties en zorgverzekeraars.

Wij verwachten dat deze basisnota als onderlegger voor de uitwerking van de gemeentelijke knelpunten en speerpunten kan dienen en dat de uitwerkingen een aanzet vormen voor een interactieve en integrale aanpak op het gebied van zorg en gezondheid voor nu en in de toekomst!

ACHTERGROND

1.1 Waarom (een nota) Lokaal gezondheidsbeleid?

Mensen vinden gezondheid meestal het belangrijkst in hun leven. Toch leven mensen lang niet altijd gezond en vaak weten ze ook niet waar de risico’s schuilen. Bovendien zijn de risico’s niet voor iedereen hetzelfde. Gezondheidsrisico’s en gezondheidsproblemen zijn ongelijk over de bevolking verdeeld. Vandaar dat ook lokaal gezondheidsbeleid zo belangrijk is. Uit de gezondheidsenquête van 2002 bleek dat Groningers gemiddeld ongezonder zijn dan inwoners van de rest van Nederland. Vooral sociaal-economische factoren bepalen de gezondheid, en de sociaal-economische status (de combinatie van opleiding en inkomen) ligt in Groningen lager dan in de rest van Nederland. Daarom is het ook niet verbazingwekkend dat tabak, alcohol, slechte voeding, drugs en onvoldoende lichaamsbeweging belangrijke gezondheidsbedreigende factoren zijn die een rol spelen in het dagelijks leven van relatief veel inwoners. Naast de leefstijl kent ook de leefomgeving knelpunten, zowel in het binnen- als in het buitenmilieu.

Gemeenten spelen een steeds belangrijker rol op het terrein van de volksgezondheid. Sinds de invoering van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) in 1989 zijn gemeenten verantwoordelijk voor veel werkzaamheden op het vlak van de gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming. In 1995 constateerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg grote verschillen in de uitvoering van de WCPV tussen gemeenten. Naar aanleiding daarvan is de uitvoering van de WCPV geëvalueerd door de commissie Lemstra. Deze commissie concludeerde dat de samenwerking tussen de verschillende overheden en gemeenten onderling beter zou moeten. Hetzelfde gold voor de relatie tussen gemeenten en hun GGD. Het Lemstra-rapport heeft vervolgens een reeks van ontwikkelingen in gang gezet:

In een Platform Openbare Gezondheidszorg is een visie op de Openbare gezondheidszorg “Spelen op de winst” ontwikkeld. In deze visie staat het idee beschreven dat openbare gezondheidszorg die delen van de gezondheidszorg en het openbaar bestuur bevat die zich doelbewust richten op de ziektepreventie en de bescherming en bevordering van de volksgezondheid. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid is daar een onderdeel van.

Tevens is een plan van aanpak voor de openbare gezondheidszorg opgesteld. Het plan van aanpak heeft onder andere de volgende onderdelen:

  • ·

    invoering van de verplichting aan gemeenten om vanaf juli 2003 eens per vier jaar een nota gezondheidsbeleid uit te brengen (waar deze nota dus het rechtstreekse resultaat van is);

  • ·

    eens per vier jaar het ontwerpen van een landelijke nota gezondheidsbeleid –vanaf 2002;

  • ·

    versterken van de gezondheidscomponent in het grotestedenbeleid;

  • ·

    stimuleren van gemeenten om het gemeentelijk gezondheidsbeleid te versterken.

In februari 2001 werd het Nationaal Contract Openbare Gezondheidszorg ondertekend door de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken, de VNG en GGD Nederland. De thema’s uit het Nationaal Contract zijn:

  • ·

    zo gelijk mogelijke kansen op gezondheid voor alle burgers;

  • ·

    bevordering van gezond leven;

  • ·

    samenwerking tussen cure en care en preventie.

Het doel van lokaal gezondheidsbeleid ligt voor de hand: het bevorderen van de gezondheid van de burgers. Gezondheid is echter een ruim begrip en (lokaal) gezondheidsbeleid dus net zo. Het is bij uitstek integraal en intersectoraal beleid, dat stoelt op samenwerking tussen partijen. Het overstijgt sectorgrenzen, gaat over ‘schotten’ heen en waarborgt samenhang, ook met andere beleidsterreinen. De gemeente ambieert daarom een regisserende rol. Niet alles kan opgepakt worden. Voor er echter keuzes gemaakt kunnen worden, zullen we eerst moeten kijken wat we verstaan onder gezondheid en lokaal gezondheidsbeleid.

1.2 Visie op gezondheid

Bij gezonde burgers gaat het gaat niet om een ideale situatie van burgers die nooit ziek zijn en

Gezondheid (volgens WHO) een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken’

een samenleving waarin nooit iets mis is (zie definitie gezondheid van de World Health Organisation (WHO)). Het is wel belangrijk dat mensen positieve keuzes kunnen maken over hun eigen gedrag, invloed kunnen uitoefenen op hun sociale en fysieke omgeving en dat ze, indien nodig, gepaste, betaalbare zorg ontvangen. Voor de burger zelf is gezondheid vaak geen doel op zich, maar een voorwaarde tot geluk, mobiliteit en werk.

Iemand met een handicap of chronische aandoening kan zichzelf best gezond voelen. Deze ‘gezondheidsbeleving’ wordt dan ook vaak als maat voor gezondheid genomen. Op bevolkingsniveau wordt de gezondheidstoestand echter meer gemeten op basis van levensverwachting en het vóórkomen van ziekte, ziekteverzuim en dergelijke. In de memorie van toelichting bij de Wijziging van de WCPV wordt gezondheidswinst opgevat als: verlengen van de gezonde levensverwachting, voorkomen van vermijdbare sterfte en verhogen van de kwaliteit van het leven.

Bij het maken van beleid op het gebied van gezondheid is inzicht nodig in de manier waarop je gezondheid van mensen kunt beïnvloeden. Een handig hulpmiddel daarbij is het zogenaamde ‘model van Lalonde’. Lalonde – die ooit minister van volksgezondheid in Canada was - onderscheidt vier soorten factoren die van invloed zijn op de gezondheid van mensen:

  • 1.

    biologische en erfelijke factoren: de aanwezige (aanleg tot) gezondheid of ziekte;

  • 2.

    omgeving: de fysieke en sociale omgeving, zoals woonomgeving, milieu, sociale samenhang, arbeidsparticipatie en veiligheid;

  • 3.

    leefstijl: het gedrag van mensen dat van invloed is op hun gezondheid;

  • 4.

    gezondheidszorg: de beschikbaarheid van gezondheidszorgvoorzieningen.

Naast deze factoren uit het model van Lalonde is o.a. de financiële positie van de bevolking van invloed op de gezondheid. Groeperingen met een slechte financiële positie zijn minder goed in staat om deel te nemen aan sport, gebruik te maken van gezondheidsvoorzieningen en zich te wapenen tegen aanvallen op de gezondheid.

Biologische factoren

- onveranderbaar

Omgeving

- sociaal

- fysiek

GEZONDHEID

Zorgvoorzieningen

- welke zijn er?

- hoe toegankelijk zijn ze?

Gezondheidsmodel Lalonde:

determinanten van gezondheid

Leefstijl

- houding

- mogelijkheden kennen

- beslissingen nemen

In dit overzicht van factoren is te zien dat de kansen op gezondheid voor individuele burgers verschillen. De laatste jaren is er veel aandacht voor de zogenaamde sociaal-economische gezondheidsverschillen, die vooral ontstaan door verschillen in omstandigheden waarin mensen opgroeien, wonen en werken. Hier ligt een belangrijk aangrijpingspunt voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De biologische factoren zijn niet beïnvloedbaar door de gemeentelijke overheid en worden dus verder buiten beschouwing gelaten. Op omgeving en leefstijl heeft de gemeente de meeste invloed. Ook de gezondheidszorg is vanzelfsprekend van invloed op de gezondheid van burgers. De (gemeentelijke) overheid kan onder andere aandacht besteden aan de toegankelijkheid van deze zorg en speelt een rol in het vestigingsbeleid.

1.3 Visie op Lokaal Gezondheidsbeleid

Gezondheid is niet alleen te beïnvloeden via de sector volksgezondheid. Ook maatregelen en gedrag op het terrein van bijvoorbeeld verkeer, veiligheid, ruimtelijke ordening, sociaal beleid, milieu en onderwijs, kunnen de gezondheid beïnvloeden. Gezondheidsbeleid is dan ook per definitie integraal beleid. Samenwerking staat hierbij centraal: binnen de gemeente, tussen gemeenten en met regionale instellingen, patiënten- en consumentenorganisaties en financiers. Naast uitvoerder van gezondheidsbeleid werpt de gemeente zich zo steeds meer op als regisseur van gezondheidsbeleid. In die functie bevordert zij verschillende vormen van zorg en de afstemming daartussen.

De visie op lokaal gezondheidsbeleid is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • ·

    De lokale gezondheidssituatie dient als leidraad voor het gemeentelijk beleid (zie H.3).

  • ·

    Gezondheidsbeleid wordt gericht op specifieke bevolkingsgroepen zoals ouderen, jeugdigen en allochtonen als zij met het algemene beleid niet worden bereikt. Daarnaast kan het beleid gericht worden op mensen met complexe problemen zoals dak- en thuislozen en verslaafden. De prioriteitsstelling is afhankelijk van de lokale situatie.

  • ·

    Het beleid kan alleen effectief zijn indien het aansluit op de wensen en de behoeften van de bevolking.

  • ·

    Gezien het feit dat veel zorgleveranciers een bovenlokaal bereik hebben, is het vaak moeilijk om op het individuele niveau van de gemeente afspraken te maken. Een aantal aspecten behoeft daarom regionale afstemming of een gezamenlijke aanpak.

  • ·

    De integrale benadering van gezondheidsbeleid dient meer dan tot op heden het geval is, deel uit te maken van het totale gemeentelijk beleid.

Afgeleide doelstellingen zijn:

·verlenging van de levensverwachting in goede gezondheid

·vermindering van bestaande ongelijkheden in kansen op gezondheid

·verhoging van de kwaliteit van leven

·oplossing van maatschappelijke problemen

·meer samenhang in het aanbod, afgestemd op de vraag.

lokaal gezondheidsbeleid

de vorming en uitvoering van dat beleid dat gericht is op

-het behoud of verbetering van onze volksgezondheid

-het wegwerken van gezondheidsverschillen tussen groepen van de bevolking in de gemeente.

2 LANDELIJKE KADERS BIJ LOKAAL GEZONDHEIDSBELEID

Gemeentes hebben op grond van een groot aantal wetten een verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun burgers (zie kader p. 6). Deels heeft de gemeente ook vrijheid in het vormgeven van haar beleid. Voor veel van de uit te voeren taken onderhoudt de gemeente een relatie met de GGD. Daarnaast komt ook het kabinet nog met landelijke prioriteiten.

collectieve preventie

bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder die bevolking

2.1 Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid

De belangrijkste wettelijke basis voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid is de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV). Op grond van deze wet hebben gemeenten een belangrijke taak op het terrein van de openbare gezondheidszorg.

De WCPV bepaalt dat de gemeente o.a. de samenhang binnen de collectieve preventie bevordert, alsmede de afstemming met de curatieve gezondheidszorg. De gemeente draagt voorts zorg voor de uitvoering van de collectieve preventie op het gebied van infectieziekten en gezondheidsrisico’s voor jeugdigen. Hiertoe moet zij een gemeentelijke gezondheidsdienst in stand houden, de GGD.

Uit de WCPV vloeien de volgende taken voort:

Epidemiologie: het verzamelen en analyseren van gegevens omtrent de gezondheidssituatie

van de bevolking;

Onderlinge afstemming tussen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg:

deze kan de gemeente onder andere invullen door zorgaanbieders, zorgverzekeraars en

patiëntenorganisaties te betrekken bij het gemeentelijk gezondheidsbeleid en door

preventie in te brengen in (regionale) zorgoverleggen;

Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen: een coördinerende en

integrerende taak van de gemeente, met een adviestaak van de GGD (art. 5, lid 2),

uitmondend in facetbeleid;

Gezondheidsbevordering: op basis van inzicht in de gezondheid van de bevolking

preventieprogramma’s uitvoeren; bijvoorbeeld gericht op gedragsverandering;

Bevolkingsonderzoeken: Het (laten) oproepen van de groepen vrouwen die in aanmerking

komen voor deelname aan de onderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker;

Medische milieukunde: onderzoek, advisering en signalering op het terrein van milieu

en gezondheid, bijvoorbeeld onderzoek van de kwaliteit van zwemwater;

Technische hygiënezorg: hygiënezorg voor kindercentra en basisscholen, verordeningen

voor technische hygiëne bij tatoeëer- en piercingstudio’s, grote evenementen, seks- en

relaxhuizen en instellingen ressorterend onder de Wet op de jeugdhulpverlening;

Openbare geestelijke gezondheidszorg: directe hulpverlening (waaronder crisis-interventie,

maatschappelijke opvang), preventie en zorg voor mensen met een verhoogd

risico (onder andere signalering, screening en beleidsadvisering), verslavingszorg

(inclusief vangnetfunctie), algemeen maatschappelijk werk (gedeeltelijk);

Infectieziektebestrijding: omvat onder andere onderzoek, bron- en contactopsporing

en preventie (ook reizigersvaccinatie valt onder infectieziektebestrijding, maar vloeit

niet uit de WCPV voort);

Zorg voor nul- tot negentienjarigen (jeugdgezondheidszorg): onder andere monitoring

en signalering, gezondheidsvoorlichting (GVO), vaccinatie, screening, onderkenning

van gezondheidsbedreigende factoren in sociale en fysieke omgeving en advisering

hierover.

In 2002 is de WCPV geactualiseerd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • ·

    De herformulering van enkele gemeentelijke taken. Het gaat hierbij om modernisering en nadere concretisering van begrippen.

  • ·

    De opdracht aan de gemeente om elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid op te stellen. In deze nota moet de gemeente tenminste aangeven hoe zij de collectieve preventietaken uitvoert en ook hoe zij gestalte geeft aan het gemeentelijk facetbeleid en de samenwerking met andere partijen.

  • ·

    De verankering van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg en het onder gemeentelijke regie brengen van de hele jeugdgezondheidszorg van 0-19 jaar.

  • ·

    De verplichting voor het Rijk, elke vier jaar bij nota landelijke prioriteiten vast te stellen op het gebied van de collectieve preventie.

2.2 Overige wetten of autonoom beleid

Uit andere wetten of autonoom beleid van gemeenten vloeien als taken voort:

Vangnettaken: door de lokale overheid geïnitieerde en eventueel ook door haarzelf

(via de GGD) uitgevoerde zorg voor specifieke groepen zoals verslaafden, dak- en

thuislozen en illegalen; het grootste deel van deze taken valt overigens onder openbare

geestelijke gezondheidszorg;

Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen: crisishulpverlening in situaties

waarbij de openbare veiligheid in het geding is. De hulpverlening omvat het organiseren

van en het leiding geven aan de geneeskundige hulpverlening bij een noodsituatie

die de (lichamelijke of geestelijke) gezondheid van groepen burgers aantast of bedreigt;

Forensische geneeskunde: geneeskundige dienstverlening aan politie en justitie bij de

uitvoering van de Wet op de Lijkbezorging en in het kader van opsporing en vervolging,

zorg voor slachtoffers en arrestanten;

Indicatiestelling en advisering: de overheid is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid

en toegankelijkheid van gezondheidsvoorzieningen. Zij heeft directe bemoeienis

met de verdeling en toewijzing van voorzieningen onder andere via sociaal-medische

advisering, centrale indicatiestelling (RIO) voor thuis-, verpleeghuis-, verzorgingshuis- en gehandicaptenzorg.

In de provincie Groningen is de uitvoering van deze taken (zoals omschreven in 2.1 en 2.2) grotendeels ondergebracht bij GGD Groningen.

Belangrijkste -voor de gemeente relevante- wetgeving

  • -

    Grondwet - Rampenwet

  • -

    Gemeentewet - Wet op de lijkbezorging

  • -

    Besluit indicatiebeoordeling verpleging en verzorging - Welzijnswet

  • -

    Algemene wet bijzondere ziektekosten - Destructiewet

  • -

    WCPV - Quarantainewet

  • -

    Wet voorzieningen gehandicapten - Waterleidingwet

  • -

    Wet infectieziektebestrijding - Wet ambulancevervoer

  • -

    Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen - Kwaliteitswet zorginstellingen

  • -

    Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen

2.3 Relatie met GGD

Vanaf januari 2003 wordt stapsgewijs een nieuwe systematiek ingevoerd, waarbij de individuele gemeentes meer zelf gaan bepalen welke producten van de GGD worden afgenomen. Er zijn zes basistaken geformuleerd: Infectieziektebestrijding, Jeugdgezondheidszorg, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Bevorderingstaken, Technische Hygiënezorg en Medische Milieukunde.

Binnen deze basistaken worden productgroepen en producten onderscheiden. Een basistaak kent een uniform gedeelte (producten die alle GGD’en aan alle gemeentes leveren) en een ‘maatwerk’ gedeelte. Binnen het maatwerkgedeelte kunnen gemeentes zelf hun wensen aangeven. Het basistakenpakket wordt gefinancierd uit de (huidige) WCPV middelen.

Naast het basistakenpakket bestaat de mogelijkheid voor gemeentes om bij de GGD zogenaamde ‘plustaken’ af te nemen. Dit zijn diensten (bijvoorbeeld speciale projecten, extra onderzoek of vormen van ondersteuning) waarvoor de betrokken gemeente dan extra betaald. Tenslotte zijn er de zogenaamde ‘markttaken’. Dit zijn taken die in principe ook door andere partijen dan de GGD uitgevoerd kunnen worden, ten behoeve van eveneens andere partijen dan gemeentes. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan Reizigersadvisering.

Met gemeentes zullen periodiek afspraken gemaakt worden over de invulling van het maatwerk- en plusgedeelte. Deze afspraken over de uitvoering van de WCPV blijven overigens een onderdeel uitmaken van (de nota) Lokaal Gezondheidsbeleid. Gemeentes zullen ook willen zien wat de resultaten zijn van de werkzaamheden van de GGD. Dit past binnen het traject dat de Hulpverleningsdienst enige tijd geleden is gestart, dat moet leiden tot het verbeteren van de verantwoordingsinformatie in de richting van gemeentes.

2.4 Landelijke prioriteiten

De centrale doelstellingen van de rijksoverheid zijn:

  • ·

    het verlengen van gezonde levensjaren

  • ·

    het terugdringen van gezondheidsverschillen

In een nota preventiebeleid zal het kabinet de voornemens voor de komende tijd aangeven, maar door de val van het kabinet in 2002 is dat proces vertraagd1. Wel is waarschijnlijk dat de aanpak zich zal richten op vijf terreinen die ook al bij het beleid gericht op het terugdringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen naar voren kwamen: de omgevingen waarin veel gezondheidswinst te behalen is, zoals

  • 1.

    thuis (in de opvoeding);

  • 2.

    op school;

  • 3.

    op de werkplek;

  • 4.

    in de zorgsector;

  • 5.

    in de woonomgeving (de wijk).

Als input voor de landelijke nota zal o.a. de gezondheidssituatie van de Nederlandse burgers gebruikt worden. Evenzo dient als leidraad voor het gemeentelijk beleid de lokale gezondheidssituatie, die in het volgende hoofdstuk wordt beschreven.

1De nota wordt in 2003 verwacht en zal te vinden zijn op de website van het ministerie van VWS: www.minvws.nl.

3.GEZONDHEID IN NOORD-GRONINGEN

In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de gezondheidssituatie van de Noord-Groningse bevolking en wel het westelijke deel, dat wordt gevormd door de gemeentes De Marne, Winsum, Eemsmond, Loppersum, Bedum, Ten Boer en Slochteren. Het geschetste beeld is een korte samenvatting van het GGD Gezondheidsprofiel 2002 dat voor deze zeven gemeentes is opgesteld. De nadruk ligt op de opvallende punten uit het profiel. Voor een volledige en meer gedetailleerde weergave wordt verwezen naar het profiel zelf.

3.1 Demografie

Mede door een goede gezondheidszorg, toenemende welvaart en verbetering van hygiënische omstandigheden worden inwoners van Nederland steeds ouder. Er komen meer ouderen terwijl vrouwen gemiddeld minder kinderen krijgen. Door de jaren heen heeft dit geleid tot een toename van de demografische druk 2 . Een hoge demografische druk betekent dat er relatief weinig personen in de ‘productieve’ leeftijdsgroep zijn.

De bevolking van de regio Noord-West is jonger dan het landelijk gemiddelde en de provincie Groningen. Van de bevolking van Nederland, provincie Groningen en de regio Noord-West Groningen waren er in het jaar 2000 respectievelijk 13,6%, 14,5% en 13,3% personen van 65 jaar en ouder. Per gemeente is het aandeel 65-plussers als volgt: Bedum 11,9%, Ten Boer 11,7%, Eemsmond 15,0%, Loppersum 13,1%, De Marne 15,3%, Slochteren 13,2% en Winsum 12,2%. Ten Boer is de jongste en De Marne is de meest vergrijsde gemeente binnen de regio. Gezondheid, ziekte en sterfte zijn sterk gerelateerd aan de leeftijdsopbouw van een gemeente en dat betekent dat de zorgbehoefte iets hoger is in De Marne. In alle gemeentes in de regio NW-Groningen is de demografische druk hoger dan het provinciale en landelijk gemiddelde. Dit komt door een relatief hoog aantal kinderen (0-19 jaar).

2 Dit is een maat voor de verhouding tussen het aantal personen in de zogenoemde ‘productieve’ (20-64 jaar) en de ‘niet-productieve’ leeftijdsgroep (jonger dan 20 jaar en ook 65 jaar en ouder).

3.2 Sociaal economische status

De sociaal-economische status (SES) van mensen wordt bepaald door hun positie in de maatschappij. Verschillen in SES zijn van invloed op de gezondheid. Groepen met een lage SES leven t.o.v. die met een hoge SES minder gezond (meer risicogedrag), voelen zich zieker, hebben meer functiestoornissen, meer chronische ziektes en een slechtere kwaliteit van leven en daardoor ook een hogere medische consumptie. In gezondheidsonderzoek wordt de SES veelal bepaald aan de hand van het opleidingsniveau van de ondervraagde personen.

Het opleidingsniveau van de inwoners van Noord-West Groningen is gemiddeld iets lager dan landelijk en iets hoger dan provinciaal. Verder is het percentage werklozen iets lager dan provinciaal (en vergelijkbaar met landelijk), zijn er iets minder WAO-ers t.o.v. provinciaal (en iets meer dan landelijk) en is het besteedbaar inkomen in de meeste gemeentes in NW iets lager dan het provinciale gemiddelde (en overal lager dan het landelijk gemiddelde).

3.3 Gezondheidstoestand

De gezondheidstoestand van de bevolking kan beschreven worden met verschillende indicatoren. Op macroniveau kan dat aan de hand van gegevens over sterftecijfers en levensduur. Op meso-niveau kan dat aan de hand van gegevens over functiestoornissen, ervaren gezondheid, gebruik van de gezondheidszorg en medicijnen op basis van onderzoeksgegevens op groepsniveau (gezondheidsenquête, productiecijfers zorginstellingen, etc).

De gemiddelde levensverwachting in de regio Noord-West Groningen is lichtjes hoger dan het landelijk gemiddelde en het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer is iets lager. Ondanks de lagere sterfte overlijden hier verhoudingsgewijs veel personen aan coronaire hartziekten. Vooral de sterfte door hartinfarcten valt op.

Van de bevolking in Noord-West Groningen zegt 86% over een goede tot uitstekende gezondheid te beschikken. Dit percentage is hoger dan in de provincie Groningen (82%) en wordt zowel door leeftijd als SES verklaard. Het percentage personen met doorgemaakte ziekte wisselt per geslacht: uit de GGD Gezondheidsenquête blijkt dat 57% van de mannen en 71% van de vrouwen in Noord-West Groningen het afgelopen jaar één of meer ziekten of aandoeningen heeft gehad. Verder geeft 37% van de respondenten aan de afgelopen maand last te hebben gehad van één of meer psychische klachten, hetgeen vergelijkbaar is met provinciaal. In de leeftijdscategorie 20-34 jaar heeft reeds een kwart beperkingen bij zware inspanningen en een tiende bij minder zware inspanningen, wat hoger is dan de provinciale cijfers (respectievelijk 21% en 7%). Verder blijkt dat 75-plussers in Noord-West Groningen in vergelijking met provinciaal iets minder vaak last hebben van functiestoornissen.

3.4 Gezondheidszorg

In de gezondheidszorg wordt een onderscheid gemaakt in nulde lijn (preventieve onderzoeken veelal bij gezonde personen), eerste (huisarts, thuiszorg) en tweede lijn (ziekenhuis, verpleeghuis en categorale instellingen). Het gebruik van de eerste lijn is het hoogst, mede doordat het als voorportaal van de tweede lijn fungeert. Het gebruik van zorgvoorzieningen wordt in hoge mate bepaald door leeftijd en geslacht. Ouderen en vrouwen gebruiken meer zorgvoorzieningen. Ook de SES is een bepalende factor in het gebruik van deze voorzieningen.

In Noord-West Groningen is de medische consumptie (huisartsbezoek, ziekenhuisopnames, medicijngebruik) vergelijkbaar met de rest van de provincie, evenals het aantal ziektes en aandoeningen in de bevolking. Over het algemeen is de bevolking redelijk tevreden over de dienstverlening van medische hulpverleners.

In de provincie Groningen zijn gemiddeld 3 personen per 1000 inwoners in contact met de verslavingszorg, onder wie relatief erg weinig inwoners van Noord-West Groningen.

3.5 Leefwijze

Gedrag is een belangrijke voorspeller van gezondheid en ziekte in de toekomst. Grote groepen in de bevolking vertonen één of meer van de volgende gedragskenmerken: roken, excessief alcoholgebruik, gebrek aan lichaamsbeweging, geringe consumptie van groente en fruit en overgewicht. Met name een combinatie van deze risicofactoren verhoogt de kans op het ontstaan van ziekte. De bevolking is – door kennisgebrek - zich soms onvoldoende bewust van de gezondheidsrisico’s die kleven aan haar manier van leven. Door doelmatig preventief beleid kan gezondheidswinst gerealiseerd worden.

In De Marne, Winsum, Eemsmond, Loppersum, Bedum, Ten Boer en Slochteren is rookgedrag een substantieel volksgezondheidsprobleem: onder personen van middelbare leeftijd zijn veel rokers, hoewel er relatief minder zware rokers zijn. Onder personen van 20 jaar en ouder zijn verhoudingsgewijs iets meer alcoholgebruikers dan provinciaal, van wie bij 7% sprake is van (zeer) excessief alcoholgebruik, tegenover 8% in de provincie Groningen. Het sofdruggebruik is relatief laag onder zowel jongeren als ouderen. Het lichaamsgewicht is (vooral bij personen 45-64 jaar) aan de hoge kant en de helft van de bevolking beweegt te weinig. Wat betreft de voeding is de inname van groente, vis en fruit niet conform landelijke richtlijnen en kan dus beter. Onder de bevolking is gezondheidsinformatie gewenst over bewegen, voeding, stoppen met roken en de gevolgen van passief roken. Bij mensen ouder dan 65 jaar bestaat de meeste belangstelling voor gezonde voeding.

3.6 Maatschappelijk milieu

Sociale contacten en eenzaamheid zijn belangrijke determinanten van (met name geestelijke) gezondheid en welzijn. Het aantal sociale contacten is van belang voor de mate van welzijn. Daarnaast draagt het vaak hebben van sociale contacten in hoge mate bij aan het tot stand komen van mantelzorg. Eenzaamheid komt onder ouderen meer voor.

Van de bevolking in de regio Noord-West Groningen heeft 71% frequent contact met de buren, terwijl het provinciale percentage 66% is. Frequent contact met vrienden en familie komt overeen met de provinciale cijfers. 64% is lid van één of meer maatschappelijke verenigingen, hetgeen hoger is dan het provinciale percentage (58%).

Van de bevolking in de regio Noord-West heeft een kwart last van eenzaamheid vergeleken met 27% in de provincie Groningen. Vergeleken met de provincie zijn er veel eenzame ouderen. Net als in de provincie verleent ongeveer vier vijfde van de bevolking in de regio Noord-West één of andere vorm van mantelzorg. Van de ouderen (veelal alleenstaand) in deze regio die behoefte hebben aan mantelzorg ontvangt 14% die niet, terwijl de bereidheid om desgevraagd kosteloos anderen te helpen er bij twee vijfde van de bevolking wel is: vraag en aanbod bereiken elkaar niet in dit geval. Daarnaast is de kennis van voorzieningen onder ouderen slecht.

3.7 Fysiek milieu

De leefomgeving heeft grote invloed op de gezondheid, zowel rechtstreeks als via de beleving. Belangrijke factoren zijn o.a. luchtverontreiniging, veiligheid, geur, geluid en binnenmilieu. Gemeentes zijn medeverantwoordelijk voor het inrichten van de leefomgeving met bedrijven, wegen, woningen, scholen, speelterreinen en recreatiegebieden. Het gaat daarbij om ruimtelijke planning, openbare werken, verlening van milieu- en bouwvergunningen en de handhaving daarvan.

Een ruime meerderheid van de bevolking in de regio Noord-West is tevreden over het leefklimaat van hun woonbuurt en woning en het overgrote deel voelt zich veilig in eigen woonbuurt. Ontevreden is men over katten- en hondenpoep: meer dan de helft van de bevolking heeft er hinder van.

Inwoners van de regio Noord-West Groningen zouden graag zien dat de gemeente de volgende problemen met voorrang aanpakt (in volgorde van belangrijkheid): verkeersoverlast en parkeerproblemen, uitwerpselen huisdieren, onderhoud groenvoorzieningen, rommel op straat en rondhangende jongeren (onvoldoende voorzieningen jeugd).

4 REGIONALE EN LOKALE KADERS

4.1 Huidig regionaal beleid in Noord-Groningen

In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen geschetst die actueel zijn in het Groningse regionale gezondheidsbeleid, al dan niet voortvloeiend uit landelijk beleid. Alleen die ontwikkelingen die relevant zijn voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid, zijn vermeld. Het gaat hierbij om lokaal sociaal beleid, de sociale structuurschets en de gebiedsgerichte aanpak voor Noord Groningen en de samenhang daartussen, regiovisies en provinciale convenanten. Tot slot worden lokale kaders en uitgangspunten geschetst.

4.1.1 Lokaal sociaal beleid, sociale structuurschets en gebiedsgerichte aanpak

Het lokaal gezondheidsbeleid heeft vele raakvlakken met lokaal sociaal beleid, hetgeen gezien kan worden als paraplu boven het gezondheidsbeleid. Lokaal sociaal beleid stelt doelstellingen op het gebied van sociale structuur en voorzieningen. Deze vorm van beleid wordt ontwikkeld door de provincie en de gemeentes. In opdracht van deze partijen heeft het CMO (Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling) met een rapport3 de basis gelegd voor een beschrijving van de sociale structuur van de regio Noord Groningen. Naast cijfers over demografie, werkloosheid en voorzieningen, geeft dit rapport aan op welke punten in de regio beleid nodig is om de sociale structuur te versterken. Vier thema’s zijn benoemd als beleidsprioriteit:

  • 1.

    Ondersteuning mantelzorg

  • 2.

    Ontwikkeling steunpunten/steunstees

  • 3.

    Participatie risicogroepen

  • 4.

    Professionalisering peuterspeelzalen

    Binnen het programma wordt een gerichte aanpak voor Noord-Groningen voorgesteld.

4.1.2.Regiovisies

In de voorafgaande jaren zijn door de provincie Goningen en een breed netwerk van partners een aantal regiovisies opgesteld rond de thema’s geestelijke gezondheidszorg, gehandicatenbeleid en ouderenzorg. Elk van deze rapporten beschrijft de knelpunten in de betreffende sector en schetst een beeld van de gewenste ontwikkeling. Momenteel (2003) is de provincie bezig met de voorbereiding van de regiovisie “Zorg in samenhang”.

4.1.3 Convenant Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz)

Alle Groningse gemeenten hebben een convenant ondertekend, waarin zij zichzelf verplichten een lokaal OGGz-beleid te formuleren en een samenwerkingsverband te vormen met ‘partijen’ die een rol kunnen spelen bij de aanpak van OGGz-problematiek4. Belangrijke partijen zijn onder meer de GGz, het algemeen maatschappelijk werk, de verslavingszorg, de GGD, de politie en woningcorporaties.

De OGGz is gericht op zogeheten zorgmijders. Het gaat daarbij om sociaal kwetsbare mensen. Hun problemen komen naar buiten, omdat zij zich openlijk onaangepast gedragen en hun omgeving overlast bezorgen. Maar er kan ook sprake zijn van stille problematiek, die (vrijwel) alleen achter de voordeur zichtbaar is. Er is meestal sprake van een combinatie van problemen. Daarom is samenwerking van hulpverleners en andere instanties voorwaarde voor een zinvolle aanpak. Samenwerking bevordert bovendien vroegtijdige signalering. Als die vervolgens leidt tot snelle interventie, wordt de schade voor betrokkene en zijn omgeving beperkt. Er behoeft dan minder vaak te worden gegrepen naar vergaande maatregelen als huisuitzetting of opname in een voorziening.

De gemeenten in Noord-Groningen hebben hun handtekening onder het OGGz-convenant onderstreept door dit beleidsthema ook aan de orde te stellen in het kader van hun lokaal sociaal beleid5. Hiermee wordt aangegeven dat er bij OGGz niet alleen sprake is van mensen met problemen, maar ook van een samenleving die daarvan hinder ondervindt of ermee begaan is. Voor die samenleving – dat wil zeggen de inwoners - is het belangrijk dat zij overlast, vervuiling en (huiselijk) geweld ergens kan melden en dat vervolgens effectieve actie wordt ondernomen. Door het bieden van een mogelijkheid om signalen te melden maken gemeenten gebruik van de betrokkenheid van hun burgers om te voorkomen dat OGGz-problematiek verder uit de hand loopt. Uit onderzoek dat in opdracht van de gemeenten en de provincie is uitgevoerd blijkt dat zeker inwoners die als noaber of vrijwilliger in aanraking komen met kwetsbare inwoners behoefte hebben aan een punt waar ze hun signalen kwijt kunnen6.

4 Convenant voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg in de provincie Groningen, oktober 2001

5 Nl. in het onderdeel ‘participatie risicogroepen’. (Zie ook 4.1.1.).

6 Vergroting van sociale participatie van risicogroepen – inventarisatie van activiteiten in Noord-Groningen, Bureau Berghuis, Zuidwolde/Groningen, juli 2002. In dit rapport wordt ondermeer geconcludeerd dat maatschappelijke organisaties meer problemen op het gebied van sociaal isolement aantreffen dan de gemeenten (p. 32).

4.2 Gemeentelijke kaders en uitgangspunten

4.2.1 Uitgangspunten en doelstellingen van de nota

Uitgangspunten

Uitgaande van de eerder omschreven visie op gezondheid, op lokaal gezondheidsbeleid, de landelijke ‘agenda’ van de openbare gezondheidszorg en rekening houdend met de beïnvloedingsmogelijkheden van gemeentes op het gebied van gezondheid hanteert de regio Noord-Groningen de volgende uitgangspunten voor haar gezondheidsbeleid:

1.Optimale kansen op gezondheid voor iedereen

Het is de taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat alle burgers optimale kansen op gezondheid hebben. Belangrijkste aangrijpingspunt voor gemeentes in het gezondheidsbeleid is preventie. Een andere taak voor gemeentes op dit terrein is het bevorderen dat zorgvoorzieningen voor iedereen beschikbaar en bereikbaar zijn en dat er een goede onderlinge samenhang tussen voorzieningen is.

Tenslotte heeft een gemeente de taak een vangnet te bieden voor diegenen die om enigerlei reden geen gebruik (kunnen) maken van de reguliere voorzieningen.

Het bieden van optimale kansen op gezondheid voor iedereen betekent niet dat de overheid verantwoordelijk is voor het ontstaan van gezondheidsproblemen. Iedere individuele burger heeft een eigen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gezondheid; de overheid schept voorwaarden om het maken van zelfstandige keuzes van burgers in dat proces mogelijk te maken.

2.Verkleinen van gezondheidsverschillen

De kansen op een gezond leven zijn niet gelijk verdeeld. Er zijn allerlei factoren die ertoe leiden dat sommige mensen meer (gezondheids)risico’s lopen dan anderen, minder goed in staat zijn om voor zichzelf te zorgen, minder gebruik (kunnen) maken van voorzieningen. Juist omdat het met de meeste burgers goed gaat, richt de gemeentelijke overheid zich in haar gezondheidsbeleid met name op diegenen die minder kansen hebben en meer bedreigingen ondervinden waar het gaat om hun gezondheid.

3.Regionale aanpak

Als bepaalde gezondheidsproblemen in meerdere gemeentes van het samenwerkingsverband Noord-Groningen voorkomen, wordt een gezamenlijke aanpak nagestreefd.

Doelstellingen

1.Deze nota geeft inzicht in de visie van de Noord-Groningse gemeentes op de collectieve preventie en het gezondheidsbeleid. De nota geeft daarnaast ook de visie weer van de gemeentes en de GGD Groningen omtrent de taken en het beleid van de GGD.

  • 2.

    De nota schept een samenhangend kader voor al het beleid (bestaand en nieuw) waarbij gezondheidsaspecten en collectieve preventie een rol spelen. De aandachtsgebieden van het gezondheidsbeleid voor de komende jaren worden aangegeven.

  • 3.

    Een derde doelstelling is om volksgezondheid als belangrijk element binnen andere beleidsgebieden zoals ruimtelijke ordening, milieu, volkshuisvesting en veiligheid te introduceren. De nota moet duidelijk maken dat gezondheidsaspecten ook binnen deze beleidsgebieden een rol spelen en aandacht verdienen.

  • 4.

    De vierde doelstelling is het in kaart brengen van de spreiding, de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de zorgvoorzieningen in de Noordelijke regio en de afzonderlijke gemeentes.

  • 5.

    Als vijfde is de nota een uitnodiging tot samenwerking en afstemming tussen de verschillende belangengroepen op het gebied van de volksgezondheid. Hierbij gaat het zowel om interne afstemming binnen de gemeentes en andere belanghebbenden als om de externe afstemming tussen de gemeentes en andere belanghebbenden zoals burgers en hun belangenorganisaties, gezondheids- en welzijnsorganisaties en zorgverzekeraars. Deze nota moet een stimulans zijn om tot onderlinge samenwerking te komen. Op sommige gebieden zullen de gemeentes de regierol op zich moeten nemen.

5.KNELPUNTEN EN KANSEN IN NOORD-GRONINGEN

  • In dit hoofdstuk gaat het om de knelpunten en kansen die zijn af te leiden uit de beschrijving van de (regionale) ontwikkelingen en trends op het terrein van gezondheidsbeleid in hoofdstuk 2 of die voortvloeien uit de beschrijving van de gezondheidssituatie in Noord-Groningen in hoofdstuk 3.

5.1 Gezamenlijke en gemeentespecifieke knelpunten

  • Uit een inventarisatie van knelpunten die zich in meer of mindere mate per gemeente voordoen zijn elf gezamenlijke punten naar voren gekomen waarop gezondheidswinst te behalen is. Deze punten kunnen overeenkomstig het eerder genoemde model van Lalonde geordend worden naar drie thema’s, namelijk gezonde dorpen en wijken, versterking gezond gedrag en kwetsbare groepen.

    Gezonde dorpen/wijken

    • I.

      Door het stijgende aantal ouderen neemt de druk op voorzieningen in de sfeer van zorg, wonen en welzijn voor deze groep toe

    • II.

      Ouderen zijn onvoldoende geïnformeerd over de voorzieningen die er voor hen zijn met als gevolg dat ze er te weinig gebruik van maken

    • III.

      De bevolking heeft een relatief lage SES. Deze mensen brengen gemiddeld twaalf jaren minder in goede gezondheid door en hun levensverwachting is vier jaar korter ten opzichte van mensen uit de hoge sociaal-economische groepen

    • IV.

      De opvolging van artsen, fysiotherapeuten, tandartsen etc. is steeds vaker een probleem, met als gevolg dat voorzieningen in de toekomst dreigen te verdwijnen

    Versterking gezond gedrag

    • I.

      Roken is een substantieel gezondheidsprobleem en het voedingspatroon voldoet niet aan de landelijke richtlijn voor gezonde voeding

    • II.

      Er is sprake van algemene bewegingsarmoede en veel inwoners hebben te kampen met overgewicht

    • III.

      Onder personen van 20 jaar en ouder zijn verhoudingsgewijs iets meer alcoholgebruikers dan provinciaal, van wie bij 7 a 8 % sprake is van (zeer) excessief alcoholgebruik (vergelijkbaar met provinciaal). Het druggebruik lijkt iets lager te zijn dan provinciaal.

    Kwetsbare groepen

    • I.

      Er is gebrek aan inzicht in kwetsbare groepen en mede daardoor zijn ze vaak moeilijk te bereiken

    • II.

      Een deel van de ouderen is eenzaam en vraag en aanbod mantelzorg zouden beter op elkaar kunnen worden afgestemd

    • III.

      Er is opeenstapeling van risicofactoren bij een deel van de (jonge) kinderen

    De bovengenoemde knelpunten worden met het veld verder uitgewerkt.

5.2 Kansen

  • De onderstaande ontwikkelingen en trends op het gebied van gezondheidsbeleid bieden gemeentes meer mogelijkheden en geven instrumenten in handen om beleid te maken:

    • 1.

      De wettelijke verplichting om te komen tot een gemeentelijke gezondheidsnota biedt de kans om meer integraal beleid te voeren.

    • 2.

      Met de wetswijziging van de Wcpv zijn de basistaken voor de gemeentes duidelijker vastgelegd en krijgen gemeentes de regiefunctie voor de gehele jeugdgezondheidszorg 0-19 jarigen.

    • 3.

      In het kader van de sociale structuurschets wordt een gebiedsgerichte aanpak voor Noord-Groningen voorgesteld.

6.HOOFDLIJNEN / SPEERPUNTEN VAN BELEID

  • Op grond van de hiervoor geschetste situatie en ontwikkelingen hebben de gemeentes een aantal gezamenlijke hoofdlijnen / speerpunten geformuleerd waaraan zij de komende vier jaar willen werken. Zowel om inhoudelijke redenen als om redenen van efficiency is bij de uitwerking samenwerking met andere gemeentes, indien aan de orde, gewenst. Onder de hoofdlijnen / speerpunten kunnen echter ook zaken genoemd worden die alleen betrekking hebben op de eigen gemeente.

6.1 Speerpunt 1: Zorgdragen voor gezonde dorpen en wijken

  • De gezondheid van mensen is positief te beïnvloeden door een gezonde fysieke en sociale omgeving (woonomgeving, milieu, sociale samenhang, arbeidsparticipatie, veiligheid etc.), waarin de nodige medische voorzieningen (huisarts, tandarts, fysiotherapeut etc.) binnen bereik zijn.

6.2 Speerpunt 2: Versterken van gezond gedrag

  • Door gezonder gedrag van de burger is veel gezondheidswinst te behalen.

6.3 Speerpunt 3: Speciale aandacht voor kwetsbare groepen

  • Door bepaalde groepen van de samenleving die het om de één of andere reden niet op eigen houtje redden (kinderen, ouderen, gehandicapten, mensen die in de war zijn etc.) de helpende hand te bieden, kunnen ook zij gezond leven.

    De gemeente Winsum gaat deze speerpunten in de kernnota verder uitwerken. Samenwerking met het veld is daarbij het uitgangspunt.