Beleidsregels handhaving Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

overwegende dat het college op basis van de Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee 2015 beleid moet maken met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van sociale zekerheidsfraude;

gelet op de Participatiewet, de Ioaw en de Ioaz;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de Beleidsregels handhaving Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee

Fraudedefinitie

De gemeente hanteert de definitie zoals die wordt geformuleerd in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude van het College van procureurs-generaal.

De definitie luidt:

" Het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens dan wel het verzwijgen of niet (tijdig) verstrekken van voor de bepaling van het recht op uitkering en de duur en hoogte van de uitkering relevante gegevens, met als gevolg dat een uitkering geheel of ten dele ten onrechte wordt verstrekt ".

Soorten fraude

De gemeente voert diverse regelingen uit. Voor de fraudebestrijding is met name de Participatiewet van belang. Hieruit vloeit natuurlijk niet voort dat er geen aandacht kan-/mag worden geschonken aan de uitvoering van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

De fraude met sociale zekerheidsuitkeringen is in grote lijnen in twee groepen te verdelen, te weten:

  • 1.

    de "witte" fraude;

  • 2.

    de "zwarte" fraude;

Ad 1. Witte fraude

Witte fraude is fraude die blijkt of kan blijken uit de gegevensvergelijkingen tussen officiële bij wet of wettelijk voorschrift ingestelde registraties, bestanden of administraties, die zien op het inkomen en/of de inkomsten en/of het vermogen. Denk hierbij aan Suwinet of het Inlichtingenbureau.

Ad 2. Zwarte fraude

Zwarte fraude is fraude die niet door middel van 'reguliere' bestandskoppelingen kan worden opgespoord. Bijvoorbeeld: het verzwijgen van werkzaamheden, zwarte inkomsten (waarover dus geen belastingen en premies zijn afgedragen), woon-/partnerfraude en vermogensfraude.

Wetgeving

In artikel 17 van de Participatiewet, artikel 44 van de Ioaw en artikel 44 van de Ioaz is bepaald, dat de belanghebbende alle relevante informatie dient te verstrekken.

Opsporing en vervolging zullen in het algemeen gestoeld zijn op artikel 225 Wetboek van strafrecht (WvSr), de bijzondere strafbepalingen, opgenomen in de sociale zekerheidswetgeving (voor zover nog aanwezig) en de artikelen 227 a en 227 b, of artikel 447 c en 447 d WvSr. In een enkel geval wordt artikel 326 WvSr nog wel gehanteerd. 

In de praktijk zal het slechts een enkele keer voorkomen dat op grond van de geschetste omstandigheid of om opsporingstechnische redenen tot het gebruik van dwangmiddelen moet worden overgegaan.

Fraudeonderzoek

De sociaal recherche

De sociaal rechercheur is ondergebracht bij het Regionaal Opsporingsteam Sociale recherche (ROTS). Onder verwijzing naar de sociale zekerheidswetgeving dient te worden gesteld dat bij de benadering van betrokkenen rekening gehouden dient te worden met de maatschappelijke kwetsbaarheid. De hier voor benodigde materiedeskundigheid en de daarop af te stemmen professionaliteit dienen binnen de uitvoeringsorganisatie goed verzekerd te zijn. Een deel van de bij onderzoeken benodigde informatie kan binnen het uitvoeringsapparaat ter beschikking komen. Enerzijds betreft dit de in het dossier aanwezige gegevens, anderzijds betreft het een goede afstemming van taken.

Voor de sociaal rechercheur gelden regels, neergelegd in een werkinstructie/functie-beschrijving. Daarnaast gelden voor opsporingsambtenaren regels, die in de algemene wetten zijn neergelegd, zoals de Politiewet, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.

De sociale recherche stelt pas onderzoeken in na daartoe bekomen opdracht van het college.

Fraudeonderzoeken worden ingesteld naar individuele cliënten van de gemeente. Mede als gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen wordt over en weer samenwerking gezocht tussen bij sociale zekerheidsfraude betrokken personen/organen. Daarnaast wordt samenwerking gezocht met andere instanties en organen, die fraude met uitkeringen en/of subsidies bestrijden. Dit zal zich met name in concrete fraudezaken voordoen.

Voorts wordt door het ROTS periodiek werkoverleg gevoerd met functionarissen, belast met fraudebestrijding, van de binnen het Arrondissement Rotterdam gevestigde gemeenten en/of gemeentelijke sociale diensten. In dit overleg participeert incidenteel het Openbaar Ministerie, in de persoon van de Officier van Justitie (fraudecoördinator) ter uitwerking van werkafspraken.

Daarnaast is de gemeente betrokken bij het Regionaal Overleg Platform Interventieteams Rotterdam e.o. (ROPIT). Hierin wordt gemeente-overstijgende problematiek besproken met bijvoorbeeld de belastingdienst, UWV, officier van justitie, de politie, de arbeidsinspectie en de SVB.

Tips en onderzoek

Tips zijn in het algemeen verkeer een ingeburgerd begrip en houden een stuk informatievoorziening in. Men kent vele vormen van tips.

In het kader van de fraudebestrijding komen, bij het uitvoeringsorgaan en/of de sociale recherche, ook tips binnen. Dit zijn schriftelijke en mondelinge, anonieme en niet-anonieme tips.

Een anonieme tip is informatie die wordt doorgegeven door iemand die zijn identiteit geheimhoudt. Bij niet-anonieme tips is de identiteit van de tipgever wel bekend.

Op verzoek kunnen niet-anonieme tipgevers wel "anoniem" blijven, omdat zij de verstrekte informatie niet bij het betreffende dossier gevoegd willen zien.

Criterium voor het behandelen van een tip is en blijft echter de bruikbaarheid daarvan. Tips, die het karakter hebben van insinuaties ("zij hebben toch hetzelfde inkomen als ik", "waar doen zij het toch van" of "ze zal wel ergens een zwart baantje hebben") worden veelal als niet bruikbaar terzijde geschoven. Tips, die concrete informatie bevatten, worden door de klantmanager beoordeeld en met de klant besproken, of aan de sociale recherche voorgelegd. Is de informatie onvoldoende om tot directe actie over te gaan, dan kan ook worden besloten om de tip in portefeuille te houden en op een later moment nader onderzoek te verrichten. Alle tips, die bij de sociale recherche binnenkomen, worden doorgegeven aan de betrokken gemeente. De gemeente beslist over de noodzakelijke vervolgactie.

Ingekomen informatie, waaruit het vermoeden van een misdrijf als bedoeld in artikel 66 Participatiewet is gerezen, wordt doorgegeven aan de betrokken instanties.

Een goede tip, mondeling of schriftelijk, anoniem of niet-anoniem, kan leiden tot een onderzoek, hetzij door de betreffende afdeling, hetzij door de sociaal rechercheur.

Onderzoek

De onderzoeken zijn te onderscheiden in drie hoofdgroepen:

  • a.

    Bij de uitvoerende ambtenaren is het vermoeden van fraude gerezen en is het onmogelijk gebleken het vermoeden te onderzoeken. De sociaal rechercheur stelt vervolgens een onderzoek in.

  • b.

    De uitvoerende ambtenaren hebben, ondanks sterke aanwijzingen, het onderzoek niet kunnen afronden. Met de sociaal rechercheur wordt de casus doorgesproken en besloten tot het al of niet instellen van een onderzoek door de sociaal rechercheur.

  • c.

    Door verkregen opdracht van justitiële zijde of door ingekomen informatie van derden, stelt de sociaal rechercheur de gemeente in kennis en verzoekt een onderzoeksopdracht.

Uitgangspunt bij een, in opdracht van het college, in te stellen onderzoek is veelal het feit dat het voor de behandelend klantmanager niet meer mogelijk is datgene te doen, wat tot afdoende afhandeling van het onderzoek zal leiden. Bij de uitvoerenden is het vermoeden van fraude of oneigenlijk gebruik gerezen. Uit directe confrontatie met de betrokkene komt dit niet of niet voldoende uit de verf.

Bij het instellen van onderzoeken worden privacyaspecten gewaarborgd. De sociaal recherche neemt zaken waar, die iedereen in feite kan waarnemen, doch in verband met de taakvervulling kan die waarneming voor de sociaal recherche - gezien de wetgeving - relevant zijn.

Bij een toenemende werkdruk, alsmede doordat er diverse gecompliceerde onderzoeken ingesteld moeten worden, dienen steeds prioriteiten te worden gesteld. Hierbij worden de navolgende accenten in acht genomen:

  • A.

    Het in te stellen onderzoek moet betrekking hebben op een bestaande uitkeringssituatie of een ingediende aanvraag ter verkrijging van een uitkering, waarbij een onderzoek bij een aanvraag de allerhoogste prioriteit krijgt toegekend, teneinde misbruik en/of oneigenlijk gebruik in de vroegste fase de kop te kunnen indrukken en te voorkomen, dat er later teruggevorderd moet worden en mogelijk ook nog een proces-verbaal opgemaakt dient te worden.

  • B.

    Bij verzoeken tot het instellen van een onderzoek dient ook het belang van de gemeente te worden bezien.

Voorts wordt naar prioriteit een verdeling gemaakt naar:

1° onderzoeken naar vermoedelijke - verzwegen - werksituaties;

2° onderzoeken naar vermoedelijke - verzwegen - samenwoning;-

3° onderzoeken naar vermoedelijke - verzwegen - vermogens; en

4° onderzoeken naar vermoedelijke - verzwegen - echte verblijfplaats.

Deze prioriteitsvolgorde is als volgt tot stand gekomen:

1.Onderzoek naar een vermoedelijke - verzwegen - werksituatie.

Onderzoeken naar werksituaties zijn - op zich - de meest eenvoudige. Wordt in een dergelijk geval niet geheel bewezen dat van een feitelijk inkomen sprake is, dan is veelal de toets aan de Wet op het Minimumloon en vakantietoeslag mogelijk en kan worden aangenomen dat van inkomen sprake is of moet zijn. Voorts kan betrokkene verweten worden, dat deze geen inkomen uit of in verband met de aangetoonde werkzaamheden heeft verworven.

2.Onderzoek naar de vermoedelijke - verzwegen - feitelijke samenwoning.

Onderzoeken naar dergelijke situaties zijn tijdrovend, ingewikkeld en vooral bedreigend voor de privacy van de betrokkene. In dergelijke situaties gaat het er om aan te tonen dat personen van gelijk of ongelijk geslacht op één adres samenwonen, gezamenlijk voorzien in huisvesting of anderszins in elkaars verzorging voorzien en wel op een zodanige wijze, dat gesproken mag worden van een gezamenlijke huishouding.

In artikel 3 van de Participatiewet wordt een aantal gevallen omschreven waarin een gezamenlijke huishouding zonder meer, dus zonder nader in te stellen onderzoek, mag worden aangenomen. De bijstandsverlening mag zonder nader onderzoek worden aangepast aan de situatie van een gezamenlijke huishouding.

3.Onderzoek naar een vermoedelijk - verzwegen - vermogen.

Dit is alleen van toepassing op de Participatiewet. De Rijksoverheid bepaalt periodiek de hoogte van het vrij te laten bescheiden vermogen. De hoogte hiervan is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Indien en voor zover een persoon over een aangetoond vermogen beschikt, dat de hoogte van het vrij te laten vermogen overschrijdt, bestaat geen recht op uitkering.

4.Onderzoek naar een vermoedelijke - verzwegen - feitelijke woon- of verblijfplaats.

In de Participatiewet, Ioaw en Ioaz bestaat het recht op uitkering c.q. een inkomensvoorziening ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de cliënt woonplaats heeft als bedoeld in Titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Indien een persoon die een uitkering aanvraagt of reeds een uitkering toegekend gekregen heeft, feitelijk elders verblijf houdt dan in de uitkeringsverstrekkende gemeente, bestaat zeer waarschijnlijk geen recht op uitkering ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders van deze laatste gemeente. Of en in hoeverre er wel recht bestaat op uitkering ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders van de feitelijke verblijfgemeente wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Uit jurisprudentie in deze is gebleken dat, bij aangetoond werkelijk verblijf elders in den lande, de uitkering terecht beëindigd werd en er ook terecht teruggevorderd kan worden.

Bij verblijf in het buitenland bestaat geen recht op uitkering, tenzij dit verblijf in het buitenland van korte duur is en hiervoor toestemming is verleend door het college.

Het fraudebeleid

Het doel van het beleid is er toe bij te dragen, dat de sociale zekerheidsregelingen, die door de gemeente worden uitgevoerd, worden gebruikt door diegenen voor wie ze in het leven zijn geroepen.

Het beleid heeft een tweeledige functie:

Aan de ene kant geeft het beleid het raamwerk aan waarbinnen de gemeente handelt bij de toepassing van de repressieve middelen, die haar ter beschikking staan. Aan de andere kant is een eenvoudig en kenbaar beleid een preventief middel om de naleving te bewerkstelligen.

Het gemeentebestuur hecht er aan te voorkomen dat misbruik plaats vindt. Daartoe worden preventieve en repressieve middelen ingezet.

Preventieve middelen zijn:

  • -

    voorlichting en informatie;

  • -

    onderzoek en heronderzoek;

  • -

    uitwisseling van gegevens.

Repressieve middelen zijn:

  • -

    terugvordering van fraudeschuld, i.c. ten onrechte genoten bijstand;

  • -

    strafrechtelijke boete;

  • -

    afstemmen van de bijstand;

  • -

    bepalingen met betrekking tot de invordering terugvorderingen.

Preventief beleid

A. Voorlichting en informatie

De gemeente zal actief voorlichting en informatie verstrekken aan belanghebbenden en aan belangenorganisaties over de aan de uitkering c.q. inkomensvoorziening verbonden rechten en verplichtingen, en eveneens over het gemeentelijk beleid ten aanzien van opsporing en vervolging van fraude. Tevens zullen alle bestaande en toekomstige uitkeringsgerechtigden op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheid tot bestandsvergelijking door de gemeente.

Het risico dat fraude met zich mee brengt, dient naar voren gebracht te worden, zeker gezien de preventieve werking, die ervan zal moeten uitgaan. Goede verstaanders zullen uit de informatie kunnen opmaken, dat het college een actief fraudebeleid zeer serieus neemt en dat dientengevolge de pakkans aanzienlijk is.

B. Onderzoek en heronderzoek

Het (her)onderzoeks- en verificatieplan geeft uitwerking aan de wijze waarop verificatie van gegevens bij aanvraag en heronderzoek plaatsvindt. Eén van de doelstellingen van het genoemde plan is fraudepreventie en bestrijding. In dit deel van het plan wordt aan het onderzoek en heronderzoek niet nogmaals aandacht geschonken. Kortheidshalve wordt verwezen naar het genoemde (her)onderzoeksplan. Wel wordt er op gewezen dat het fraudebeleidsplan en het (her)onderzoeksplan op dit punt nauw met elkaar verbonden zijn. Het is tevens van belang dat het fraude- en controlebeleid door de uitkeringsgerechtigden worden geaccepteerd als een onderdeel van het bijstandsbeleid. Als extra hulp voor de consulenten wordt het fraudekompas vastgesteld. Dit kompas helpt bij het herkennen van een signaal en het afhandelen van een signaal (zie bijlage).

C. Uitwisseling van gegevens

Er vindt periodieke en incidentele gegevensuitwisseling plaats met een aantal instanties, voornamelijk via het Suwinet en het Inlichtingenbureau. De wettelijke basis voor deze uitwisseling vormen diverse artikelen uit de Participatiewet, Ioaw en Ioaz. Gegevens worden opgevraagd indien ze voor de uitvoering van de wet noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld ter verificatie van de door de belanghebbende gedane opgaven. Verder vindt bestandsvergelijking plaats met het inlichtingenbureau. Bij informatie-uitwisseling wordt de Wet Bescherming Persoonsgegevens in acht genomen.

Repressief beleid

Een intensieve aanpak van onderzoek bij de aanvraag om uitkering en bij heronderzoek heeft een preventieve werking, en is tegelijkertijd een repressieve methode om tot verlaging, het opleggen van een boete of beëindiging van de uitkering te komen, in die gevallen waarin sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik. Een goed repressief beleid zal in de regel ook een uitstekende preventieve uitwerking hebben.

De repressieve aanpak van misbruik en/of oneigenlijk gebruik van sociale zekerheidsuitkeringen is bepaald in de Participatiewet, de Afstemmingsverordening Goeree-Overflakkee, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee, het gemeentelijk terugvorderingsbeleid op grond van de Participatiewet en de Beleidsregels terugvordering.

A. Terugvordering van fraudeschuld

Terugvordering van de ten onrechte verstrekte uitkering dient te worden uitgevoerd conform de regelingen als neergelegd in de Beleidsregel terugvordering Participatiewet. Op basis van de wet alsmede de ze verordening is de gemeente verplicht om tot terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkeringen c.q. inkomensvoorzieningen over te gaan. De regels inzake herziening, intrekking en terugvordering in de Ioaw en Ioaz komen grotendeels overeen met de Participatiewet.

B. Boete bij schenden inlichtingenplicht

Naast terugvordering van de ten onrechte verstrekte uitkering of inkomensvoorzieningen wordt een bestuurlijke boete opgelegd bij het niet of niet voldoende nakomen van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 Participatiewet of de verplichtingen als bedoeld in artikel 30c lid 2 en 3 Wet SUWI. Indien het benadelingsbedrag € 50.000,- of hoger is, zal de gemeente in eerste instantie overgaan tot het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Met inwerkingtreding van deze beleidsregels komt het Handhavingsbeleidsplan 2013 te vervallen.

C

iteertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 21 oktober 2014 door
burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, locoburgemeester,
drs. B. Marinussen F.J. Tollenaar