Regeling vervallen per 14-07-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent subsidies (Algemene subsidieverordening Meerssen 2017)

Geldend van 15-10-2016 t/m 13-07-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent subsidies (Algemene subsidieverordening Meerssen 2017)

De raad van de gemeente Meerssen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders [datum en nummer];

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de [naam commissie];

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening Meerssen 2017.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteiten: bezigheden van een organisatie ter verwezenlijking van haar doelstelling.

  • b.

    Activiteiten- en evenementensubsidie: een subsidie voor eenmalige en vaak kortdurende activiteiten zoals een evenement, die niet onder de andere subsidievormen vallen. Ook (nieuwe) organisaties die geen structurele waarderingssubsidie ontvangen voor hun kernactiviteiten, terwijl vergelijkbare organisaties daarvoor wel subsidie ontvangen, kunnen een beroep doen op een incidentele subsidie.

  • c.

    Activiteitenplan: een plan dat een overzicht geeft van door de rechtspersoon voorgenomen activiteiten.

  • d.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

  • e.

    Beleidsplan: Een beleidsplan is een plan dat de koers aangeeft die een organisatie in een bepaalde periode wil varen. Dit mag kort en bondig zijn.

  • f.

    Begroting: een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.

  • g.

    College: het college van B&W van gemeente Meerssen.

  • h.

    Contributie betalende Meerssense leden: de bij een organisatie ingeschreven en contributie betalende (actieve) leden, die daadwerkelijk de activiteit van de organisatie verrichten (geen ereleden, commissarissen en rustende leden), voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt en in de gemeente Meerssen woonachtig zijn (o.b.v. de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens).

  • i.

    Eigen vermogen: het eigen vermogen bestaat uit reserves en het gerealiseerde resultaat na bestemming.

  • j.

    Exploitatiesubsidie: een subsidie die wordt verstrekt aan een professionele instelling. Met deze instellingen worden vooraf afspraken gemaakt welke prestatie en producten zij in een bepaald jaar gaan leveren voor de aan hen te verstrekken subsidie.

  • k.

    Gemeente: de gemeente Meerssen.

  • l.

    Jeugdleden: de bij een organisatie ingeschreven en contributie betalende leden, welke op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt, jonger zijn dan 18 jaar.

  • m.

    Niet-professionele vrijwilligersorganisatie: elke organisatie of groepering van personen, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde voor de plaatselijke bevolking erkent.

  • n.

    Raad: de gemeenteraad van gemeente Meerssen.

  • o.

    Stimuleringssubsidie: een subsidie waarmee wordt beoogd om maatschappelijke activiteiten te stimuleren. Dat wil zeggen activiteiten die extra inspanning vragen van een organisatie en die passen binnen de doelstellingen van het beleid van de gemeente Meerssen. Het gaat om structurele activiteiten buiten de normale (kern) activiteiten van een organisatie. Deze subsidievorm is enkel mogelijk voor organisaties die een waarderingssubsidie ontvangen.

  • p.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21 eerste lid van de Awb.

  • q.

    Subsidiebeleid: het door de gemeenteraad vastgestelde subsidiebeleidsplan: “Subsidiebeleid gemeente Meerssen 2017-2022” waarin de subsidiegrondslagen en aanvraagwijze is geregeld.

  • r.

    Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • s.

    Subsidievaststelling: de beschikking waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld.

  • t.

    Subsidieverlening: de beschikking waarbij de subsidie voorwaardelijk wordt toegekend, en waarbij het maximum van de mogelijke subsidie wordt vermeld of de wijze waarop de subsidie zal worden berekend.

  • u.

    Verdrag: Het verdrag betreffende de werking van de Europese unie (VWEU).

  • v.

    Waarderingssubsidie: een subsidie die jaarlijks aan een organisatie wordt verstrekt en die bedoeld is om de organisatie te ondersteunen in de uitvoering van haar kernactiviteiten.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      Welzijn

    • b.

      Cultuur

    • c.

      Zorg

    • d.

      Evenementen

    • e.

      Sport en recreatie

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

De gemeente kent de volgende subsidieregelingen:

  • 1.

    Basissubsidie niet-professionele vrijwilligersorganisaties

    • a.

      Waarderingssubsidie

    • b.

      Stimuleringssubsidie

  • 2.

    Activiteiten- en evenementensubsidie

    • a.

      Activiteitensubsidie

    • b.

      Evenementensubsidie

  • 3.

    Exploitatiesubsidie professionele welzijnsinstellingen

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad zal bij de begroting subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als dat voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 5. Aanvraag

De wijze waarop de aanvraag plaatsvindt, wordt geregeld in de subsidieregeling. De volgende voorwaarden zijn echter algemeen geldend:

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • c.

    als de aanvrager een onderneming is:

    1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

    2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring) (EU nr. 1407/2014).

  • d.

    als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag (indien aanwezig), de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Bij de subsidieregelingen kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt (basissubsidie, evenementensubsidie en exploitatiesubsidie), wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Voor andere aanvragen om subsidie (activiteitensubsidie) gelden meerdere aanvraagmogelijkheden.

  • 3. Bij de subsidieregelingen kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid, uiterlijk 13 weken nadat de aanvraagtermijn is verstreken.

  • 3. Bij de subsidieregelingen kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

  • a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

  • b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

  • c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • d. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • e. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • f. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • g. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie, een onherroepelijke rechterlijke uitspraak of als in strijd is gehandeld met de subsidieregeling.

Artikel 9. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij de subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

  • a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 30.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000 worden door burgemeester en wethouders direct verleend en vastgesteld. Indien toepassing wordt gegeven aan het volgende lid, dan vindt ambtshalve vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de activiteit uiterlijk verricht dient te zijn.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 30.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 doch ten hoogste € 30.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3. Bij nadere regels kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 30.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 30.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij nadere regels kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen dertien weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 17. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet, beslist burgemeester en wethouders.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1. Met de vaststelling van deze verordening wordt de Subsidieverordening Welzijn gemeente Meerssen 2007 ingetrokken.

  • 2. De Algemene Subsidieverordening Meerssen 2017 treedt na bekendmaking in werking op 15 oktober 2016.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Subsidieverordening Welzijn gemeente Meerssen 2007 van toepassing.

  • 4. Subsidieaanvragen voor het kalenderjaar 2017 dienen in afwijking van artikel 6 uiterlijk op 10 november 2016 te worden ingediend.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Meerssen 2017.

Toelichting Algemene Subsidieverordening Gemeente Meerssen 2017

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Dit artikel behoeft geen nader toelichting.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad stelt de subsidieplafonds bij de begroting vast (lid 1). Vervolgens bepalen burgemeester en wethouders bij nadere regels de wijze van verdelen (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (derde en vierde lid).

Burgemeester en wethouders, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid).

Artikel 5. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits burgemeester en wethouders het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de

aanvraag overlegd dienen te worden.

Bij nadere regels kunnen burgemeester en wethouders besluiten hiervan af te wijken (vierde lid).

Artikel 6. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij nadere regels kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vierde lid).

Artikel 7. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een

aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij nadere regels kan burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 8. Weigerings- en intrekkingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet burgemeester en wethouders overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Onderdelen a, d en e spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).

Onderdeel f is een extra weigeringsgrond voor activiteiten die niet bijdragen aan de verwezenlijking van gemeentelijke beleidsprioriteiten. Dat kan alleen in stelling worden gebracht bij de aanvraag om een subsidie waarop (nog) geen nadere regels van toepassing is.

Onder g is een weigeringsgrond opgenomen waarmee burgemeester en wethouders een aanvraag kunnen weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan burgemeester en wethouders óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden

geweigerd.

Onderdeel h geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een nadere regels nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Tenslotte ziet de weigeringsgrond onder i toe op de situatie dat op de begroting geen gelden voor een activiteit zijn gereserveerd.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 9. Verantwoording.

Dit artikel behoeft geen nader toelichting.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 10.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle (steekproefsgewijs) plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 30.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 10.000 en € 30.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een nadere regels aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 30.000

Bij subsidies vanaf € 30.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een nadere regels te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 15. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze

beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nader toelichting.