Standplaatsenbeleid Geldrop-Mierlo 2016

Geldend van 08-07-2016 t/m heden

Intitulé

Standplaatsenbeleid Geldrop-Mierlo 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo;

gelet op de de bepalingen van titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Geldrop-Mierlo;

besluiten :

  • 1.

    in te trekken de “Beleidsregels standplaatsvergunningen Gemeente Geldrop-Mierlo 2010” met bijlagen vastgesteld op 5 oktober 2010;

  • 2.

    vast te stellen onderstaande “Standplaatsenbeleid Geldrop-Mierlo 2016”.

  • 1.

    Algemene bepalingen

Artikel 1.1: Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag : de aanvraag voor een standplaatsvergunning;

  • b.

    APV : de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente

Geldrop-Mierlo;

c.bestuursorgaan : het college van burgemeester en wethouders van de

gemeente Geldrop-Mierlo;

d.branche 1 : snacks en aanverwante artikelen (frites, loempia’s, broodjes,

etc.);

  • e.

    branche 2 : vis en aanverwante artikelen;

  • f.

    branche 3 : groenten en fruit;

  • g.

    branche 4 : bloemen en planten;

  • h.

    branche 5 : overige food (o.a. kaas, brood, suikerwaren, etc.);

  • i.

    branche 6 : non food (diensten).

  • j.

    controleur : de met het toezicht op de naleving en de handhaving van de

bepalingen van de APV aangewezen toezichthouder(s);

k.feestdagen : dagen als bedoeld in artikel 1 Vrijstellingenbesluit

Winkeltijdenwet;

  • l.

    incidentele standplaats : een standplaats voor maximaal 12 dagen per jaar;

  • m.

    nutsvoorzieningen : elektriciteits-, gas- en drinkwatervoorzieningen;

  • n.

    reguliere standplaats : een standplaats voor onbepaalde tijd, voor een vast aantal

    dagdelen per week;

  • o.

    standplaats : het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht

gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van

goederen of diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke

middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

p.vergunninghouder : ieder aan wie door het bestuursorgaan een vergunning voor het

p. innemen van een standplaats is verleend;

Artikel 1.2: Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op alle standplaatsen die binnen het grondgebied van de gemeente Geldrop-Mierlo worden ingenomen met uitzondering van vaste standplaatsen op de weekmarkt of de jaarmarkt, standplaatsen ingenomen tijdens evenementen en standplaatsen ingenomen op een terras dat onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid.

2.Aanvraag vergunning

Artikel 2.1: Wijze van aanvragen

  • 1. Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Dit formulier dient volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend te worden.

  • 2. De aanvrager van een standplaatsvergunning overlegt bij zijn aanvraag, naast het in het eerste lid bedoelde formulier, in ieder geval:

    • a.

      een kopie van een geldig legitimatiebewijs;

    • b.

      een geldig verzekeringsbewijs waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

  • 3. Aanvragen voor het innemen van een incidentele standplaats mogen niet eerder worden ingediend dan:

    • a.

      1 januari voor een vergunning geldig in het tweede kwartaal van datzelfde jaar;

    • b.

      1 april voor een vergunning geldig in het derde kwartaal van datzelfde jaar;

    • c.

      1 juli voor een vergunning geldig in her vierde kwartaal van datzelfde jaar;

    • d.

      1 oktober voor een vergunning geldig in het eerste kwartaal van het daarop eerstvolgende jaar.

  • 4. Aanvragen voor een incidentele standplaats die eerder zijn ingediend dan de in het vierde lid genoemde peildata, worden buiten behandeling gelaten.

Artikel 2.2: Volgorde van binnenkomst van de aanvraag

  • 1. De volgorde van binnenkomst van een vergunningaanvraag tot het innemen van een standplaats is primair bepalend voor de verlening van een standplaatsvergunning.

  • 2. Als dag van binnenkomst wordt de dag aangemerkt waarop het bestuursorgaan de aanvraag volgens het post- c.q. zaaksysteem heeft ontvangen.

  • 3. Aanvragen waarvan honorering tot gevolg zou hebben dat het in deze beleidsregel vastgestelde maximum aantal standplaatsen op een bepaalde locatie, wordt overschreden, worden op een wachtlijst geplaatst. Honorering van op de wachtlijst geplaatste aanvragen om een standplaats in te nemen, vindt plaats op volgorde van ontvangst van de desbetreffende aanvraag.

Artikel 2.3: Persoon van de aanvrager

  • 1. Indien een aanvraag op basis van de artikelen 2.1, 2.2 of 3.2 voor honorering in aanmerking komt, wordt getoetst aan het bepaalde in artikel 5:13, derde lid onder c van de APV, waarbij de navolgende eisen van toepassing zijn:

    • a.

      de aanvrager is handelingsbekwaam, en;

    • b.

      voldoet aan alle wettelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsvoering, en;

    • c.

      is een natuurlijk persoon.

Artikel 2.4: Weigering vanwege strijd met het bestemmingsplan

  • 1. Een aanvraag wordt geweigerd op basis van artikel 5:13 lid 2 APV indien het verlenen van een vergunning in strijd is met het bestemmingsplan.

  • 2. Een afwijzing van een vergunningsaanvraag dient gemotiveerd te worden met de artikelen van het bestemmingsplan waaruit blijkt dat er sprake is van strijd met dat bestemmingsplan.

  • 3. Een standplaats ingenomen op een terrein met een bestemming “verblijfsdoeleinden”, “verkeersdoeleinden” of “groendoeleinden” wordt geacht conform het bestemmingsplan te zijn tenzij gemotiveerd wordt aangetoond dat een parkeervak, waarvoor een standplaats wordt gevraagd, dringend nodig is om te voorzien in de parkeerbehoefte of er zich een situatie voordoet als onder artikel 2.2 lid 3 van deze beleidsregel.

Artikel 2.5: Weigering vanwege de bescherming van redelijke eisen van welstand

  • 1. Een aanvraag kan geweigerd worden op basis van artikel 5:13 lid 3 onder a APV indien na onderzoek is gebleken dat standplaats wordt ingenomen op een zodanige wijze dat het straatbeeld ernstig wordt verstoord.

  • 2. Een advies van de welstand- en erfgoedcommissie dient onderdeel te zijn van het onderzoek.

Artikel 2.6: Weigering vanwege gevaar voor het verzorgingsniveau voor de consument

  • 1. Een aanvraag kan geweigerd worden op basis van artikel 5:13 lid 3 onder b APV indien na onderzoek is gebleken dat door het verlenen van een vergunning als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is, dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 2. Een weigering op grond van het verzorgingsniveau vindt in ieder geval plaats:

    • a.

      wanneer een nieuw winkelcentrum wordt opgezet en het winkelcentrum enige bescherming behoeft voor het opbouwen van een klantenkring, of;

    • b.

      er binnen het verzorgingsgebied nog slechts één winkel gevestigd is in een bepaalde branche en deze winkel dreigt te verdwijnen door verlening van een standplaatsvergunning.

  • 3. Aan de weigering mogen geen andere economische motieven of behoefteaspecten ten grondslag liggen.

  • 4. Deze weigeringsgrond geldt niet voor standplaatsen die diensten verlenen, omdat dit door de Europese Dienstenrichtlijn wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrije verkeer van diensten.

Artikel 2.7: Weigering vanwege verstoring van de openbare orde / voorkomen of beperken overlast

  • 1. Een aanvraag kan geweigerd worden op basis van artikel 5:13 lid 3 onder d APV indien uit onderzoek is gebleken dat door het verlenen van een vergunning de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en/of de bescherming van het milieu in het geding komen en / of parkeer- en verkeersdruk of overlast ontstaat.

  • 2. Een politieadvies dient onderdeel te zijn van dit onderzoek.

Artikel 2.8: Weigering vanwege omgeving monument of ontnemen zicht op een monument

  • 1. Een aanvraag kan geweigerd worden op basis van artikel 5:13 lid 3 onder e APV indien indien de standplaats zich bevindt in de directe omgeving van een monument of de standplaats het zicht aan een monument ontneemt.

  • 2. Een advies van de welstand- en erfgoedcommissie dient onderdeel te zijn van dit onderzoek.

  • 3. De vergunning

Artikel 3.1: Duur

  • 1. Een regulierestandplaatsvergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 2. Een incidentele standplaatsvergunning wordt verleend voor maximaal 12 dagen per jaar, uitgezonderd de branches oliebollen en kerstbomen waarvoor een incidentele standplaatsvergunning wordt verleend voor de periode vanaf 6 december tot het einde van het jaar.

Artikel 3.2: Overschrijving standplaatsvergunning

  • 1. Op basis van artikel 5:14 APV kan, bij het overlijden van een vergunninghouder de vergunning op verzoek van de echtgenoot, geregistreerd partner, levenspartner waarmee de overledene een samenlevingsovereenkomst is aangegaan of één van de meewerkende kinderen op deze worden overgeschreven.

  • 2. Een verzoek tot overschrijving moet binnen 3 maanden na het overlijden bij het bestuursorgaan wordt ingediend. Aanvragen in dit verband die na de voornoemde termijn zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen. Artikel 2.2, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In het geval dat een rechtsopvolger bedoeld in het eerste lid al een vergunning heeft voor het innemen van een andere standplaats binnen de gemeente, vervalt de vergunning voor die andere standplaats van rechtswege op het moment van het effectueren van de gewenste overschrijving.

Artikel 3.3: Inhoud vergunning

  • 1. In de vergunning als bedoeld in artikel 5:13 lid 1 APV wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      een omschrijving van de toegewezen standplaats met vermelding van de afmetingen en het kadastraal nummer van de locatie;

    • b.

      een omschrijving van de verkoopinrichting;

    • c.

      de branche als bedoeld in artikel 2.1 onder d tot en met i waarin door de vergunninghouder op de hem toegewezen standplaats goederen worden verkocht of diensten aangeboden;

    • d.

      de dag(en) en de verkoopperiode als bedoeld in artikel 4.8 waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt;

    • e.

      het aantal keren dat het bestuursorgaan, in verband met te organiseren evenementen op de betreffende standplaats, bevoegd is om 14 dagen van tevoren vergunninghouder in kennis te stellen dat van de vergunning geen gebruik kan worden gemaakt;

    • f.

      de motivering van het besluit;

  • 2. Een vergunning als bedoeld in artikel 5:13 lid 1 APV wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de vergunninghouder alvorens de standplaats fysiek in te nemen, contact dient op te nemen met de afdeling Ruimte om de exacte plaats van de standplaats te bepalen;

    • b.

      de vergunning voor het innemen van een reguliere standplaats niet mag worden ingenomen op feestdagen;

    • c.

      de vergunninghouder voldoende verzekerd moet zijn en blijven tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

    • d.

      (indien en voor zover de standplaatslocatie binnen een hemelsbreed gemeten afstand van 400 meter van het kermisterrein is gelegen) met inachtneming van het maximaal aantal te verlenen standplaatsvergunningen, de vergunninghouder zijn standplaats niet mag innemen tijdens de jaarlijkse kermis in Geldrop en Mierlo en de voorjaarskermis in Geldrop.

Artikel 3.4: Gebruikelijke vakantieperiode

  • 1. Van een in artikel 5:16 lid 2 onder d APV bedoelde gebruikelijke vakantieperiode is sprake wanneer de vergunninghouder eenmaal in de maanden april tot en met september en eenmaal in de maanden oktober tot en met maart een aaneengesloten periode van ten hoogste 4 weken de standplaats niet inneemt.

  • 2. Indien een vergunninghouder een langere periode wegens vakantie de standplaats niet in zal nemen, dient de vergunninghouder dit tijdig voorafgaand aan de betreffende vakantieperiode aan het bestuursorgaan mede te delen.

  • 4. Standplaatsen

Artikel 4.1: Locaties

  • 1. Reguliere standplaatsen mogen uitsluitend worden ingenomen op de volgende locaties:

    • a.

      In Geldrop:

    • i.

      het terrein Heuvel

    • ii.

      het terrein Coevering

    • iii.

      het terrein Wielewaal

    • iv.

      het terrein Papenvoort

    • v.

      het terrein Beneden Beekloop

    • vi.

      het terrein Sint Jozefplein

    • b.

      In Mierlo:

    • i.

      het Molenplein

  • 2. De in het eerste lid bedoelde locaties zijn nader aangeduid op de visualisaties die als bijlage 1 integraal onderdeel van deze beleidsregel uit maakt.

  • 3. In aanvulling op het gestelde in het eerste lid onder b mogen in de kern Mierlo op de volgende locaties een reguliere standplaats worden ingenomen:

    • i.

      Winkelcentrum Den Binnen;

    • ii.

      Parkeerplaats Dorpsstraat 210.

  • 4. Met als doel voor de kern Mierlo op termijn te komen tot enkel de in het eerste lid onder b genoemde standplaatslocatie geldt voor wat betreft:

    • a.

      de locatie als bedoeld in het derde lid onderdeel i (Winkelcentrum Den Binnen) dat deze locatie van rechtswege vervalt op het moment dat de standplaatsvergunning zoals bedoeld in artikel 5:13 APV die is verleend voor deze locatie vervalt of, met toepassing van de artikelen 5:15 en 5:16 APV, is ingetrokken,. Overschrijving als bedoeld in artikel 5:14 APV en artikel 3.2 is niet mogelijk.

    • b.

      de locatie als bedoeld in het derde lid onderdeel ii (parkeerplaats Dorpsstraat 210) dat deze locatie wordt aangewezen als tijdelijke locatie voor de huidige vergunninghouders die momenteel een vergunning hebben voor de branches 1 en 4 op de locatie Dorpsstraat voor de molen in Mierlo. Deze locatie vervalt van rechtswege op het moment dat de standplaatsvergunning zoals bedoeld in artikel 5:13 APV die is verleend voor deze locatie vervalt of, met toepassing van de artikelen 5:15 en 5:16 APV, is ingetrokken. Overschrijving als bedoeld in artikel 5:14 APV en artikel 4.2 is niet mogelijk.

  • 5. Incidentele standplaatsvergunningen zijn niet gebonden aan de in dit artikel bedoelde standplaatslocaties.

Artikel 4.2: opheffing locatie

  • 1. Van een zwaarwegende reden tot opheffing van een locatie als bedoeld in artikel 5:17 APV is in ieder geval sprake wanneer die locatie vrij moet komen voor de herinrichting van het geografische gebied waarin de standplaatslocatie zich bevindt.

  • 2. Op het moment dat het voornemen tot intrekking van de vergunning op basis van artikel 5:16 lid 1 onder c APV plaatsvindt, treedt het bestuursorgaan in overleg met de vergunninghouder over een alternatieve standplaatslocatie.

  • 3. Op de vergunningaanvraag van de in het tweede lid bedoelde alternatieve locatie blijft artikel 2.2 buiten toepassing.

  • 4. Tenzij dit in de vergunning voor het innemen van een standplaats op de alternatieve locatie als expliciete voorwaarde is opgenomen, heeft de vergunninghouder geen terugkeergarantie naar de oude standplaatslocatie.

Artikel 4.3: Dagen

  • 1. Vergunningen worden verleend voor alle dagen behalve zondag.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in incidentele gevallen en indien in het kader van een bijzondere gelegenheid standplaatsvergunning verleend.

  • 3. Onder bijzondere gelegenheid als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan: de braderie, koopzondagen, carnaval, oudjaar, nieuwjaar.

  • 4. In de avonduren wordt uitsluitend een incidentele standplaatsvergunning voor bijzondere gelegenheden verleend zoals omschreven in het derde lid.

Artikel 4.4: Branches

  • 1. Een standplaatsvergunning kan worden verstrekt voor de branches 1 tot en met 6 als omschreven in artikel 2.1 onder d tot en met i van deze beleidsregel.

  • 2. Op een standplaatslocatie mag maximaal één aanbieder per branche tegelijkertijd standplaats houden.

  • 3. Voor de branche 1 geldt dat iedere aanvrager voor maximaal twee dagdelen per week een reguliere standplaatsvergunning krijgt.

Artikel 4.5: Aantal standplaatsen per locatie

  • 1. Het aantal standplaatsen per locatie is aan de maxima gebonden zoals aangegeven in bijlage 2 die integraal onderdeel uit maakt van deze beleidsregel.

  • 2. In bijlage 1 is per locatie aangegeven hoeveel standplaatsen er tegelijkertijd kunnen worden verleend. Een overschrijding van de in de tabel aangegeven maxima is niet toegestaan.

  • 3. Indien het totaal aantal aanvragen het maximum overtreft wordt een wachtlijst opgesteld. De aanvragen worden geregistreerd in volgorde van binnenkomst.

Artikel 4.6: Innemen standplaats

  • 1. De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen.

  • 2. De gemeente wijst de exacte plek op de standplaatslocatie aan waar de standplaats kan worden ingenomen.

  • 3. De vergunninghouder mag zich op de standplaats laten bijstaan.

  • 4. In geval van vakantie of bijzondere omstandigheid kan de standplaatshouder –op zijn verzoek –toestemming worden verleend zich op zijn standplaats tijdelijk te doen vervangen door een met name genoemde persoon, welke dient te beschikken over een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 2.2 lid 2, en dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.

  • 5. De gemeente heeft het recht om vergunninghouders tijdelijk een andere plaats toe te wijzigen in geval van bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 4.7: Opzegging standplaats

Bij het opzeggen van de standplaats dient één maand opzegtermijn in acht te worden genomen. De standplaatshouder dient derhalve één maand voor het feitelijk niet meer innemen van de standplaats de gemeente hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Artikel 4.8: Tijdstippen en ingebruikneming

  • 1. Als verkooptijden vanuit de standplaats gelden voor:

  • · de hele dag van 08.30 uur tot 18.00 uur;

  • · de voormiddagen van 08.30 uur tot 12.00 uur;

  • · de namiddagen van 14.00 uur tot 18.00 uur;

  • 2. Op een locatie wordt per standplaats per branche maximaal twee dagdelen, waarvan één ochtend en één middag, per week een reguliere standplaatsvergunning verstrekt

  • 3. Het tweede lid lijdt uitzondering wanneer een standplaats wordt ingenomen in branche 2. Voor deze branche geldt dat op een locatie per standplaats maximaal vier dagdelen, waarvan twee ochtenden en twee middagen, per week een reguliere standplaatsvergunning wordt verstrekt.

  • 4. Als verkooptijden vanuit een standplaats gelden voor koopavonden, in incidentele gevallen en in geval van een bijzondere gelegenheid zoals omschreven in artikel 5.2 lid 2: de avonduren van 18.00 uur tot 21.00 uur.

  • 5. Een vergunninghouder die ’s middags een standplaats inneemt waar ’s avonds een koopavond is, mag ingevolge het vierde lid blijven staan tot 21.00 uur.

  • 6. De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan één uur voordat met de verkoop mag worden begonnen.

  • 7. De standplaats moet volledig zijn ontruimd binnen één uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd.

Artikel 4.9: Regeling bij ziekte vergunninghouder

  • 1. Houders van standplaatsen die wegens ziekte verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, dienen de controleur daarvan schriftelijk in kennis te stellen binnen één week vanaf de eerste dag van ziekte.

  • 2. Bij langdurige afwezigheid van een standplaatshouder wegens ziekte, dient van deze reden van verhindering iedere drie maanden een geneeskundige verklaring te worden overgelegd.

  • 3. Het bepaalde in artikel 4.6 lid 4 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.10: Verplichtingen rondom het gebruik van de standplaats

  • 1. Vergunninghouder is verplicht zijn standplaats vanaf zonsondergang voorzien te hebben van een verlichting, welke geen hinder toebrengt aan omwonenden en waarmee de uitgestalde goederen helder verlicht zijn.

  • 2. Vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 3. Vergunninghouder dient voor het vastmaken in de straat van de verkoopwagen/verkoopkraam gebruik te maken van de daarvoor bestemde “ogen” dan wel van andere aanwezige voorzieningen voor het vastmaken. Indien geen voorzieningen aanwezig zijn mogen geen eigen voorzieningen in de grond of in of tussen de bestrating/verharding worden aangebracht.

  • 4. Bij het ontruimen dient de vergunninghouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren.

  • 5. De vergunninghouder dient zich te kunnen legitimeren door middel van een door een officiële instantie afgegeven identiteitsbewijs. De vergunninghouder moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvraag aan de controleur tonen.

Artikel 4.11 Nutsvoorzieningen

  • 1. De gemeente stelt geen nutsvoorzieningen beschikbaar op of nabij de standplaats.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer in de directe nabijheid van de standplaatslocatie een gemeentelijke voorziening aanwezig is. In dat geval dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de nutsvoorziening dient voor de bedrijfsvoering noodzakelijk te zijn, bijvoorbeeld voor de koeling of verwarming van voedingsproducten, en;

    • b.

      in de directe nabijheid is het voor de vergunninghouder niet mogelijk om, al dan niet tegen een redelijke vergoeding, een alternatieve nutsvoorziening te verkrijgen,  dan wel het verkrijgen van de alternatieve nutsvoorziening leidt tot gevaar of overlast voor derden, en;

    • c.

      ter verkrijging van de gemeentelijke nutsvoorziening wordt een reële vergoeding betaald.

  • 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1: Overgangsbepaling

  • 1. Indien een aanvraag om een standplaatsvergunning als bedoeld in artikel 5:13 APV is ingediend voor het moment van inwerkintreding van deze beleidsregels en waarop op dat moment nog niet is beslist, wordt afgedaan op basis van de bepalingen in deze beleidsregel.

  • 2. Op voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel afgegeven standplaatsvergunningen zijn de hoofdstukken 1, 3, 4 en 5 van deze beleidsregel van toepassing.

Artikel 5.2: Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Standplaatsenbeleid Geldrop-Mierlo 2016”.

Artikel 5.3: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 8 juli 2016.

Aldus vastgesteld in vergadering van Burgemeester en wethouders

van de gemeente Geldrop-Mierlo 28 juni 2016,

Burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,

J.H.M. van Vlerken B.H.M. Link

secretaris burgemeester

Bijlage 1 aantallen

Voor de genoemde locaties wordt ingevolge hoofdstuk 5 afdeling 3 APV uitgegaan van het verlenen van vergunning tot in onderstaande tabel aangegeven maximaal aantal standplaatsen.

Op woensdagen mogen in het centrum van Geldrop geen standplaatsen ingenomen worden in verband met de weekmarkt.

Op donderdagen mogen in het centrum van Mierlo geen standplaatsen ingenomen worden in verband met de weekmarkt.

LOCATIE

Max. aantal standplaatsen per locatie tegelijkertijd

Heuvel

1 (+1 extra in december)

Winkelcentrum Coevering

2 (+1 extra in december)

Beneden Beekloop

1

Winkelcentrum Wielewaal

1

Papenvoort

1

St. Jozefplein

Molenplein (Mierlo)

1

1

Bijlage 2 Plattegronden locaties

Standplaatslocatie “Heuvel” (artikel 4.1 lid 1 onder a onderdeel i)

Standplaatslocatie “Coevering” (artikel 4.1 lid 1 onder a onderdeel ii)

Standplaatslocatie “Wielewaal” (artikel 4.1 lid 1 onder a onderdeel iii)

Standplaatslocatie “Papenvoort” (artikel 4.1 lid 1 onder a onderdeel iv)

Standplaatslocatie “Beneden Beekloop” (artikel 4.1 lid 1 onder a onderdeel v)

Standplaatslocatie “Sint Jozefplein” (artikel 4.1 lid 1 onder a onderdeel vi)

Standplaatslocatie “Molenplein” (artikel 4.1 lid 2 onder a onderdeel i)