Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie ter behoud van cultureel erfgoed (Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016)

Geldend van 05-05-2021 t/m 06-04-2022

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie ter behoud van cultureel erfgoed (Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 7 april 2009 de Subsidieregeling Cultureel Erfgoed hebben vastgesteld om het Brabants erfgoed voor de toekomst te bewaren en voor het publiek beleefbaar en bereikbaar te maken.

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 13 november 2015 het “Beleidskader erfgoed 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht van Erfgoed”, hebben vastgesteld;

Overwegende dat dat nieuwe beleidskader leidt tot diverse wijzigingen en Gedeputeerde Staten derhalve een nieuwe aanbouwregeling voor cultureel erfgoed wensen vast te stellen;

Overwegende dat paragraaf 1 in die aanbouwregeling is gericht op een sobere en doelmatige restauratie van religieus erfgoed, militair erfgoed, industrieel erfgoed en landgoederen en kastelen;

Overwegende dat paragraaf 2 zich richt op het behoud van eco-archeologische waarden, omdat het behoud van eco-archeologische waarden en het behoud van informatie van en uit eco-archeologische waarden die zich buiten het archeologische bodemarchief bevinden in de provincie Noord-Brabant een bijdrage leveren aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in Noordwest Europa in het algemeen en in Brabant in het bijzonder en dat deze bron van kennis en daarmee deze kennis zonder financiële bijdrage ongezien vernietigd zou worden door ruimtelijke ontwikkelingen;

Overwegende dat paragraaf 3 ziet op de instandhouding van monumentale molens in Noord-Brabant, aangezien molens bijdragen aan een hoogwaardige leefomgeving, waar het aantrekkelijk wonen is en bedrijven zich graag willen vestigen;

Overwegende dat paragraaf 4 stimulering van onderzoek naar de herbestemming van monumenten betreft;

Overwegende dat paragraaf 5 zich richt op musea in de zin van het structureel vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie, het realiseren van een toekomstbestendige publieksactiviteit en samenwerking tussen musea en andere instellingen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de paragrafen 1 Restauratie van rijksmonumenten en 5 Musea, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, artikel 1, juncto artikel 53, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (Algemene groepsvrijstellingsverordening) van toepassing verklaren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de activiteiten in paragraaf 2 Eco-archeologisch onderzoek geen economische activiteiten betreffen en staatssteun derhalve niet aan de orde is;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de paragrafen 3 Instandhouding molens en 4 Vouchers onderzoek herbestemming monumenten, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (De-minimisverordening) van toepassing verklaren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§1 Restauratie van rijksmonumenten

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    erfgoed: zaken die mensen waarderen, zich mee identificeren en willen bewaren voor toekomstige generaties;

  • d.

    industrieel erfgoed: erfgoed ten behoeve van de dagelijkse arbeid in de vorm van fabrieksgebouwen, bruggen, sluizen of molens en alle andere materiële sporen van de industriële maatschappij;

  • e.

    kasteel: erfgoed in de vorm van een zelfstandig versterkt bouwwerk, dat in oorsprong zowel bewoonbaar als verdedigbaar was;

  • f.

    landgoed: erfgoed in de vorm van een gebied van meerdere hectares, met landerijen en tuinen, waar een buitenplaats, landhuis of kasteel op voorkomt;

  • g.

    militair erfgoed: erfgoed in de vorm van forten, kazematten, bunkers, beveiligde onderkomens uit de Koude Oorlog, inundatievoorzieningen;

  • h.

    ontwikkel- en investeringsprogramma de Erfgoedfabriek: programma waarmee de provincie Noord-Brabant iconische erfgoedcomplexen nieuw leven in blaast;

  • ij.

    religieus erfgoed: erfgoed in de vorm van monumentale kerken, synagogen, kloosters, kapellen, abdijen, devotiekapellen en andere gebouwde uitingen van het religieuze leven of hun interieur;

  • j.

    restauratie: handeling die nodig is om het onroerend erfgoed duurzaam, sober en doelmatig in stand te houden ten behoeve van een stabiele, maatschappelijk verantwoorde of duurzame functie;

  • k.

    rijksmonument: onroerende zaak die deel uitmaakt van het erfgoed en is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

     rechtspersonen;

  • b.

     natuurlijke personen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de restauratie van rijksmonumenten in de vorm van:

  • a.

     religieus erfgoed;

  • b.

     militair erfgoed;

  • c.

     industrieel erfgoed;

  • d.

     kastelen en landgoederen.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    aan de subsidieaanvrager in het kader van hetzelfde aanvraagtijdvak reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling, tenzij subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant;

  • c.

    reeds voor indiening van de aanvraag is begonnen met de uitvoering van het project;

  • d.

    de subsidieaanvrager voor het project reeds financiering heeft of zal ontvangen op grond van het ontwikkel- en investeringsprogramma de Erfgoedfabriek;

  • e.

    voor het project reeds subsidie is ontvangen op grond van de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

  • f.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan €150.000;

  • g.

    de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2, onder punt 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • h.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op een rijksmonument;

  • b.

    het project is gericht op de restauratie van:

    • 1°.

      religieus erfgoed;

    • 2°.

      militair erfgoed;

    • 3°.

      industrieel erfgoed; of

    • 4°.

      kastelen of landgoederen;

  • c.

    het rijksmonument is gelegen in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de aanvrager heeft het recht van eigendom van het rijksmonument;

  • e.

    voor het rijksmonument is reeds aantoonbaar:

    • 1°.

      een realistische en duurzame bestemming vastgesteld; of

    • 2°.

      een realistisch plan opgesteld om het duurzaam te bestemmen;

  • f.

    de subsidieaanvrager overlegt een restauratieplan met betrekking tot het rijksmonument, met daarin opgenomen:

    • 1°.

      een overzicht van de te verrichten werkzaamheden;

    • 2°.

      de huidige toestand, inclusief de gebreken;

    • 3°.

      een bestektekst opgesteld conform een algemeen erkende berekeningssystematiek;

    • 4°.

      een bij het bestek behorende begroting, opgesteld in het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format;

  • g.

    uit het restauratieplan, bedoeld onder f, blijkt tevens dat de restauratie er op is gericht:

    • 1°.

      de omvang van de ingreep zo veel mogelijk te beperken;

    • 2°.

      de oorzaak van de ontstane schade weg te nemen;

    • 3°.

      eerdere uitgevoerde restauraties met respect te behandelen;

  • h.

    de subsidieaanvrager besteedt bij het project aandacht aan het aspect duurzaamheid;

  • i.

    de staat van het rijksmonument is in de periode van 2 jaar voor het moment van indiening van de aanvraag geïnspecteerd door de Monumentenwacht Noord-Brabant, blijkend uit een inspectierapport;

  • j.

    het project omvat uitsluitend activiteiten die niet zijn vrijgesteld van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.5a van het Besluit omgevingsrecht juncto artikel 3a, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, blijkend uit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • k.

    het project is erop gericht dat het rijksmonument binnen een jaar na afronding van het project in gebruik wordt genomen, volgens de bestemming, opgenomen in het projectplan;

  • l.

    de subsidieaanvrager communiceert over het project, blijkend uit een communicatieplan;

  • m.

    de subsidieaanvrager maakt door middel van een financieel dekkingsplan aannemelijk dat de financiering van het gedeelte van de restauratiekosten dat niet voor subsidie in aanmerking komt voldoende is gewaarborgd;

  • n.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag dat is opgesteld volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format en waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      een samenvatting van het restauratieplan, bedoeld onder f;

    • 2°.

      het communicatieplan, bedoeld onder l;

    • 3°.

      het financieel dekkingsplan, bedoeld onder m;

    • 4°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten, bedoeld in de onderdelen e, h en k.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als subsidiabel zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, die als bijlage is opgenomen bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als niet subsidiabel zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, die als bijlage is opgenomen bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    1 oktober 2019 tot en met 12 december 2019;

  • b.

    1 september 2020 tot en met 30 september 2020;

  • c.

    15 september 2021 tot en met 30 september 2021.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 vast op:

  • a.

    € 4.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder a;

  • b.

    € 4.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder b;

  • c.

    € 4.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder c.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €400.000.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan €150.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger neemt contact op met de Stichting Behoud Monumenten Brabant met de vraag of het project in aanmerking komt voor deelname aan het Restauratie Opleidingsproject Zuid;

    • b.

      de subsidieontvanger nodigt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uit aanwezig te zijn bij de eerste bouwvergadering ten behoeve van de restauratie;

    • c.

      het project wordt afgerond voor:

      • 1°.

        1 juli 2021, indien subsidie is aangevraagd in de periode, genoemd in artikel 1.9, onder a;

      • 2°.

        1 juli 2022, indien subsidie in aangevraagd in de periode, genoemd in artikel 1.9, onder b;

      • 3°.

        1 juli 2023, indien subsidie is aangevraagd in de periode, genoemd in artikel 1.9, onder c;

    • e.

      het rijksmonument wordt binnen een jaar na afronding van het project in gebruik genomen volgens de bestemming, opgenomen in het projectplan;

    • f.

      de subsidieontvanger documenteert de verrichte werkzaamheden;

    • g.

      de subsidieaanvrager verzorgt ten minste een publicatie in een regionaal beschikbaar medium over de uitvoering van het project;

    • h.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • i.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder c, kan de subsidieontvanger schriftelijk een gemotiveerd verzoek bij Gedeputeerde Staten indienen tot verlenging met maximaal een jaar ten opzichte van de in het eerste lid, onder c, genoemde termijn. Verzoeken tot verlenging worden uiterlijk de dag voor het verstrijken van de projecttermijn ingediend.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

  • c.

    een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 1.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 2 Eco-archeologisch onderzoek

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     C14-dateringsonderzoek: radiometrische datering waarmee de ouderdom van organisch materiaal wordt bepaald met behulp van koolstof-14 isotopen;

  • b.

     conservering: combinatie van maatregelen en handelingen, die nodig is voor de consolidatie van een archeologisch object en het tegengaan van geconstateerd verval of het verhinderen van te verwachten verval van een archeologisch object;

  • c.

     eco-archeologische waarden: archeologische waarden van flora en fauna die goed bewaard zijn gebleven en kwetsbaar zijn;

  • d.

     OSL: Optically Stimulated Luminescence;

  • e.

     OSL-dateringsonderzoek: methode van onderzoek waarmee bepaald wordt hoe lang het geleden is dat een object verdwenen is onder de grond;

  • f.

     programma van eisen: document waarin onderzoekseisen worden opgelegd aan een initiatiefnemer van een ruimtelijk project die voldoen aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie zoals uitgegeven door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer te Gouda;

  • g.

     ruimtelijk project: natuurproject, waterproject of een ander ruimtelijk project;

  • h.

     specialistisch eco-archeologisch onderzoek: onderzoek van plantaardige en dierlijke overblijfselen en van textiel uit archeologische context, dendrochronologie, C14-dateringsonderzoek, isotopenonderzoek en OSL-dateringsonderzoek.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

     waterschappen;

  • b.

     gemeenten;

  • c.

    Staatsbosbeheer, stichting Ons Brabants Landschap en Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland;

  • d.

     universiteiten;

  • e.

     erkende wetenschappelijke instituten;

  • f.

     organisaties die specialistisch eco-archeologisch onderzoek uitvoeren.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     het uitvoeren van specialistisch eco-archeologisch onderzoek;

  • b.

     het conserveren van eco-archeologische waarden.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project menselijke skeletonderdelen betreft;

  • b.

    de uitvoering van het project of een onderdeel ervan door het bevoegd gezag verplicht is gesteld aan de initiatiefnemer van een ruimtelijk project;

  • c.

    het bevoegd gezag het project redelijkerwijze had kunnen voorzien en dit had moeten opnemen in een programma van eisen van het archeologisch onderzoek, dat is uitgevoerd in verband met een ruimtelijk project, van na 31 augustus 2007.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op:

      • 1°.

         het behoud van eco-archeologische waarden gevonden in de provincie Noord-Brabant; of

      • 2°.

         het behoud van informatie van of uit eco-archeologische waarden gevonden in de provincie Noord-Brabant en draagt aantoonbaar bij aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna, en het menselijk handelen in het verleden;

    • b.

       het project wordt uitgevoerd in overeenstemming met de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

    • c.

       het project komt voort uit een ruimtelijk project;

    • d.

       aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze voldaan wordt aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een sluitende begroting, in kalenderjaren uitgesplitst.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de opdrachtgever of initiatiefnemer van het ruimtelijk project is:

      • 1°.

         een waterschap;

      • 2°.

         een gemeente; of

      • 3°.

         een terreinbeherende instantie;

    • b.

       het specialistische eco-archeologische onderzoek wordt uitgevoerd door een afgestudeerd academicus;

    • c.

       de academicus, bedoeld onder b, is verbonden aan:

      • 1°.

         een universiteit;

      • 2°.

         een erkend wetenschappelijk instituut; of

      • 3°.

         een organisatie die specialistisch eco-archeologisch onderzoek uitvoert;

    • d.

       aan het project ligt een onderzoeksplan ten grondslag.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het conserveren van eco-archeologische waarden wordt uitgevoerd door een persoon die verbonden is aan een organisatie gespecialiseerd in de conservering van organische materialen;

    • b.

       aan het project ligt een conserveringsplan ten grondslag.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor het project voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    28 februari 2019 tot en met 30 oktober 2019;

  • b.

    1 mei 2020 tot en met 29 oktober 2020;

  • c.

    5 mei 2021 tot en met 28 oktober 2021.

Artikel 2.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 vast op:

  • a.

    € 33.628 voor de periode, genoemd in artikel 2.8, onder a;

  • b.

    € 28.628 voor de periode, genoemd in artikel 2.8, onder b;

  • c.

    € 38.632 voor de periode, genoemd in artikel 2.8, onder c.

Artikel 2.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.500.

Artikel 2.11 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van de percentuele hoogte van de eigen bijdrage en die van derden, waarbij een hoger percentage voorgaat op een lager percentage.

  • 4  Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat subsidieaanvragen op een gelijke plaats eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald op basis van de hoogste eigen bijdrage in absolute zin, waarbij een hogere bijdrage voorgaat op een lagere bijdrage.

  • 5  Indien toepassing van het vierde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijke plaats eindigen, vindt rangschikking van die aanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 6 In geval van loting als bedoeld in het vijfde lid, wordt de trekking schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting dat het project uiterlijk twee jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening is gerealiseerd.

Artikel 2.13 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

     een activiteitenverslag;

  • b.

     beeld- of geluidsmateriaal.

§ 3 Instandhouding molens

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant; 

de-minimis verordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimis verordening;

inspectierapport: rapport met overzichts- en detailfoto’s, waaruit de technische staat van de molen nauwkeurig blijkt en waarmee de noodzaak van de ingrepen voldoende wordt onderbouwd;

instandhouding: noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde;

molen: al dan niet meer voor de oorspronkelijke functie in bedrijf zijnde wind- of watermolen of molenrestant;

rijksmonument: onroerende zaak die deel uitmaakt van het erfgoed en is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

Sim: Subsidieregeling instandhouding monumenten.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

     natuurlijke personen;

  • b.

     rechtspersonen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de instandhouding van molens.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager door Gedeputeerde Staten reeds eerder subsidie is verstrekt voor de instandhouding van de molen voor een of meerdere kalenderjaren van het instandhoudingsplan.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de molen is gelegen binnen het grondgebied van de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de molen is aangewezen als een rijksmonument;

  • c.

    de subsidieaanvrager beschikt over de beschikking van het Rijk, strekkende tot subsidieverlening op grond van de Sim voor de betreffende molen, inclusief bijlagen inzake het vaststellen van de subsidiabele kosten;

  • d.

    aan het project ligt een door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geaccordeerd instandhoudingsplan ten grondslag, dat betrekking heeft op de periode 2021-2026 en waarin in ieder geval zijn opgenomen:

    • 1°.

      een specificatie van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden;

    • 2°.

      een omschrijving van de hiermee beoogde resultaten;

    • 3°.

      een actueel inspectierapport dat uiterlijk is opgesteld twee jaar voorafgaand aan de periode van het instandhoudingsplan;

    • 4°.

      een sluitende meerjarenbegroting waarin wordt aangegeven in welk jaar de onderscheiden werkzaamheden worden verricht.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, de door het Rijk bij beschikking strekkende tot subsidieverlening op grond van de Sim voor de betreffende molen vastgestelde totale subsidiabele kosten, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    9 juli 2019 tot en met 12 december 2019;

  • b.

    1 mei 2020 tot en met 10 december 2020;

  • c.

    5 mei 2021 tot en met 9 december 2021.

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 vast op:

  • a.

    € 380.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.8, onder a;

  • b.

    € 340.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.8, onder b;

  • c.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.8, onder c.

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 3.11 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door toezending van een activiteitenverslag.

Artikel 3.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

Artikel 3.14 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 4 Vouchers onderzoek herbestemming monumenten

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    businesscase: vierde fase in het onderzoek naar herbestemming, als omschreven in bijlage 1;

  • c.

    concept: derde fase in het onderzoek naar herbestemming, als omschreven in bijlage 1;

  • d.

    de-minimis verordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • e.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimis verordening;

  • f.

    gemeentelijk monument: gebouw of complex van gebouwen dat als monument is aangewezen bij gemeentelijke verordening;

  • g.

    haalbaarheidsonderzoek: tweede fase in het onderzoek naar herbestemming, als omschreven in bijlage 1;

  • h.

    herbestemming: de bestaande bestemming van een monument wijzigen dan wel een nieuwe bestemming geven of toevoegen aan de bestaande bestemming;

  • i.

    initiatiefnemer: publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • j.

    onderzoek: het laten uitvoeren van een gefaseerd onderzoek naar de mogelijkheden tot herbestemming van een rijksmonument of gemeentelijk monument;

  • k.

    plan van aanpak: eerste fase in het onderzoek naar herbestemming, als omschreven in bijlage 1;

  • l.

    rijksmonument: gebouw of complex van gebouwen dat als monument is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

  • m.

    woonhuis: monument dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, tenzij het deel uitmaakt van een geregistreerd museum, kerkgebouw, kasteel, paleis, hoofdhuis van een buitenplaats, landhuis, gebouw van liefdadigheid, molen, gemaal, agrarisch gebouw of watertoren.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een eigenaar van een rijksmonument of een gemeentelijk monument;

  • b.

    een rechtspersoon.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het laten uitvoeren van onderzoek naar een herbestemming van een rijksmonument of gemeentelijk monument niet zijnde een woonhuis, welk onderzoek bestaat uit een van de volgende fases:

  • a.

    het ontwikkelen van een plan van aanpak;

  • b.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek;

  • c.

    het ontwikkelen van een concept;

  • d.

    het opstellen van een businesscase.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • b.

      reeds eerder subsidie is verleend op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling voor hetzelfde project met betrekking tot hetzelfde monument;

    • c.

      aanvrager reeds € 15.000 aan subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf voor activiteiten genoemd in artikel 4.4;

    • d.

      het project niet de instemming heeft van de eigenaar van het monument waarop het onderzoek betrekking heeft;

    • e.

      het monument een woonhuis is.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, geweigerd indien in de afgelopen vijf jaar op grond van hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten subsidie is verleend voor hetzelfde monument.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder c, wordt indien het monument waarop de aanvraag betrekking heeft, bestaat uit een complex van monumentale gebouwen, subsidie geweigerd indien reeds € 45.000 aan subsidie is verleend op grond van deze regeling voor activiteiten genoemd in artikel 4.4.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project richt zich op een van de volgende fases van onderzoek naar een herbestemming:

    • 1°.

       het ontwikkelen van een plan van aanpak;

    • 2°.

       het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek;

    • 3°.

       het ontwikkelen van een concept;

    • 4°.

       het opstellen van een businesscase;

  • b.

    het project heeft betrekking op een rijksmonument of een gemeentelijk monument;

  • c.

    het monument is gelegen in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de subsidieaanvrager is:

    • 1°.

      eigenaar van het monument; of

    • 2°.

      een initiatiefnemer die zich ten doel heeft gesteld herbestemming van het monument mogelijk te maken;

  • e.

    het project wordt uitgevoerd door een daartoe deskundige derde;

  • f.

    aan het project ligt een projectbeschrijving ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      de resultaten van het onderzoek van eventuele voorafgaande fases als bedoeld onder a;

    • 2°.

      een offerte van de deskundige, bedoeld onder e, voor de uitvoering van de desbetreffende fase van onderzoek, bedoeld onder a;

    • 3°.

      een sluitende en realistische projectbegroting;

  • g.

    de subsidieaanvrager raadpleegt voorafgaand aan de aanvraag Erfgoedlab Brabant, zijnde een initiatief van Monumenten Beheer Brabant, voor een analyse van de kansen van het project.

Artikel 4.6a Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de uitvoering van het project, zoals opgenomen in de offerte, bedoeld in artikel 4.6, onderdeel f, onder 2°, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    6 november 2018 tot en met 31 januari 2020;

  • b.

    1 mei 2020 tot en met 10 december 2020.

Artikel 4.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4 vast op:

  • a.

    € 300.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.7, onder a;

  • b.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.7, onder b.

Artikel 4.9 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 4.10 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking, bedoeld in het eerste lid, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project wordt binnen zes maanden na verlening van de subsidie afgerond;

  • b.

    de subsidieontvanger zendt na afronding van het project een exemplaar van het onderzoeksrapport ter informatie aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 4.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

Artikel 4.14 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2021 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 5 Musea

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 (PBEU 2014 L187/1);

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het structureel vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie;

  • b.

    het realiseren van een toekomstbestendige publieksactiviteit;

  • c.

    samenwerking.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor 1 januari 2019 begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aanvrager reeds in 2018  een begrotingssubsidie is verstrekt van € 50.000 of meer;

  • c.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstelling openstaat;

  • e.

    de aanvrager behoort tot de sector van de primaire landbouwproductie als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. 

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de subsidieaanvrager is:

      • 1°.

        geregistreerd in het museumregister in de tariefklasse a, b, c, d of e;

      • 2°.

        een Archeo hotspot.

    • c.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting;

      • 3°.

        een communicatieplan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie;

    • b.

      het project is gericht op het verbreden van het publiek waaraan de collectie wordt getoond.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op toekomstbestendige publieksactiviteiten;

    • b.

      het project is aantoonbaar gericht op het vergroten van het bezoekers aantal.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het vormgeven van samenwerking;

    • b.

      het project is gericht op het versterken van het netwerk van de subsidieaanvrager door:

      • 1°.

        samenwerkingsprojecten met andere erfgoedinstellingen aan te gaan;

      • 2°.

        samen te werken met instellingen die werkzaam zijn binnen de vrijetijdssector dan wel welzijnssector. 

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    ontwikkelingskosten dan wel innovatiekosten, die buiten de reguliere taak van het museum vallen; waaronder nieuwe technieken ontwikkelen, verhaal-concept vernieuwen, samenwerking aangaan, toeristisch-regio aanbod ontwikkelen;

  • b.

    ontwikkelingskosten om het publieksbereik te vergroten of nieuwe publieksgroepen te betrekken;

  • c.

    kosten ten behoeve van een haalbaarheidsonderzoek voor samenwerkingsprojecten;

  • d.

    kosten voor geringe aanpassingen in het gebouw gemaakt ten behoeve van vernieuwingen van het verhaal-concept;

  • e.

    het digitaliseren van collecties ten behoeve van de opname in de Brabant Cloud;

  • f.

    kosten ten behoeve van de toegankelijkheid van cultureel erfgoed , met inbegrip van kosten voor digitale toepassingen en andere nieuwe technologieën;

  • g.

    kosten voor samenwerkingsprogramma's, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien;

  • h.

    kosten voor adviesdiensten en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten ten behoeve van restauratie of conservering;

  • b.

    kosten ten behoeve van beheer van de museumcollectie;

  • c.

    kosten ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

  • d.

    exploitatiekosten, waaronder wordt begrepen:

    • 1°.

      de kosten van het museum in verband met permanente of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten die behoren tot de reguliere activiteiten van het museum;

    • 2°.

      kosten voor de verwerving, met inbegrip van huur, eigendomsoverdracht of fysieke verplaatsing van cultuurhistorische of natuurhistorische objecten;

  • e.

    kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultuurhistorische of natuurhistorische objecten, met inbegrip van de kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, publicatie en onderzoek van cultuurhistorische of natuurhistorische objecten;

  • f.

    kosten ten behoeve van de fysieke toegankelijkheid van een gebouw;

  • g.

    loonkosten;

  • h.

    kosten ten behoeve van vrijwilligers;

  • i.

    kosten gemaakt voor 1 januari 2019.

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2019 tot en met 30 oktober 2019.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op € 500.000.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder a, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder b, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder c, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 4. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 5.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de resultaten van het project en de wijze van samenwerking worden toegankelijk gemaakt voor derden;

    • b.

      het project wordt binnen een jaar na verlening van de subsidie afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • c.

      het project start binnen zes maanden na verlening van de subsidie.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      Onverminderd het eerste lid, toont de subsidieontvanger een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, toont de subsidieontvanger een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de  Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 4. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten eenvoorschot van tachtig procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 5. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 5.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2016 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk

Artikel 6.2 Intrekking

De Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 19 juli 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 

Bijlage 1 behorende bij § 4 van de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016

In het onderzoek naar herbestemmingsmogelijkheden van een monument worden vier fases onderscheiden:

Fase 1:  het ontwikkelen van een plan van aanpak

Dit houdt in elk geval de volgende, specifiek op het betrokken monument betrekking hebbende activiteiten in:

  • -

    uitwerken van een eerste idee en komen toto één lijn in samenwerking met de relevante partijen;

  • -

    kennisniveau van de initiatiefnemers verhogen;

  • -

    proces van herbestemming vastleggen;

  • -

    gemeenschappelijke uitgangspunten formuleren;

  • -

    gezamenlijke ambities, doelen en ideeën voor herbestemming formuleren. 

Fase 2: het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek

Deze fase betreft het doen van een verkenning gericht op de mogelijkheden van de herbestemming en omvat in ieder geval:

  • -

    de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument in relatie tot de herbestemming;

  • -

    de bouwkundige staat van het monument;

  • -

    de mogelijke nieuwe of aanvullende functies van het monument; en

  • -

    de financiële mogelijkheden en knelpunten van de herbestemming van het monument. 

Fase 3: het ontwikkelen van een concept

Deze fase omvat het proces om van het vooronderzoek naar een ontwerp te komen, waarbij de haalbaarheid en uitvoerbaarheid wordt onderbouwd door in elk geval:

  • -

    marktanalyses, trends en ontwikkelingen;

  • -

    omschrijving van concept, uitgangspunten en doelstellingen;

  • -

    positionering en doelgroepen van het concept;

  • -

    design, impressie hoe het concept eruit komt te zien;

  • -

    kosten van het concept;

  • -

    beschrijving van de risico’s bij het realiseren van het concept;

  • -

    draagvlak bij de betrokken partijen; 

Fase 4: het opstellen van een business case

De business case biedt een integrale afweging van alle relevante belangen van het project en de betrokken partijen, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan:

  • -

    een kosten-baten analyse rekening houdend met de risico’s;

  • -

    inzicht in de financieringsbehoefte;

  • -

    rechtvaardiging van de investering, gezien alle, ook niet-financiële belangen;

  • -

    het ontwikkelen van draagvlak voor een investeringsbesluit;

  • -

    het beheer van het project;

  • -

    het betrekken van overheden of andere stakeholders bij het project.