Hernieuwd besluit verklaring van geen bedenkingen 2016

Geldend van 16-07-2016 t/m heden

Intitulé

Hernieuwd besluit verklaring van geen bedenkingen 2016

De raad van Heusden in zijn openbare vergadering van 12 juli 2016;

gezien het voorstel van het college van 6 juni 2016;

gezien het memo met bijlage naar aanleiding van de informatievergadering;

gelet op artikel 6.5, lid 3, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

gelet op de beraadslaging;

b e s l u i t :

1.dat bij omgevingsvergunningen conform artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in de volgende categorieën gevallen een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist:

Stedelijk gebied

·project van 50 woningen of minder;

·project van voorziening (maatschappelijk, cultuur, ontspanning, sport, recreatie en dergelijke) of bedrijvigheid (bedrijf, detailhandel, horeca, kantoor en dergelijke) met terreinomvang van 5 ha of minder;

·alle projecten op het gebied van infrastructuur en de openbare ruimte.

Niet-stedelijk gebied

·project van 10 woningen of minder;

·project van agrarisch of ander bedrijf van 2 ha of minder;

·project van voorziening (maatschappelijk, cultuur, ontspanning, sport, recreatie en dergelijke) of bedrijvigheid (bedrijf, detailhandel, horeca, kantoor en dergelijke) met terreinomvang van 2 ha of minder;

·alle projecten op het gebied van natuurontwikkeling, infrastructuur en de openbare ruimte.

en mits de aanvraag niet strijdig is met de geldende, door de raad vastgestelde, kaders;

  • 2.

    dat een verklaring van geen bedenkingen ook niet is vereist als de aanvraag niet binnen een goede ruimtelijke ordening past of om een andere reden het college alleen tot weigering van de vergunningaanvraag over kan gaan;

  • 3.

    dat aanvragen van een omgevingsvergunning voor de onder 1 genoemde activiteit zo spoedig mogelijk na toetsing op ontvankelijkheid en uiterlijk binnen twee weken na ontvangst, ter kennisname aan de raad zullen worden verstuurd door het college. Binnen één week kunnen raadsfracties hun reactie dan bij het college kenbaar maken;

  • 4.

    voor omgevingsvergunningaanvragen, die behoren tot de onder 1 genoemde activiteit, de bevoegdheid om een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen, of juist daarvan af te zien, te delegeren aan het college;

  • 5.

    te bepalen dat dit besluit op de dag na de openbare bekendmaking daarvan in werking treedt en van toepassing is op alle lopende en nieuwe aanvragen om omgevingsvergunning.

de griffier,

mw. drs. E.J.M. de Graaf