Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Geldend van 15-02-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat in de provincie Noord-Brabant belangrijk achten dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden;

Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen ter invulling van het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten organisaties die zich inzetten om een basisinfrastructuur voor culturele activiteiten waarin in het uitvoeringsprogramma op wordt gedoeld, op te zetten, wensen te ondersteunen, zodat deze organisaties in staat worden gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, produceren en presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de Brabantse samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het cultuursysteem van Noord-Brabant met nationale en internationale uitstraling wensen te versterken ten behoeve van een hoogwaardig leef-, vestigings- en verblijfsklimaat;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidie die zij voor cultuurproducties van nationaal of internationaal belang wensen in te zetten een revolverend karakter willen geven en derhalve in paragraaf 11 kiezen voor subsidie in de vorm van een geldlening of een combinatie van geldlening en geldbedrag;   

Overwegende dat Gedeputeerde Staten ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun gebruik wil maken van hoofdstuk 1 en artikel 53 inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Paragraaf 1 Professionele kunsten 2025-2028

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

AGVV: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Awb: Algemene wet bestuursrecht;

BIS-subsidie: subsidie als bedoeld in Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren, te raadplegen via https://codeculturelediversiteit.com;

Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via https://www.fairpracticecode.nl;

Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https://bij.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur/principe/introductie;

landelijke bijdragen: bijdragen gericht op een landelijk belang hetgeen blijkt uit activiteiten, samenwerkingspartners, publieksbereik, of makers, of het ontvangen van een Rijkssubsidie in de periode 2021-2024 in de vorm van een BIS-subsidie of een meerjarige subsidie van een van de rijkscultuurfondsen;

Model financiële en kwantitatieve gegevens: Model financiële en kwantitatieve gegevens, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het beroepsmatig vervaardigen of produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten;

provinciale bijdragen: bijdragen gericht op een provinciaal belang hetgeen blijkt uit activiteiten, samenwerkingspartners, publieksbereik of makers in meer dan drie gemeenten binnen tenminste twee regio’s van de provincie Noord-Brabant;

regio Midden-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;

regio Noordoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel en Vught;

regio West-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert;

regio Zuidoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre;

regionale bijdragen: bijdragen gericht op een regionaal belang hetgeen blijkt uit activiteiten, samenwerkingspartners, publieksbereik of makers in tenminste drie gemeenten binnen een regio van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • a.  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidies.

  • b.  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    activiteiten gericht op professionele kunsten binnen een van de volgende functies als genoemd in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid:

    • 1°.

      het verzorgen van theatervoorstellingen;

    • 2°.

      het verzorgen van opera-aanbod;

    • 3°.

      het presenteren van podiumkunsten in internationale context op het gebied van hedendaagse muziek;

    • 4°.

      het presenteren van podiumkunsten op het gebied van symfonische muziek;

    • 5°.

      het verzorgen van repertoire van podiumkunsten voor de jeugd tot 18 jaar;

    • 6°.

      het presenteren van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context;

    • 7°.

      het verzorgen van een begeleidingsprogramma op het terrein van keramiek;

    • 8°.

      het presenteren van aanbod van design in een internationale context; of

    • 9°.

      het verzorgen van een ontwikkelfunctie ten aanzien van een specifieke discipline;

  • b.

    overige activiteiten gericht op professionele kunsten binnen een van de volgende functies:

    • 1°.

      het ontwikkelen, produceren en presenteren van podiumkunsten op het gebied van dans, circus en theater;

    • 2°.

      het ontwikkelen, produceren en presenteren van muziek en opera;

    • 3°.

      het ontwikkelen, produceren en presenteren van beeldende kunst;

    • 4°.

      het ontwikkelen, produceren en presenteren van design en ontwerp;

    • 5°.

      ontwikkelen, produceren en presenteren van filmproducties, filmactiviteiten en audiovisuele kunst; of

    • 6°.

      het ontwikkelen, produceren en presenteren van activiteiten op literair gebied.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000 per kalenderjaar;

  • b.

    de activiteiten gericht zijn op het restaureren, conserveren, beheren of presenteren van een museale collectie;

  • c.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de AGVV;

  • d.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de AGVV uitstaat;

  • e.

    de subsidieaanvrager reeds een subsidieaanvraag binnen dezelfde tenderperiode heeft ingediend.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de subsidieaanvrager is op het gebied van professionele kunsten een:

      • 1°.

        ontwikkelinstelling;

      • 2°.

        producerende instelling; of

      • 3°.

        presentatie-instelling;

    • c.

      de activiteiten zijn gericht op professionele kunsten binnen een van de volgende functies:

      • 1°.

        het verzorgen van theatervoorstellingen;

      • 2°.

        het verzorgen van opera-aanbod;

      • 3°.

        het presenteren van podiumkunsten in internationale context op gebied van hedendaagse muziek;

      • 4°.

        het presenteren van podiumkunsten op het gebied van symfonische muziek;

      • 5°.

        het verzorgen van repertoire van podiumkunsten voor de jeugd tot 18 jaar;

      • 6°.

        het presenteren van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context;

      • 7°.

        het verzorgen van een begeleidingsprogramma op het terrein van keramiek;

      • 8°.

        het presenteren van aanbod van design in een internationale context;

      • 9°.

        het verzorgen van een ontwikkelfunctie ten aanzien van een specifieke discipline; of

      • 10°.

        overige activiteiten gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten;

    • d.

      de subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft en toepast:

      • 1°.

        Governance Code Cultuur;

      • 2°.

        Fair Practice Code;

      • 3°.

        Code Diversiteit & Inclusie;

    • e.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2025 tot en met 2028;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt een activiteitenplan overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde Model activiteitenplan, opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling;

    • g.

      de subsidieaanvrager overlegt een meerjarenbegroting overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde Model financiële en kwantitatieve gegevens, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

    • h.

      de subsidieaanvrager overlegt een jaarverslag en financieel verslag over 2022, tenzij de subsidieontvanger ingevolge wettelijke voorschriften verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening, in welk geval de subsidieaanvrager in plaats van het financieel verslag de jaarrekening met controleverklaring overlegt.

  • 2. Indien de subsidieaanvraag gericht is op een activiteit als bedoeld in artikel 1.4, onder a, heeft de subsidieaanvrager, in aanvulling op het eerste lid, een BIS-subsidie ontvangen in de periode 2021-2024, blijkend uit een kopie van de subsidiebeschikking.

  • 3. Een volledige, binnen de tenderperiode ingediende, subsidieaanvraag dient voor ieder volgend onderdeel tenminste 40 punten te behalen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend:

      • 1°.

        25 punten voor visie;

      • 2°.

        25 punten voor oorspronkelijkheid;

      • 3°.

        25 punten voor vakmanschap; en

      • 4°.

        25 punten voor zeggingskracht;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten zakelijke kwaliteit hebben, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend:

      • 1°.

        50 punten voor gezonde bedrijfsvoering;

      • 2°.

        25 punten voor toepassing van de Governance Code Cultuur; en

      • 3°.

        25 punten voor het beloningsbeleid;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend;

      • 1°.

        50 punten voor bestaand publiek; en

      • 2°.

        50 punten voor nieuw publiek;

    • d.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend:

      • 1°.

        25 punten voor regionale, provinciale en landelijke bijdrage;

      • 2°.

        25 punten voor bijdrage aan de provinciale maatschappelijke opgaven;

      • 3°.

        25 punten voor omgevingsbewustzijn; en

      • 4°.

        25 punten voor toepassing van de Code Diversiteit en inclusie.

  • 4. Voor de puntenbeoordeling van de subonderdelen, genoemd in het derde lid, worden percentages toegekend van 0% tot 100% met tussenstappen van 20%.

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt bij de toekenning van punten, bedoeld in het derde lid, onder d, onderdeel 1°:

    • a.

      5 punten toegekend indien de activiteiten regionaal bijdragen;

    • b.

      15 punten toegekend indien de activiteiten regionaal en provinciaal bijdragen;

    • c.

      25 punten toegekend indien de activiteiten regionaal, provinciaal en landelijk bijdragen.

  • 6. In afwijking van het vierde lid wordt bij de toekenning in het derde lid, onder d, onderdeel 2°, 0 punten of 25 punten toegekend.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Indien de subsidieaanvraag zowel is gericht op een subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 1.4, onder a, als een subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 1.4, onder b, zijn slechts de kosten van een van beide genoemde activiteiten subsidiabel.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten ten behoeve van de exploitatie van horeca;

  • b.

    kosten waarvoor reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale regeling.

Artikel 1.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 12 december 2023 tot en met 21 februari 2024, 23.59 uur.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.9, vast op een totaal van € 30.475.000, waarvan:

  • a.

    € 1.500.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 1°;

  • b.

    € 1.500.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 2°;

  • c.

    € 1.050.000 voor activiteiten als bedoeld,4 in artikel 1.4, onderdeel a, onder 3°;

  • d.

    € 6.000.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 4°;

  • e.

    € 3.000.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 5°;

  • f.

    € 675.000-voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 6°;

  • g.

    € 900.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 7°;

  • h.

    € 1.100.000 voor de activiteiten, genoemd in artikel 1.4, onderdeel a, onder 8°;

  • i.

    € 1.950.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 9°;

  • j.

    € 5.000.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 1°;

  • k.

    € 2.200.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 2°;

  • l.

    € 1.800.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 3°;

  • m.

    € 1.700.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 4°;

  • n.

    € 1.500.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 5°;

  • o.

    € 600.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 6°.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 tot een maximum van:

  • a.

    € 1.500.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 1°, 2° en 5°;

  • b.

    € 1.050.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 3°;

  • c.

    € 6.000.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 4°;

  • d.

    € 675.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 6°;

  • e.

    € 900.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 7°;

  • f.

    € 1.100.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 8°;

  • g.

    € 675.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 9°;

  • h.

    € 625.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 1°;

  • i.

    € 550.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 2°;

  • j.

    € 470.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 3°;

  • k.

    € 625.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 4°;

  • l.

    € 625.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 5°;

  • j.

    € 425.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 6°.

  • k.

    € 625.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 4°;

  • l.

    € 625.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 5°;

  • m.

    € 425.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel b, onder 6°.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend:

      • 1°.

        25 punten voor visie;

      • 2°.

        25 punten voor oorspronkelijkheid;

      • 3°.

        25 punten voor vakmanschap; en

      • 4°.

        25 punten voor zeggingskracht;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten zakelijke kwaliteit hebben, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend:

      • 1°.

        50 punten voor gezonde bedrijfsvoering;

      • 2°.

        25 punten voor toepassing van de Governance Code Cultuur; en

      • 3°.

        25 punten voor het beloningsbeleid;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend;

      • 1°.

        50 punten voor bestaand publiek; en

      • 2.

        50 punten voor nieuw publiek;

    • d.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, te waarderen met maximaal 100 punten, waarbij maximaal wordt toegekend:

      • 1°.

        25 punten voor regionale, provinciale en landelijke bijdrage;

      • 2°.

        25 punten voor bijdrage aan de provinciale maatschappelijke opgaven;

      • 3°.

        25 punten voor omgevingsbewustzijn; en

      • 4°.

        25 punten voor toepassing van de Code Diversiteit en inclusie.

  • 2. Voor de puntenbeoordeling van de subonderdelen, genoemd in het eerste lid, worden percentages toegekend van 0% tot 100% met tussenstappen van 20%.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt bij de toekenning in het eerste lid, onder d, onderdeel 1°:

    • a.

      5 punten toegekend indien de activiteiten regionaal bijdragen;

    • b.

      15 punten toegekend indien de activiteiten regionaal en provinciaal bijdragen;

    • c.

      25 punten toegekend indien de activiteiten regionaal, provinciaal en landelijk bijdragen.

  • 4. In afwijking van het tweede lid wordt in het eerste lid, onder d, onderdeel 2°, bij de toekenning 0 punten of 25 punten toegekend.

  • 5. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 6. Indien toepassing van het vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 7. Indien toepassing van het zesde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 8. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 9. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie voor advies over de artikelen 1.6, derde lid, en 1.12 voor aan een door hen in te stellen adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet.

Artikel 1.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2025 tot en met 2028;

  • b.

    hij zorgt voor communicatie over de activiteiten;

  • c.

    bij subsidies van €25.000 tot €125.000 per kalenderjaar overlegt hij met ingang van 2026 jaarlijks voor 1 juli een voortgangsverslag en een verslag gebaseerd op het Model financiële en kwantitatieve gegevens;

  • d.

    bij subsidies vanaf €125.000 per kalenderjaar overlegt hij met ingang van 2026 jaarlijks voor 1 juli een activiteitenverslag, een financieel verslag met controleverklaring, tenzij hij ingevolge wettelijke voorschriften verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening, in welk geval in plaats van het financieel verslag de jaarrekening met controleverklaring wordt overgelegd, en een verslag gebaseerd op het Model financiële en kwantitatieve gegevens;

  • e.

    hij verleent gedurende de uitvoeringsperiode medewerking aan gesprekken over de voortgang, bedoeld onder c en d;

  • f.

    het financieel verslag, bedoeld in onderdeel d, voldoet aan de vereisten van artikel 4:76 van de Awb;

  • g.

    hij houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de AGVV, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • h.

    bij subsidies vanaf €125.000 per kalenderjaar vormt hij eenmaal een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, van de Awb;

  • i.

    de egalisatiereserve, bedoeld onder h, bedraagt bij vaststelling van de subsidie maximaal 10% over het verleende subsidiebedrag voor het laatste jaar;

  • j.

    bij subsidies vanaf € 125.000,- per kalenderjaar kan hij gelijktijdig met het indienen van het voortgangsverslag bij Gedeputeerde Staten een verzoek indienen om met provinciale middelen een bestemmingsreserve te mogen vormen;

  • k.

    het verzoek, bedoeld onder j, bevat een beheers- en beleidsplan;

  • l.

    indien Gedeputeerde Staten instemmen met de gevraagde bestemmingsreserve wordt in de beschikking opgenomen dat de met provinciale middelen gevormde bestemmingsreserve kan worden teruggevorderd indien:

    • 1°.

      de subsidiabele activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • 2°.

      de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt ingetrokken;

    • 3°.

      de subsidierelatie wordt beëindigd; of

    • 4°.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikel 1.15 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 per kalenderjaar toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag; en

    • b.

      een verslag gebaseerd op het Model financiële en kwantitatieve gegevens, opgenomen als bijlage 1 bijlage deze regeling.

  • 2. Bij subsidies vanaf € 125.000 per kalenderjaar toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag met controleverklaring of, indien wettelijk verplicht, een jaarrekening met controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel b, van de Asv;

    • c.

      een verslag gebaseerd op het Model financiële en kwantitatieve gegevens, opgenomen als bijlage 1 bijlage deze regeling.

Artikel 1.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerst lid, wordt betaald in 4 gelijke jaarlijkse termijnen, gedurende de looptijd van de activiteiten, waarbij de eerste betaling plaats vindt op 29 januari 2025.

Artikel 1.17 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de AGVV, vast op basis van gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats conform artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

  • 3. Bij subsidies vanaf € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ingevolge artikel 22, van de Asv, vast op basis van gerealiseerde kosten.

Artikel 1.18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2022 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

Paragraaf 2 Steunmaatregelen voor theaters als gevolg van COVID-19

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door theaters.

Artikel 2.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het in stand houden van een theater.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager in het jaar 2020 een begrotingssubsidie is verstrekt op grond van de Asv als cofinanciering bij Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het in standhouden van een theater;

  • c.

    de subsidieaanvrager was op 1 maart 2020 aangesloten bij de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties;

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.8 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 28 januari 2021 tot en met 9 februari 2021.

Artikel 2.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2.8, vast op € 670.000.

Artikel 2.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt € 51.500.

Artikel 2.11 Verdelingswijzen

Indien de binnen de periode, genoemd in artikel 2.8, ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.9, te boven gaan, verdelen Gedeputeerde Staten de subsidie naar evenredigheid onder de voornoemde subsidieaanvragen.

Artikel 2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    rondt het project uiterlijk 30 juni 2021 af;

  • b.

    draagt desgevraagd bij aan communicatie-uitingen over het project.

Artikel 2.13 Verantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 2.14 Subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde staten stellen de subsidie vast op grond van artikel 21, tiende lid, van de Asv, overeenkomstig artikel 20 van de Asv.

  • 2. De subsidie wordt op grond van artikel 20, eerste lid, onder a, van de Asv direct vastgesteld.

Artikel 2.15 Subsidieverlening

De subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidieontvanger niet tevens een begrotingssubsdie ontvangt op grond van de Asv als cofinanciering voor subsidie ontvangen op basis van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2022 aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Brabants toekomstperspectief voor de infrastructuur

[vervallen]

Paragraaf 4 Amateurkunst

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie amateurkunst: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

amateurkunst: kunstbeoefening in de vrije tijd, buiten school en werk;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren, te raadplegen via www.codeculturelediversiteit.com;

Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via www.fairpracticecode.nl;

Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https//bij.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur/principe/introductie.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op:

  • a.

    het verbeteren van de artistieke en organisatorische kwaliteit van de amateurkunst; of

  • b.

    het vergroten van de amateurkunstparticipatie.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de activiteiten worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;

  • c.

    de activiteiten hebben een bovenlokale, regionale of provinciale reikwijdte;

  • d

    de activiteiten richten zich, blijkend uit de op het moment van de aanvraag geldende statuten van de subsidieaanvrager, op:

    • 1°.

      het verbeteren van de kwaliteit van de amateurkunst; of

    • 2°.

      het vergroten van de participatiegraad binnen de amateurkunst;

  • e.

    de subsidieaanvrager besteedt aandacht aan communicatie en publiekswerking met betrekking tot de desbetreffende amateurkunst, blijkend uit een communicatiestrategie;

  • f.

    de subsidieaanvrager overlegt een meerjarenbegroting overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde model meerjarenbegroting;

  • g.

    de subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

    • 1°.

      Code Diversiteit & Inclusie;

    • 2°.

      Fair Practice Code;

    • 3°.

      Governance Code Cultuur;

  • h.

    de subsidieaanvrager overlegt een activiteitenplan waaruit blijkt op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf en hanteert daarbij het door Gedeputeerde Staten vastgestelde model activiteitenplan.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe, conform het model meerjarenbegroting, bedoeld in artikel 4.6, onder f.

  • 3. Kosten voor ingehuurde externe deskundigen zijn subsidiabel tot een maximum van € 60 per uur inclusief niet verrekenbare btw.

  • 4. Kosten voor de inzet van vrijwilligers zijn subsidiabel tot een maximum van € 5 per uur.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 8 april 2020 tot en met 18 juni 2020.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 4.8, vast op € 2.457.000.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 160.000 voor een periode van vier kalenderjaren.

Artikel 4.11 Verdeelcriteria

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.9, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager en diens activiteiten blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 30 punten;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten van de subsidieaanvrager bijdragen aan het Brabantse cultuursysteem, te waarderen met maximaal 30 punten;

    • c.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager en diens activiteiten blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • d.

      de mate waarin de communicatiestrategie bijdraagt aan publieksbereik van de desbetreffende amateurkunst, te waarderen met maximaal 20 punten.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 3. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 5. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 6. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 7. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.12 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikel 4.11 voor aan de Adviescommissie amateurkunst.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      voert de activiteiten uit conform het activiteitenplan in de periode 2021 tot en met 2024; en

    • b.

      past de volgende codes toe:

      • 1°.

        Code Diversiteit & Inclusie;

      • 2°.

        Fair Practice Code;

      • 3°.

        Governance Code Cultuur.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, houdt de subsidieontvanger bij subsidies vanaf € 125.000 een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidie tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidie van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een jaarrekening als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel b, onder 1˚, van de Asv, met daarbij de meerjarenbegroting, bedoeld in artikel 4.6, onder f, aangevuld met realisatiecijfers en een toelichting op eventuele afwijkingen van de begrote cijfers;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel b, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23,derde lid van de Asv.

  • 2. Bij subsidies vanaf € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in vier gelijke jaarlijkse termijnen.

§ 5 Jeugdcultuurfonds Brabant

[vervallen]

§ 6 Impulsgelden

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van partijen die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • f.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • e.

      samenwerkingsverbanden van een of meer van de onder a tot en met d genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem.

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening uitstaat;

  • c.

    reeds met de uitvoering van het project is gestart voor indiening van de aanvraag;

  • d.

    wordt gestart met de uitvoering van het project binnen 13 weken na indiening van de aanvraag;

  • e.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van:

    • 1°.

      deze regeling, met uitzondering van de paragrafen 7 en 8;

      of

    • 2°.

      paragraaf 1 van de Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant;

  • f.

    aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt voor de periode 2021-2024 op grond van paragraaf 1 van deze regeling;

  • g.

    aan de subsidieaanvrager in 2021 of 2022 reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op het geven van een impuls aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem;

  • b.

    de artistieke kwaliteit van het project is geborgd door:

    • 1°.

      de positie van de aanvrager in het culturele veld; of

    • 2°.

      het betrekken van erkende partijen uit het culturele veld;

  • c.

    het project draagt in voldoende mate bij aan de ontwikkeling die de aanvrager beoogt, vanuit de context van het reguliere werk van de aanvrager en is daarmee van betekenis voor het Brabantse cultuursysteem;

  • d.

    het project is in voldoende mate toekomstbestendig op bedrijfseconomisch dan wel maatschappelijk vlak en daarmee gericht op het realiseren van een blijvend effect;

  • e.

    het project is in voldoende mate consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan van maximaal vier A4, waarin de beoogde impuls wordt beschreven en is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en solide projectbegroting, voorzien van een specificatie en een toelichting, en waar indien aan de orde een passend honorarium voor de betrokken makers in is opgenomen.

  • g.

    [vervallen]

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten in het eerste en tweede jaar van het project voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    14 januari 2019 tot en met 20 januari 2019;

  • b.

    29 april 2019 tot en met 5 mei 2019;

  • c.

    23 september tot en met 29 september 2019.

  • d.

    13 januari 2020 tot en met 19 januari 2020;

  • e.

    20 april 2020 tot en met 26 april 2020;

  • f.

    21 september 2020 tot en met 27 september 2020;

  • g.

    6 april 2021 tot en met 11 april 2021;

  • h.

    8 november 2021 tot en met 14 november 2021;

  • i.

    25 april 2022 tot en met 1 mei 2022;

  • j.

    19 september 2022 tot en met 25 september 2022;

  • k.

    6 maart 2023 tot en met 12 maart 2023;

  • l.

    11 september 2023 tot en met 17 september 2023.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4 vast op:

  • a.

    € 1.924.017 voor de periode, genoemd in artikel 6.9, onder a tot en met c;

  • b.

    € 1.847.744 voor de periode, genoemd in artikel 6.9, onder d tot en met f;

  • c.

    € 1.011.153 voor de periode, genoemd in artikel 6.9, onder g;

  • d.

    € 1.014.221 voor de periode, genoemd in artikel 6.9, onder h;

  • e.

    € 1.900.000 voor de perioden, genoemd in artikel 6.9, onder i tot en met j, samen;

  • f.

    € 1.456.936 voor de perioden, genoemd in artikel 6.9, onder k tot en met l, samen.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000.

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 6.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 voor advies over artikel 6.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 6.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • b.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • c.

      hij houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, overlegt de subsidieontvanger bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 6.15 Prestatieverantwoording

  • 1. Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aantoont dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger overlegt bij de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 6.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger bepalen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger hetgeen wordt vastgelegd in de subsidiebeschikking.

  • 4. Bij subsidies van € 25.000 en hoger betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de termijnen in de subsidiebeschikking worden bepaald.

Artikel 6.17 Vaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

§ 7 Kennisvouchers impulsgelden

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van partijen die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur

culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

de-minimis: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

talentontwikkelprogramma: talentontwikkelprogramma als bedoeld in paragraaf 9 van deze regeling.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met c genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Projectsubsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager binnen twee jaar reeds twee keer een subsidie heeft ontvangen voor projecten als bedoeld in artikel 7.4;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • c.

    aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt voor de periode 2021-2024 op grond van paragraaf 1 van deze regeling;

  • d.

    aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt voor een talentontwikkelprogramma op grond van paragraaf 9 van deze regeling, en dat programma nog loopt op het moment van de subsidieaanvraag op grond van deze paragraaf;

  • e.

    De subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 7.2, het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 al heeft overschreden over een periode van drie belastingjaren.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan het Brabantse cultuursysteem;

  • b.

    het project is gericht op het geven van een impuls aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap;

  • c.

    aan het project ligt een duidelijke leervraag van de aanvrager ten grondslag, die voortkomt uit aantoonbare belemmeringen in de groei van het cultureel ondernemerschap;

  • d.

    het project draagt bij aan de structurele versterking van het cultureel ondernemerschap van de subsidieaanvrager door de inbedding van de uitkomsten van de kennisvoucher in de reguliere bedrijfsvoering;

  • e.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • f.

    aan de aanvraag ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan van maximaal vier A4, waarin de beoogde ontwikkeling wordt beschreven en is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting;

    • 3°.

      een offerte van een expert of coach die over specifieke deskundigheid beschikt op het te versterken onderdeel van cultureel ondernemerschap en die op maat ingaat op de oplossingsrichting voor de beschreven leervraag;

    • 4°.

      een volledig ingevulde en ondertekende de-minimisverklaring.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een expert of coach voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten waarvoor reeds subsidie is ontvangen;

  • b.

    kosten voor een incidentele cursus of workshop.

Artikel 7.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    7 januari 2019 tot en met 31 december 2019;

  • b.

    6 januari 2020 tot en met 31 december 2020;

  • c.

    4 januari 2021 tot en met 31 december 2021;

  • d.

    4 januari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • e.

    4 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4 vast op:

  • a.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder a;

  • b.

    € 150.000 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder b;

  • c.

    € 95.000 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder c;

  • d.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder d;

  • e.

    € 167.422 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder e.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 7.500.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 7.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 voor advies over artikel 7.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger rondt het project af binnen drie jaar na verlening van de subsidie.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.

Artikel 7.15 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    facturen voor de gemaakte kosten;

  • b.

    een activiteitenverslag.

Artikel 7.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

Artikel 7.17 Vaststelling

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ambtshalve vast overeenkomstig artikel 20, eerste lid, onder b, van de Asv.

§ 8 Crowdfunding

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van partijen die zich bezighouden met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

crowdfunding: financiering door particulieren of bedrijven, verkregen via een transparant platform;

culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

de-minimisverordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

maker: individuele kunstenaar die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    makers;

  • b.

    culturele instellingen;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Projectsubsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op crowdfunding van culturele activiteiten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van de Brabantse cultuursector.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de startdatum van het project ligt binnen twee weken na indiening van de subsidieaanvraag;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 6 van deze regeling.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op crowdfunding van culturele activiteiten en geeft een impuls aan de duurzame ontwikkeling van de Brabantse cultuursector;

  • b.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • c.

    de artistieke kwaliteit van de culturele activiteiten waar de crowdfunding op betrekking heeft, is geborgd;

  • d.

    het project is gericht op crowdfunding gedurende een vastgestelde periode;

  • e.

    de aanvrager maakt deel uit van het Brabantse cultuursysteem;

  • f.

    60% van het bedrag waarvoor crowdfunding wordt gezocht, wordt daadwerkelijk verkregen door de crowd;

  • g.

    70% van het bedrag waarvoor crowdfunding wordt gezocht, wordt behaald, exclusief de subsidie verstrekt onder deze paragraaf;

  • h.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen de start- en einddatum van de crowdfunding, de wervende tekst, tegenprestaties en een publiciteits- en wervingsplan;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting en vermelding van het doelbedrag van de crowdfunding.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 8.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    7 januari 2019 tot en met 31 december 2019;

  • b.

    6 januari 2020 tot en met 31 december 2020;

  • c.

    4 januari 2021 tot en met 31 december 2021;

  • d.

    4 januari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • e.

    4 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4 vast op:

  • a.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 8.9, onder a;

  • b.

    € 120.000 voor de periode, genoemd in artikel 8.9, onder b;

  • c.

    € 60.000 voor de periode, genoemd in artikel 8.9, onder c;

  • d.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 8.9, onder d;

  • e.

    € 92.589 voor de periode, genoemd in artikel 8.9, onder e.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 8.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 voor advies over artikel 8.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 8.14 Subsidieverlening

Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 8.6, onder f en g.

Artikel 8.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 8.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

§ 9 Talenthub Brabant

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen bij kunst- en cultuurproductie, kunstbeoefening en kunstbeleving, in hun onderlinge samenhang;

Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren, te raadplegen via www.codeculturelediversiteit.com;

Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via www.fairpracticecode.nl;

Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https://bij.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur/principe/introductie;

talent: persoon die gescout is om aan een talentontwikkelprogramma deel te nemen;

Talenthub Brabant: Brabants programma voor talentontwikkeling in de professionele kunsten als genoemd in het door Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 vastgestelde uitvoeringsprogramma Cultuur 2016-2020 “Werk in Uitvoering”;

talentontwikkelprogramma: programma gericht op het selecteren en verder ontwikkelen van talentvolle makers binnen een netwerk van voor die discipline relevante producerende, presenterende en ondersteunende partijen;

vertrouwenspersoon: een door de rechtspersoon of het samenwerkingsverband van rechtspersonen aangestelde natuurlijk persoon waarbij talent terecht kan met vragen of klachten die betrekking hebben op ongewenste omgangsvormen.

Artikel 9.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Een samenwerkingsverband bestaat uit ten minste vier rechtspersonen.

  • 3. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 9.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van talenten in de professionele kunsten op het gebied van:

  • a.

    beeldende kunst;

  • b.

    design;

  • c.

    muziek;

  • d.

    audiovisuele kunst en film;

  • e.

    theater, dans en circus;

  • f.

    letteren.

Artikel 9.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is ontvangen op basis van een andere provinciale subsidieregeling;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 80.000.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan het Brabantse cultuursysteem;

  • b.

    het project is gericht op de ontwikkeling van talenten;

  • c.

    het project is gericht op het opstellen en uitvoeren van een talentontwikkelprogramma;

  • d.

    het talentontwikkelprogramma, bedoeld onder c, kan uiterlijk 31 december 2024 worden afgerond;

  • e.

    het project is gericht op het doorontwikkelen van het talentontwikkelprogramma;

  • f.

    de subsidieaanvrager en de deelnemers van het samenwerkingsverband zijn gedurende de projectperiode bereid deel te nemen aan door de provincie georganiseerde activiteiten in het kader van Talenthub Brabant;

  • g.

    het project is gericht op het delen van kennis met andere subsidieontvangers binnen Talenthub Brabant;

  • h.

    het project is gericht op een van de volgende disciplines:

    • 1°.

      beeldende kunst;

    • 2°.

      design

    • 3°.

      muziek;

    • 4°.

      audiovisuele kunst en film;

    • 5°.

      theater, dans en circus;

    • 6°.

      letteren;

  • i.

    het project is gericht op de ontwikkeling van de competenties van talenten op het gebied van:

    • 1°.

      artistieke kwaliteiten;

    • 2°.

      ondernemerschap; en

    • 3°.

      werkhouding;

  • j.

    het project omvat tevens een aanpak voor het uitvoeren van een nul-meting, waarmee het niveau van de artistieke kwaliteit, ondernemerschap en werkhouding van een talent bepaald wordt;

  • k.

    het project omvat tevens een aanpak gericht op het opstellen en uitvoeren van een individueel ontwikkelplan per talent, op basis van de uitgevoerde nul-meting, bedoeld onder j.

  • l.

    de subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

    • 1°.

      Governance Code Cultuur;

    • 2°.

      Fair Practice Code;

    • 3°.

      Code Diversiteit & Inclusie;.

  • m.

    de deelnemers aan het samenwerkingsverband dragen bij aan het project door het inzetten van hun:

    • 1°.

      kennis;

    • 2°.

      netwerk;

    • 3°.

      faciliteiten;

  • n.

    het project voorziet in het aanstellen van:

    • 1°.

      een coördinator die in voldoende mate zelfstandig kan opereren en uitvoering geeft aan het talentontwikkelprogramma;

    • 2°.

      een vertrouwenspersoon;

  • o.

    het project is gericht op een door het samenwerkingsverband gezamenlijk gedragen selectie van talenten;

  • p.

    het project is gericht op de zichtbaarheid van het talent en het talentontwikkelprogramma;

  • q.

    indien het project betrekking heeft op beeldende kunst, dans of muziek, vermeldt de subsidieaanvrager of binnen het project aandacht wordt besteed aan urban, zijnde een stroming waarbij de artistieke inhoudelijkheid voortkomt uit of beïnvloed wordt door een grootstedelijke context;.

  • r.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde begrotingsformat.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    reguliere bedrijfskosten van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband, met uitzondering van de interne loonkosten, bedoeld in artikel 9.7, tweede lid, die specifiek voor het project worden gemaakt;

  • b.

    kosten van inhuur van externe deskundigen boven een bedrag van € 100 per uur, exclusief btw;

  • c.

    kosten waarvoor reeds subsidie is aangevraagd of verstrekt op grond van deze of een andere regeling.

Artikel 9.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 20 oktober 2022 tot en met 19 april 2024.

Artikel 9.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 9.9, vast op:

  • a.

    € 460.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

  • b.

    € 230.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

  • c.

    € 517.500 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder c;

  • d.

    € 414.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder d;

  • e.

    € 517.500 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder e;

  • f.

    € 184.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder f.

Artikel 9.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

      € 230.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

    • b.

      € 230.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

    • c.

      € 517.500 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder c;

    • d.

      € 414.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder d;

    • e.

      € 517.500 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder e.

    • f.

      € 184.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder f.

Artikel 9.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      hij rondt het project uiterlijk 31 december 2024 af;

    • b.

      het project maakt een nulmeting van elk talent;

    • c.

      het project stelt voor elk talent een individueel ontwikkelplan op op basis van de nulmeting, bedoeld onder b;

    • d.

      de subsidieaanvrager en de deelnemers van het samenwerkingsverband nemen gedurende de projectperiode deel aan door de provincie georganiseerde activiteiten in het kader van Talenthub;

    • e.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat het talent gedurende de projectperiode deelneemt aan door de provincie georganiseerde activiteiten in het kader van Talenthub Brabant;

    • f.

      de subsidieaanvrager draagt bij aan de doorontwikkeling, kennisdeling en zichtbaarheid van Talenthub Brabant en geeft daar minimaal invulling aan door het project te publiceren op de website www.talenthubbrabant.nl;

    • g.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • h.

      hij past de volgende codes toe:

      • 1°.

        Governance Code Cultuur;

      • 2°.

        Fair Practice Code;

      • 3°.

        Code Diversiteit & Inclusie;

    • i.

      de subsidieontvanger heeft voorzien in de aanstelling van:

      • 1°.

        een coördinator;

      • 2°.

        een vertrouwenspersoon.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies tot € 125.000 de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt overeenkomstig artikel 21, achtste lid, van de Asv, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 4. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal 6 maanden.

Artikel 9.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken: 

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, overlegt de subsidieontvanger voor subsidies tot € 125.000 een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling 

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in twee gelijke delen, gedurende de looptijd van het project.

§ 10 Makersregeling

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    maker: een natuurlijke persoon die zich beroepsmatig bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 10.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van makers.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de aanvrager heeft een subsidieregeling vastgesteld;

    • 1°.

      die dient of onder meer dient ter stimulering van de professionele ontwikkeling van makers;

    • gericht op financiering van projecten van makers;

  • c.

    de aanvrager vraagt toestemming voor openbaarmaking van gegevens uit de afgegeven subsidiebeschikking;

  • d.

    aan het project ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een kopie van de vastgestelde subsidieregeling, bedoeld onder b;

    • indien van toepassing een openstellingsbesluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld van de subsidieregeling, bedoeld onder b.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 komt in aanmerking het bedrag dat voor subsidie ter beschikking wordt gesteld, weergegeven in het subsidieplafond:

  • a.

    opgenomen in de subsidieregeling, genoemd in artikel 10.6, onder b; of

  • b.

    opgenomen in het besluit, genoemd in artikel 10.6, onderdeel d, onder 2º.

Artikel 10.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    1 oktober 2018 tot en met 31 december 2019;

  • b.

    6 januari 2020 tot en met 31 december 2020;

  • c.

    1 november 2021 tot en met 31 december 2021;

  • d.

    4 januari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • e.

    4 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 10.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4 vast op:

  • a.

    € 472.000 voor de periode, genoemd in artikel 10.8, onder a;

  • b.

    € 399.500 voor de periode, genoemd in artikel 10.8, onder b;

  • c.

    € 100.000 voor de periode, genoemd in artikel 10.8, onder c;

  • d.

    € 368.500 voor de periode, genoemd in artikel 10.8, onder d;

  • e.

    € 331.000 voor de periode, genoemd in artikel 10.8, onder e.

Artikel 10.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000.

Artikel 10.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt verdeling van het nog beschikbare bedrag plaats over de op die dag binnengekomen subsidieaanvragen naar rato van het aangevraagde subsidiebedrag.

Artikel 10.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • b.

    de subsidieontvanger zorgt voor communicatie aan makers over het bestaan en het gebruik van de subsidieregeling, genoemd in artikel 10.6, onder b;

  • c.

    de subsidieontvanger maakt in de afgegeven subsidiebeschikking melding van het feit dat de verstrekte subsidie aan de maker mede gefinancierd is door een bijdrage van de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de subsidieontvanger zorgt voor een juiste naleving van de staatssteunregels.

Artikel 10.13 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van de afgegeven subsidiebeschikkingen met daarin weergegeven de subsidieontvanger en de verstrekte subsidie.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van de afgegeven subsidiebeschikkingen met daarin weergegeven de subsidieontvanger en de verstrekte subsidie.

Artikel 10.14 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag. Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 10.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 11 Cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;.

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van partijen die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    Brabantse topsectoren: door de provincie Noord-Brabant tot speerpunt van beleid benoemde sectoren innovatie en duurzaamheid;

  • f.

    cultureel ondernemerschap: vermogen om door de combinatie van competenties, instrumenten en samenwerkende partijen optimaal kunstzinnig, cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele activiteiten;

  • g.

    nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland;

  • h.

    toptalent: jongeren en volwassenen tot 35 jaar die beschikken over het potentieel om hun artistieke en creatieve talent naar een hoog niveau te ontwikkelen en uit te oefenen en daar professioneel mee bezig te zijn.

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 11.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      een lening;

    • b.

      een combinatie van een lening en geldbedrag; of

    • c.

      een garantstelling.

  • 3. De looptijd van de lening of het leningdeel, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, eindigt maximaal 10 jaar na subsidieverlening.

  • 4. De looptijd van de garantstelling, bedoeld in het tweede lid, onder c, eindigt uiterlijk vier jaar na de subsidieverlening.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, onder c, worden subsidies in de vorm van een garantstelling naar rato omgezet naar subsidie, indien de subsidieontvanger de investeringskosten niet of niet geheel kan terugverdienen en daardoor de van derden ontvangen geldlening niet kan aflossen, doordat zich gedurende de looptijd van de garantstelling, bedoeld in het vierde lid, een van de volgende omstandigheden voordoet:

    • a.

      lagere opbrengsten die de aanvrager, aantoonbaar middels een verslag van geleverde inspanningen, niet aangerekend kunnen worden;

    • b.

      faillissement of surséance van betaling van de aanvrager.

Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang.

Artikel 11.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 65.000;

  • e.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening openstaat.

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem, in ieder geval blijkend uit:

    • 1°.

      de creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter; en

    • 2°.

      de betekenis voor de ontwikkeling van toptalent in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang;

  • c.

    het project is van hoge culturele kwaliteit, tot uitdrukking komend in:

    • 1°.

      oorspronkelijkheid;

    • 2°.

      zeggingskracht; en

    • 3°.

      vakmanschap;

  • d.

    het project getuigt van goed cultureel ondernemerschap;

  • e.

    het project heeft draagvlak in de Brabantse samenleving;

  • f.

    het project sluit aan bij de ambitie van de provincie Noord-Brabant om tot de top van de industriële kennis- en innovatieregio’s te komen, waaraan in ieder geval wordt voldaan indien het project een aantoonbare verbinding met de Brabantse topsectoren heeft;

  • g.

    de subsidieaanvrager is bereid zijn aanvraag mondeling toe te lichten voor de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C;

  • h.

    de uitvoering van het project zal starten ten minste 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • i.

    de aanvraag om subsidie in de vorm van een lening of een leningdeel als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, bedraagt ten minste 25% van de aangevraagde subsidie;

  • j.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 4. [vervallen]

Artikel 11.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten ten behoeve van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

Artikel 11.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    3 juni 2019 tot en met 31 december 2019;

  • b.

    2 januari 2020 tot en met 31 december 2020;

  • c.

    4 januari 2021 tot en met 31 december 2021;

  • d.

    3 januari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • e.

    2 januari 2023 tot en met 31 december 2023;

  • f.

    15 februari 2024 tot en met 3 juni 2024.

Artikel 11.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4 vast op:

  • a.

    € 2.625.000 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder a;

  • b.

    € 3.810.000 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder b;

  • c.

    € 3.650.000 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder c;

  • d.

    € 3.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder d;

  • e.

    € 3.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder e;

  • f.

    € 1.549.223 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder f.

Artikel 11.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 11.4, bedraagt:

    • a.

      30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000, indien het een subsidie betreft in de vorm van een lening of lening en subsidie als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a of b;

    • b.

      80% van een door derden verstrekte geldlening tot een maximum van 30% van de subsidiabele kosten en tot een maximum van € 500.000, indien het een subsidie betreft in de vorm van een garantstelling als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder c.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 65.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 11.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 11.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 voor advies over artikel 11.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

Artikel 11.14 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 11.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieaanvrager binnen 15 weken na verlening een businessplan overlegt, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het businessplan beschrijft de inhoud van de plannen, de ambitie en de omgeving;

    • b.

      het businessplan geeft inzicht in wie de actoren zijn bij de plannen, de organisatie, het team en de juridische structuur;

    • c.

      het businessplan bevat de aanpak, de tussentijdse mijlpalen en de planning;

    • d.

      het businessplan bevat een commerciële paragraaf, waarin de doelgroep, de propositie, de stakeholdersanalyse en het marketingplan zijn uitgewerkt;

    • e.

      het businessplan bevat een voldoende financiële onderbouwing gedurende de looptijd van het project, een financiële doorkijk na de projectperiode, een projectbegroting, een exploitatiebegroting en een liquiditeitsbegroting, een recente jaarrekening, een toelichting op de financiële paragraaf en een risicoanalyse;

    • f.

      het businessplan vormt voldoende onderbouwing voor de haalbaarheid van de plannen voor wat betreft de exploitatie, de benodigde subsidie en de ontwikkeling van de terugbetaalcapaciteit;

    • g.

      de financiële haalbaarheid van het businessplan is aannemelijk.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 11.4, verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een leningsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb, tot stand komt.

  • 3. In de leningsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing van de lening dan wel afspraken met betrekking tot de garantstelling opgenomen.

Artikel 11.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal drie jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • e.

      hij houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 3. De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 11.14, tweede lid.

Artikel 11.16 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 65.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      het reflectieverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      het reflectieverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring, inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 11.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b.

  • 2. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 95% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldbedrag als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder b.

  • 3. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op de verleende subsidie, indien het een subsidie in de vorm van een garantstelling betreft als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder c.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag, indien er sprake is van een gehele of gedeeltelijke omzetting naar een subsidie als bedoeld in artikel 11.3, vijfde lid.

  • 5. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

  • 6. Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt betaald in jaarlijkse termijnen, gedurende de looptijd van het project, afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte.

Artikel 11.17a Vaststelling subsidies tot € 125.000

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening stellen Gedeputeerde Staten subsidies tot € 125.000, in afwijking van artikel 13, tweede lid, van de Asv, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 11.18  Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 12 Ontwikkeling en innovatie van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

Artikel 12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;.

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland.

Artikel 12.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 12.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 12.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de ontwikkeling van een nieuw cultuurproject;

  • b.

    de innovatie van een bestaand cultuurproject;

  • c.

    validatie van nieuwe culturele activiteiten of producten.

Artikel 12.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000;

  • e.

    de aangevraagde subsidie meer bedraagt dan € 64.999;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening openstaat.

Artikel 12.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      de ontwikkeling van een nieuw cultuurproject;

    • 2°.

      de innovatie van een bestaand cultuurproject;

    • 3°.

      validatie van nieuwe culturele activiteiten of producten;

  • b.

    het project is gericht op het duurzaam versterken van het Brabantse cultuursysteem door:

    • 1°.

      activiteiten van hoge culturele kwaliteit te ondersteunen;

    • 2°.

      een divers samengesteld netwerk uit overheden, onderwijs, ondernemers, maatschappelijke organisaties en burgers sterker bij het cultuursysteem te betrekken; en

    • 3°.

      innovatieve bedrijvigheid en duurzame verbreding van financieel draagvlak in de cultuursector te bevorderen

  • c.

    het project heeft het potentieel te gaan voldoen aan de volgende vereisten van een project als bedoeld in paragraaf 11 van deze subsidieregeling:

    • 1°.

      het project is gericht op duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem, in ieder geval blijkend uit de creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter en blijkend uit de betekenis voor de ontwikkeling van toptalent in de provincie Noord-Brabant;

    • 2°.

      het project is gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang;

    • 3°.

      het project is van hoge culturele kwaliteit, tot uitdrukking komend in oorspronkelijkheid, zeggingskracht en vakmanschap;

    • 4°.

      het project getuigt van goed cultureel ondernemerschap;

    • 5°.

      het project heeft draagvlak in de Brabantse samenleving;

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 12.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 4. [vervallen]

Artikel 12.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 12.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

Artikel 12.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    3 juni 2019 tot en met 31 december 2019;

  • b.

    2 januari 2020 tot en met 31 december 2020;

  • c.

    4 januari 2021 tot en met 31 december 2021;

  • d.

    3 januari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • e.

    2 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 12.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 12.4 vast op:

  • a.

    € 585.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder a;

  • b.

    € 390.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder b;

  • c.

    € 650.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder c;

  • d.

    € 500.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder d;

  • e.

    € 500.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder e.

Artikel 12.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 12.4, bedraagt 30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 64.999.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3. [vervallen]

Artikel 12.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 12.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 voor advies over artikel 12.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

Artikel 12.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • c.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal drie jaar;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • e.

      hij houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 4. [vervallen]

Artikel 12.15 Prestatieverantwoording

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    het reflectieverslag;

  • b.

    foto- of videomateriaal van het project;

  • c.

    bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 12.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 12.16a Vaststelling subsidie

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 12.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 13 Matching impactprojecten

Artikel 13.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

deelnemende partijen: privaatrechtelijke rechtspersonen, culturele instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die betrokken zijn bij de uitvoering of financiering van het project;

nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland;

Rijkscultuurfonds: Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaanfonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds of Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 13.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • b.

      publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van een of meer van de onder a en b genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 13.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van:

    • a.

      een geldbedrag, indien de aanvrager of de deelnemende partijen, niet zijnde een culturele instelling, rijksoverheid, provinciale overheid, gemeentelijke overheid of Rijkscultuurfonds aan het project een bijdrage leveren in de vorm van een geldbedrag;

    • b.

      een lening, indien de aanvrager of de deelnemende partijen, niet zijnde een culturele instelling, rijksoverheid, provinciale overheid, gemeentelijke overheid of Rijkscultuurfonds aan het project een bijdrage leveren in de vorm van een lening; of

    • c.

      een combinatie van een lening en geldbedrag, indien de aanvrager of de deelnemende partijen, niet zijnde een culturele instelling, rijksoverheid, provinciale overheid, gemeentelijke overheid of Rijkscultuurfonds aan het project een bijdrage leveren zowel in de vorm van een geldbedrag als van een lening.

  • 3. De looptijd van de lening of het leningsdeel, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, eindigt maximaal 10 jaar na subsidieverlening.

Artikel 13.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang die bijdragen aan duurzame oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.

Artikel 13.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 12 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 40.000;

  • e.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening openstaat.

Artikel 13.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is van hoge culturele kwaliteit met onderscheidend vermogen op ten minste nationaal niveau, waarvoor ten minste nationaal belangstelling van afnemers, vakgenoten en vakpers mag worden verwacht, tot uitdrukking komend in:

    • 1°.

      oorspronkelijkheid;

    • 2°.

      zeggingskracht; en

    • 3°.

      vakmanschap;

  • b.

    het project draagt bij aan een duurzame oplossing voor een maatschappelijk vraagstuk, in ieder geval blijkend uit:

    • 1°.

      een onderbouwing, waaruit blijkt welke duurzame impact op de samenleving de aanvrager nastreeft;

    • 2°.

      een omschrijving van de nagestreefde projectresultaten en een onderbouwing hoe die tot de beoogde impact leiden;

    • 3°.

      een omschrijving van partijen die direct en indirect belang hebben bij de projectresultaten;

    • 4°.

      een omgevingsanalyse en marktstrategie;

    • 5°.

      een onderbouwing waarom voor deze oplossing ten minste nationaal belangstelling uit het betreffende vakgebied mag worden verwacht;

  • c.

    het project draagt door de kwaliteit van samenwerking tussen de deelnemende partijen bij aan een duurzame samenwerking van privaatrechtelijke rechtspersonen, culturele instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen, blijkend uit

    • 1°.

      de betrokkenheid bij de uitvoering van het project van een of meer organisaties uit het betreffende maatschappelijke domein;

    • 2°.

      het leveren van een financiële bijdrage door een of meer organisaties uit het betreffende maatschappelijke domein;

    • 3°.

      de gecommitteerde financiële bijdrage van ten minste een deelnemende partij, niet zijnde een culturele instelling, rijksoverheid, provinciale overheid, gemeentelijke overheid of Rijkscultuurfonds;

    • 4°.

      een door alle deelnemende partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de afspraken onder 1° tot en met 3°, hierboven genoemd, zijn vastgelegd;

  • d.

    door een of meer van de deelnemende partijen, niet zijnde een culturele instelling, rijksoverheid, provinciale overheid, gemeentelijke overheid of Rijkscultuurfonds, wordt een bijdrage van in totaal ten minste € 40.000 geleverd;

  • e.

    de subsidieaanvrager is bereid zijn aanvraag mondeling toe te lichten voor de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C;

  • f.

    de uitvoering van het project zal starten ten minste 12 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • g.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 13.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. In afwijking van het eerste lid komen:

    • a.

      voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking;

    • b.

      voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

Artikel 13.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 13.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten ten behoeve van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

Artikel 13.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    2 januari 2023 tot en met 31 december 2023;

  • b.

    15 februari 2024 tot en met 1 oktober 2024.

Artikel 13.10

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 13.4 vast op:

  • a.

    € 500.000 voor de periode, genoemd in artikel 13.9, onder a;

  • b.

    € 700.000 voor de periode, genoemd in artikel 13.9, onder b.

Artikel 13.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 124.999.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt nooit meer dan de bijdrage die door de deelnemende partijen, bedoeld in artikel 13.6, onder d, wordt geleverd.

  • 3. Bij de berekening van de hoogte van de subsidie overeenkomstig het tweede lid worden bijdragen van culturele instellingen, rijksoverheid, provinciale overheden, gemeentelijke overheden en Rijkscultuurfondsen buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Indien toepassing van het eerste, tweede en derde lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 40.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 13.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 13.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 voor advies over artikel 13.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

Artikel 13.14 Subsidieverlening

  • 1. Indien de subsidie, bedoeld in artikel 13.4, wordt verleend in de vorm van een lening of een leningsdeel wordt deze verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een leningsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb, tot stand komt.

  • 2. In de leningsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing van de lening opgenomen.

Artikel 13.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal drie jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • e.

      de subsidieontvanger houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 3. De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel als bedoeld in artikel 13.3, tweede lid, onder b en c, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 13.14, tweede lid.

Artikel 13.16 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    het reflectieverslag;

  • b.

    foto- of videomateriaal van het project;

  • c.

    bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 13.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 95% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldbedrag als bedoeld in artikel 13.3, tweede lid, onder a.

  • 2. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een lening of leningsdeel als bedoeld in artikel 13.3, tweede lid, onder b en c.

  • 3. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in jaarlijkse termijnen, gedurende de looptijd van het project, afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 13.18 Vaststelling subsidies

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening stellen Gedeputeerde Staten subsidies, in afwijking van artikel 13, tweede lid, van de Asv, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 13.19 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk

§ 14 Slotbepalingen

Artikel 14.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

Artikel 14.2 Intrekking

De Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 14.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 31 mei 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 
 

Bijlage 1 Model financiële en kwantitatieve gegevens als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

In de Subsidieregeling hedendaagse cultuur paragraaf 1 Professionele Kunsten 2025-2028 (hierna: de regeling) is aangegeven dat de subsidieaanvraag vergezeld moet gaan van een verslag van de begroting conform dit Model financiële en kwantitatieve gegevens.

Dit Model bestaat uit drie onderdelen.

  • 1.

    de begroting;

  • 2.

    het kwantitatieve activiteitenoverzicht; en

  • 3.

    de toelichting op de begroting

  • 1.

    Begroting

De begroting dient sluitend te zijn, waarbij de begroting aansluit op de activiteiten met inachtneming van de codes. Het verslag bevat voor de begroting per kalenderjaar minimaal de volgende gegevens over baten, lasten en personeel.

Indeling meerjarenbegroting 2025-2028

EXPLOITATIE

 
 
 
 
 

BATEN

DEFINTIES

 

EIGEN INKOMSTEN

 

1a

Publieksinkomsten

Alle inkomsten die direct aan de publieksactiviteiten zijn gekoppeld. Deze mogen nader worden uitgesplitst bijvoorbeeld naar inkomsten in binnenland en buitenland of inkomsten uit kaartverkoop, recette, uitkoop, partage en overige inkomsten. Horeca-inkomsten worden separaat benoemd.

1b

Overige directe inkomsten

Alle overige inkomsten die een directe relatie hebben met kernactiviteit(en) – bijvoorbeeld sponsorinkomsten of vergoedingen van een co-producent) en niet onder een eerdergenoemde post in de exploitatierekening vallen. Deze post dient u in de toelichting te specificeren en te omschrijven.

1

Directe inkomsten

(som1a + 1b)

2

Indirecte inkomsten

Alle opbrengsten die geen of slechts een indirecte relatie hebben met de kernactiviteiten van de rechtspersoon. Hieronder vallen zaken als verhuur van onroerend goed, horeca los van voorstellingen en het uitlenen van personeel. Deze post dient u in de toelichting te specificeren en te omschrijven.

3

Bijdragen uit private middelen

Alle financiële bijdragen van private partijen (particulieren, inclusief vriendenverenigingen, bedrijven, private fondsen en goededoelenloterijen). Bijdragen zijn giften, schenkingen, donaties, legaten, nalatenschappen of contributies. Het betreft geen sponsorinkomsten. U wordt gevraagd de bijdragen van ieder privaat fonds apart te specificeren in de toelichting.

(1+2+3)

TOTAAL EIGEN INKOMSTEN

Het totaal van de directe opbrengsten (totale publieksinkomsten, sponsorinkomsten en totale overige inkomsten), indirecte inkomsten en totale bijdragen uit private middelen. Hieronder vallen niet: overheidssubsidies, waardering vrijkaarten, baten in natura, rente-inkomsten en kapitalisatie van vrijwilliger.

 
 
 
 

SUBSIDIES

 

4

Totaal structureel OCW

Alle structurele subsidies die u van deze bronnen ontvangt. Een structurele subsidie is een subsidie ten behoeve van de exploitatie voor uw voortdurende activiteiten, zoals de vierjaarlijkse subsidie in het kader van de culturele basisinfrastructuur. U wordt gevraagd de bijdragen te specificeren in de toelichting

5

Totaal structureel Provincie(s)

Alle structurele subsidies die u van deze bron(nen) ontvangt. U wordt gevraagd de bijdragen van ieder orgaan apart te specificeren in de toelichting

6

Totaal structureel Gemeente(n)

Alle structurele subsidies die u van deze bron(nen) ontvangt. U wordt gevraagd de bijdragen van ieder orgaan apart te specificeren in de toelichting

7

Totaal landelijke fondsen (

Alle structurele subsidies die u ontvangt van Fonds Podiumkunsten, Fonds Cultuurparticipatie, Mondriaanfonds, Filmfonds, Letterenfonds en/of het Fonds Creatieve Industrie. U wordt gevraagd de bijdragen van ieder orgaan apart te specificeren in de toelichting

8

Totaal structureel publieke subsidie overig

Alle structurele subsidies die u van deze bronnen ontvangt voor zover nog niet benoemd. Ook meerjarige structurele subsidies van anderen, zoals Europese subsidies, worden hier opgenomen. U wordt gevraagd de bijdragen van ieder orgaan apart te specificeren in de toelichting

9

Totaal incidentele publieke subsidie

Onder incidentele publieke subsidies geeft u een opsomming van alle incidentele subsidies zowel éénjarig als meerjarige. Bepalend is of de subsidie is verstrekt door of namens een overheid. Van het laatste is sprake als de overheid invloed heeft op de verdeling van de subsidies. Het gaat om de volgende categorieën:

  • -

    subsidies die rechtstreeks zijn verstrekt door het Rijk (ministeries, agentschappen, rijksdiensten, ambassades etc.), gemeenten, provincies of waterschappen;

  • -

    subsidies die zijn verstrekt door een zelfstandig bestuursorgaan, zoals een cultuurfonds (Fonds Podiumkunsten, Mondriaan Fonds, Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie, Nederlands Letterenfonds, Fonds voor Cultuurparticipatie, Nederlands Fonds voor de Film), een gemeentelijk of provinciaal fonds (zoals het Amsterdams Fonds voor de Kunst);

  • -

    subsidies die zijn verstrekt door (andere) organisaties met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid (zoals de Taalunie);

  • -

    subsidies die zijn verstrekt door de Europese Unie, buitenlandse overheden of buitenlandse publieke fondsen en art councils. (Zie ook structurele publieke subsidies).

 

TOTAAL SUBSIDIES (4+5+6+7+8+9)

 
 
 
 
 

TOTAAL BATEN (TOTAAL EIGEN INKOMSTEN + TOTAAL SUBSIDIES)

 
 

LASTEN

 

10a

Beheerslasten materieel

Alle materiële lasten die samenhangen met het beheer van de organisatie en niet direct toe te wijzen zijn aan activiteiten. Hieronder vallen zaken als huisvesting, kantoorkosten, algemene publiciteitskosten en afschrijvingskosten.

10b

Beheerlasten personeel

Alle personele lasten die samenhangen met het beheer van de organisatie. Personele lasten omvatten tenminste de brutosalarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld, kosten pensioenpremie en kosten inhuur.

10

Beheerslasten totaal

 
 
 
 

11a

Activiteitslasten materieel

De materiële lasten die direct samenhangen met de activiteiten van deinstelling. Hieronder vallen zaken als zaalhuur (voor repetities en uitvoeringen), educatie, reis- en transportkosten, specifieke publiciteitskosten en kosten van vergunningen.

11b

Activiteitslasten personeel

De personele lasten die direct samenhangen met de activiteiten van de instelling.

11

Activiteitslasten totaal

 
 
 
 
 

Specificatie personeelslasten (10b+11b = 12a+12b+12c+12d):

De totale personele lasten binnen de organisatie. De totale personele lasten worden uitgesplitst naar lasten voor personeel met een vast contract, lasten voor personeel met een tijdelijk contract en de inhuur van personeel.

12a

Waarvan vast contract

 

12b

Waarvan tijdelijk contract

 

12c

Waarvan inhuur

 
 
 
 
 
 
 
 

TOTAAL LASTEN (10+11)

 
 
 
 
 

RESULTAAT (BATEN - LASTEN)

 

13

Saldo uit gewone bedrijfsvoering

 

14

Saldo rentebaten/ -lasten

 

15

EXPLOITATIERESULTAAT

 
 
 
 
 
 
 

PERSONEEL

gemiddeld en over 1 jaar

 

16

Uren werkweek fte in uur

Er is geen vaste norm voor het aantal uur bij 1 fte. CAO’s hanteren vaak ook verschillende aantallen uren. Daarom vragen wij u het aantal uur per week dat u hanteert voor een fte aan te geven. Het aantal fte’s in de tabel geeft u aan voor het hele kalenderjaar. Voor de opgave van het aantal uren bij zelfstandigen dient u, waar mogelijk, uit te gaan van het aantal uren dat de zelfstandige gedeclareerd heeft, of betaald is op basis van een overeenkomst. Indien het aantal uren geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, dan kunt u een schatting te maken van het aantal uren dat met de opdracht gemoeid was. U licht dit eventueel toe in het bestuursverslag

17

Werknemers in vaste dienst (onbepaalde tijd) in aantal

Werknemer op de loonlijst in vaste dienst, dus voor onbepaalde tijd. Het kan gaan om voltijd of deeltijd dienstverbanden. Vrijwilligers en stagiaires vallen hier niet onder.

18

Werknemers in vaste dienst (onbepaalde tijd) in fte

 

19

Werknemers in tijdelijke dienst (bepaalde tijd) in aantal

Werknemer op de loonlijst in tijdelijke dienst, dus voor bepaalde tijd. Het kan gaan om voltijd of deeltijd dienstverbanden. Ook nul-urencontracten vallen hieronder. Vrijwilligers en stagiaires vallen hier niet onder.

20

Werknemers in tijdelijke dienst (bepaalde tijd) in fte

 

21

Ingehuurde zelfstandigen/freelancers in aantal

We hanteren de sociaaleconomische invalshoek van het CBS: iemand die persoonlijk arbeid verricht voor eigen rekening of risico, in een eigen bedrijf of praktijk of in een zelfstandig uitgeoefend beroep (zelfstandig ondernemer), als directeurgrootaandeelhouder (dga), of als overige zelfstandige (bijvoorbeeld als vennoot van een VOF of als werknemer in of in opdracht van een stichting of een Belgische VZW).

U vult de tabel in op grond van de contractuele afspraken die u gemaakt heeft met een ingehuurde zelfstandig persoon. De zelfstandig ondernemers kunnen op hun beurt gebruik maken van derden (meewerkende gezinslid, of de zelfstandigen met personeel (zmp’er). Voor het invullen van deze tabel telt u het aan aantal uren waarvoor een contractuele afspraak hebt gemaakt met de zelfstandige. Dat deze een deel van de uren mogelijk door een ander laat uitvoeren is hier niet relevant.

Indien u geen afspraak heeft gemaakt over het aantal uren, maakt u in dat geval een schatting en geeft u een toelichting in uw bestuursverslag. Stagiaires en vrijwilligers vallen niet onder deze post.

22

Ingehuurde zelfstandigen/freelancers in uren

 

23

Vrijwilligers in aantal

Personen die werkzaamheden verrichten voor uw organisatie en daarvoor niet betaald worden met uitzondering van een vrijwilligersvergoeding of vergoeding van werkelijk gemaakte kosten (volgens de voorwaarden van de Belastingdienst). De werkzaamheden worden verricht zonder dienstverband of contract, met uitzondering van een vrijwilligerscontract.

24

Vrijwilligers in fte

 

25

Volgt uw organisatie een CAO

In uw beleidsplan wordt een omschrijving gevraagd van de bijdrage i.h.k.v. fair practice en fair pay.

 

Zo ja, welke?

 
 

Zo nee, bent u aangesloten bij collectieve tariefafspraken?

 

Voor de definities van de verschillende posten hanteren we het Handboek verantwoording cultuursubsidies van OCW.

  • 2.

    Het kwantitatief activiteitenoverzicht

Het verslag bevat voor het kwantitatief activiteitenoverzicht bevat per kalenderjaar minimaal de onderstaande kwantitatieve gegevens die benodigd zijn voor een beeld om het realisme van de begroting te beoordelen.

 
 

DEFINITIES

39

Activiteiten fysiek

Aantal unieke gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld voorstellingen, tentoonstellingen, presentaties, educatieve activiteiten

40

Bereik fysieke activiteiten

Aantal bezoeken + aantal deelnemers voor de fysieke activiteiten

41

Digitale activiteiten

Producties die speciaal zijn gemaakt met als doel deze online of digitaal te tonen. Ook producties voor televisie of film kunnen hier onder vallen. Hybride producties (om gedeeltelijk in de zaal en gedeeltelijk online te tonen) kunnen hier ook worden opgenomen. U maakt wel een keuze waar u de productie meetelt (u telt dus geen producties dubbel mee). De voorstellingen bij hybride producties telt u mee onder reguliere voorstellingen online (zowel de online bezoeken als de bezoeken in de zaal).

42

Bereik digitale activiteiten

Aantal bezoeken + aantal deelnemers digitale activiteiten

43

Bezoeken online voorstellingen

Met bezoeken wordt hier ook gedoeld op luisteraars (bijvoorbeeld via radio of podcast) of kijkers (bijvoorbeeld via tv of streaming platform). U telt bij voorkeur streams waar ten minste 10 minuten aaneengesloten naar is gekeken. Als het gebruikte streaming platform dit niet mogelijk maakt dan neemt u het aantal streams ongeacht de lengte van kijken. Het kan gaan om de online voorstellingen die live bekeken worden of op een later tijdstip. U maakt onderscheid tussen betaalde of gratis bezoeken. Het is bekend dat via één stream soms meerdere personen meekijken. U telt voor de tabel alleen het aantal streams.

44

Bezoeken schoolgebonden online voorstellingen

Met bezoeken wordt hier ook gedoeld op luisteraars (bijvoorbeeld radio of podcast) of kijkers (bijvoorbeeld via tv of streaming platform). Het kan gaan om de online voorstellingen die live bekeken worden of op een later tijdstip. Bij schoolgebonden online voorstellingen hoeft u voor de tabel geen onderscheid te maken tussen betaalde of gratis bezoeken. Net als bij schoolgebonden voorstellingen in de zaal telt u het aantal leerlingen/studenten (po/vo/mbo/ho) dat in schoolverband de voorstelling bekijkt of beluistert. Als u geen exacte registratie heeft, kunt u ook een schatting maken

45

Deelnemers overige onlineactiviteiten

Aantal deelnemers aan overige onlineactiviteiten die samenhangen met uw artistieke doelstellingen, zoals online workshops, online lezingen etc. Het gaat hierbij niet om bezoeken aan voorstellingen en tentoonstellingen, en niet om deelnemers aan activiteiten/ voorstellingen in schoolverband. Voor deze activiteiten kunnen verschillende digitale media worden gebruikt (bijvoorbeeld streaming platforms, sociale media of podcasts). Met deelnemers wordt hier ook gedoeld op luisteraars (bijvoorbeeld via podcast) of kijkers (bijvoorbeeld via een streaming platform). U telt bij voorkeur streams waar ten minste 10 minuten aaneengesloten naar is gekeken. Als het gebruikte streaming platform dit niet mogelijk maakt dan neemt u het aantal streams ongeacht de lengte van kijken. Het kan gaan om de online voorstellingen die live bekeken worden of op een later tijdstip. U hoeft geen onderscheid te maken tussen betaalde of gratis bezoeken. Het is bekend dat via één stream soms meerdere personen meekijken. U telt voor de tabel alleen het aantal streams.

46

Deelnemers schoolgebonden online activiteiten

Deelnemers (po/vo/mbo/ho) aan besloten activiteiten die in schoolverband worden bezocht, niet zijnde voorstellingen, concerten of tentoonstellingen. Voor deze activiteiten kunnen verschillende digitale media worden gebruikt (bijvoorbeeld streaming platforms, sociale media of podcasts). Met deelnemers wordt hier ook gedoeld op luisteraars (bijvoorbeeld via podcast) of kijkers (bijvoorbeeld via een streaming platform). Het kan gaan om de online voorstellingen die live bekeken worden of op een later tijdstip. Bij online schoolgebonden voorstellingen hoeft u voor de tabel geen onderscheid te maken tussen betaalde of gratis bezoeken. Net als bij schoolgebonden voorstellingen in de zaal telt u het aantal leerlingen/studenten dat de voorstelling bekijkt of beluistert. Als u geen exacte registratie heeft kunt u ook een schatting maken

47

Onlineproducties

Producties die speciaal zijn gemaakt met als doel deze online of digitaal te tonen. Ook producties voor televisie of film kunnen hier onder vallen. Hybride producties (om gedeeltelijk in de zaal en gedeeltelijk online te tonen) kunnen hier ook worden opgenomen. U maakt wel een keuze waar u de productie meetelt (u telt dus geen producties dubbel mee). De voorstellingen bij hybride producties telt u mee onder reguliere voorstellingen online (zowel de online bezoeken als de bezoeken in de zaal).

48

Onlineprogramma's (symfonieorkesten)

Programma's die speciaal zijn gemaakt met als doel deze online of digitaal te tonen. Ook programma’s voor televisie of film kunnen hier onder vallen. Hybride programma's (om gedeeltelijk in de zaal en gedeeltelijk online te tonen) kunnen hier ook worden opgenomen. U maakt wel een keuze waar u het programma meetelt (u telt dus geen programma’s dubbel mee). De voorstellingen (concerten) bij hybride programma’s telt u mee onder reguliere voorstellingen (concerten) online (zowel de online bezoeken als de bezoeken in de zaal).

49

Online voorstellingen

Voorstellingen van een onlineproductie (zie voor toelichting online producties) die op een specifiek moment live bekeken kunnen worden (gestreamd), al dan niet betaald. Het aantal vertoningen van een online voorstelling die later bekeken worden telt u hier niet mee. U telt hier ook hybride voorstellingen mee (een voorstelling die tegelijkertijd fysiek en online te bekijken is).

50

Overige onlineactiviteiten

Openbare activiteiten die samenhangen met uw artistieke doelstellingen, zoals online workshops, online lezingen etc. Het gaat hierbij niet om bezoeken aan voorstellingen en tentoonstellingen, en niet om deelnemers aan activiteiten/voorstellingen in schoolverband. Het kan gaan op betaalde of gratis activiteiten. Voor deze activiteiten kunnen verschillende digitale media worden gebruikt (bijvoorbeeld streaming platforms, sociale media of podcasts).

51

Schoolgebonden online activiteiten

Besloten activiteiten die in schoolverband worden bezocht, niet zijnde voorstellingen, concerten of tentoonstellingen. Voor deze activiteiten kunnen verschillende digitale media worden gebruikt (bijvoorbeeld streaming platforms, sociale media of podcasts).

52

Schoolgebonden online voorstellingen

Voorstellingen van een onlineproductie die op een specifiek moment live bekeken kunnen worden (gestreamd), al dan niet betaald. Het aantal vertoningen van een online voorstelling die later bekeken worden telt u hier niet mee.

  • 3.

    Toelichting op de begroting

Het verslag bevat voor de toelichting op de begroting in ieder geval:

  • een specificatie van de posten ‘Overige directe inkomsten’, ‘Indirecte inkomsten’, ‘Private middelen - private fondsen’. De post(en) onder ‘Subsidies’ worden gespecificeerd als er sprake is van meer dan een subsidie;

  • In de bijlage dient u ook een beschrijving te geven van:

    • specifieke activiteiten of projecten waarvan u de baten, lasten of kwantiteit nader wilt

      • -

        toelichten en/of; een bijzondere ontwikkeling van baten en/of lasten gedurende de subsidieperiode; de financiële positie van het huidige boekjaar (tegenvallende inkomsten en/of hogere uitgaven, eventueel aanvullende steun van subsidieverstrekkers); risico’s met betrekking tot de continuïteit en maatregelen om deze risico’s af te dekken.

  • Bij de nadere toelichting op de baten en lasten geeft u aan op welk onderdeel van de begroting en welke specifieke post de toelichting betrekking heeft. Daarnaast vragen we u om het jaar of de jaren te specificeren. Let op: De begroting dient sluitend te zijn, waarbij de begroting aansluit op de activiteiten met inachtneming van de codes.

Vormvereisten voor de toelichting op de begroting

  • Lengte: maximaal 5 pagina’s inclusief beeldmateriaal

  • Genummerde pagina’s

  • Lettertype: Arial

  • Minimale lettergrootte: 10

  • Regelafstand: 1,0

  • Format: A4

  • Uploaden als een doorzoekbaar en afdrukbaar pdf-bestand

  • Het bestand mag niet groter zijn dan 25MB

  • In de Nederlandse taal

Bijlage 2 Model activiteitenplan als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder f, van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

In de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, paragraaf 1 Professionele Kunsten, is aangegeven dat de subsidieaanvraag vergezeld moet gaan met onder meer een activiteitenplan conform het Model activiteitenplan.

In dit Model wordt benoemd wat in het activiteitenplan moet worden opgenomen en aan welke vormvereisten dit plan moet voldoen.

In het activiteitenplan beschrijft u welke activiteiten in de periode 2025-2028 uw organisatie uit gaat voeren. U doet dit zo dat in uw activiteitenplan de subsidievereisten en subsidiecriteria nader toegelicht worden.

Vormvereisten

Het activiteitenplan voldoet aan de volgende vereisten:

  • Lengte: Maximaal 20 pagina’s inclusief beeldmateriaal

  • Genummerde pagina’s

  • Lettertype: Arial

  • Lettergrootte: 10

  • Regelafstand: 1,0

  • Format: A4

  • Uploaden als een doorzoekbaar en afdrukbaar pdf-bestand

  • Het bestand mag niet groter zijn dan 25MB

  • in de Nederlandse taal

Onderdelen

Het activiteitenplan bestaat uit vijf duidelijk van elkaar te onderscheiden delen:

  • a.

    een beschrijving van missie, visie en het profiel van uw instelling;

  • b.

    een (korte) reflectie op de uitvoering van de activiteiten en het functioneren van uw instelling tijdens de periode 2021-2024, ook als uw instelling geen subsidie ontving vanuit de provinciale subsidieregeling voor professionele kunsten in deze periode;

  • c.

    een beschrijving van de activiteiten die uw instelling in de periode 2025-2028 wil uitvoeren en uw eventuele digitale strategie hierbij;

  • d.

    informatie over de subsidievereisten; en

  • e.

    een reflectie op de (verdeel)criteria van de regeling.

De subsidievereisten en de verdeelcriteria (onderdeel d en e) zijn hieronder verder uitgewerkt en er is aangegeven wat in het activiteitenplan opgenomen dient te worden.

Subsidievereisten

Ten aanzien van de subsidievereisten uit de regeling vragen wij expliciet aan te geven waar de beoogde activiteiten zullen plaatsvinden. Deze dienen in belangrijke mate in de provincie Noord-Brabant plaats te vinden om voor subsidie in aanmerking te komen.

U geeft eveneens aan of u op het gebied van de professionele kunsten een ontwikkelinstelling, producerende instelling of een presentatie-instelling bent. Hierbij kunt u meerdere functies vervullen.

U wordt ook gevraagd op te nemen of u de codes Governance Code Cultuur, Fair Practice en Diversiteit & Inclusie onderschrijft en toepast. In de (verdeel) criteria zijn vervolgens concrete onderdelen van deze codes opgenomen.

(Verdeel)criteria

Hieronder treft u de criteria aan waarop uw aanvraag wordt beoordeeld en waarover u de informatie in uw activiteitenplan dient op te nemen. Per criterium is uiteengezet welke aandachtspunten daarbij een rol spelen.

De artistiek-inhoudelijke kwaliteit

Onder dit criterium wordt getoetst op welke wijze u erin slaagt om uw artistiek-inhoudelijke activiteiten uit te voeren op een niveau dat kwalitatief hoogstaand is en waarmee u een wezenlijke bijdrage levert aan het Brabantse cultuuraanbod. Binnen dit criterium wordt gekeken naar visie; oorspronkelijkheid; vakmanschap; en zeggingskracht.

Waarbij visie betrekking heeft op het beeld van de artistiek-inhoudelijke ontwikkelingen, die de organisatie beoogt op langere termijn, in relatie tot de positie die de organisatie inneemt in de sector en de discipline op provinciaal of nationaal niveau.

Oorspronkelijkheid betreft de mate van onderscheidende activiteiten en het onderscheid van de organisatie in relatie tot andere makers in de provincie of het land.

Bij vakmanschap wordt gekeken in hoeverre de activiteiten met vakmanschap uitgevoerd worden hetgeen blijkt uit de vaardigheid waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd.

En bij zeggingskracht gaat het om de inschatting van de mate waarin de organisatie het (beoogd) publiek zal aanspreken.

De zakelijke kwaliteit

Onder dit criterium wordt gekeken of de bedrijfsvoering en governance van uw instelling op orde zijn en u in staat stellen om de komende periode op verantwoorde wijze te functioneren en uw geplande activiteiten op financieel gezonde wijze uit te voeren. Specifiek wordt gekeken naar een gezonde bedrijfsvoering; toepassing van de Governance Code Cultuur; en het beloningsbeleid.

Er is sprake van een gezonde bedrijfsvoering, die voldoende vertrouwen geeft om de voorgenomen activiteiten inhoudelijk te realiseren. Deze wordt beoordeeld aan de hand van: de balanspositie; de positie eigen vermogen; een structureel sluitende begroting; het realiteitsgehalte begroting; de aanwezigheid van een visie op het omgaan met risico’s; en een realistische mix van inkomstenbronnen.

De toepassing van de Governance Code Cultuur wordt beoordeeld ten aanzien van de volgende onderdelen: de aanstelling van een onafhankelijk bestuur enonafhankelijke raad van toezicht, een overzicht van de organisatiestructuur , de vastlegging van taken en verantwoordelijkheden van bestuur, directie en medewerkers en de formulering van beleid voor een veilige werkomgeving;

Het beloningsbeleid wordt beoordeeld waarbij wordt gekeken of er eerlijke beloningen worden gehanteerd conform de Fair Practice Code.

Publiekswerking

Onder dit criterium wordt gekeken wat u doet om uw publiek te trekken en te binden én om drempels (letterlijk en figuurlijk) voor uw (potentiële) publiek weg te nemen en wat u doet om de diversiteit van uw publiek te vergroten. Er wordt gevraagd dit aan te geven voor uw bestaand publiek en voor nieuw publiek.

Bijdrage aan een evenwichtige culturele infrastructuur

Dit criterium wordt vanuit verschillende invalshoeken beoordeeld. Er wordt gekeken naar de inbedding in de culturele infrastructuur, de bijdrage aan de Brabantse provinciale opgaven, omgevingsbewustzijn en de toepassing van de code diversiteit en inclusie.

Bij de inbedding in de culturele infrastructuur betreft het de rol die uw organisatie speelt op regionaal, provinciaal danwel op landelijk niveau.

Voor de bijdrage aan de Brabantse provinciale opgaven wordt gevraagd om aan te geven of en hoe de activiteiten bijdragen aan oplossingen of bewustwording voor een of meerdere van de provinciale opgaven.

De provinciale opgaven zijn:

  • 1°.

    een gezonde en veilige leefomgeving met waarborg voor de omgevingskwaliteit;

  • 2°.

    energie- en grondstoffentransitie en een klimaatproof Brabant;

  • 3°.

    duurzame verstedelijking of een vitaal platteland;

  • 4°.

    mobiliteit;

  • 5°.

    duurzame en concurrerende economie;

  • 6°.

    brede welvaart, of

  • 7°.

    Gezondheid.

Het omgevingsbewustzijn doelt op de mate waarin uw organisatie duurzaam samenwerkt met andere culturele en maatschappelijke partijen.

Voor beoordeling van de toepassing van de Code Diversiteit en inclusie wordt gekeken in hoeverre de aanvrager (minimaal drie) duidelijke en realistische doelstellingen geformuleerd heeft voor de eigen organisatie ten aanzien van deze code Diversiteit en inclusie.