Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2016

Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2021

Intitulé

Wmo verordening gemeente Beesel 2016

Besluit 

De raad van de gemeente Beesel,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 april 2016;

 

gelet op de artikelen 2.1.3 en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om cliënten te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om cliënten met psychische of psychosociale problemen en belanghebbenden die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

 

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2016.

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere maatwerkvoorzieningen op grond van deze verordening

  • ·

    Algemeen gebruikelijke voorziening : een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

  • ·

    Beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel;

  • ·

    Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel;

  • ·

    Bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • ·

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • ·

    Ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Beesel;

  • ·

    Melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

  • ·

    Onverwijld: zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie werkdagen;

  • ·

    Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • ·

    Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • ·

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Hoofdstuk 2: Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2. Melding

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kostenloze cliëntondersteuning.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4. Persoonlijk plan

  • 1. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 2. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het gesprek als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 5. Informatie

  • 1. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2. Het college kan in overeenstemming met de cliënt afzien van (voor)onderzoek als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie.

  • 2. De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4. Het college wijst de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek als bedoeld in het eerste lid van artikel 6.

  • 2. Als de cliënt in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening, wordt dit opgenomen in het verslag van het gesprek.

  • 3. Een ondertekend verslag van het gesprek kan worden beschouwd als aanvraagformulier.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd.

  • 2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een cliënt schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 3. De cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 9. Onderzoek en advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem vragen te stellen ten behoeve van het onderzoek;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken. De op te roepen personen zijn verplicht gehoor te geven aan deze oproepen en mee te werken aan de onderzoeken.

  • 2. Het college is ambtshalve bevoegd te besluiten tot heronderzoek.

  • 3. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 5 is gevoerd;

    • b.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

    • c.

      Het college dat overigens noodzakelijk vindt.

  • 4. Een aanvrager is verplicht aan het college of de adviesinstantie alle gegevens te verschaffen, respectievelijk het college te informeren over alle feiten en omstandigheden, die van belang zijn voor het onderzoek en advies.

Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 10. Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen op eigen kracht; met gebruikelijke hulp; met mantelzorg; met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of;

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen op eigen kracht; met gebruikelijke hulp; met mantelzorg; met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2. Recht op een maatwerkvoorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

  • 3. Melding, onderzoek, aanvraag en het verstrekken van een voorziening in het kader van Beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang heeft het college gemandateerd aan de gemeente Venlo.

Artikel 11. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

    • c.

      voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • g.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • h.

      indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

  • 2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is;

    • b.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Beesel.

  • 3. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • b.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • c.

      de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van te verwachten levensloopomstandigheden en uit het oogpunt van het normale gebruik van de woning niet noodzakelijk is;

    • d.

      de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de slechte staat van de woning als gevolg van onvoldoende onderhoud en/of het niet uitvoeren van eenvoudige preventieve aanpassingen.

  • 4. Geen voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt:

    • a.

      indien de cliënt gebruik kan maken van een algemene voorziening of collectief systeem, en;

    • b.

      de algemene voorziening of het collectief systeem beschikbaar en toegankelijk is.

Artikel 12. Beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening, wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wijze van verstrekking;

    • c.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • d.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant (kunnen) zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget ziet;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget, en;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

Artikel 13. Persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget is toereikend voor de aanschaf van een passende voorziening.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • 3. Voor zover dit geen onderdeel is van het persoonsgebonden budget, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening kan opgebouwd zijn uit verschillende kostencomponenten.

  • 5. Een persoonsgebonden budget dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval wordt er geen persoonsgebonden budget verstrekt voor ondersteuning uit het netwerk.

  • 7. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen over de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Artikel 14. Controle

  • 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.

Artikel 15. Wijziging situatie belanghebbende

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de noodzakelijkheid van de voorziening.

Artikel 16. Intrekking

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Artikel 17. Wijziging gemeentelijk beleid

  • 1. Het college kan een besluit tot het verstrekken van een voorziening als bedoeld in deze verordening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de belanghebbende wijzigen voor zover veranderde omstandigheden, gewijzigde inzichten, veranderd of aangepast beleid zich tegen (ongewijzigde) voortzetting verzetten.

  • 2. Alvorens een besluit wordt genomen als bedoeld in lid 1 van dit artikel vindt een gesprek plaats als bedoeld in artikel 6 van deze verordening op basis waarvan het college rekening houdende met alle feiten en omstandigheden een voorgenomen besluit neemt tot wijziging of intrekking van de verstrekte voorziening.

  • 3. Alvorens het college een besluit neemt, wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het voorgenomen besluit.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over de toepassing van de termijn als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat per individueel geval een redelijke overgangstermijn kan worden vastgesteld.

Artikel 18. Terugvordering

  • 1. Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

  • 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 19. Bijdrage in de kosten

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een persoonsgebonden budget.

  • 2. Het college kan een bijdrage voor een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, doen gelden.

  • 3. De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of;

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 5. De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het verstrekte bedrag.

  • 6. De bedragen en percentages die gelden voor een bijdrage in de kosten zijn gelijk aan de bedragen en percentages opgenomen in het uitvoeringsbesluit.

  • 7. De bijdragen in de kosten van een maatwerkvoorziening worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 8. Als een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en;

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 20. Regeling tegemoetkoming zelfredzaamheid en participatie

  • 1. Het college kan een individuele tegemoetkoming treffen in de kosten van een algemene voorziening ter bevordering van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

  • 2. Het college stelt in het Besluit nadere regels over de aard van de regeling en voorwaarden voor verstrekking.

Hoofdstuk 5: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 21. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Het college houdt bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten en voorzieningen, rekening met een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit, waaronder de deskundigheid van het personeel van de aanbieder en de daarbij passende arbeidsvoorwaarden.

  • 2. Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden voor een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit.

Artikel 23. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldincidenten bij de levering van een voorzieningen door een aanbieder.

  • 2. Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere voorwaarden gelden.

Hoofdstuk 6: Waardering mantelzorgers

Artikel 24. Waardering mantelzorgers

  • 1.

    In haar mantelzorgbeleid regelt de gemeente haar blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Hoofdstuk 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 25. Klachtregeling

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van hun aanbod.

  • 2. Het college ziet toe op naleving van de eisen genoemd in lid 1, dit is nader bepaald in de nadere regels.

Artikel 26. Medezeggenschap

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van hun aanbod.

  • 2. Het college ziet toe op naleving van de eisen genoemd in lid 1, dit is nader bepaald in de nadere regels.

Artikel 27. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

Hoofdstuk 8: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 28. Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

Artikel 29. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Wmo verordening gemeente Beesel 2015, vastgesteld op 15 december 2014 door de gemeenteraad van Beesel wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Wmo verordening gemeente Beesel 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Wmo verordening gemeente Beesel 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Wmo verordening gemeente Beesel 2016, worden afgehandeld krachtens de Wmo verordening gemeente Beesel 2015.

  • 4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Wmo verordening gemeente Beesel 2015, geschiedt op grond van de Wmo verordening gemeente Beesel 2015, die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2016.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Wmo verordening gemeente Beesel 2016.

Inhoudsopgave

Besluit

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2: Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2. Melding

Artikel 3. Cliëntondersteuning

Artikel 4. Persoonlijk plan

Artikel 5. Informatie

Artikel 6. Gesprek

Artikel 7. Verslag

Artikel 8. Aanvraag

Artikel 9. Onderzoek en advies

Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 10. Criteria voor maatwerkvoorziening

Artikel 11. Voorwaarden en weigeringsgronden

Artikel 12. Beschikking

Artikel 13. Persoonsgebonden budget

Artikel 14. Controle

Artikel 15. Wijziging situatie belanghebbende

Artikel 16. Intrekking

Artikel 17. Wijziging gemeentelijk beleid

Artikel 18. Terugvordering

Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 19. Bijdrage in de kosten

Artikel 20. Regeling tegemoetkoming zelfredzaamheid en participatie

Hoofdstuk 5: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 21. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Artikel 23. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Hoofdstuk 6: Waardering mantelzorgers

Artikel 24. Waardering mantelzorgers

Hoofdstuk 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 25. Klachtregeling

Artikel 26. Medezeggenschap

Artikel 27. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Hoofdstuk 8: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 28. Evaluatie

Artikel 29. Nadere regels en hardheidsclausule

Artikel 30. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel