Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel

Geldend van 06-11-2008 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Awb:

  • ·

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • ·

    de gemeente:

  • ·

    de gemeente Ouder-Amstel;

  • ·

    de gemeenteraad:

  • ·

    de gemeenteraad van Ouder-Amstel;

  • ·

    het college:

  • ·

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel;

  • ·

    subsidie:

  • ·

    een aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor aan het college geleverde goederen of diensten;

  • ·

    instelling:

  • ·

    elke organisatie of groepering van personen, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan de gemeenteraad de ideële en/of materiële waarde voor de plaatselijke bevolking erkent;

  • ·

    egalisatiereserve:

  • ·

    een reserve bedoeld voor het dekken van exploitatierisico's;

  • ·

    bestemmingsreserve:

  • ·

    een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

  • ·

    activiteiten:

  • ·

    bezigheden van een instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling;

  • ·

    activiteitenprogramma:

  • ·

    het door de instelling opgestelde programma met bijbehorende kostenraming, waarin de uit te voeren activiteiten worden beschreven;

  • ·

    subsidieplafond:

  • ·

    het bedrag dat gedurende een tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

  • ·

    subsidieprogramma:

  • ·

    het door het college vastgestelde programma dat een overzicht geeft van de verleende subsidies voor een bepaald kalenderjaar;

  • ·

    subsidieverlening:

  • ·

    het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit, waardoor de instelling aanspraak krijgt op financiële middelen mits zij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan eventueel opgelegde verplichtingen houdt;

  • ·

    subsidievaststelling:

  • ·

    een schriftelijk besluit waarbij het bedrag van de subsidie definitief wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag;

  • ·

    subsidiecategorie:

  • ·

    de categorie waarin subsidie wordt ingedeeld, waarbij uitsluitend de volgende categorieën worden onderscheiden:

  • ·

    budgetsubsidie:

  • ·

    een subsidie die wordt verstrekt op basis van afspraken met de subsidieaanvrager over de levering van bepaalde prestaties tegen een van tevoren vastgesteld bedrag;

  • ·

    exploitatiesubsidie:

  • ·

    een subsidie ter dekking van een tekort in een exploitatie van een instelling die activiteiten verricht die de gemeente van belang acht;

  • ·

    waarderingssubsidie:

  • ·

    een subsidie die wordt verstrekt ter stimulering dan wel ondersteuning van een activiteit of activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteiten;

  • ·

    eenmalige subsidie:

  • ·

    een subsidie voor een in omvang en tijd beperkte activiteit met een eenmalige karakter.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van alle activiteiten die het belang van de gemeente en diens inwoners dienen, waaronder in ieder geval de activiteiten op de beleidsterreinen welzijn, zorg en kunst en cultuur.

Artikel 3. Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks, met het vaststellen van de gemeentebegroting, het bedrag vast welk in dat jaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de door de gemeenteraad aangewezen beleidsterreinen.

Artikel 4. Begrotingsvoorbehoud

Voor zover het college besluit subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de gemeenteraad, dienen zij bij dit besluit de voorwaarde op te nemen dat door de gemeenteraad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 5. Bevoegdheden

  • 1.

    De gemeenteraad stelt het beleid vast en de begroting met hierin de maximaal beschikbare subsidiebudgetten voor de door de gemeenteraad aangewezen beleidsterreinen.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieprogramma vast waarin de verdeling van het beschikbare subsidiebudget voor de aangewezen beleidsterreinen is opgenomen.

  • 3.

    Het college is bevoegd om in het kader van de uitvoering van deze verordening te besluiten omtrent het verlenen, weigeren, vaststellen, betalen en terugvorderen van subsidie, tenzij de gemeenteraad bevoegd is te besluiten.

  • 4.

    Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening een of meer subsidieregelingen vast te stellen.

  • 5.

    De in het vierde lid bedoelde subsidieregelingen bevatten tenminste:

    • a.

      voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      of een subsidieplafond wordt ingesteld, dan wel op welke andere wijze wordt voorkomen dat de door de raad beschikbaar gestelde middelen worden overschreden;

    • c.

      hoe de beschikbare subsidie wordt verdeeld indien een subsidieplafond wordt ingesteld;

    • d.

      aan welke eisen de aanvraag om subsidie moet voldoen;

    • e.

      de criteria die worden gehanteerd om de aanvragen om subsidie te toetsen;

  • 6.

    Het college legt jaarlijks verantwoording af over de ingezette middelen en geeft aan hoe ze het maatschappelijk effect van de subsidieregeling meet.

Artikel 6. Voorwaarden voor subsidieverlening

  • 1.

    Subsidie aan een instelling wordt in beginsel slechts verstrekt indien de instelling volledige rechtspersoonlijkheid bezit.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen, in afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel, subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtspersoonlijkheid of (een groep van) natuurlijke personen. De bepalingen van deze verordening zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 7. Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 tweede lid en artikel 4:35 van de Awb genoemde gronden geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • e.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f.

    in het beoogde doel dan wel de voorgenomen activiteit(en) reeds op andere wijze in belangrijke mate is voorzien, tenzij op grond van spreiding, bereikbaarheid en/of eigen identiteit een zekere pluriformiteit gewenst is.

Artikel 8. Indexering

Subsidies aan instellingen die zijn opgenomen in het subsidieprogramma kunnen jaarlijks worden bijgesteld op basis van een door het college vast te stellen indexering.

Hoofdstuk II Subsidieverlening

Artikel 9. Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een budget-, exploitatie- of waarderingssubsidie door een instelling waarmee de gemeente nog geen subsidierelatie onderhoudt, dan wel voor nieuwe activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling, dient vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij het college ingediend te worden.

  • 2.

    De aanvraag voor een budget-, exploitatie- of waarderingssubsidie door een instelling waarmee de gemeente voor de - in hoofdzaak - zelfde activiteiten reeds een subsidierelatie onderhoudt, dient vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij het college ingediend te worden.

  • 3.

    De instelling die voor haar activiteit(en) een eenmalige subsidie wenst, dient uiterlijk twaalf weken voordat de activiteit uitgevoerd wordt een bij het college aanvraag in.

  • 4.

    Bij een eerste aanvraag voor een budget-, exploitatie- of waarderingssubsidie legt de subsidieaanvrager tevens de volgende stukken over:

    • a.

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b.

      een exemplaar van de statuten;

    • c.

      een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag, indien mogelijk in de vorm van een jaarrekening over het voorafgaande boekjaar.

  • 5.

    De aanvraag voor een budget-, exploitatie- of eenmalige subsidie gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting.

  • 6.

    Het college kan binnen een door haar te bepalen termijn overlegging van andere stukken verlangen of anderszins nadere informatie, indien zij dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht.

  • 7.

    Het college kan bepalen dat één of meer van de in het derde en vierde lid vermelde stukken niet verstrekt behoeven te worden, indien redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat de aanvraag vergezeld gaat van één of meer van deze stukken of daarmee geen aanwijsbaar belang is gediend.

Artikel 10. Hersteltermijn subsidieaanvraag

Indien de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in deze verordening bepaalt het college binnen welke termijn de gegevens aangevuld kunnen worden, alvorens eventueel besloten wordt om de subsidieaanvraag op grond van artikel 4:5 eerste lid van de Awb niet in behandeling te nemen.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist uiterlijk voor aanvang van het betreffende kalenderjaar op de aanvraag om een budget-, exploitatie- of waarderingssubsidie.

  • 2.

    Het college beschikt op een aanvraag voor een incidentele subsidie binnen acht weken nadat de aanvraag met de benodigde bescheiden is ontvangen.

  • 3.

    Het college kan zijn besluit op een aanvraag om een eenmalige subsidie voor ten hoogste acht weken verdagen. Van een beslissing tot verdaging stelt het college de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het tweede lid van dit artikel op de hoogte onder vermelding van de reden tot verdaging.

  • 4.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      een omschrijving van activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend (artikel 4:30 van de Awb);

    • b.

      b. het subsidiebedrag (artikel 4:31 van de Awb);

    • c.

      c. het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft;

    • d.

      d. de te verstrekken voorschotten;

    • e.

      e. het begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

    • f.

      f. de mogelijkheid in bezwaar te gaan tegen de beslissing.

  • 5.

    De beschikking tot subsidieverlening van een waarderingssubsidie is tevens de beschikking tot vaststelling van deze subsidie.

  • 6.

    Het door het college vastgestelde subsidieprogramma zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze verordening, wordt gelijkgesteld aan een beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 12. Overleg bij budgetsubsidies

Het college treedt in overleg met de aanvrager om tot overeenstemming te komen over de gewenste activiteiten en prestaties en de te verstrekken subsidie. Indien het overleg tot overeenstemming heeft geleid, kan een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking.

Artikel 13. Bevoorschotting

  • 1.

    Het college kan voorschotten als bedoeld in artikel 4:54 van de Awb verlenen op basis van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    De voorschotten, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, worden verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten, indien een instelling niet in voldoende mate de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen nakomt.

Hoofdstuk III Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 14. Verplichtingen van de subsidieontvange

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht het college tijdig informatie te verstrekken over feiten en ontwikkelingen die voor de subsidieverlening relevant kunnen zijn.

  • 2.

    De subsidieontvanger zorgt er voorts voor dat de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd en een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de instelling.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht haar (on)roerende goederen voldoende te verzekeren tegen brand, storm en inbraak.

  • 4.

    De subsidieontvanger is tevens verplicht vrijwilligers die bij haar werkzaam zijn te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen.

  • 5.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor de rechtshandelingen die vermeld zijn in artikel 4:71 van de Awb, tenzij het college anders besluit.

  • 6.

    Bij de verstrekking van een exploitatiesubsidie kan het college de verplichting opleggen dat de personeelsformatie van de subsidieontvanger ter goedkeuring en vaststelling aan het college wordt voorgelegd en dat de subsidieontvanger de vastgestelde personeelsformatie niet overschrijdt.

  • 7.

    Het college kan vrijstelling verlenen van één of meer van de in het eerste tot en met het vijfde lid genoemde verplichtingen, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Artikel 15. Vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 tweede lid van de Awb, is de subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 16. Reserves

  • 1.

    De instelling die exploitatiesubsidie ontvangt is bevoegd een egalisatiereserve op te bouwen tot een maximum van 15% van het subsidiebedrag dat voor de desbetreffende instelling in het van toepassing zijnde subsidieprogramma is opgenomen.

  • 2.

    Indien de vastgestelde exploitatiesubsidie minder bedraagt dan het in het subsidieprogramma voor de instelling gereserveerde subsidiebedrag wordt het verschil aan deze instelling ter beschikking gesteld ter toevoeging aan de egalisatiereserve, voorzover het maximum reserveringsbedrag als genoemd in het eerste lid van dit artikel hierdoor niet wordt overschreden.

  • 3.

    Indien de maximale egalisatiereserve, berekend volgens het eerste lid van dit artikel, minder bedraagt dan € 3.000,00 wordt als maximumreserve een bedrag van € 3.000,00 aangehouden.

  • 4.

    Indien een in het subsidieprogramma opgenomen subsidiebedrag voor een instelling lager is dan in het subsidieprogramma van het voorgaande jaar zal de maximale reserveringsgrens niet evenredig worden verlaagd, maar op het daaraan voorafgaande niveau gehandhaafd blijven.

  • 5.

    Het college kan afwijken van het in het eerste lid van dit artikel genoemde percentage indien het bedrijfsrisico naar het oordeel van het college hiertoe aanleiding geeft.

  • 6.

    Bij het bepalen van de maximaal toegestane egalisatiereserve zullen incidentele schenkingen - geen subsidie zijnde - buiten beschouwing worden gelaten.

  • 7.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d, en e van de Awb, is de instelling ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

  • 8.

    Ten aanzien van de bestemmingsreserve gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het vormen van een bestemmingsreserve is alleen toegestaan met voorafgaande toestemming van het college;

    • b.

      de hoogte van de bestemmingsreserve mag niet meer zijn dan noodzakelijk is voor de realisering van de doelen;

    • c.

      het doel van de bestemmingsreserve moet overeenkomen met de doelstelling van de instelling of de realisatie daarvan;

    • d.

      de rente van de gevormde bestemmingsreserve moet ten goede komen aan de exploitatie van de instelling.

Hoofdstuk IV Subsidievaststelling

Artikel 17. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient vóór 1 april van het jaar na afloop van het jaar waarvoor een budget- of exploitatiesubsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient binnen 12 weken na afloop van de activiteiten waarvoor een eenmalige subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een door het bestuur gewaarmerkt verslag van de aard en omvang van de gerealiseerde activiteiten, waarin een vergelijking is opgenomen tussen de verrichte activiteiten met de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten;

    • b.

      een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten en een balans met een toelichting.

  • 4.

    Indien zulks naar oordeel van het college nodig is, kan een verklaring van een registeraccountant dan wel van een accountant-administratieconsulent gevraagd worden.

  • 5.

    Het college kan vrijstelling verlenen van één of meer onderdelen van het derde lid van dit artikel, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Artikel 18. Hersteltermijn aanvraag subsidievaststelling

Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend of niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening bepaalt het college binnen welke termijn de gegevens aangevuld kunnen worden.

Artikel 19. Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1.

    Het college beschikt vóór 1 juli van het jaar van afloop van het jaar waarvoor een budget- of exploitatiesubsidie is verleend tot subsidievaststelling.

  • 2.

    2. Het college beschikt binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de eenmalige subsidie.

  • 3.

    3. Het college kan zonodig in voorkomende gevallen een andere termijn bepalen en doet daarvan mededeling aan de betreffende organisatie.

  • 4.

    4. Indien de activiteiten zijn uitgevoerd en de subsidieontvanger heeft voldaan aan alle aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen, stelt het college de subsidie vast overeenkomstig de subsidieverlening.

  • 5.

    5. Het college kan op grond van artikel 4:46 van de Awb, tweede lid de subsidie lager vaststellen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze onjuiste of onvolledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

    • d.

      d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 6.

    Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen indien na afloop van de hersteltermijn de aanvraag tot vaststelling niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 17.

  • 7.

    7. Aan de vaststelling van waarderingssubsidies gaat geen subsidieverlening vooraf. In dit geval wordt onmiddellijk het definitieve bedrag van de subsidie vastgesteld.

Artikel 20. Intrekken en wijzigen van subsidie

  • 1.

    Naast de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:50 van de Awb kan het college met in achtneming van een redelijke termijn en zolang de subsidie nog niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien de belangen, met het oog waarop subsidie is verleend, door de subsidieontvanger niet of niet behoorlijk zijn of worden behartigd.

  • 2.

    2. Subsidie aan een instelling gedurende drie of meer achtereenvolgende jaren, voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten, kan voor een daarop aansluitend tijdvak op grond van algemene financiële en/of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd. Het college stelt de instelling in dat geval tenminste negen maanden voorafgaand aan het jaar waarop de stopzetting of vermindering betrekking heeft, schriftelijk op de hoogte van dit voornemen.

Hoofdstuk V De betaling

Artikel 21. Uitbetaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling, onder verrekening van de betaalde voorschotten, binnen vier weken na dagtekening van de beschikking tot vaststelling van de subsidie uitbetaald dan wel teruggevorderd.

  • 2.

    2. Indien een instelling meer aan voorschotten heeft ontvangen dan het vastgestelde subsidiebedrag over de betreffende periode bedraagt, is de instelling verplicht op eerste aanwijzing van het college hetgeen teveel aan voorschotten werd uitbetaald te restitueren.

Hoofdstuk VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22. Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 23. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin de wet of deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 24. Bezwaar

  • 1.

    Tegen de op grond van deze verordening genomen besluiten zoals genoemd in artikel 1:3 van de Awb kan door belanghebbende een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 7:1 van de Awb worden ingediend.

  • 2.

    2. Het bezwaarschrift dient binnen zes weken na bekendmaking van het besluit ingediend te worden bij het college.

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Op subsidies die reeds zijn verleend of vastgesteld voordat deze verordening in werking treedt is deze verordening niet van toepassing. Als aansluitend aan een vorige subsidieverlening een nieuwe subsidieverlening plaatsvindt op óf na 1 januari 2006, is deze subsidieverordening van toepassing op de nieuwe subsidieverlening.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006. Met ingang van deze datum wordt de Subsidieverordening sociaal-cultureel werk Ouder-Amstel 1996, welke is vastgesteld bij raadbesluit van 18 januari 1996, ingetrokken.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel".

Ondertekening

Ouder-Amstel, 29 september 2005.
De raad voornoemd,
de raadsgriffier, de voorzitter,
drs. L.J. Heijlman J.R.A. Nawijn

Toelichting Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel

De toelichting op de Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat een algemene toelichting en het tweede gedeelte een artikelsgewijze toelichting.

Algemene toelichting

Inleiding

Overheden verstrekken subsidies aan personen en instellingen om maatschappelijke doeleinden te verwezenlijken. Dit veelvuldig toegepaste beleidsinstrument is stimulerend en via middelenoverdracht eenvoudig toe te passen. Aangezien veel maatschappelijke instellingen in hun bestaan afhankelijk zijn van subsidiegelden dient dit instrument zorgvuldig te worden toegepast en dient de rechtszekerheid van instellingen wettelijk te worden verankerd.

De Algemene wet bestuursrecht

In de subsidieverhouding tussen overheid en burger handelt de overheid als een publiekrechtelijk orgaan. Besluiten in die hoedanigheid genomen vallen dan ook onder de werking van de Algemene wet bestuursrecht zoals die vanaf 1 januari 1994 met de zogenaamde eerste tranche van kracht is. Daarmee zijn op de subsidieverhoudingen beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing, gelden regels voor het doen van aanvragen, voor het beslissen op aanvragen en bezwaar- en beroepsmogelijkheden. Op het terrein van de subsidieverstrekking bestond echter behoefte aan systematiek, harmonisatie en vereenvoudiging. Voortbouwend op eerste tranche van de Awb is daarom in 1998 de derde tranche van de Awb van kracht geworden met hierin nadere regelgeving omtrent subsidies in titel 4:2 van de Awb. De hoofdregel van deze subsidietitel is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor de gemeente betekent dit dat subsidies steeds gebaseerd moeten zijn op een verordening. Deze hoofdregel komt enerzijds voort uit de wens van de wetgever de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager/subsidieontvanger te vergroten en anderzijds uit het streven de doelmatigheid en beheersing van de overheidsuitgaven te verbeteren.

De Awb bevat naast de hoofdregel (wettelijk voorschrift) de mogelijkheid tot buitenwettelijke subsidies. Dit zijn subsidies die niet op basis van een verordening worden verstrekt, zoals subsidies op grond van een begrotingspost (subsidie aan expliciet genoemde instelling met bedrag zonder vermelding van activiteit), incidentele subsidieverstrekking en het verstrekken van subsidies in afwachting van een verordening, de zogenaamde spoedheidshalve subsidies.

De Awb kent dwingende, gangbare, aanvullende en facultatieve regels. Van de dwingende regels mag de decentrale regelgever, in ons geval de gemeenteraad, niet afwijken.

De gangbare regels geven voor de normale gevallen de beste regeling. De bepalingen maken een afwijkende regeling uitdrukkelijk mogelijk door aan de gangbare regeling de clausule te verbinden 'tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald'.

Aanvullende regels geven normen voor de gevallen dat de bijzondere wetgever zelf geen regel heeft vastgesteld. Als de rijks- of decentrale regelgever wel een regel heeft vastgesteld, dan gaat die regel voor.

Facultatieve regels gelden niet uit zichzelf, maar moeten in een verordening of ander besluit van een bestuursorgaan (binnen de gemeente de gemeenteraad of het college) van toepassing worden verklaard. Zij gelden dan alleen op alle daaronder ressorterende gevallen. In die zin verschillen zij dus van aanvullende regels.

Het gemeentelijke subsidieproces

De subsidietitel in de Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook rechtstreeks van toepassing zijn op de subsidieverstrekking door de gemeente. De subsidieverlening, de subsidievaststelling en de subsidiebetaling zijn de drie belangrijkste rechtsmomenten in het proces van subsidiering, die ook terugkeren in de opbouw van de subsidieverordening.

I Subsidieverlening

Aanvraag om subsidieverlening (actie instelling) vóór de subsidieperiode

Subsidieverlening (beschikking gemeente) Betaling voorschotten (actie gemeente) vóór en/of tijdens de subsidieperiode

II Subsidievaststelling

Aanvraag om subsidievaststelling (actie instelling) na afloop van de subsidieperiode

Subsidievaststelling (beschikking gemeente)

III Subsidiebetaling

Betaling / terugvordering restantsubsidie (actie gemeente)

De subsidieverlening is de beschikking voorafgaand aan de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie bedoeld is en geeft de subsidieaanvrager een voorwaardelijke aanspraak op middelen. Na afloop van de activiteiten of het tijdvak wordt, aan de hand van door de subsidieontvanger afgelegde verantwoording, vastgesteld of de activiteiten zijn uitgevoerd en is voldaan aan opgelegde verplichtingen. Met deze subsidievaststelling wordt de voorwaardelijke aanspraak dan omgezet naar een onvoorwaardelijk en definitief recht op subsidie. Het bestuursorgaan is dan verplicht tot subsidiebetaling. Het onderscheid tussen subsidieverlening en subsidievaststelling is de kern van het systeem. Indien zowel de subsidieverlening als de subsidievaststelling wordt bedoeld spreken we van subsidieverstrekking.

De Awb geeft voornamelijk dwingende voorschriften waar niet van afgeweken mag worden. Formeel gezien kan in de verordening worden volstaan met aanvullende bepalingen. Vanwege de bruikbaarheid en de logische opbouw van de verordening zijn een aantal van de dwingende voorschriften uit de Awb tevens opgenomen in de verordening. Echter, niet alle bepalingen uit de Awb zijn opgenomen in de subsidieverordening, zodat raadpleging van de Awb in het kader van de toepassing van de verordening dus geboden blijft.

Op basis van de bevoegdheidsverdeling die is ontstaan op grond van het dualisme wordt het subsidieplafond per beleidsterrein vastgesteld via de begroting (bevoegdheid gemeenteraad) en de verdeling van het plafond over de instellingen via het subsidieprogramma (bevoegdheid college). Het subsidieprogramma bevat de maximale subsidiebedragen voor de welzijnsinstellingen en een omschrijving van de activiteiten en kan als bundel beschikkingen worden beschouwd. Onder de werking van de Awb behoeft deze opzet geen aanpassing.

Termijnen

In de Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel worden de volgende termijnen gehanteerd voor het verstrekken van subsidies:

Handeling

Budget- en exploitatiesubsidie

Waarderingssubsidie

Eenmalige subsidie

De aanvraag tot subsidieverlening

Door een nieuwe instelling of nieuwe activiteiten:

Vóór 1 april voorafgaand aan het subsidiejaar

Door een nieuwe instelling of nieuwe activiteiten:

Vóór 1 april voorafgaand aan het subsidiejaar

Tenminste 12 weken voorafgaand aan de activiteit(en)

Door een instelling waarmee de gemeente voor de –in hoofdzaak- zelfde activiteiten reeds een subsidierelatie onderhoudt:

Vóór 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar

Door een instelling waarmee de gemeente voor de –in hoofdzaak- zelfde activiteiten reeds een subsidierelatie onderhoudt:

Vóór 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar

Beslissing op aanvraag tot subsidieverlening

Vóór aanvang van het subsidiejaar. Indien aanvraag wordt gehonoreerd ontvangt de aanvrager een beschikking tot subsidieverlening.

Vóór aanvang van het subsidiejaar.

Indien aanvraag wordt gehonoreerd ontvangt de aanvrager direct een beschikking tot subsidievaststelling.

Binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen (eventueel kan college 8 weken verdagen)

Aanvraag tot subsidievaststelling

Vóór 1 april van het jaar na afloop van het jaar waarvoor subsidie is verleend.

Nvt

Binnen 12 weken na afloop van de activiteiten

Beslissing op aanvraag tot subsidievaststelling

Vóór 1 juli van het jaar na afloop van het jaar waarvoor subsidie is verleend.

Nvt

Binnen 3 maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling

Betaling/terugvordering na vaststelling

Binnen 4 weken na dagtekening van de vaststellingsbeschikking

Binnen 4 weken na dagtekening van de vaststellingsbeschikking

Binnen 4 weken na dagtekening van de vaststellingsbeschikking

II. Artikelsgewijze toelichting

In dit deel wordt de Algemene Subsidieverordening Ouder-Amstel waar nodig per artikel nader toegelicht. De toelichting beoogt een verduidelijking te geven op de tekst van de subsidieverordening en de algemene toelichting.

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1

. Begripsomschrijvingen

Deze begripsomschrijvingen sluiten aan op de omschrijvingen in de Awb en de gemeentelijke subsidiepraktijk.

Subsidie

De Awb definieert subsidie als volgt: "Een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt aan een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instelling of aan een natuurlijke persoon ten behoeve van bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.". Uit de Memorie van Toelichting bij de derde tranche van de Awb blijkt, dat het bij subsidiëring gaat om het ten laste van de openbare middelen bijdragen in de kosten van door de overheid om redenen van algemeen belang wenselijk geachte activiteiten. Voor de inkadering van het gemeentelijke subsidiebeleid is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader wordt toegelicht.

a.de subsidie is een aanspraak op financiële middelen;

Zodra sprake is van de overgang van financiële middelen treedt het subsidiebegrip van de Awb naar voren . Het gebruik van het begrip 'aanspraak' geeft aan dat een rechtens afdwingbare, voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen ontstaat. Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting, aan de gesubsidieerde na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.

b.de subsidie wordt verstrekt door een bestuursorgaan;

Van subsidie is alleen sprake als een bestuursorgaan financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen en instellingen, vallen niet onder het subsidiebegrip.

c.de subsidie wordt verstrekt aan al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen of aan natuurlijke personen;

In deze subsidieverordening wordt het uitgangspunt gehanteerd dat, behalve aan rechtspersonen, in bijzondere gevallen ook subsidie kan worden toegekend aan - in juridische zin - natuurlijke personen. Op grond van artikel 6 van deze verordening blijft deze mogelijkheid in de praktijk aanwezig.

d.de subsidie wordt verstrekt ten behoeve van bepaalde activiteiten;

Subsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidieaanvrager. Volgens de wetgever moet er sprake zijn van bepaalde, min of meer, wel omschreven activiteiten van de subsidieontvanger. Die activiteiten zullen in de subsidiebeschikking worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van het subsidie duidelijk is.

e.de betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten;

De leveringen van goederen en diensten zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip omdat deze op commerciële basis en in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd.

Subsidiecategorie

De Awb bevat geen voorschrift een bepaalde vorm van subsidiëring te gebruiken. De subsidiesystematiek moet eraan bijdragen dat de met subsidiëring nagestreefde doelen op een efficiënte wijze worden bereikt en de subsidieontvanger dwingen tot doelmatig en doeltreffend handelen. In het subsidieprogramma kunnen budget-, exploitatie- of waarderingssubsidies zijn opgenomen. Deze subsidievormen worden per kalenderjaar verstrekt. Eenmalige subsidies zijn niet opgenomen in het subsidieprogramma en worden verstrekt voor een in de verleningbeschikking op te nemen tijdvak.

Bij budgetsubsidies gaat het met name om het leveren van de afgesproken prestaties of producten door de instelling. Afrekening vindt plaats op basis van daadwerkelijk gerealiseerde prestaties of producten.

Bij exploitatiesubsidies vindt niet zozeer sturing plaats op basis van de gerealiseerde prestaties, maar op basis van de input. Niettemin zit er uiteraard inhoudelijk beleid achter. De instandhouding van een activiteit (of instelling) wordt gesubsidieerd door achteraf af te rekenen op basis van het exploitatieresultaat tot maximaal het gereserveerde budget.

Van een waarderingssubsidie is sprake indien de gemeente ook niet nadrukkelijk op prestaties of resultaat wil sturen, noch wil 'afrekenen' op het exploitatieresultaat, maar er sprake is van kleine subsidies voor activiteiten die men graag in stand wil houden. Deze subsidies worden direct vastgesteld, en dus niet meer achteraf 'afgerekend'.

Artikel 2

. Reikwijdte

De reikwijdte van deze verordening betreft alle gemeentelijke subsidies, tenzij hiervoor een andere verordening van toepassing is. Deze verordening dient als paraplu voor het verstrekken van subsidies in het algemeen. Daarnaast kunnen subsidies binnen de gemeente worden verstrekt op grond van bijzondere verordeningen, begrotingsposten en beleidsregels.

De genoemde beleidsterreinen zijn de beleidsterreinen die in ieder geval onder deze verordening vallen. Er is uitdrukkelijk geen sprake van een limitatieve opsomming.

Artikel 3

. Subsidieplafond

Het subsidieplafond is een instrument wat de gemeente in staat stelt om de subsidie-uitgaven te beheersen en is geregeld in artikelen 4:25 tot en met 4:28 van de Awb. Het subsidieplafond is bedoeld voor de subsidies die worden verleend op basis van de subsidieverordening. Onder subsidieplafond verstaat artikel 4.22 van de Awb het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (i.c. de subsidieverordening). Indien de inwilliging van een subsidieaanvraag zou leiden tot overschrijding van het vastgestelde plafond, moet de subsidieaanvraag worden geweigerd. De regeling geeft het bestuursorgaan de ruimte per subsidieonderwerp te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond bestaat. De Awb stelt wel als eis dat het subsidieplafond vastgesteld en bekend gemaakt wordt voor aanvang van het subsidietijdvak. De mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen geeft de gemeente een extra middel in handen om te voorkomen dat een subsidieregeling een openeinde karakter heeft.

Artikel 4

. Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie kan worden verleend ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld. De subsidie wordt dan verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld (artikel 4:33 van de Awb). Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid dient het voorbehoud ook in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen (artikel 4:34 van de Awb).

Artikel 5

. Bevoegdheden

In het raamwerk van de subsidieverstrekking wordt uitgegaan van de bevoegdheidsverdeling, zoals die is ontstaan als gevolg van de dualisering. Hierin heeft de gemeenteraad de kaderstellende bevoegdheid door middel van het vaststellen van de verordening, het algemeen beleid en de begroting. Het college heeft hierbij de uitvoerende bevoegdheid van het verlenen, weigeren, vaststellen, betalen en terugvorderen van subsidies.

Artikel 6

. Voorwaarden voor subsidieverlening

Reden voor de keuze om in beginsel alleen subsidie te verstrekken aan organisaties die volledige rechtspersoonlijkheid bezitten, is dat de wettelijke oprichtingsvereisten en de verplichte financiële verslaglegging van rechtspersonen, de gemeente in staat stellen om een effectief financieel toezicht te houden op de besteding van de overheidsgelden. Het resultaat voor de gemeente is dat zij haar overheidsuitgaven beter kan beheersen en kan komen tot een verantwoorde besteding van gemeenschapsgelden.

Het tweede lid van dit artikel geeft de bevoegdheid aan het college om in bijzondere gevallen en in afwijking van het eerste lid subsidie te verstrekken aan natuurlijke personen of groepen van natuurlijke personen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 7

. Weigeringsgronden

In artikel 4:35 en artikel 4:25 tweede lid van de Awb staan de gronden vermeld waarop de subsidieverlening in ieder geval kan worden geweigerd. De woorden 'in ieder geval' impliceren dat de weigeringsgronden kunnen worden aangevuld. In dit artikel zijn aanvullingen op de in de Awb genoemde weigeringsgronden opgenomen. Vooral de weigeringgrond dat "de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente" blijkt vaak van belang. Op basis van deze weigeringgrond kan de gemeente er zich op beroepen om slechts subsidies te verstrekken die voldoen aan de criteria die zij in haar beleid heeft neergelegd. Van belang is dat dit beleid dient te worden gepubliceerd, voor at er een beroep op kan worden gedaan.

De verordening stelt dat het college in de genoemde gevallen kan weigeren om de subsidie te verlenen. Dit betekent het college daarin beleidsvrijheid heeft en in ieder voorkomend geval een afweging moet maken. In de artikelen 4:7 tot en met 4:12 van de Awb wordt het horen in het kader van het voorbereiden van beschikkingen geregeld. Van belang is dat de hoorplicht achteraf aantoonbaar is.

Artikel 8

. Indexering

Dit artikel legt de bestaande praktijk vast, dat subsidiebedragen of subsidiecomponenten jaarlijks worden aangepast aan de prijsontwikkelingen. Het voor een bepaald jaar te hanteren indexpercentage wordt vermeld in het subsidieprogramma. Bij instellingen met personeel in dienst wordt uitgegaan van een gewogen percentage, samengesteld uit een stijgingspercentage voor loonkosten en een stijgingspercentage voor overige kosten.

Hoofdstuk II Subsidieverlening

Artikel 9

. Subsidieaanvraag

Dit artikel bevat een opsomming van de stukken, die nodig zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. De datum 1 april voor aanvragen van budget-, exploitatie en waarderingssubsidies door instellingen waarmee de gemeente nog geen subsidierelatie onderhoudt, dan wel voor nieuwe activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling, is gekozen zodat de gemeente in het kader van de planning en control cyclus tijdig inzicht heeft in de aangevraagde subsidies. Voor structurele subsidies kan de aanvraag later worden ingediend. Immers, indien op 1 april (volgens artikel 20 van deze verordening negen maanden van te voren) geen beëindiging of vermindering is aangekondigd voor structurele subsidies heeft de instellingen het daaropvolgende jaar wederom recht op deze subsidie.

Indien een aanvraag na de in de verordening genoemde termijn wordt ingediend kan het college in beginsel besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Bij een dergelijk besluit dienen de belangen van de subsidieaanvrager echter meegewogen te worden. Indien bijvoorbeeld de begrotingsprocedure nog in het beginstadium is en de aanvraag zonder problemen verwerkt kan worden of indien de aanvrager zwaarwegende redenen kan aanvoeren waarom zijn aanvraag niet voor een bepaalde termijn is of kon worden ingediend, kan besloten worden de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.

Verder is het van belang dat het college kan bepalen dat bepaalde stukken niet hoeven te worden ingediend om onnodige administratieve last of bureaucratisering te voorkomen.

Artikel 10

. Hersteltermijn subsidieaanvraag

Indien de aanvraag niet volledig is, dient het college de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De subsidieverordening geeft daarvoor geen termijn. De termijn zal afhankelijk zijn van de mate van ontbrekende gegevens. De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager heeft verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 11

. Beslistermijn

Het afgeven van een beschikking voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar of de activiteit(en), dient ter verhoging van de rechtszekerheid voor de instelling. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen verkrijgt, mits de aanvrager daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en hij zich aan de hem opgelegde verplichtingen houdt.

De beschikking zal in ieder geval een aantal essentiële elementen dienen te bevatten, zoals een omschrijving van de activiteiten, het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft en het subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit wordt berekend. In de verleningbeschikking kunnen, naast de algemene verplichtingen die in de subsidieverordening staan, bijzondere verplichtingen worden opgenomen die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Bij budgetsubsidies kan naast de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten met een verdere uitwerking van de afspraken (zie artikel 12).

Voor instellingen die zijn opgenomen in het subsidieprogramma geldt dit programma als een bundel subsidiebeschikkingen. Ook tegen het subsidieprogramma kan dus bezwaar worden gemaakt.

Artikel 12

. Overleg bij budgetsubsidies

Bij budgetsubsidiëring is het overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde instellingen, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening, van belang. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de door een instelling te leveren prestaties en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt op grond van artikel 4:36 tweede lid van de Awb neergelegd in een uitvoeringsovereenkomst met afspraken, die een verdere uitwerking zijn van de beschikking tot subsidieverlening en vervolgens een onlosmakelijk onderdeel vormen van de beschikking tot subsidieverlening.

De uitvoeringovereenkomst dient geen doublure te zijn van de beschikking en kan de beschikking niet vervangen. Het vormt een bijlage bij de beschikking. In de uitvoeringsovereenkomst kunnen de activiteiten uitgebreid omschreven worden. Voorts kunnen meetbare prestatieafspraken in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen worden. In de uitvoeringsovereenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten uit te voeren. De uitvoeringsovereenkomst is civielrechtelijk van aard.

Artikel 13

. Bevoorschotting

Omdat de subsidie pas kan worden vastgesteld na afloop van de activiteit (m.u.v. waarderingssubsidies) en de ontvanger financiële middelen nodig heeft om de activiteiten uit te kunnen voeren, is het gewenst om voorschotten te kunnen verlenen. Artikel 4:54 van de Awb staat toe dat bestuursorganen aan de subsidieontvanger voorschotten verlenen. Dat moet wel in de subsidieverordening zijn geregeld of in de verleningbeschikking zijn aangegeven. In de beschikking moet het bedrag van het voorschot staan of moet de berekeningswijze van het voorschot worden bepaald en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Ook de voorschotverlening is een beschikking in de zin van de Awb zoals blijkt uit artikel 4:54 van de Awb dat spreekt over de beschikking tot voorschotverlening.

Door de voorschotbeschikking zo veel mogelijk te combineren met de verleningbeschikking kunnen dubbele bezwaar- en beroepsprocedures zoveel mogelijk worden voorkomen.

Hoofdstuk III Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 14

. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:37 van de Awb noemt zeven standaardverplichtingen die altijd, ook als de subsidie niet berust op een subsidieverordening, opgelegd kunnen worden, te weten:

  • a.

    de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie;

  • c.

    het verstrekken van gegevens die nodig zijn voor een beslissing over subsidie;

  • d.

    de risico's die verzekerd moeten zijn;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor voorschotten die verleend zijn;

  • f.

    het verantwoorden van de verrichte activiteiten en de uitgaven en inkomsten;

  • g.

    het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen voor derden;

Naast deze wettelijke standaardverplichtingen kan de gemeente andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen dienen bij verordening te zijn geregeld zodat in het kader van rechtszekerheid reeds bij de subsidieverlening duidelijkheid aan de subsidieontvanger wordt gegeven over zijn verplichtingen ofwel de condities waarop subsidie wordt verleend. In dit artikel zijn aanvullende verplichtingen opgenomen.

Volgens het eerste van dit artikel is de subsidieontvanger verplicht relevante informatie tijdig aan het college te melden, zodat wordt voorkomen dat de gemeente pas achteraf geconfronteerd wordt met ongewenste situaties.

In het tweede lid zijn verplichtingen neergelegd voor de subsidieontvanger op het punt van de administratie. De administratie van een instelling is voor de gemeente een belangrijk instrument om zicht te hebben op de besteding van de subsidiegelden. Waar mogelijk dient zichtbaar gemaakt te worden welke eventuele nietgesubsidieerde activiteiten door een instelling worden verricht.

Het derde en vierde lid verplicht de subsidieontvanger verzekerd te zijn tegen schade en wettelijke aansprakelijkheid om te voorkomen dat subsidiegelden daaraan besteed worden.

Het vijfde lid verplicht de subsidieontvanger conform artikel 4:71 van de Awb een groot aantal belangrijke rechtshandelingen aan voorafgaande toestemming van het subsidiërend bestuursorgaan te onderwerpen. Het gaat om rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden, de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of de kwaliteit en omvang van de activiteiten.

Het zesde lid geeft het college de mogelijkheid om bij het verstrekken van exploitatiesubsidie grip te houden op de personeelskosten en daarmee op de exploitatiekosten.

Op basis van het zevende lid kan het college voor één of meer verplichtingen die in het eerste tot en met vierde lid genoemd worden vrijstelling verlenen. Hierdoor heeft het college de mogelijkheid om de zwaarte van de aan de subsidieontvanger op te leggen verplichtingen in overeenstemming te brengen met de aard en hoogte van het verstrekte subsidie.

Artikel 15

. Vermogensvorming

De Algemene wet bestuursrecht opent de mogelijkheid van het vaststellen van een vergoeding van vermogensvorming. Dit moet dan echter wel bij wettelijk voorschrift, i.c. de subsidieverordening worden geregeld. Deze vergoeding van vermogensvorming betekent onder andere dat in het geval van ontbinding van een instelling of het beëindigen van de activiteiten door een instelling, een vergoeding aan de subsidieverstrekker moet worden betaald. Het kan namelijk zijn, dat bij ontbinding van een instelling een positief saldo (vermogen) bestaat (door kas-, bank- of girotegoeden), dat geheel of gedeeltelijk is ontstaan door subsidiëring. Het is dan ook redelijk om een deel hiervan terug te vorderen. Door het opnemen van dit artikel in de subsidieverordening wordt deze mogelijkheid geopend.

Artikel 16

. Reserves

In de subsidiepraktijk is het onderscheid tussen de egalisatiereserve en voorzieningen (= bestemmingsreserves) niet altijd even duidelijk bepaald.

De egalisatiereserve vormt een buffer waarmee tekorten van een bepaald jaar kunnen worden opgevangen met overschotten uit een ander jaar. Bij een voorziening of bestemmingsreserve gaat het om reeds te voorziene, toekomstige kosten die niet binnen de jaarlijkse exploitatie of egalisatiereserve zijn op te vangen.

Instellingen die exploitatiesubsidie ontvangen worden in de gelegenheid gesteld om met behulp van subsidiegelden een egalisatiereserve op te bouwen tot maximaal 15% van het maximale subsidiebedrag met € 3.000,00 als minimum egalisatiereserve. Het college kan op grond van het vijfde lid zonodig van dit percentage afwijken.

Hoofdstuk IV Subsidievaststelling

Artikel 17

. Aanvraag tot subsidievaststelling

In artikel 4:44 van de Awb is geregeld dat de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling indient. Om de aanvraag te kunnen beoordelen dient het college te kunnen beschikken over de verantwoording door en de verslaglegging van de subsidieontvanger.

In artikel 4:45 van de Awb is geregeld dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling de aanvrager dient aan te tonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie vóór de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld hetgeen het geval is bij waarderingssubsidies. De aanvrager dient tevens rekening en verantwoording af te leggen omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. Artikel 4:75 van de Awb noemt de bescheiden die bij de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval moeten worden overgelegd: een activiteitenverslag en een financieel verslag. Door deze stukken vindt de verantwoording plaats van de besteding van de subsidie. Indien de subsidieontvanger jaarrekeningplichtig is, moet in plaats van een financieel verslag de jaarrekening worden overlegd.

Artikel 4:78 van de Awb verplicht de subsidieontvanger tot het laten verrichten van een accountantscontrole op het financiële verslag. De accountant moet onderzoeken of het financiële verslag voldoet aan de gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring die door de subsidieontvanger moet worden meegezonden. Op grond van het vijfde lid van dit artikel kan vrijstelling of ontheffing van deze verplichting worden verleend.

Artikel 18

. Hersteltermijn aanvraag subsidievaststelling

Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet volledig is, dient het college de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De subsidieverordening geeft daarvoor geen termijn. De termijn zal afhankelijk zijn van de mate van ontbrekende gegevens.

De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager heeft verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 19

. Beschikking tot subsidievaststelling

De beschikking tot subsidievaststelling is de beschikking waarbij definitief wordt beslist dat de subsidieontvanger subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Indien de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden zoals voorzien en de ontvanger aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat in de subsidieverlening staat, of aan de hand van de in de beschikking tot subsidieverlening genoemde factoren berekend (artikel 4:46 eerste lid van de Awb). De subsidievaststelling geeft de gesubsidieerde een definitief recht op de financiële middelen en verplicht het college tot uitbetaling.

Indien de aanvraag tot subsidievaststelling ook na het verstrijken van de hersteltermijn, zoals genoemd in artikel 18, niet volledig is, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen. Voor zover gegevens ontbreken zal het college de subsidie vaststellen op basis van schattingen.

Subsidievaststelling is bij iedere subsidie noodzakelijk, subsidieverlening is bij sommige subsidie niet nodig. Bij waarderingssubsidie is geen afrekening achteraf nodig en kan directe subsidievaststelling plaatsvinden, voorafgaand aan het subsidietijdvak. Subsidieverlening en subsidievaststelling vallen dan samen en is er alleen sprake van een beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 20

. Intrekken en wijzigen van subsidie

In de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb zijn weigeringsgronden genoemd, waarbij geweigerd moet worden. Deze genoemde gronden kunnen worden aangevuld met weigeringsgronden die gebaseerd zijn op beleidsmatige gemeentelijke overwegingen.

De artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb geven een aantal limitatieve gronden voor intrekking of wijziging met terugwerkende kracht van respectievelijk subsidieverlening en subsidievaststelling. De artikelen 4:50 en 4:51 van de Awb regelen de situatie waarbij het bestuursorgaan voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in een bestaande subsidieverhouding gedurende het subsidietijdvak respectievelijk na afloop van het tijdvak.

Over een intrekking, wijziging ten nadele of weigering voor een nieuw tijdvak moet de subsidieontvanger, conform de artikelen 4:7 tot en met 4:12 van de Awb worden gehoord. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 7 van deze verordening.

Lid 2 van dit artikel regelt dat in geval van meerjarige subsidieverlening (voor drie of meer achtereenvolgende jaren) de subsidieverlening slechts kan worden stopgezet met inachtneming van een redelijke termijn. Hiermee wordt enerzijds het belang van de subsidieverlener gewaarborgd in de vorm van de mogelijkheid tot beleidswijzigingen en dus (deels) stopzetting van de subsidie, maar anderzijds ook het belang van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger is op grond het structurele karakter van de ontvangen subsidie wellicht meerjarige verplichtingen aangegaan (o.a personeel, huisvesting).

Hoofdstuk V De betaling

Artikel 21

. Uitbetaling

Op grond van de beschikking tot subsidievaststelling vindt de uitbetaling van de subsidie plaats. De rechtszekerheid vereist dat de subsidieontvanger weet wanneer hij het toegezegde bedrag tegemoet kan zien. Conform artikel 4:52 van de Awb dient de betaling van het subsidiebedrag binnen vier weken uitbetaald dan wel teruggevorderd te worden onder verrekening van eventuele voorschotten.

De uitbetaling is een privaatrechtelijke handeling en dus geen beschikking in de zin van de Awb. Problemen over de betaling kunnen dan ook alleen aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd.

De verplichting tot betaling wordt opgeschort, indien de subsidieverstrekker de subsidieontvanger schriftelijk zijn ernstige vermoeden meedeelt dat er grond bestaat voor het toepassen van artikel 4:48 of artikel 4:49 van de Awb. Binnen vijf jaar na de subsidievaststelling of het niet nakomen van verplichtingen door de subsidieontvanger kunnen onverschuldigde betaalde subsidiebedragen en voorschotten worden teruggevorderd.

Hoofdstuk VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22

. Hardheidsclausule

Het opnemen van deze hardheidsclausule opent voor het college de mogelijkheid om, in individuele gevallen waarin toepassing van de subsidieregeling een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, één of meer onderdelen van de subsidieverordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.

Artikel 23

. Onvoorziene omstandigheden

Spreekt voor zich.

Artikel 24

. Bezwaar

Spreekt voor zich.

Artikel 25

. Overgangsbepalingen

Spreekt voor zich.

Artikel 27

. Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding van deze verordening is 1 januari 2006. Met ingang van deze datum wordt de Subsidieverordening sociaal-cultureel werk Ouder-Amstel 1996 ingetrokken.

Artikel 28

. Citeertitel