Evenementenbeleid 2016

Geldend van 22-06-2016 t/m heden

Intitulé

Evenementenbeleid 2016

Inhoud

HOOFDSTUK 1 INLEIDING 4

  • 1.

    1 Aanleiding en doel nota 4

  • 1.

    2 Deregulering 6

  • 1.

    3 Status beleidsregel 7

  • 1.

    4 Inspraak 7

  • 1.

    5 Inwerkingtreding en titel 7

  • 1.

    6 Evaluatie 8

  • 1.

    7 Leeswijzer 8

HOOFDSTUK 2 WETTELIJK KADER 10

  • 2.

    1 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Westerveld 10

  • 2.

    2 Dienstenrichtlijn/Dienstenwet 13

  • 2.

    3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) 13

  • 2.

    4 Gemeentewet 14

  • 2.

    5 Drank- en Horecawet 14

  • 2.

    6 Zondagswet 14

  • 2.

    7 Winkeltijdenwet 15

  • 2.

    8 Wet op de kansspelen 15

  • 2.

    9 Wegenverkeerswet 1994 / Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer / Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 16

  • 2.

    10 Regeling Verkeersregelaars/ Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer 17

  • 2.

    11 Bouwbesluit, tijdelijke bouwwerken 18

  • 2.

    12 Vuurwerkbesluit 18

  • 2.

    13 Wet algemene bepalingen omgeving (Wabo), Bestemmingsplan 19

  • 2.

    14 Wet geluidhinder 20

  • 2.

    15 Wet milieubeheer 20

  • 2.

    16 Gezondheids- en welzijnswet dieren 20

  • 2.

    17 Legesverordening 21

  • 2.

    18 Wet Luchtvaart 21

  • 2.

    19 Overige regels 22

HOOFDSTUK 3 Maximumstelsel 23

3.1. Braderieën 23

  • 3.

    2 Overige evenementen 29

  • 3.

    3 Hardheidsclausule 32

HOOFDSTUK 4 Beleidsregels en evenemententerreinen 33

  • 4.

    1 Kleine evenementen 33

  • 4.

    2 Vergunning voor meerdere jaren 35

  • 4.

    3 Ongewenste evenementen: evenementen van bijzondere aard 36

  • 4.

    4 Begin- en eindtijden evenement en Zondagswet 38

  • 4.

    5 Evenemententerreinen 39

  • 4.

    6 Beschermd dorpsgezicht Dwingeloo 41

  • 4.

    7 Brinken 41

  • 4.

    8 Schuurfeesten 42

  • 4.

    9 Subsidie 43

  • 4.

    10 Circusbeleid 44

  • 4.

    11 Kermisbeleid 48

HOOFDSTUK 5 Evenementen, nadere voorwaarden 53

  • 5.

    1 Het verstrekken van alcoholische drank 53

  • 5.

    2 Verkeer 55

  • 5.

    3 Openbare orde en veiligheidsrisico’s 57

  • 5.

    4 Afval, milieu en hygiëne 61

HOOFDSTUK 6 OVERIGE 64

  • 6.

    1 Bezwaar 64

  • 6.

    2 Gebruik gemeentegrond/gemeentelijke materialen 64

  • 6.

    3 Wettelijke aansprakelijkheid 65

  • 6.

    4 Reclameborden 65

HOOFDSTUK 7 TOEZICHT EN HANDHAVING 66

HOOFDSTUK 8 SLOT 67

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel nota

Binnen de gemeente Westerveld worden jaarlijks allerlei festiviteiten en activiteiten georganiseerd, zoals buurt- en dorpsfeesten, braderieën, toeristische markten, (openlucht)concerten, sportevenementen, concours hippique, fiets-, motor- en autotochten et cetera. Een deel van deze activiteiten heeft een eenmalig karakter, maar veel activiteiten worden ieder jaar opnieuw georganiseerd en kennen een zekere traditie zoals de activiteiten rond de dorpsfeesten, de Drentse Fiets4Daagse, de Koloniedagen, de Dwingelermarkt, het Floraliacorso en Paard & Erfgoed.

Deze evenementen brengen gezelligheid en levendigheid en dragen daardoor in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid en de cultuur van de verschillende (dorps)kernen. Daarnaast is een van de pijlers in Westerveld toerisme; de gemeente wil zich profileren op toeristisch-recreatief gebied. Evenementen zijn een middel om Westerveld op de (toeristische) kaart te zetten. Ze hebben waarde als toeristische trekpleister en zijn daarvoor goed voor de lokale economie en kunnen het imago van een gemeente ten goede komen. De lokale economie heeft er baat bij dat bezoekers zo lang mogelijk binnen de gemeente verblijven. Evenementen kunnen voor het trekken van bezoekers dan wel verlenging van de verblijfsduur zorgen en kunnen het herhalingsbezoek stimuleren.

Aan het houden van evenementen kleven ook nadelen. Ze kunnen tot hinder zijn voor de mensen die in de directe omgeving wonen, werken of recreëren, of ze kunnen de natuurlijke omgeving verstoren. Evenementen kunnen leiden tot een toenemende druk op het woon- en leefmilieu, verstoring van de openbare orde en overlast voor omwonenden zoals geluid- en parkeeroverlast, verkeershinder zoals bereikbaarheid van woningen en/of bedrijven (wegafsluitingen), het tijdelijk vervallen van parkeerplekken, parkeeroverlast en verkeersopstoppingen, vervuiling/beschadiging van terreinen en eigendommen of veiligheids- en/of gezondheidsrisico’s.

Evenementen worden vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) (zie paragraaf 2.1) . In deze APV staan de weigeringsgronden voor een evenementenvergunning.

Tot op heden was er geen beleid voor evenementen. Het weigeren van een vergunning aanvraag gebeurde dan ook zelden. Daarvoor zijn namelijk zwaarwegende gronden nodig en er moet duidelijk zijn dat de belangen van alle direct betrokkenen (zoals omwonenden) goed zijn afgewogen. Maar de APV geeft niet aan hoe die belangen afgewogen moeten worden. Mogen er bijvoorbeeld onbeperkt evenementen in een dorpskern worden georganiseerd, of is er in verband met overlast een grens, en waar stel je die?

Het aantal aanvragen voor het houden van een evenement neemt toe, met name de aanvragen om een braderie te kunnen organiseren. Naast de organisatie van evenementen door de plaatselijke (ondernemers)verenigingen worden steeds meer aanvragen door commerciële derden ingediend. Evenementen kunnen zorgen voor overlast en ze leggen in het algemeen ook beslag op de openbare ruimte.

De gemeente kreeg steeds meer vragen vanuit handelsverenigingen, dorpsbelangen, en andere organiserende partijen om een duidelijke lijn uit te zetten over het aantal evenementen en de kwaliteit daarvan. Doordat met name braderieën steeds vaker voor komen, wordt daarbij ook steeds meer overlast ervaren (wegafzetting, beschadiging brinken, afval) en neemt het aantal klachten van bewoners toe.

Voor de openbare orde en veiligheid (hinder, vernieling), het beschermen van de publieke ruimte zoals beschermde dorpsgezichten en het onttrekken van publieke ruimte aan andere functies zoals parkeren, openbare weg, trottoir, wegafsluitingen, is het van belang de evenementen te reguleren.

Bij de behandeling van aanvragen voor een evenementenvergunning is daarom een zorgvuldige afweging van de belangen van alle direct betrokkenen (zoals organisatoren en omwonenden) noodzakelijk.

Deze belangen zijn onder andere:

  • -

    horecabedrijven wensen een publiektrekkende werking van evenementen;

  • -

    detailhandel hebben baat bij verkoop bevorderende evenementen, maar willen ook goed bereikbaar zijn;

  • -

    omwonenden willen een leefbaar woonklimaat.

Een dergelijke belangenafweging wordt nu op ad hoc basis voor iedere aanvraag afzonderlijk gedaan en leidt vaak tot een op het te organiseren evenement toegesneden vergunning. Nadere voorschriften in de vergunning dienen om de overlast binnen de perken te houden. Het kader hiervoor is de APV. In de APV staan ook de weigeringsgronden voor een evenementenvergunning.

Zowel organisatoren als andere belanghebbenden hebben echter steeds meer de behoefte om in een zo vroeg mogelijk stadium te weten óf, onder welke voorwaarden en voor welke locatie een evenementenvergunning kan worden verleend. Het is daarom van belang om als gemeentebestuur na te denken over de vraag: willen wij medewerking verlenen aan dit evenement en zo ja, onder welke voorwaarden? Westerveld wil een gemeente zijn waar veel mogelijkheden zijn voor evenementen, echter binnen gestelde kaders.

Deze nota probeert daarin te voorzien. Het doel van de nota is een duidelijk en transparant evenementenbeleid te presenteren voor alle belanghebbenden, zowel extern als intern.

Enerzijds is de nota bedoeld om aan (potentiële) aanvragers van evenementen en omwonenden duidelijk te maken onder welke voorwaarden de gemeente Westerveld bereid is medewerking te verlenen aan evenementen en anderzijds dient de beleidsnota als toetsingskader voor de aanvragen voor een evenementenvergunning.

Daarnaast dient deze nota ook om het aantal evenementen, en met name braderieën, te reguleren. De vraag naar een evenementenvergunning voor het organiseren van een braderie neemt jaarlijks toe, in aantal en in het aantal organisatoren. Om te voorkomen dat braderieën een te grote belasting vormen voor de openbare ruimte, worden in dit beleid regels opgenomen om het aantal braderieën in de dorpskernen te beperken.

Verder worden in deze nota randvoorwaarden geformuleerd ten aanzien van onder meer het soort evenementen waaraan de gemeente medewerking wil verlenen, het aantal evenementen per jaar, de locatie van evenementen en de voorschriften die de gemeente hanteert.

Leidend hierbij is het toetsingskader van de APV. Daarnaast kan andere wet- en regelgeving van toepassing zijn zoals de Wegenverkeerswet wanneer bij het evenement wegen worden afgezet of de Drank- en Horecawet wanneer tijdens het evenement alcohol wordt geschonken.

Op grond van de APV kan een evenementenvergunning worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. De APV bevat geen omschrijving van hetgeen hier precies onder wordt verstaan. In het gemeentelijk evenementenbeleid kan hieraan invulling worden gegeven. Er is een zekere mate van vrijheid bij de uitoefening van bevoegdheden in het kader van evenementen. Het bestuursorgaan heeft een relatief grote mate van beleidsvrijheid als het gaat om bepalen of en zo ja onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend aan een bepaald evenement. Ook de voorwaarden die worden opgelegd spelen een belangrijke rol. Met deze nota wordt voorzien in de behoefte om een eenduidig beleid vast te stellen op dit werkterrein.

Om de organiserende partijen tegemoet te komen en de regeldruk te verminderen, wordt voorgesteld een aantal jaarlijks georganiseerde evenementen een vergunning voor de duur van 5 jaar te geven. Tevens wordt in het beleid om het begrip “kleine evenementen”, die kunnen worden volstaan met een melding, uit te breiden waardoor voor minder evenementen een vergunning hoeft te worden aangevraagd.

Deze beleidsnota probeert dus te voorzien in de balans van veel aantrekkelijke evenementen en aandacht voor omwonenden, openbare orde en aspecten als kwaliteit t.o.v. kwantiteit en vermindering van regeldruk.

1.2 Deregulering

In de APV heeft de laatste jaren het proces van deregulering vorm gekregen. Voor het plaatsen van reclame voor lokale evenementen aan de openbare weg is bijvoorbeeld geen vergunning meer nodig.

Ook voor een klein evenement (zie verder hoofdstuk 4, paragraaf 4.1) en een huis-aan-huisverkoop om geld in te zamelen voor lokale doelen, is geen vergunning meer nodig en kan worden volstaan met een melding. In de laatste APV herziening is tevens de vergunningplicht voor een stille tocht of herdenkingstocht vervallen.

Ook is opgenomen dat het bestuursorgaan in nadere regels kan bepalen wanneer sprake is van een klein evenement waarvoor geen vergunning nodig is, maar kan worden volstaan met een melding. Deze nadere regels kunnen in deze nota worden bepaald.

Ook voorziet deze nota in het afgeven van een evenementenvergunning voor een termijn van vijf jaar voor jaarlijks identieke evenementen.

1.3 Status beleidsregel

Deze nota is een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht: ‘een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan’. Beleidsregels regelen slechts de uitoefening van bevoegdheden: de bevoegdheid zelf is onder meer neergelegd in de APV, de Wegenverkeerswet 1994 en andere wet- en regelgeving. Het voordeel van een beleidsregel is dat ter motivering van een besluit naar de beleidsregel verwezen kan worden. Het bestuursorgaan moet in beginsel wel handelen overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit betekent dat het beleid bindend is zowel voor de gemeente als voor de burger, tenzij er sprake is van een bijzonder geval.

1.4 Inspraak

Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Westerveld besluit elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het college en de burgemeester achten inspraak ten aanzien van het evenementenbeleid van belang gezien de vele belanghebbenden bij evenementen. Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden. Ingevolge de Inspraakverordening is de procedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing bij de inspraak. Dit betekent onder meer dat het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter visie ligt en dat er ter afronding een eindverslag wordt opgesteld waarin de ontvangen zienswijzen en de reactie van het college op die zienswijzen. De ontvangen zienswijzen zijn meegenomen bij de vaststelling van deze nota.

1.5 Inwerkingtreding en titel

Dit evenementenbeleid zal na publicatie in werking treden. Deze nota kan worden aangehaald als de ‘Nota evenementenbeleid gemeente Westerveld’.

1.6 Evaluatie

Het vaststellen van beleid is een momentopname. In de praktijk kan blijken dat bepaalde keuzes niet werken of dat bepaalde zaken nader geregeld moeten worden. Het gemeentebestuur zal de uitvoering van het evenementenbeleid aan het eind van 2017 evalueren en het beleid aanpassen indien dit gewenst is.

1.7 Leeswijzer

Belangrijkste beleidsuitgangspunten

Bij het vergunnen van een evenement moet soms met veel wet- en regelgeving rekening worden gehouden. Een opsomming van de meest voorkomende wet- en regelgeving is opgenomen in hoofdstuk 2 van het evenementenbeleid. Dit zijn dus geen nieuwe regels!

In hoofdstuk 3 wordt door beleidsuitgangspunten getracht het aantal braderieën, markten en overige evenementen en de plaats waar deze plaatsvinden te reguleren. Doel hiervan is dat met name in de dorpskernen deze niet ongelimiteerd kunnen plaatsvinden. Tevens zijn voor zowel braderieën en markten, als overige evenementen een lijst opgenomen voor braderieën/markten en andere evenementen die al een aantal jaren plaatsvinden en waarvan bevonden is dat deze ook in de toekomst doorgang kunnen vinden.

In hoofdstuk 4 zijn beleidsregels opgenomen voor evenementen zoals een vergunning voor meerdere jaren, ongewenste evenementen, begin- en eindtijden en circus- en kermisbeleid.

In hoofdstuk 5 wordt iets gezegd over nadere voorwaarden. Hierbij valt te denken aan het schenken van alcohol, wegafsluitingen, verkeersregelaars, parkeren, beveiliging, afval en sanitair.

In hoofdstuk 6 is iets opgenomen over de procedure van vergunningverlening, het gebruik van gemeentegrond en gemeentelijke materialen, aansprakelijkheid en reclameborden.

In hoofdstuk 7 wordt kort iets gezegd over toezicht en handhaving.

Samenvattend zijn de belangrijkste inhoudelijke beleidsregels (bestaand en nieuw) :

  • -

    Er worden regels gesteld voor (commerciële) braderieën en markten. Deze zijn aan maximale aantallen gebonden (zowel in aantal braderieën als in aantal per organisatie). Maar er wordt ook aangegeven welke braderieën en markten jaarlijks zonder meer kunnen plaatsvinden.

  • -

    De jaarlijks terugkerende evenementen in de dorpskernen zijn benoemd. Deze kunnen een vergunning voor 5 jaar krijgen, in plaats van elk jaar een nieuwe aan te moeten vragen. Daarnaast heeft deze lijst tot doel om verdringing in de dorpskernen en toenemende overlast te voorkomen. Evenementen die niet op deze lijst staan, moeten zo veel mogelijk worden georganiseerd op de evenementen terreinen.

  • -

    De lijst van ‘kleine evenementen’ waarvoor alleen een melding noodzakelijk is, is uitgebreid. Dit vanuit het oogpunt van het terugdringen van regeldruk.

  • -

    Ongewenste evenementen zijn nader omschreven (bijvoorbeeld vecht evenementen, streetraces of demonstraties met racistisch karakter).

  • -

    Er is een nadere omschrijving gegeven van het wenselijk gebruik van de Brinken. Dit heeft m.n. zijn weerslag op de Brink in Dwingeloo. Daarbij is opgenomen dat een aantal evenementen die daar al minimaal enige jaren georganiseerd wordt, er plaats kunnen blijven vinden.

  • -

    Er worden nadere eisen aan kermissen en circussen gesteld vanuit het oogpunt van openbare veiligheid en dierenwelzijn.

HOOFDSTUK 2 WETTELIJK KADER

Indien er een evenement wordt georganiseerd, is diverse regelgeving van toepassing. Hieronder worden de belangrijkste weergegeven.

2.1 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Westerveld

De APV van de gemeente Westerveld is een verordening die is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. De laatste versie is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 september 2012. De verordening is op 16 oktober 2012 gepubliceerd en op 24 oktober 2012 in werking getreden.

Uit artikel 2.25 blijkt dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Artikel 2.24 van de APV omschrijft een evenement als: ‘elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak’. In dit artikel worden enkele activiteiten genoemd die niet zijn te beschouwen als evenement zoals bioscoopvoorstellingen en markten. In het tweede lid van artikel 2.24 wordt aangegeven welke activiteiten ook als evenement moeten worden beschouwd: een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg en een straatfeest of buurtbarbecue. Het beleid in deze nota gaat uit van definitie van evenement zoals neergelegd in artikel 2.24 APV en ziet dus ook toe op de in het tweede lid van artikel 2.24 genoemde activiteiten.

Een besloten feest zoals een bruiloft, bedrijfsfeest of een examenfeest of een voorstelling in een theater is in beginsel geen evenement. Echter besloten feesten op particulier initiatief, bijvoorbeeld tentfeesten, waarbij sprake is van gebruik van de openbare weg anders dan overeenkomstig het doel waarvoor deze bestemd is, zijn een evenement waarvoor een vergunning nodig is.

Indien er sprake is van een klein evenement is er geen vergunning nodig en kan worden volstaan met een melding. Een klein evenement volgens de APV is een evenement dat voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    niet meer dan 50 aanwezigen;

  • b.

    het evenement vindt plaats tussen 09.00 en 00.30 uur;

  • c.

    er wordt geen muziek ten gehore gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;

  • d.

    het evenement vindt niet plaats op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats, tenzij dit geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

  • e.

    er worden slechts kleine objecten geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

  • f.

    er is een organisator;

  • g.

    de organisator meldt het evenement bij de burgemeester tenminste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement.

Ook een stille tocht of herdenkingstocht is niet vergunningsplichtig, maar meldingsplichtig. De meldingplicht van 10 werkdagen voorafgaande aan de tocht is hier wel van toepassing, maar deze kan in bijzondere gevallen korter zijn. Je kunt hierbij denken aan een (spontane) stille tocht na zinloos geweld.

Sub d. geeft aan dat een straatfeest of buurtbarbecue dat op straat plaatsvindt niet vergunningplichtig maar meldingsplichtig is indien dit bijvoorbeeld niet plaatsvindt op doorgaande wegen waardoor er geen ernstige belemmering is voor doorgaand verkeer en hulpdiensten. Zo kan volstaan worden met een melding indien een straatfeest of buurtbarbecue plaatsvindt in een woonwijk waar voornamelijk lokaal verkeer rijdt.

De APV stelt het college (dit is echter de burgemeester) in de gelegenheid om nadere regels te stellen wanneer sprake is van een klein evenement. Dit evenementenbeleid is geschikt om bepaalde evenementen aan te merken als klein evenement (zie hiervoor paragraaf 4.1).

De burgemeester kan binnen vijf dagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een klein evenement te verbieden indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Indien bij een evenement niet wordt voldaan aan de criteria van ‘klein evenement’ dan dient een evenementenvergunning te worden aangevraagd. Uit artikel 1.8 van de APV blijkt dat een evenementenvergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Naast de evenementen kent de APV ook regels voor incidentele en collectieve festiviteiten. Deze zijn van toepassing voor inrichtingen die vallen onder het Activiteitenbesluit. Indien een (horeca)inrichting binnen de normale bedrijfsuitoefening de reguliere geluidsnormen van het Activiteitenbesluit zal overschrijden bij een feest of optreden, zal met een melding ontheffing van de geluidsnormen worden verleend. Een inrichting kan negen keer per jaar een dergelijke ontheffing krijgen. Deze regeling staat bekend als de ‘12-dagen regeling’. De melding dient minimaal twee weken voor de festiviteit te worden gedaan.

De burgemeester kan de incidentele festiviteit verbieden wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

Daarnaast zijn in de APV drie collectieve festiviteiten aangewezen: Koninginnedag (thans Koningsdag), Bevrijdingsdag en Oud en Nieuw.

Indien een (horeca)inrichting een activiteit ontplooit als een (live)optreden, is sprake van een festiviteit in de zin van de APV. Indien deze festiviteit afwijkt van de reguliere activiteiten van de inrichting is sprake van evenement waarvoor een vergunning nodig is.

Samenvattend zijn er de volgende evenementen:

  • ·

    besloten feest – geen vergunning of melding nodig;

  • ·

    optreden in een horecagelegenheid binnen de normale bedrijfsuitoefening met overschrijding geluidsnorm – aankondiging ‘12-dagen regeling’;

  • ·

    niet bedrijfseigen feest of ander evenement in een horecagelegenheid – evenementenvergunning;

  • ·

    klein evenement – melding 10 dagen vooraf;

  • ·

    evenement – evenementenvergunning.

Dit evenementenbeleid dient met name om de openbare orde en veiligheid en het gebruik van de openbare ruimte in goede banen te leiden bij evenementen die in de buitenlucht plaatsvinden. De openbare orde en de veiligheid zijn niet gebaat bij een onbeperkte stroom evenementen en wegafzettingen. Zoals in de inleiding is vermeld, kunnen evenementen ook leiden tot overlast voor met name buurtbewoners.

De gemeentelijke APV kan worden gezien als een verordening die ziet op openbare orde (beperken overlast) en veiligheid. Het begrip openbare orde is een open begrip. In de toelichting van de Dienstenrichtlijn wordt het begrip als volgt omschreven: ‘het begrip openbare orde, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, omvat de bescherming tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving, en kan met name onderwerpen in verband met de menselijke waardigheid, de bescherming van minderjarigen en kwetsbare volwassenen, alsook dierenwelzijn omvatten. Evenzo omvat het begrip openbare veiligheid vraagstukken in verband met de staatsveiligheid’. Het begrip overlast komt niet voor in de Dienstenrichtlijn. Overlast kan betrekking hebben op verschillende aspecten zoals geluid, verkeer en vernielingen. Te verwachten ernstige overlast kan via de algemene gronden van artikel 1.8 APV aangemerkt worden als weigeringsgrond. Zo kan bijvoorbeeld geluidsoverlast worden geschaard onder openbare orde, milieu of eventueel zelfs onder gezondheid. Ook aspecten als verkeersveiligheid, veiligheid van personen en zedelijkheid komen niet (meer) als aparte weigeringsgrond voor in de APV en dienen te worden geschaard onder de algemene weigeringsgronden van artikel 1.8 APV.

Op grond van artikel 1.3 APV dient een vergunning minimaal drie weken van te voren te worden aangevraagd. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan voor bepaalde vergunningen die termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Op een aanvraag voor een evenementenvergunning dient binnen acht weken na ontvangst te worden beslist. Deze termijn kan voor ten hoogste acht weken worden verlengd (artikel 1.2 APV).

Aan een evenementenvergunning kunnen op grond van artikel 1.4 APV voorschriften en beperkingen worden verbonden. De voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

De APV kent naast de evenementenvergunning van artikel 2.25 nog meer ontheffingen/vergunningen die in het kader van een evenement een rol kunnen spelen. Te denken valt aan:

  • ·

    ontheffing geluidsinstallatie (artikel 4.6);

  • ·

    het innemen van een standplaats (artikel 5.17);

  • ·

    het organiseren van een snuffelmarkt (artikel 5.23);

  • ·

    inzamelen van geld of goederen voor het goede doel: collecteren (artikel 5.13).

Daarnaast kunnen ontheffingen/vergunningen vanuit andere wet- en regelgeving een rol spelen bij een evenement zoals een loterijvergunning, ontheffing voor het schenken van zwak-alcoholische drank, ontheffing Winkeltijdenwet of Zondagswet en de Wegenverkeerswet. Daarover hieronder meer.

2.2 Dienstenrichtlijn/Dienstenwet

Op 28 december 2006 is de Europese Dienstenrichtlijn in werking getreden. Doel van deze richtlijn is het wegnemen van onrechtvaardige belemmeringen voor het verrichten van diensten in een ander dan het eigen EU-land, zoals hoge administratieve lasten en vergunningstelsels die beperkingen opleggen. De definitie van ‘dienst’ is ruim: ook de evenementenvergunning valt daar in principe onder. De uit de Dienstenrichtlijn voortkomende verplichtingen zijn voor Nederland vastgelegd in de Dienstenwet. Deze wet bevat diverse bepalingen waaraan overheden moeten voldoen. Eén van die bepalingen is de implementatie van de zogenaamde lex silencio positivo (LSP). De LSP houdt in dat een vergunning of ontheffing van rechtswege is verleend als het bestuursorgaan niet binnen de beslistermijn een besluit heeft genomen. In 2.25, lid 7 van de APV is echter opgenomen, vanwege de daaraan verbonden risico’s op het gebied van openbare orde en veiligheid, dat de LSP niet van toepassing is op de evenementenvergunning.

2.3 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

De Algemene wet bestuursrecht kent algemene regels voor het aanvragen, het beslissen en de voorbereiding van beslissingen en bekendmakingen met betrekking tot vergunningen. Belangrijk in dit verband is vooral dat de beslissing op een (evenementen)vergunning aanvraag zorgvuldig moet worden voorbereid door de nodige kennis over relevante feiten en af te wegen belangen te vergaren. De belangen van alle betrokkenen dienen daarbij te worden afgewogen.

Naast de belangen van de organisator zijn bijvoorbeeld ook de belangen van omwonenden daarbij een belangrijke factor. Het besluit dient ook deugdelijk te zijn gemotiveerd en de motivering dient in het besluit te worden vermeld, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Een evenementenvergunning is een beschikking waarop bezwaar en beroep van belanghebbenden mogelijk is.

2.4 Gemeentewet

De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving van de openbare orde. De burgemeester kan bij verstoring van de openbare orde, of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen geven die hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester tevens belast met het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

2.5 Drank- en Horecawet

Voor het schenken van zwak-alcoholische drank buiten een horeca-inrichting is op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet een ontheffing van de burgemeester nodig. Deze ontheffing kan worden verleend voor een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard en voor maximaal 12 aaneensluitende dagen. Een evenement kan in het algemeen als een dergelijke gelegenheid worden gezien. De drankverstrekking mag uitsluitend plaatsvinden onder onmiddellijke leiding van een persoon die minimaal 21 jaar is en van goed levensgedrag. Aan de ontheffing mogen voorschriften worden verbonden.

Voor jaarlijks terugkerende identieke evenementen kan een ontheffing voor langere periode worden verleend, mits de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank elk jaar geschiedt onder onmiddellijke leiding van dezelfde persoon.

Voor het plaatsen van een buitentap op het bij het horecabedrijf behorende terras is in beginsel geen ontheffing nodig indien dit terras op de Drank- en Horecavergunning van het horecabedrijf staat. Als er door het horecabedrijf alcoholische drank geschonken wordt buiten de lokaliteiten die op de Drank- en Horecavergunning staan, is wel een artikel 35 ontheffing nodig. Op grond van deze ontheffing mag alleen zwak-alcoholische drank zoals wijn en bier worden geschonken. Er is geen ontheffing nodig als er een besloten feest wordt gehouden waar geen entree wordt geheven en waar niet voor de alcoholische drank betaald hoeft te worden.

2.6 Zondagswet

De Zondagswet bepaalt dat op zondag voor 13.00 uur geen openbare vermakelijkheden (evenementen) plaatsvinden. Van dit verbod kan de burgemeester ontheffing verlenen indien er geen verstoring van de zondagsviering of de zondagsrust is te verwachten (zoals evenementen zonder muziek of festiviteiten zonder (geluids-)hinder).

Het is verboden op zondag in de nabijheid van kerken en andere gebouwen die voor de openbare eredienst in gebruik zijn, zonder strikte noodzaak voor 13.00 uur gerucht te verwekken waardoor de godsdienstuitoefening wordt gehinderd. Bij een evenement dat op zondag plaatsvindt in de nabijheid van een kerk mag, zonder strikte noodzaak, geen sprake zijn van het maken van geluid waardoor de godsdienstuitoefening wordt gehinderd. De Zondagswet geeft hierbij niet de mogelijkheid ontheffing te verlenen.

Tevens mag op zondag geen gerucht worden verwekt dat verder hoorbaar is dan 200 meter van de bron (uitzondering kerkdiensten, betogingen en vergaderingen). De burgemeester kan hiervoor een ontheffing verlenen voor de periode na 13.00 uur.

2.7 Winkeltijdenwet

De Winkeltijdenwet bepaalt dat winkels op werkdagen en zaterdagen open mogen zijn van 06.00 tot 22.00 uur. Winkels moeten gesloten zijn op zondagen en nationale feestdagen. Dit geldt ook voor de ambulante handel zoals markt- en standplaatsen. Het winkeltijdenregime is ook van toepassing op standplaatsen op evenementen zoals braderieën.

De gemeenteraad kan echter bij verordening bepalen dat deze verboden niet van toepassing zijn. In onze Winkeltijdenverordening is onder andere opgenomen dat winkels het hele jaar op zon- en feestdagen open mogen.

Indien voor een evenement buiten de in de Winkeltijdenwet of de Winkeltijdenverordening toegestane tijden om behoefte is aan standplaatsen of opening van detailhandel, kent de Winkeltijdenwet daarvoor een aantal vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden.

2.8 Wet op de kansspelen

Indien tijdens een evenement een kansspel wordt georganiseerd, moet hiervoor tevens een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen worden aangevraagd. Het gaat hierbij om loterijen en kansspelen zoals lotverkoop met de kans prijzen te winnen. Voor kleine kansspelen zoals een bingo en rad van fortuin dient een melding te worden gedaan. Voor het houden van een (klein) kansspel moet echter wel aan voorwaarden worden voldaan. Het moet worden georganiseerd door een Nederlandse vereniging die minimaal driejaar bestaat. Deze vereniging moet krachtens haar statuten een duidelijk omschreven doel dienen. Het doel van de vereniging mag niet het organiseren van kansspelen zijn. De prijzen en premies in geld of goederen die kunnen worden gewonnen mogen niet hoger zijn dan € 400 per serie of set en de gezamenlijke waarde mag niet meer bedragen dan € 1.550 per bijeenkomst. Tot slot moet de bijeenkomst minimaal 14 dagen van te voren worden gemeld aan de burgemeester en wethouders.

2.9 Wegenverkeerswet 1994 / Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer / Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Op grond van bepalingen in de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en het daarop gebaseerd Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV) en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) is het mogelijk om (gedeelten van) wegen, straten en/of pleinen, die in het beheer en/of eigendom van de gemeente of andere wegbeheerders zijn, af te sluiten ten behoeve van een evenement.

Op grond van artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 is het college bevoegd verkeersbesluiten te nemen. Het kan hier gaan om verkeersmaatregelen bij evenementen zoals bijvoorbeeld het tijdelijk afsluiten van een weg of het tijdelijk toestaan of juist verbieden dat er wordt geparkeerd op een bepaalde locatie.

Uit artikel 2.24 en 2.25 APV blijkt dat een wedstrijd op of aan de weg onder de definitie van ‘evenement’ valt. Uit artikel 2.25, lid 5 APV blijkt echter ook dat het verbod om zonder vergunning een evenement te organiseren niet geldt voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

Onder ‘wedstrijd’ wordt verstaan: elk rijden met voertuigen ter vaststelling of vergelijking van prestaties hetzij van de deelnemers, hetzij van de voertuigen, hetzij van onderdelen daarvan, hetzij van bedrijfsstoffen. Van een wedstrijd is dus sprake zodra prestaties worden vastgesteld en met elkaar worden vergeleken. Ook bijvoorbeeld een puzzeltocht met een auto, waarbij het de bedoeling is punten te verzamelen, is een wedstrijd in de zin van de Wegenverkeerswet. Hetzelfde geldt voor een snelheidswedstrijd of een wedstrijd waarbij de bestuurder van het mooist versierde voertuig in de prijzen valt.

Op grond van artikel 10 van de Wegenverkeerswet is het verboden op de weg een wedstrijd met voertuigen te houden of daaraan deel te nemen. Op grond van artikel 148 RVV kan van dit verbod ontheffing worden verleend. Ontheffing kan alleen worden verleend van de in artikel 87 RVV genoemde verkeersregels/verkeerstekens. Dit betekent bijvoorbeeld dat geen ontheffing kan worden verleend van de maximum snelheid (artikel 20 en 21 RVV), tenzij de weg feitelijk wordt afgesloten en daardoor niet meer onder de Wegenverkeerswet valt.

De wetgever heeft hierbij geen specifiek toetsingskader (weigeringsgronden) vastgesteld inzake het al dan niet verlenen van ontheffingen. Uit artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1990 blijkt dat de krachtens die wet vastgestelde regels (algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen) kunnen strekken tot onder meer:

  • ·

    het verzekeren van de veiligheid op de weg;

  • ·

    het beschermen van weggebruikers en passagiers;

  • ·

    het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

  • ·

    het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer;

  • ·

    het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;

  • ·

    het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden;

  • ·

    het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik.

Op grond van artikel 148, lid 2 Wegenverkeerswet dient de organisator wel een verzekering af te sluiten ten aanzien van wettelijke aansprakelijkheid.

Indien de wedstrijd door meerdere gemeente loopt, is het Gedeputeerde staten die de ontheffing moet afgeven. Hiervoor is een verklaring van geen bezwaar van de burgemeester nodig.

2.10 Regeling Verkeersregelaars/ Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

Verkeersregelaars kunnen nodig zijn om verkeersstromen bij evenementen en tijdelijke wegafzettingen in goede banen te leiden. Evenementenverkeersregelaars kunnen hun werk doen direct bij het evenement, maar ook op andere locaties waar het verkeer problemen kan opleveren als gevolg van de toestroom van verkeer door het evenement.

In de Regeling verkeersregelaars worden de eisen omschreven waaraan verkeersregelaars dienen te voldoen zoals opleiding, de aanstelling, de examinering en de uitrusting. Verkeersregelaars worden door de burgemeester aangesteld per evenement of voor bepaalde tijd voor een periode van hooguit één jaar. Zij ontvangen een instructie en de politie houdt toezicht op de verkeersregelaars. De instructie vindt sinds 2013 plaats via een e-learningmodule van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de module is verzorgd door de Stichting Verkeersregelaars Nederland (SVNL) in opdracht van de Politieacademie.

De wegbeheerder, veelal de gemeente als eigenaar van de weg of het terrein waar het evenement plaatsvindt, kan aangeven of het nodig is verkeersregelaars in te zetten bij evenementen, optochten en demonstraties.

Evenementenregelaar per evenement

Voor een evenement kan men gebruik maken van verkeersregelaars die alleen actief zijn bij één specifiek evenement en alleen op aangewezen plaatsen. Zo’n evenement kan één dag duren, of enkele aaneengesloten dagen. Deze evenementenregelaars worden aangesteld per evenement. Ze zijn minimaal 16 jaar en moeten een standaard e-learning instructie volgen alvorens aan de slag te mogen. Daarnaast krijgen ze een specifieke op het evenement toegesneden instructie bij het begin van het evenement.

Evenementenregelaar voor bepaalde tijd

Verkeersregelaars die een uitgebreide e-learning instructie hebben gevolgd krijgen een aanstelling voor maximaal een jaar en kunnen worden ingezet voor meerdere evenementen.

2.11 Bouwbesluit, tijdelijke bouwwerken

Op basis van het Bouwbesluit, hoofdstuk 7 “Voorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen” dient voor een inrichting, een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats die niet valt onder de definitie ‘bouwwerk’, waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, een (tijdelijke) gebruiksvergunning te worden aangevraagd bij het college. In het kader van evenementen betreft het met name feest- en evenementententen en circustenten. Aan de vergunning kunnen voorschriften verbonden worden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. De Veiligheidsregio Drenthe (VRD) adviseert de gemeente over de afgifte van een tijdelijke gebruiksvergunning. Horecagelegenheden waar meer dan 50 personen aanwezig kunnen zijn, dienen ook een gebruiksvergunning brandveiligheid te hebben.

Namens het Centraal Overleg Bouwconstructies zijn door constructeurs uit diverse gemeenten richtlijnen opgesteld voor tijdelijke bouwwerken zoals tenten en kermisattracties: “Richtlijn

voor Constructieve Toetsingscriteria bij een aanvraag voor een Evenementenvergunning”. Bij de opzet van deze richtlijn is rekening gehouden met het feit dat het niet proportioneel is om te eisen dat een kortstondig aanwezig object, bijvoorbeeld een tent, moet voldoen aan de nieuwbouweisen van een permanent bouwwerk met een ontwerplevensduur van 50 jaar. Daarom is voor dit doel een specifiek veiligheidsniveau toegestaan, gerelateerd aan de tijdsduur van het evenement.

De richtlijn is bedoeld om eenduidige veiligheidseisen te geven op basis waarvan op een verantwoorde manier (beheersbaar risico) een evenement kan worden voorbereid en een vergunning kan worden verleend. Deze richtlijn wordt door de gemeente Westerveld aangehouden voor het toetsen van de veiligheid van tijdelijke bouwwerken.

In de richtlijn wordt bijvoorbeeld aangegeven dat de vergunninghouder van het evenement verplicht is zich vooraf én tijdens het evenement op de hoogte te stellen van de voorspelde weersomstandigheden voor het evenement. Bij voorspellingen met een voorspelde windkracht groter dan de in bijgesloten

windbelastingtabel opgenomen waarden of de waarde, waarop de objecten berekend zijn,

moeten de betreffende objecten buiten gebruik gesteld worden en bij direct gevaar onmiddellijk worden verwijderd.

2.12 Vuurwerkbesluit

Op grond van het Vuurwerkbesluit mag consumentenvuurwerk alleen afgestoken worden rond de jaarwisseling; tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur. Hierbuiten mag alleen professioneel vuurwerk worden afgestoken. Vuurwerk dat tijdens evenementen wordt afgestoken valt onder de categorie professioneel vuurwerk en mag alleen worden afgestoken door gecertificeerde vakmensen in het bezit van een toepassingsvergunning. Voor het afsteken van het vuurwerk dient een verzoek tot ontbrandingstoestemming (voor het ontbranden van meer dan 20 kilogram theatervuurwerk of 200 kilogram consumentenvuurwerk) bij Gedeputeerde Staten als het bevoegd gezag te worden ingediend.

Gedeputeerde Staten dient de burgemeester in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen voor het afgeven van de ontbrandingstoestemming. Het bestuur van de VHD adviseert de burgemeester op zijn verzoek over de ontbrandingstoestemming. Indien de burgemeester een negatief advies uitbrengt in verband met de veiligheid (de verklaring van geen bezwaar weigert), zal Gedeputeerde Staten de gevraagde toestemming weigeren.

Voor het afsteken van theatervuurwerk voor bijvoorbeeld theater- en filmvoorstellingen tot 20 kg en consumentenvuurwerk tot 200 kg door iemand in het bezit van een toepassingsvergunning hoeft geen vergunning te worden verleend, maar kan worden volstaan met een melding, tot 14 dagen voor het evenement, aan Gedeputeerde Staten.

De burgemeester wordt door Gedeputeerde Staten in kennis gesteld van de melding. De burgemeester kan hier niet verklaren bedenkingen te hebben. Wel is in het algemeen bij het ontbranden van vuurwerk sprake van een evenement. Hiervoor is een evenementenvergunning nodig. De burgemeester kan een evenementenvergunning weigeren of onder voorwaarden verlenen met het oog op openbare orde en veiligheid. Dit kunnen bijvoorbeeld in het kader van afsteken van vuurwerk de volgende aspecten zijn:

  • ·

    de bereikbaarheid en beschikbaarheid van hulpdiensten;

  • ·

    de toestroom van verkeer en bezoekers;

  • ·

    de communicatie met bezoekers, omwonenden en andere belanghebbenden;

  • ·

    de mate en wijze van toezicht door de organisator;

  • ·

    de brandveiligheid;

  • ·

    risico op het ontstaan van wanordelijkheden;

  • ·

    belasting van het woon- of leefklimaat in de omgeving van het evenement;

  • ·

    verontreiniging, aantasting van het uiterlijk aanzien van de gemeente, beschadiging van groenvoorzieningen of van voorzieningen voor het openbaar nut;

  • ·

    waarborg van de organisator op een goed verloop van het evenement en beperking schade aan het milieu.

2.1.3 Wet algemene bepalingen omgeving (Wabo), Bestemmingsplan

Op basis van jurisprudentie van de Raad van State is het van belang dat het bestemmingsplan ruimte biedt voor het houden van een evenement. Vaak zullen evenementen plaatsvinden op gronden met de bestemming ‘verkeer’, ‘groenvoorzieningen’, ‘maatschappelijk’ of ‘agrarisch‘. Een aanvraag voor een evenementenvergunning kan niet geweigerd worden omdat het in strijd is met een bestemmingsplan. Dit is namelijk geen weigeringsgrond op grond van artikel 1.8 en 2.25 APV. Het bestemmingsplan is vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening echter wel van belang. Als op een bepaalde locatie jaarlijks meerdere evenementen of terugkerende, meerdaagse evenementen worden gehouden, is het van belang dat de bestemmingsplannen voorzien in de te houden evenementen. Evenementen die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben, kunnen gewoon plaatsvinden, daarvoor is geen planologische procedure nodig. In de nieuwe bestemmingsplannen is een algemene gebruiksregel toegevoegd dat het gebruik van gronden ten behoeve van evenementen, festiviteiten en manifestaties niet strijdig met de bestemming zijn. Voor een groot deel van de oudere bestemmingsplannen is in het Facetplan 2011 een dergelijke bepaling opgenomen.

Indien een evenement wel in strijd is met een bestemmingplan of langer dan drie dagen duurt, kan (op grond van artikel 4, lid 8 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht) het college voor de afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verlenen.

2.14 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder voor onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De meetmethoden genoemd in de handleiding ‘Meten en rekenen van industrielawaai 1999’ worden gehanteerd bij het doen van geluidsmetingen tijdens evenementen. Alhoewel industrielawaai anders is dan het geluid dat wordt geproduceerd tijdens evenementen en festiviteiten, blijken de in de handleiding genoemde meetmethodieken goed te gebruiken bij evenementen en festiviteiten.

2.15 Wet milieubeheer

Indien evenementen worden gehouden binnen een inrichtingen die een vergunning hebben op grond van de Wet milieubeheer of vallen onder het Activiteitenbesluit, gelden de in deze regelgeving genoemde geluidsvoorschriften. Veel (kleinere) bedrijven, waaronder de horeca, zijn vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer, maar moeten voldoen aan algemene regels die in het Activiteitenbesluit zijn vastgesteld. Op grond van het Activiteitenbesluit gelden er eisen met betrekking tot o.a. geluid en licht. Voor collectieve en incidentele festiviteiten in inrichtingen als bedoeld in het Activiteitenbesluit, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van geluidsnormen voor zover naleving hiervan redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Hiervoor moet op grond van artikel 4.3 APV een melding incidentele festiviteiten, de zogenaamde ‘12-dagenregeling’ te worden gedaan.

2.16 Gezondheids- en welzijnswet dieren

Indien dieren bij een evenement betrokken worden, bijvoorbeeld bij een circus, zijn de regels van de Gezondheids- en Welzijnswet dieren en/of de Wet Dieren (mogelijk) van toepassing. Zo is het verboden om dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken en dierengevechten te organiseren. Zie ook onder circus (paragraaf 4.10.3) en ongewenste evenementen (paragraaf 4.3).

2.17 Legesverordening

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag evenementenvergunning of andere vergunning of ontheffing wordt op grond van de legesverordening leges geheven. Deze heffing is bedoeld om de kosten te dekken die worden gemaakt om de aanvraag voor de vergunning of ontheffing te behandelen.

Een melding voor een klein evenement of een melding voor het plaatsvinden van een evenement met een meerjarige vergunning is kosteloos.

De leges voor een evenementenvergunning zijn de laatste jaren aanzienlijk gestegen. Dit heeft zijn weerslag op het kunnen blijven organiseren van kleine (buurt)evenementen en evenementen met het oogmerk de opbrengst te doneren aan het goede doel.

Om kleine evenementen te kunnen organiseren en betaalbaar te houden, is er in 2014 een tariefdifferentiatie ingevoerd en is er nu een laag tarief voor kleine vergunningplichtige evenementen. Het gaat hierbij om evenementen waarbij het verwachte aantal bezoekers op enig moment maximaal 100 bedraagt en waarbij geen goederen in het kader van de ambulante handel en/of etenswaren en/of alcoholische drank verkocht worden.

Voor vergunningen die voor een periode van vijf jaar worden aangevraagd en afgegeven, geldt een tarief van 150% van het normale tarief. De opslag van 50% is om de kosten van de jaarlijkse meldingen, publicatie et cetera te dekken.

Wanneer een evenementenvergunning voor eenzelfde evenement binnen een periode van vijf jaar na de eerste aanvraag wordt ingediend, geldt een lager tarief.

Ook voor bijvoorbeeld een ontheffing voor het schenken van alcohol of een verkeersbesluit voor het afzetten van wegen zijn leges verschuldigd.

Voor het ter beschikking stellen van dranghekken zijn ook leges verschuldigd, tenzij de organisator de dranghekken zelf haalt en brengt. Indien dranghekken zijn aangevraagd waarvoor leges in rekening gebracht zijn of worden, zullen de leges worden gerestitueerd, dan wel niet in rekening worden gebracht indien tot maximaal twee werkdagen (met een minimum van 48 uur) voor aanvang van het evenement de aanvraag is ingetrokken, dan wel aangegeven is dat de dranghekken zelf opgehaald worden. Indien een dergelijke melding later plaatsvindt dan twee werkdagen voor aanvang van het evenement zijn de leges wel verschuldigd.

2.18 Wet Luchtvaart

De Wet luchtvaartwet en het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen stellen eisen voor het opstijgen en landen van hefschroefvliegtuigen (helikopters), luchtballonnen, zweefvliegtuigen, landbouwvliegtuigen en ultalight-vliegtuigen. Indien bij een evenement een helikopter of luchtballon zal opstijgen en/of landen buiten een luchthaven, dient bij Gedeputeerde Staten een “ontheffing tijdelijk en uitzonderlijk gebruik Wet luchtvaart” (TUG) te worden aangevraagd. Gedeputeerde Staten zal aan de burgemeester vragen of deze bezwaar heeft tegen het afgeven van de ontheffing.

2.19 Overige regels

Afhankelijk van de omvang en aard van een evenement kunnen ook andere wettelijke regels van toepassing zijn. Te denken valt aan bijvoorbeeld een lasershow waarvoor een advies van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Luchtvaart, nodig is. Ook kan bijvoorbeeld de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en/of de Wet Veiligheidregio’s, voor een eigen bewakings- en/of beveiligingsdienst van toepassing zijn. Bij grote evenementen is het mogelijk van de organisatie het inzetten van een eigen bewakings- en/of beveiligingsdienst te eisen en/of het opstellen van een veiligheidsplan.

HOOFDSTUK 3 MAXIMUMSTELSEL

3.1. Braderieën

3.1.1 Inleiding

Goed georganiseerde evenementen beïnvloeden het imago van de gemeente in positieve zin. Mede gezien het belang van het toerisme voor Westerveld is het daarom belangrijk dat er voldoende interessante en attractieve evenementen en activiteiten plaatsvinden in de gemeente. Evenementen hebben een promotionele en een economische meerwaarde.

De gemeente wordt echter in toenemende mate geconfronteerd met vergunningaanvragen voor braderieën en markten, veelal in het centrum van de dorpskernen. Vanuit de openbare orde kan het niet zo zijn dat de wegen en pleinen in dorpskernen in de zomermaanden veelvuldig afgezet worden en de kernen daardoor bijna onbereikbaar zijn. Dit geeft overlast aan bewoners en winkeliers. Ook zijn de vele braderieën en markten niet altijd van goede kwaliteit. Bij een gebrek aan kwaliteit kun je denken aan het plaatsen van weinig en lege kramen, weinig tot geen diversiteit in branches, zeer gering bezoekersaantal, weinig sfeer, presentatie, promotie en entourage.

Het doel van deze beleidsregels voor braderieën en markten is om deze in kwantiteit in te perken en in kwaliteit te verhogen met een hoogwaardige uitstraling en een lokale en regionale aantrekkingskracht. Daarvoor worden regels en eisen ten aanzien van braderieën en markten gesteld. Hiermee kunnen ook aanvragen voor evenementenvergunningen voor braderieën en markten geweigerd worden. Met behulp van criteria worden organisatoren verplicht aandacht te besteden aan sfeer, producten, entourage, promotie en presentatie.

Zo hebben deze regels het volgende doel:

  • ·

    het ontwikkelen van beleid ten aanzien van braderieën en markten op basis waarvan vergunning verleend dan wel geweigerd kan worden;

  • ·

    een kader bieden aan organisatoren van braderieën en markten;

  • ·

    het aantal en de kwaliteit van braderieën reguleren.

3.1.2 Definitie braderie en markt

Braderieën en incidentiele markten vallen onder het begrip ‘evenement’, zoals bedoeld in artikel 2.24 van de APV.

Onder een braderie wordt verstaan: een activiteit in de openlucht, een feestelijke markt, waar naast de commerciële activiteiten (het kopen en/of verkopen van goederen of diensten met als doel het maken van winst) tevens vermaak geboden wordt.

Onder een markt wordt verstaan: een activiteit in de openlucht waar alleen goederen worden verkocht. Voor zover deze activiteiten ook op vermaak gericht zijn, worden ze beschouwd als braderie, bijvoorbeeld een themamarkt zoals een zomermarkt, kerstmarkt, paasmarkt.

Een snuffelmarkt is een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Een snuffelmarkt valt niet onder de definitie van een evenement. Voor een snuffelmarkt moet een ‘snuffelmarktvergunning’ worden aangevraagd (artikel 5.22 APV).

In deze beleidsnota wordt niet onder markt verstaan: markten die met een vaste regelmaat het gehele jaar plaatsvinden en die vallen onder artikel 160, aanhef en onder h van de Gemeentewet zoals de weekmarkten en de biologische markt in Frederiksoord. Deze markten vallen onder de werking van de Marktverordening.

3.1.3 Toegestane braderieën en markten

Al vele jaren worden er jaarlijks herhaalde braderieën en markten georganiseerd die geliefd zijn bij bewoners, toeristen en winkeliers en die hun kwalitatieve bestaansrecht hebben bewezen. Deze evenementen kunnen ook in de toekomst doorgang vinden zonder dat deze aan de onderstaande nieuwe beleidsregels wordt getoetst en zolang deze evenementen hun kwaliteit en populariteit behouden en geen overlast of openbare ordeproblemen veroorzaken.

Zonder een uitputtende regeling te geven van deze opsomming kan hierbij gedacht worden aan:

Diever:

  • ·

    Antiekmarkt Ondernemingsvereniging Diever

  • ·

    Boekenmarkt Ondernemingsvereniging Diever

  • ·

    Brink zomermarkten (6x) Ondernemingsvereniging Diever

  • ·

    Kerstmarkt Ondernemingsvereniging Diever

  • ·

    Kunstmarkt Ondernemingsvereniging Diever

  • ·

    Paasmarkt/draverij Ondernemingsvereniging Diever

Dwingeloo:

  • ·

    Dwingelermarkten Stichting Dwingelermarkt

  • ·

    Keramiekmarkt Stichting Keramiekmarkt NN Dwingeloo

  • ·

    Siepeldagen (6x) Handelsvereniging Dwingeloo

  • ·

    Kerstmarkt Popkoor Dwingeloo

Vledder:

  • ·

    Kunstmarkt Stichting Kunstproeverij Vledder

  • ·

    Voorjaarsmarkt Organisatiebureau Thomas09

  • ·

    Vleddermarkten (6x) Stichting Aktiviteiten Vledder

  • ·

    Kerstmarkt St. Kerstmarkt Vledder/Organisatiebureau Thomas09

Havelte:

  • ·

    Brinkmarkten (6x) St. Brinkactiviteiten/Organisatie bureau Thomas09

  • ·

    Kerstmarkt Stichting Volksfeestcommissie Havelte

Frederiksoord:

  • ·

    Kolonie zomermarkt Stichting Maatschappij van Weldadigheid

  • ·

    Lentefair Stichting Gehandicaptentuin Frederiksoord

  • ·

    Winter Boschfestijn Stichting Maatschappij van Weldadigheid

Wateren:

·Jaarmarkt Organisatiebureau Thomas09

Zorgvlied

·Kerstmarkt Ondernemersvereniging WWZ

De burgemeester kan, andere dan hierboven genoemde, jaarlijks terugkerende braderieën en markten aanwijzen waarvoor onderstaande regels en criteria niet geldt indien deze hun kwalitatieve bestaansrecht hebben bewezen. Deze worden dan op de bovenstaande lijst toegevoegd. Anderzijds kunnen onderstaande regels ook van toepassing verklaard worden op bovenstaande braderieën en markten indien in de toekomst blijkt dat deze braderieën of markten geen positieve uitstraling meer hebben of overlast of openbare ordeproblemen veroorzaken.

3.1.4 Regels en criteria overige braderieën en markten

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen voor een evenementenvergunning voor het houden van braderieën en markten die nog niet hun bestaansrecht in Westerveld hebben aangetoond op grond van kwaliteit, bezoekersaantallen en/of culturele bijdrage aan de gemeente. Ook zijn deze regels voor organisatiebureaus die vanuit een commercieel belang beroepsmatig (meerdere) braderieën en markten organiseren binnen Westerveld:

  • a.

    Voor braderieën en markten kunnen in principe geen dorpskernen en/of hoofdverkeerswegen worden afgesloten.

  • b.

    Bij een aanvraag voor een evenementenvergunning voor een braderie of markt wordt de locatie per geval op geschiktheid beoordeeld.

  • c.

    Er mogen slechts drie braderieën of markten per jaar per dorpskern (brinken) plaatsvinden. Dit maximum aantal geldt naast de in 3.1.3 genoemde braderieën en markten. Deze braderieën en markten dienen door verschillende organisatoren gehouden te worden. Hierbij is de volgorde van binnenkomst van een volledige aanvraag om een vergunning bepalend. De aanvraag kan echter niet aangevraagd worden eerder dan 1 januari van het jaar waarvoor het evenement wordt aangevraagd. Echter indien een organisator minimaal twee jaar achter elkaar op een locatie op eenzelfde tijdsperiode een braderie of markt heeft georganiseerd, heeft deze voorrang boven een nieuw te organiseren braderie of markt.

  • d.

    Iedere organisator mag maximaal vier braderieën of markten per jaar per dorpskern (brinken) organiseren, elk in een ander dorp binnen de gemeente. Elk jaar zijn er organisatoren van braderieën of markten die een vergunning aanvragen voor een groot aantal braderieën of markten per jaar. Om andere organisatoren ook een kans te bieden en om de diversiteit van de braderieën en markten te waarborgen, wordt een maximum gesteld van vier braderieën of markten per organisator per jaar. Indien dezelfde rechtspersonen of natuurlijke personen verschillende handelsnamen gebruiken, wordt deze beschouwd als dezelfde organisator.

Om moverende redenen kunnen organisatoren in onderling overleg een braderie of markt “ruilen” zodat deze in een dorpskern maximaal drie braderieën of markten kan organiseren (met het maximum van vier binnen de gemeente).

  • e.

    Buiten de dorpskernen, met name de Brinken, kunnen braderieën plaatsvinden buiten het in sub c en d gestelde indien hiervoor geen wegen hoeven te worden afgesloten, er in de directe omgeving geen agglomeratie van huizen is gelegen en omliggende huizen en bedrijven bereikbaar blijven. Hierbij kan gedacht worden aan de evenemententerreinen (zie paragraaf 4.5). Indien er voor een bepaalde locatie aanvragen zijn door meerdere organisatoren, zullen de data tussen deze organisatoren worden verdeeld.

  • f.

    Een braderie of markt mag maximaal één dag duren. Evenementen leggen een druk op de omgeving, zoals de omwonenden en winkeliers. Door een maximum van één dag per braderie en markt te stellen, in combinatie met een maximum aantal braderieën en markten per jaar per locatie, wordt de ‘activiteitendruk’ op een locatie gereguleerd.

  • g.

    Het houden van een braderie op een zaterdag of door de weekse dag heeft de voorkeur boven de zondag. Niet alleen wordt hiermee de zondagsrust gerespecteerd en hoeft geen ontheffing voor de Zondagswet afgegeven te worden, maar ook de lokale economie kan hierdoor profijt trekken van de aantrekkende werking van de braderie op toeristen.

  • h.

    Tijdens een braderie en markt geldt een minimum van 10 ‘gevulde’ kramen. Hierbij geldt de voorwaarde dat er geen lege kramen opgesteld mogen zijn. ‘Gevuld’ wil zeggen dat de kraam gevuld moeten zijn met goederen die verkocht/gekocht kunnen worden, dan wel gepresenteerd worden. (Nagenoeg) lege kramen zorgt voor een rommelige en slechte uitstraling van zowel de braderie en markt als de omgeving. Door de eis te stellen van een minimum aantal ‘gevulde’ kramen, wordt gedeeltelijk een rommelige en slechte uitstraling voorkomen. Indien blijkt dat een organisator zich meer dan eens niet aan deze voorwaarde heeft gehouden, zullen vergunningaanvragen door deze organisator in de toekomst worden geweigerd.

  • i.

    Tijdens een braderie en markt dienen de kramen (nagenoeg) aangesloten te staan. Om geen onnodig beslag te leggen op de openbare ruimte en om een rommelige uitstraling tegen te gaan, dienen de kramen dicht bij elkaar te staan en niet verspreid over de ruimte.

  • j.

    Bij een braderie dienen bij voorkeur ook culturele activiteiten aanwezig zijn. Culturele activiteiten zijn bijvoorbeeld activiteiten voor kinderen, spel en attracties, vertoon van kunsten (zoals theater en muziek), het uitoefenen van een ambacht et cetera.

Verenigingen van plaatselijk belang of plaatselijke winkeliersverenigingen kunnen aan een organisatiebureau verzoeken namens hun een braderie te organiseren.

Deze criteria worden vertaald naar de voorschriften voor het organiseren van een braderie of markt. Op grond van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en/of milieu kunnen nadere voorschriften aan de evenementenvergunning worden verbonden.

De burgemeester kan bepalen dat één of meer criteria niet gelden voor een aangevraagde braderie, dan wel markt.

Indien een braderie op zondag voor 13.00 uur wordt gehouden, zal een ontheffing op grond van de Zondagswet noodzakelijk zijn. Zoals onder ‘de Zondagswet’ in paragraaf 2.6 is aangegeven, zal de ontheffing voor een begintijd voor 13.00 uur niet worden gegeven indien de braderie of markt in de nabijheid van een kerk plaats vindt waar op zondagochtend een kerkdienst wordt gehouden.

3.1.5 Aanvraagprocedure

Voor het organiseren van een braderie of markt dient een aanvraag voor een evenementenvergunning via de digitale balie ingediend te worden. Voor een goede beoordeling dient bij de aanvraag gevoegd te worden:

  • -

    een beschrijving van de te verkopen waren en attracties op de braderie dan wel markt;

  • -

    het aantal kramen, attracties en eetkramen die men wil plaatsen;

  • -

    een plaatsbepaling van de braderie of markt, zo nodig met een situatietekening op schaal, met de indeling van de braderie dan wel markt;

Voor de beoordeling van de braderie dan wel markt, kan een situatietekening op schaal met de indeling van de braderie of markt worden gevraagd indien deze nodig is in verband met de beoordeling van de bereikbaarheid van de hulpdiensten en de situatie ter plaatse op het moment van de braderie dan wel markt (uitvoerende werkzaamheden, ruimteverdeling et cetera).

-indien er sprake is van een onderneming en/of rechtspersoon: een recent uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (niet ouder dan drie maanden) waaruit blijkt dat de organisator activiteiten, waaronder het organiseren van een braderie dan wel markt, ontplooit;

Indien een aanvrager (organisator) van een evenementenvergunning voor braderieën en markten niet ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel, is moeilijk uit te maken of sprake is van een zelfde aanvrager onder een andere naam (zie onder de criteria). Zonder duidelijke identificatie van de aanvrager is tevens de eventueel benodigde handhaving op voorschriften in de evenementenvergunning lastig (wie moet worden aangeschreven?).

Indien de aanvrager de bovengenoemde stukken niet overlegt terwijl dit wel noodzakelijk is om de aanvraag te kunnen beoordelen, kan de aanvraag buiten behandeling gelaten worden.

3.2 Overige evenementen

3.2.1 Inleiding

Jaarlijks komen tussen de 160 en 200 aanvragen voor een evenementenvergunning en meldingen klein evenement binnen bij de gemeente Westerveld. De aanvragen/meldingen betreffen met name braderieën en markten, dorpsfeesten, concours hippique, optochten, wielerrondes, muziekfestivals, kermis, circus, buurtfeesten, stuntshows, de viering van Koningsdag, toertochten, bloemencorso, wedstrijden en sportieve evenementen. Veel van deze evenementen vinden jaarlijks plaats.

Zoals in de inleiding al is vermeld, geven de weigeringsgronden voor een vergunning in de APV niet altijd de mogelijkheid te sturen op de hoeveelheid en de locatie van evenementen. Een veelvoud aan evenementen, vaak van eenzelfde soort zoals braderieën, geeft overlast aan bewoners, verkeer en winkeliers. Ook kunnen evenementen op een locatie zorgen voor beschadiging van de locatie en kosten voor herstel van de gemeente. Hierbij kan gedacht worden aan de brinken in dorpskernen. De historische brink in Dwingeloo is in 2012 heringericht. Om deze kwetsbare plek in het beschermd dorpsgezicht te beschermen, zullen daar slechts bepaalde evenementen plaats kunnen vinden.

3.2.2 Toegestane evenementen

De beleidsregels zijn er niet op gericht evenementen die al jaren plaatsvinden en vele bezoekers trekken te ontmoedigen maar om te sturen in verband met de leefbaarheid in dorpen voor de bewoners en ondernemers.

De volgende evenementen (niet zijnde de braderieën onder paragraaf 3.1) hebben een plek op de ‘evenementenkalender’ van Westerveld.

Lijst van ‘vaste’ evenementen

Dorp: Organisator Locatie

Diever:

  • -

    LR + PC concours hippique LR + PC Huneruiters Diever Wittelte

  • -

    Diever LIeVeEr Stichting Diever Live Diever

Dwingeloo:

  • -

    Dwingelermarkt (2 x per jaar) Stichting Dwingelermarkt Brink

  • -

    Sterrenfestival Stichting Sterren Brink

  • -

    Kuna Festival Taribush Events Kamp de Marke

  • -

    Westhoek paardendagen C.H. de Westhoek evenemententerrein

  • -

    Paardenvierdaagse St. Hippische Week Dw’loo Dwingelderveld

  • -

    Old & Nei * St. Old & Nei Brink

Vledder:

  • -

    Lus van Vledder Wielercomité Vledder centrum

  • -

    Endurance St. Paardenrecreatie DFW Drents Friese Wold e.o.

Frederiksoord:

  • -

    Bloemencorso Florialiacorso Frederiksoord Majoor van Swietenlaan

  • -

    Flodderfeest St. Flodderfeest Majoor van Swietenlaan

  • -

    Van Swietenfestival St. Pop & Events Westerveld Majoor van Swietenlaan

  • -

    Concours Hippique Rijvereniging Van den Bosch Sterrenbos

Bosschoord:

-Paard en Erfgoed St. Paard & Erfgoed Hoeve Bosschoord

Lhee

-Oogstdag St. Oogstdag Lhee

Zorgvlied

  • -

    Ringsteken Ringsteekcie. Zorgvlied Zorgvlied

  • -

    Paardenvierdaagse Stichting Paardenvierdaagse Zorgvlied e.o.

Overig:

  • -

    Wampex Vledder Stichting Wampex Vledder e.o.

  • -

    Wampex Dwingeloo Stichting Wampex Dwingeloo Dwingeloo e.o

  • -

    Drentse 8 Ronde van Drenthe Dwingeloo e.o.

  • -

    Drentse Fiets4daagse Drentse Fiets4daagse Westerveld

* Onder voorwaarde dat de voorschriften niet worden overtreden.

Organisatoren van evenementen geven er veelal de voorkeur aan hun evenement in een dorpskern plaats te laten vinden. Dit geeft meer aanloop (van met name toeristen) en heeft veelal meer sfeer.

Vanuit het oogpunt van het tegengaan van overlast voor omwonenden, verkeer, winkeliers en aan de (kwetsbare) dorpsbrinken, verdient het aanbeveling grote evenementen op de daarvoor geschikte evenemententerreinen te houden (zie paragraaf 4.5).

3.2.3 Regels en criteria overige evenementen

Voor zover de aangevraagde vergunningen voor evenementen niet op grond van hun historie zijn opgenomen in bovenstaande lijst (met uitzondering van omissies op deze lijst), zullen zij bij voorkeur op evenemententerreinen dienen plaats te vinden. Met inachtneming van bovengenoemde lijst kunnen er jaarlijks per dorpskern, met uitzondering van Dwingeloo, maximaal vier vergunningplichtige evenementen van enige omvang plaatsvinden. Braderieën en markten tellen hier niet mee. Hiervoor zijn onder 3.1.4 beleidsregels opgenomen.

Voor de evenementen in de dorpskernen, voor zover zij niet in bovengenoemde lijst zijn opgenomen, zijn de volgende beleidsregels van toepassing:

  • a.

    Bij een aanvraag voor een evenementenvergunning wordt de locatie per geval op geschiktheid beoordeeld;

  • b.

    Er mogen slechts vier evenementen van enige omvang per jaar per dorpskern plaatsvinden. Dit maximum aantal geldt naast de hierboven genoemde ‘vaste’ evenementen. Bij dit maximum wordt er naar gestreefd dat de evenementen bij voorkeur met een minimale tussenpoos van twee weken moet plaatsvinden, waarbij aangetekend wordt dat dit in de zomermaanden niet kan worden behaald. De evenementen dienen bij voorkeur door verschillende organisatoren gehouden te worden. Hierbij is de volgorde van binnenkomst van een volledige aanvraag om een vergunning bepalend. De aanvraag kan echter niet eerder aangevraagd worden dan 1 januari van het jaar waarvoor het evenement wordt aangevraagd. Echter indien een organisator minimaal twee jaar achter elkaar op een locatie in eenzelfde tijdsperiode evenement heeft georganiseerd, heeft deze voorrang boven een nieuw te organiseren evenement;

Indien een nieuw evenement een aantal jaar zijn bestaansrecht in Westerveld heeft aangetoond op grond van kwaliteit, bezoekersaantallen en/of culturele bijdrage aan de gemeente, kan dit evenement op de in lijst van ‘vaste evenementen’ van paragraaf 3.2.2 worden opgenomen.

  • c.

    Iedere organisator die niet namens een plaatselijke belangenvereniging optreedt mag maximaal vier evenementen per jaar organiseren, elk in een ander dorp binnen de gemeente. Om diverse organisatoren een kans te bieden en om de diversiteit van de evenementen te waarborgen, wordt een maximum gesteld van evenementen per organisator per jaar. Indien dezelfde rechtspersonen of natuurlijke personen verschillende handelsnamen gebruiken, wordt deze beschouwd als dezelfde organisator;

  • d.

    Een evenement mag maximaal drie aaneengesloten dagen duren. Evenementen leggen een druk op de omgeving. Door een maximum van drie dagen per evenement te stellen, in combinatie met een maximum aantal per jaar per locatie, wordt de ‘activiteitendruk’ op een locatie gereguleerd.

3.3 Hardheidsclausule

Dit beleid is erop gericht het aantal evenementen binnen een bepaalde mate van overlast van bewoners en omgeving te houden. De beleidsregels zijn echter niet bedoeld om in alle gevallen op aantallen te oordelen. Indien een evenement wordt aangevraagd dat op grond van de beleidsregels niet is toegestaan omdat de maximale aantallen al behaald zijn, kan de burgemeester besluiten op grond van de aantrekkelijkheid van het evenement en met het afwegen van diverse belangen, besluiten alsnog een evenementenvergunning te verlenen.

HOOFDSTUK 4 BELEIDSREGELS EN EVENEMENTENTERREINEN

4.1 Kleine evenementen

Tot de vaststelling van de APV in 2010 was voor elk evenement een vergunning nodig. In de APV van 2010 werd opgenomen dat wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, sprake is van een klein evenement waarvoor een meldingsplicht geldt. Deze voorwaarden zijn:

  • a.

    het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 25 personen;

  • b.

    het evenement tussen 09.00 en 00.30 uur plaats vindt;

  • c.

    geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;

  • d.

    het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats;

  • e.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

  • f.

    er een organisator is;

  • g.

    de organisator binnen 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

In de praktijk werden deze voorwaarden nog als te beperkt ervaren, mede gezien de aanzienlijke verhoging van de leges voor een evenementenvergunning. Hierdoor kwamen kleine, lokale evenementen zoals kinderspeeldagen of optochten in gevaar.

Door een wijziging van de APV in 2012 zijn de voorwaarden voor een klein evenement iets ruimer geworden: het aantal deelnemers voor een klein evenement is maximaal 50 personen en een klein evenement kan ook plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats als dit geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten. Hierdoor kunnen ook kinderstraatspelen of buurtbarbecues met een melding volstaan voor zover deze niet op een doorgaande weg plaatsvinden.

In de APV van 2012 is tevens opgenomen dat een stille tocht of herdenkingstocht een klein evenement is.

In de APV van 2012 is ook opgenomen dat het college kan bepalen wanneer er sprake is van een klein evenement waarvoor geen vergunning nodig is, maar volstaan kan worden met een melding.

Door het college aangewezen kleine evenementen dienen wel altijd een organisator te hebben en dienen binnen 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement gemeld te worden. Het is echter de burgemeester die bevoegd gezag is inzake evenementenvergunningen.

De burgemeester is van mening dat ook de bij volgende activiteiten sprake is van een klein evenement waar volstaan kan worden met een melding:

  • -

    een uitbreiding van het kleine evenement in de APV tot 100 personen onder sub a.;

  • -

    optochten voor kinderen zoals lampiontochten, Palmpasenoptochten, Sint Maartenoptochten;

  • -

    Sinterklaasintochten (zonder risicovolle randactiviteiten);

  • -

    optochten zonder praalwagens of ander gemotoriseerde vervoersmiddelen;

  • -

    spelactiviteiten voor kinderen;

  • -

    kleinschalige wandel- en fietsactiviteiten (tot 250 deelnemers);

  • -

    oriënteringsritten of andere kaartleestochten;

  • -

    oldtimer- of toertochten (tot 50 voertuigen of 15 paarden);

  • -

    herdenkingsplechtigheden;

  • -

    een braderie of snuffelmarkt van maximaal 10 kramen waarbij tweedehands spullen en/of zelfgemaakte goederen en/of zelfgemaakte etenswaren worden verkocht en waar geen ambulante handel plaatsvindt en waar geen alcoholhoudende drank wordt verkocht.

Het aantal aanwezigen als voorwaarde voor een klein evenement als bedoeld in

artikel 2.25, lid 2, sub a dient gelezen te worden als zijnde op enig tijdstip tijdens het evenement. Dit betekent dat het totale aantal aanwezigen gedurende het hele evenement hoger kan liggen.

De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding het organiseren van een meldingsplichtig evenement verbieden indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

4.2 Vergunning voor meerdere jaren

Op grond van artikel 1.7 van de APV wordt de vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd afgegeven, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet. In de praktijk werden tot op heden evenementenvergunningen voor de duur van het evenement jaarlijks afgegeven. Dit gebeurde ook voor evenementen die jaarlijks plaatsvinden.

Gezien de wens naar deregulering wordt vanaf 2014 voor evenementen die jaarlijks terugkeren en waarbij geen substantiële veranderingen plaats vinden en die geen hoog risico hebben, door de burgemeester een vergunning voor vijf jaar afgeven. Dit geldt ook voor de verkeersbesluiten die jaarlijks gelijk zijn en waarvoor voor het betreffende evenement een vergunning voor vijf jaar is afgegeven. Hierbij kan aansluiting gezocht worden voor de jaarlijkse braderieën van paragraaf 3.1.3 en de jaarlijkse evenementen van paragraaf 3.2.2. Maar ook evenementen die al minimaal 3 jaar achter elkaar plaats hebben gevonden en waarbij voor volgende edities geen substantiële wijzigingen of risico’s te verwachten zijn.

Voorwaarde hierbij is wel dat eventuele wijzigingen, zoals data, de opstelling van tenten/kramen, een andere activiteit, contactpersonen, telefoonnummers en andere zaken, uiterlijk acht weken voorafgaand aan het evenement worden doorgegeven. De organisator is hier toe verplicht omdat de vergunning is verleend op basis van aangedragen gegevens voor de ‘lopende’ vergunning. Indien men de wijzigingen niet (tijdig) aan de gemeente doorgeeft zijn (gewijzigde) activiteiten niet vergund en is de organisator op grond van de APV in overtreding. Gedacht kan worden aan de jaarlijks terugkerende dorpsfeesten waarvoor echter jaarlijks andere randactiviteiten worden gehouden.

Voorschrift bij een meerjarige vergunning is dat de organisator uiterlijk vier weken voorafgaand aan het evenement de gemeente meldt dat het evenement op de bepaalde datum doorgang vindt. Deze melding achten wij noodzakelijk zodat van gemeentewege de eventueel benodigde acties in werking gezet kunnen worden zoals publicatie van het evenement en eventuele wegafzettingen, het op de hoogte brengen van (hulp)diensten, het verzorgen van dranghekken etc.

Indien de vergunninghouder dit voorschrift niet nakomt, zal de meerjarige vergunning worden ingetrokken.

Samengevat kunnen meerjarige vergunningen worden afgegeven indien:

  • -

    de organisator/aanvrager de afgelopen 3 jaar het evenement heeft georganiseerd en er zich geen problemen hebben voorgedaan;

  • -

    het een jaarlijks terugkerend evenement betreft met jaarlijks gelijke activiteiten;

  • -

    het een evenement betreft waar vooraf geen risico’s aan kleven of;

  • -

    het evenement is opgenomen in de lijsten van 3.1.3 of 3.2.2.

4.3 Ongewenste evenementen: evenementen van bijzondere aard

Als het gaat om het soort evenementen, dan willen wij vooraf – voor zover mogelijk – vaststellen welks soort evenementen als onwenselijk worden beschouwd. Het gaat hier in ieder geval om de volgende evenementen:

a.Vechtevenementen/evenementen in strijd met de menselijke waardigheid

Kooigevechten en andere soortgelijke vechtevenementen, waarbij niet of nauwelijks regels gelden, en het sportieve karakter dus niet of nauwelijks een rol speelt, zijn in Westerveld in beginsel niet toegestaan. Het gaat hier dus niet om reguliere vechtsporten zoals boksen of judo. Naar ons oordeel zijn kooigevechten en dergelijke evenementen in strijd met de openbare orde aangezien ze in strijd zijn met menselijke waardigheid. Hetzelfde geldt voor andere evenementen waarbij de menselijke waardigheid in het geding is zoals bijvoorbeeld ‘dwergwerpen’. De gemeente staat in beginsel uitsluitend vechtsportevenementen toe die onder auspiciën staan van koepelorganisaties die zijn aangesloten bij NOC*NSF.

b.Evenementen met dieren/circus

Op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (Gwwd) (en Wet Dieren na inwerkingtreding) voor dieren gelden er regels voor het gebruik van dieren bij evenementen. Zo is het verboden om een dier als prijs, beloning of gift uit te reiken bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere dergelijke evenementen (artikel 57 Gwwd).

De wet bevat ook een verbod om dierengevechten te organiseren of dieren aan dierengevechten te doen deelnemen (artikel 61 Gwwd). Artikel 65 van de wet bevat de mogelijkheid om bij AMvB regels te kunnen stellen ten aanzien van het tonen van dieren wegens ‘recreatieve, sportieve of opvoedkundige doeleinden”. Circussen met dieren vallen hier bijvoorbeeld onder. Sinds september 2015 is het niet meer toegestaan met wilde dieren deel te nemen aan een circus of een ander optreden (zie verder onder paragraaf 4.10.3).

In Westerveld zullen geen evenementenvergunningen worden verleend voor evenementen waarbij bekend is dat dieren worden mishandeld, gekweld of en waarbij tevens de gezondheid van het dier in gevaar kan komen (kamelenraces, rodeo’s met dieren et cetera).

c.Snelheidswedstrijden met gemotoriseerde voertuigen

Snelheidswedstrijden met auto’s, motoren of andere gemotoriseerde voertuigen op de openbare weg waarbij in beginsel uitsluitend of hoofdzakelijk de snelheid van het voertuig doorslaggevend is, zijn in beginsel in Westerveld niet (meer) toegestaan. De redenen hiervoor zijn de volgende:

  • 1.

    een dergelijke wedstrijd betekent in de praktijk dat de openbare weg gedurende geruime tijd moet worden afgesloten. Dit veroorzaakt overlast voor omwonenden en eigenaren van omliggende percelen. Naar ons oordeel verdraagt een dergelijke afsluiting zich niet met het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg en de vrijheid van het verkeer (artikel 2, lid 1, sub c en d Wegenverkeerswet 1994) en met het in deze nota genoemde beleid inzake afsluiten van wegen;

  • 2.

    de verkeersveiligheid voor voetgangers kan niet voldoende worden gegarandeerd (artikel 2, lid 1 onder a en b Wegenverkeerswet 1994). Dit vanwege het feit dat een dergelijke wedstrijd plaats vindt op de openbare weg en omwonenden toch van deze weg gebruik moeten maken om hun huis/perceel te bereiken;

  • 3.

    dergelijke wedstrijden kunnen overlast, hinder of schade voor omwonenden veroorzaken, alsmede negatieve gevolgen hebben voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer (artikel 2, lid 2, sub a). Hierbij valt te denken aan geluidsoverlast, stankoverlast, schade aan de veestapel en flora en fauna;

  • 4.

    naar onze mening vormt een dergelijk evenement een aantasting van het karakter en de functie van het gebied (artikel 2, lid 2, onder b Wegenverkeerswet). Met andere woorden: een dergelijk evenement past niet in onze landelijke gemeente waar het accent ligt op rust, ruimte en groen.

Het voorgaande houdt in dat wij in beginsel alleen nog maar ontheffingen o.g.v. artikel 148 Wegenverkeerswet verlenen voor wedstrijden op of aan de weg in het geval het gaat om niet gemotoriseerde voertuigen of een wedstrijd met gemotoriseerde voertuigen zonder snelheidselement. Ook kan het mogelijk zijn een ontheffing te verlenen indien de te beschermen belangen zoals genoemd onder 1 tot en met 4 door de wedstrijd niet zullen worden aangetast gezien de locatie van de wedstrijd.

Evenementen met gemotoriseerd verkeer op een locatie niet zijnde de openbare weg zijn in beginsel nog wel toegestaan. Ook evenementen met gemotoriseerde voertuigen die wel gebruik maken van de openbare weg maar waarbij snelheid geen rol speelt (bijvoorbeeld een oldtimertocht) zijn wel toegestaan. Dit hangt samen met het feit dat de overlast als gevolg van dit soort evenementen minder groot is (de wegen hoeven niet te worden afgesloten) en de milieubelasting lager is vanwege de lagere (normale) snelheid.

De jaarlijkse Enduro motorcross georganiseerd door MC Havelte is nog wel toegestaan.

d.Evenementen met een seksistisch dan wel racistisch karakter

Evenementen met een expliciet seksueel karakter zijn in beginsel niet toegestaan. Het gaat hier niet zo zeer om bijvoorbeeld een erotische beurs als wel om optredens met een expliciet pornografisch karakter. Naar het oordeel van het gemeentebestuur zijn dergelijke evenementen in strijd met de menselijke waardigheid en derhalve strijdig met de openbare orde. Hetzelfde geldt voor evenementen met een expliciet racistisch karakter.

e.Evenementen in natuurgebieden

Binnen de gemeente zijn diverse gebieden aangewezen waarbinnen natuurbehoud en natuurontwikkeling voorop staat. Hierbij moet natuurlijk gedacht worden aan de Nationale parken Dwingelderveld, het Drents-Friese Wold en aan het Natura2000 gebied Holtingerveld. Het gebied Oosterzand nabij Uffelte zal in de toekomst stiltegebied worden. In beginsel worden in of in de directe nabijheid van een dergelijk gebied geen evenementen toegestaan die dermate milieu- en/of omgevingsbelastend zijn dat ze de natuur- en/of milieuwaarden van het gebied kunnen aantasten. Dergelijke evenementen moeten worden geweigerd vanwege de bescherming van het milieu en de strijdigheid met de openbare orde.

Ook volgens het provinciaal omgevingbeleid, vastgelegd in de Omgevingsvisie Drenthe (dit vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII)) is het doel om in stiltegebieden rust te behouden. Er geldt op grond van de Omgevingsvisie voor niet-natuurlijke geluidsbronnen een richtwaarde van 35 dB(A) voor het Leq en 40 dB(A) voor het Lmax, alsmede een streefwaarde van 30 dB(A) voor het Leq en 35 dB(A) voor het Lmax.

Dit betekent bijvoorbeeld dat geen toestemming zal worden verleend voor evenementen in of vlakbij natuurgebieden waarbij veel geluid wordt geproduceerd (bijvoorbeeld een concert) of met een sterk verkeersaantrekkend karakter. Kleinschalige evenementen die passen binnen het gebied (bijvoorbeeld een biologische markt) zijn in beginsel wel toegestaan.

De Toegangspoort Holtingerveld is echter in het bestemmingsplan aangewezen als evenemententerrein. Evenementen die passen binnen dit gebied zijn dan ook toegestaan.

Het spreekt vanzelf dat de grondeigenaar (zoals Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten) ook altijd nog toestemming zal moeten verlenen voor het gebruik van het terrein.

De gemeente Westerveld heeft een regio-promotieplan ontwikkeld om de zuid - west hoek van Drenthe nadrukkelijke op de toeristisch recreatieve kaart te zetten.

Onder de merknaam “Het nationale park van Drenthe” worden initiatieven genomen om meer één – en meerdaagse activiteiten in het genoemde gebied te laten groeien. Hierbij ligt de focus op de 5 belangrijkste pijlers, namelijk natuur, cultureel erfgoed en monumenten, archeologie, duisternis en sterren en de Koloniën van Weldadigheid.

4.4 Begin- en eindtijden evenement en Zondagswet

In beginsel worden de tijden van het evenement aangehouden zoals deze in de aanvraag zijn opgenomen. In sommige situaties kan er echter aanleiding zijn om hier kritisch naar te kijken (bijvoorbeeld voor een evenementen in de nabijheid van woningen).

Voor de begintijden van een evenement geldt dat op maandag tot en met zaterdag een start van het evenement vóór 09.00 uur in beginsel niet is toegestaan. Een uitzondering hierop kan zijn het opbouwen van het evenement en de activiteiten op Koningsdag.

De Zondagswet geeft regels inzake de zondagsrust. Indien een evenement op zondag voor 13.00 uur zal beginnen, dan kan en zal de burgemeester in beginsel ontheffing verlenen op grond van de Zondagswet. Indien het evenement echter in de nabijheid van een kerk plaatsvindt, wordt deze ontheffing in beginsel niet afgegeven. Ook de opbouw van een evenement mag in de nabijheid van een kerk niet voor het einde van de ochtenddienst plaatsvinden.

Voor wat betreft de eindtijden van een evenement wordt in beginsel de maximale eindtijd aangehouden die in de APV wordt gehanteerd ten aanzien van incidentele en collectieve festiviteiten. Dit betekent dat evenementen die op zondag tot en met donderdag plaatsvinden/beginnen tot 01.00 uur mogen duren en evenementen op vrijdag en zaterdag (aanvang) tot maximaal 02.00 uur. In concrete gevallen kan er echter aanleiding zijn om die eindtijd te vervroegen. Dit is mogelijk indien het evenement in de nabijheid van een groot aantal woningen wordt gehouden of in het kader van alcoholmatigingsbeleid (een evenement voor jongeren). Aan de andere kant kan er ook aanleiding zijn om te eindtijd op een later tijdstip vast te stellen indien het evenement, de locatie en/of de historie hier aanleiding toe geeft of omdat het evenement niet in de nabijheid van een agglomeratie van woningen is geleden. Hierbij kan gedacht worden aan het Corsofeest. De eindtijd zal echter nooit later mogen zijn dan 03.00 uur, met uitzondering van Oud en Nieuw-feesten. De vaststelling van eindtijden voor evenementen op dagen voorafgaand aan een algemeen erkende zon- en feestdag zoals de dag voor Koningsdag of Hemelvaartsdag is maatwerk, waarbij als enige restrictie geldt dat evenementen om maximaal 02.00 uur zijn beëindigd.

4.5 Evenemententerreinen

Binnen de gemeente Westerveld kunnen de hieronder genoemde terreinen worden aangemerkt als evenemententerreinen. Dit zijn terreinen die geschikt zijn voor het gelijktijdig huisvesten van een groot aantal bezoekers en waarop een aantal grote evenementen per jaar zijn toegestaan.

Het houden van grote evenementen op de evenemententerreinen geeft grosso modo minder overlast voor omwonenden, winkeliers en verkeer dan evenementen in de dorpskernen. Op deze evenemententerreinen zijn ook water en/of stroom beschikbaar.

Wij hebben de volgende aangewezen evenemententerreinen:

Havelte: Eursingerkerkweg

Dwingeloo: Bruges

Vledder: Wellegiesweide

Op deze locaties is een stroomvoorziening en op de evenemententerreinen in Havelte en Dwingeloo is tevens een water- en rioolvoorziening.

Het evenemententerrein in Dwingeloo is door de gemeente verhuurd aan een particulier. Deze draagt zorg voor onderhoud en herstel van het terrein. Het is de huurder toegestaan om aan gebruikers van het evenemententerrein een bedrag ad € 75 per dag te vragen.

Op de genoemde evenemententerrein zijn vijf grote evenementen per jaar toegestaan. Dit om mogelijke overbelasting van de verschillende gebieden te voorkomen. Aangezien voor de aanwijzing van circussen en kermissen aparte beleidsregels geleden, valt de verdeling van het aantal circussen en kermissen niet onder het aantal van maximaal vijf grote evenementen op deze locaties

Naast de bovengenoemde evenemententerreinen in de dorpskernen is er in het bestemmingsplan ‘Holtingerveld’ van 2010 ook een evenemententerrein op de locatie Toegangspoort. Dit evenemententerrein ligt dicht bij een Natura2000 gebied. Welke evenementen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden volgt uit het bestemmingsplan.

4.5.1 Grote evenementen op andere locaties

Van een groot evenement is sprake indien dit evenement kan zorgen voor een grote belasting op de omgeving wat betreft bijvoorbeeld geluid, aantal bezoekers en belasting van het terrein op de door de organisator gewenste locatie.

Aanvragen voor grote evenementen op andere locaties dan de evenemententerreinen worden geweigerd, tenzij de locatie en het evenement zodanig aan elkaar gerelateerd zijn dat het evenement op de locatie moet plaatsvinden. Voorbeelden hiervan zijn de viering van een jubileum van een sportclub op een sportveld.

Naast de aangewezen evenemententerreinen zijn er nog terreinen en brinken die niet als evenemententerrein zijn aangewezen, maar die wel geschikt zijn voor niet al te grote evenementen:

Diever: het marktterrein aan de Bosweg

de Brink

Havelte: het Piet Soerplein

Dwingeloo: de Brinken

Frederiksoord: terrein voor De Tuinen

Ook is in de nabij van deze locaties een stroomvoorziening aanwezig en bij een aantal is een water- en/of rioolvoorziening.

4.5.2 Ontheffingsmogelijkheid voor andere locaties

De burgemeester heeft de mogelijkheid om twee maal per jaar ontheffing te verlenen van het hierboven genoemde beleid ten aanzien van grote evenementen op evenementenlocaties en de uitzondering ten aanzien van aan een locatie gerelateerde grote evenementen. De burgemeester kan een ontheffing weigeren indien in de directe omgeving van de gewenste locatie in de afgelopen twee maanden andere evenementen hebben plaatsgevonden, indien het houden van het evenement op de gewenste locatie ontoelaatbare overlast zal veroorzaken op het gebied van geluid en verkeer en indien de openbare orde en veiligheid het niet toelaat dat op de gewenste locatie het gevraagde evenement te organiseren. Deze ontheffing staat los van de beoordeling of een vergunning op grond van artikel 2.25 van de APV afgegeven wordt.

4.6 Beschermd dorpsgezicht Dwingeloo

Zoals hierboven is aangegeven is de dorpskern van Dwingeloo beschermd dorpsgezicht en is de brink in 2012 geheel gerenoveerd. Formeel is er sprake van ‘De Brink’, maar deze brink is in verschillende graslocaties opgedeeld en in de volksmond is sprake van de ‘Kleine Brink’, ‘Grote Brink’ en ‘Schuine Brink’ of ‘Schapenbrink’.

Het is ongewenst dat er op De Brink te veel, te grootschalige en, voor de kwetsbare brink, te belastende evenementen plaatsvinden.

In overleg met de klankbordgroep bestaand uit ondernemers, de dorpsgemeenschap, Dwingels Eigen en bewoners van De Brink uit Dwingeloo, is in overleg afgesproken dat slechts kleinschalige en traditionele markten en evenementen op De Brink kunnen plaatsvinden waarbij het niet noodzakelijk is dat voertuigen de grasmat moeten betreden.

Niet toegestaan zijn evenementen die een grote belasting vormen voor de grasmat en/of begroeiing op De Brink zoals hippische evenementen, circussen en evenementen met gemotoriseerd verkeer, alsmede evenementen waarbij de grasmat wordt geschaad door het plaatsen van tenten en/of het afdekken met vlonders. In overleg met de klankbordgroep Dwingeloo is afgesproken dat de evenementen die al vele jaren op de brink plaatsvinden, dit ook in de toekomst kunnen blijven doen, ook als hierdoor een belasting op de brink zal plaatsvinden die voor een ‘nieuw’ evenement niet is toegestaan. Dit zijn bijvoorbeeld de Siepeldagen, de Keramiekmarkt, de Dwingeldermarkt, de Kerstmarkt en het Sterrenfestival.

4.7 Brinken

Brinken zijn van oorsprong de plaatsen waar het sociale leven in de dorpen plaatsvond. Wij zijn dan ook van mening dat het houden van evenementen ook nu en in de toekomst een functie van de brinken moet zijn. Het komt de leefbaarheid en het trekken van toeristen in de kernen ten goede.

Evenementen die een te grote belasting op de grasmat geven, zullen op een andere locatie moeten plaatsvinden. Wel kunnen de evenementen die al sinds jaar en dag op de brinken plaatsvinden (zie hierboven) ook in de toekomst op de brinken plaatsvinden. Het is echter, ook voor deze evenementen, niet toegestaan tijdens een evenement auto’s op de brinken te parkeren.

In het ‘Beleid- en Beheerplan brinken gemeente Westerveld’ door het college op 12 maart 2013 vastgesteld, is besloten tot maatregelen om het verder verval van de waardevolle, cultuurhistorische brinken te voorkomen. Behoud van een vitaal bomenbestand is de kern van dit plan. Belangrijk hierin is dat te allen tijde wordt voorkomen dat op de brinken nieuwe, al dan niet tijdelijke, bouwwerken worden geplaatst. Dit betekent dat de tijdelijke plaatsing van bijvoorbeeld een feesttent niet is toegestaan.

Indien door het houden van een evenement schade wordt toegebracht aan de brink, zoals grasmat, bomen of paden, is de organisatie hiervoor verantwoordelijk. Indien deze schade door of namens de gemeente wordt hersteld, zullen de kosten hiervan op de organisatie worden verhaald.

Het verdient dan ook aanbeveling om een schouw te laten plaatsvinden voor en na afloop van een (groot) evenement. Ook kan overwogen worden voor evenementen op de brinken een waarborgsom of bankgarantie van de organisator te vragen.

Te overwegen valt om in de toekomst een privaatrechtelijke overeenkomst met de organisatie van een evenement op een brink af te sluiten en een vergoeding te vragen voor het gebruik van de brink om de onderhoudskosten aan de brink deels bij de organisatoren van evenementen neer te leggen. Hierdoor zal een organisator van een evenement moeten afwegen of hij/zij het evenement op de kwetsbare maar centrale brink wil houden tegen meerkosten, of op een minder centraal gelegen evenemententerrein.

4.8 Schuurfeesten

Het gaat hier om een feest in een schuur of loods die meestal een agrarische bestemming heeft. Gebleken is dat schuurfeesten nogal eens overlast veroorzaken (onder andere overmatig alcoholgebruik, geluidsoverlast en verkeersonveiligheid als gevolg van vertrek van bezoekers). Gelet op de risico’s en verkeersoverlast die zijn verbonden aan schuurfeesten mogen er maximaal drie schuurfeesten per kalenderjaar gehouden worden binnen de gemeente. Indien tijdens de schuurfeesten alcohol wordt verstrekt, is de minimumleeftijd voor bezoekers van het schuurfeest 18 jaar. Een voorwaarde is tevens dat alleen alcoholhoudende drank tegen betaling per consumptie mag worden verstrekt en niet een betaling van een bedrag bij de toegang van het feest.

4.9 Subsidie

Via subsidiebeleid kan de gemeente sturen op evenementen. De gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen om bepaalde evenementen, zoals van culturele of sportieve aard, te stimuleren. Westerveld heeft momenteel als twee subsidieregelingen voor evenementen.

De eerste is de ‘notitie vervolg culturele alliantie en stimuleringsbudget’. In dit budget zit een jaarlijks structureel bedrag van € 24.102 (2014) dat elk jaar als eenmalige stimuleringssubsidies beschikbaar wordt gesteld.

‘Kunst en cultuur zijn in staat om positieve effecten te genereren voor zowel afzonderlijke individuen, groepen mensen, als de samenleving als geheel. Kunst en cultuur scheppen voorwaarden voor economische welvaart: ze zijn gunstig voor het vestigingsklimaat van bedrijven en professionals/creatieven, zorgen voor banengroei en werkgelegenheid, vergroten innovatiekracht, versterken de concurrentiepositie en laten directe bestedingen en spin-off-inkomsten groeien.

Kunst en cultuur leveren een bijdrage aan de leefbaarheid en aantrekkingskracht van gemeenten. Ze genereren een gevoel van trots op de eigen woonomgeving, zorgen voor een prettig leefklimaat en levendige steden en dorpen. Daarnaast kunnen ze bijdragen aan de groei van het toerisme.

Ook ligt hier een link met ons eigen Regiopromotieplan. Daaruit blijkt dat cultureel erfgoed een belangrijke toeristische peiler is voor Westerveld en Zuidwest-Drenthe als geheel en dat er behoefte is aan het ontwikkelen van producten en het opplussen van bestaande evenementen. Besteding van een eenmalige bijdrage in dit kader kan juist hieraan een extra impuls geven.”

Het doel van deze subsidieregeling is tweeledig:

a.door het stimuleren van hoogwaardige culturele evenementen in de gemeente worden de

leefbaarheid en de aantrekkingskracht van de gemeente bevorderd;

b.door het stimuleren van hoogwaardige culturele evenementen in de gemeente wordt een impuls gegeven aan het toerisme en de lokale economie.

De besteding van een incidentele bijdrage aan activiteiten/evenementen wordt gedaan aan de hand van acht vastgestelde richtlijnen, die als beleidsregels van toepassing zijn in het kader van de subsidieverordening gemeente Westerveld:

  • 1.

    de bijdrage is in subsidievorm (projectsubsidie conform de subsidieverordening);

  • 2.

    de bijdrage is eenmalig in de festivalsfeer en kan maximaal twee jaar betreffen;

  • 3.

    de gemeentelijke bijdrage is niet meer dan 25% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000,-;

  • 4.

    de aanvragen zijn per kalenderjaar en kunnen doorlopend worden ingediend tot het budget in het betreffend jaar op is;

  • 5.

    de activiteit is mede gericht op stimuleren van toerisme en is daarmee in lijn met het Regiopromotieplan;

  • 6.

    de kwaliteit is aantoonbaar geborgd;

  • 7.

    thema’s voor toekenning van een subsidie liggen op het brede terrein van kunst en cultuur, met name cultureel erfgoed en combinatie met natuur, in lijn met de propositie ‘Het nationale park van Drenthe’;

  • 8.

    de activiteit heeft een bovengemeentelijke uitstraling: het is gericht op bezoekers van binnen

en buiten de gemeente. De activiteit komt tot stand door samenwerking/verbinding en synergie van verschillende sectoren binnen en buiten de gemeente en met het oog op de aard van het budget is er aantoonbare samenwerking met lokale culturele infrastructuur.

Deze richtlijnen zijn geen (strakke) subsidieregels maar richtlijnen. Niet elke aanvraag hoeft aan alle acht richtlijnen te voldoen. Elke aanvraag wordt naar zijn aard beoordeeld.

Hiernaast is er de subsidieregeling “Beleidsregels stimuleringssubsidie meerdaagse toeristische evenementen gemeente Westerveld 2015”. Het doel van deze subsidie regeling is het stimuleren van de organisatie van meerdaagse toeristische evenementen om hierdoor de naamsbekendheid van de gemeente, bovenlokaal, regionaal en (inter)nationaal te vergroten. Tevens is een doel om de samenwerking en participatie van (lokale) organisaties en inwoners te stimuleren en een bijdrage te leveren aan het versterken van de lokale economie door meer bestedingen en overnachtingen te realiseren. Deze subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen zonder winstoogmerk. Nieuwe beeldbepalende meerdaags evenementen of een bestaand evenement dat potentie heeft om door te ontwikkelen en hiermee een impuls geeft aan het lokale toeristische bedrijfsleven kunnen een subsidie ontvangen indien voldaan wordt aan criteria zoals in de regeling zijn omschreven.

De subsidie bedraagt een maximale bijdrage van 30% van de totale kosten van het evenement en nooit meer dan het daadwerkelijke tekort. Een tweedaags evenement ontvangt maximaal € 2.500, een driedaags evenement ontvangt maximaal € 4.500 en een evenement van vier dagen of meer ontvangt maximaal € 7.500. Het subsidieplafond bedraagt maximaal € 15.000 op jaarbasis en de regeling geldt tot 31 december 2018.

4.10 Circusbeleid

Een circus kan worden omschreven als een speeltent met zitplaatsen waarin voorstellingen worden gegeven met de bijbehorende woon-, stal- en fouragewagens. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een klein circus, een middelgroot circus en een groot circus. Een klein circus is vooral op kinderen gericht en er wordt gespeeld in een tent met minder dan 400 zitplaatsen. Het programma wordt veelal verzorgd door één familie, soms in het bezit van enkele dieren. Een middelgroot circus presenteert zich veelal als familiecircus. De tent heeft een capaciteit van 400 tot 1000 zitplaatsen. Het programma is afwisselend, veelal versterkt door ingehuurde artiesten, en heeft vaak ook meerdere dierennummers in het programma.

Grote circussen, een tent met meer dan 1000 zitplaatsen, spelen niet in een gemeente met een inwonersaantal zoals in Westerveld.

4.10.1 Locaties

Een circus heeft een aantal voorwaarden voor het de locatie: een kwalitatief en kwantitatief goed vierkant terrein (klein circus 40 x 40 meter minimaal, middelgroot 80 x 80 meter minimaal), nutsvoorzieningen als elektriciteit, water en rioolafvoer, voldoende parkeerplaatsen in de directe omgeving en bij voorkeur een centrale ligging (‘zicht’locatie). Het terrein dient voldoende verhard te zijn voor zware wagens ter voorkoming van verzakking en vernielingen door de wagens.

Een aanvrager voor een evenementenvergunning is zelf verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte locatie. Echter niet elke locatie is geschikt voor het houden van een circus.

Een evenementenvergunning voor een circus, hierna te noemen speelvergunning wordt bij voorkeur voor de volgende locaties verleend:

  • a.

    het evenemententerrein in Havelte aan de Eursingerkerkweg

  • b.

    het evenemententerrein in Diever aan de Bosweg

  • c.

    het evenemententerrein in Dwingeloo aan de Bruges

Indien een circus een andere locatie wenst, dient zelf een locatie gezocht te worden. Op de brinken zijn circussen niet toegestaan.

4.10.2 Periode en aantal

Het bezoek van een circus is iets bijzonders en een circus wordt in het algemeen dan ook niet vaker dan één of twee keer per jaar bezocht. Om de spoeling niet ongewenst dun te maken en om op deze wijze het houden van een circusvoorstelling economisch aantrekkelijk te houden, beveelt De Vereniging Nederlandse Circus Ondernemingen (VNCO) aan om voor gemeenten met minder dan 100.000 inwoners niet vaker dan twee á drie keer per jaar een vergunning te verstrekken. Tevens is het van belang dat er een periode van tenminste zes weken zit tussen het optreden van verschillende circussen of evenementen waarvoor de doelgroep ten dele gelijk is zoals kermissen, 'monstertrucshow' en dergelijke.

Per bovengenoemde kern worden daarom maximaal twee speelvergunningen per jaar afgegeven, bij voorkeur één in het voorjaar en één in het najaar. Tussen de speeldata van de circussen moet minimaal een periode van drie maanden liggen. Geen vergunning wordt afgegeven indien de geplande voorstellingen ligt binnen zes weken voor of na een kermis of 'monstertrucshow' . Ter voorkoming van een onevenredig hoge overlast voor de omgeving is het maximum aantal speeldagen voor een vergunning bepaald op twee speeldagen per locatie.

4.10.3 Dieren

Afgelopen decennia was steeds meer protest tegen het presenteren van (wilde) dieren in een circus. tot voor kort was het niet mogelijk een circus te weren omdat het gebruik maakt van (wilde) dieren in de voorstelling. De VNCO had in het kader van zelfregulerende activiteiten op het gebied van dierenwelzijn van circusdieren richtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen uitgegeven genaamd ‘Welzijn circusdieren’.

Met ingang van 15 september 2015 is het verboden om met wilde dieren deel te nemen aan een circus of een ander optreden. ook mogen deze dieren niet worden vervoerd ten behoeve van een circus of een ander optreden (artikel 4.14 Besluit houders van dieren). Wilde dieren zijn dieren die behoren tot diersoorten waarvan de daartoe behorende dieren van nature in het wild leven (pagina 4 Nota van Toelichting Besluit van 28 augustus 2015 houdende wijziging van het Besluit houders van dieren). Bijlage IV als bedoeld in artikel 4.14 van dit besluit geeft een lijst van aangewezen soorten waar in een circus wel mee opgetreden mag worden. Op deze lijst staan dieren als paarden, ezels, honden, katten, zogenaamde boerderijdieren, lama, alpaca, kameel, dromedaris en een aantal knaagdieren.

4.10.4 Vereisten

In beginsel wordt alleen een speelvergunning aan een circus verleend dat is aangesloten bij de VNCO. Verder dient een circus aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • -

    inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • -

    beschikken over alle wettelijk vereiste vergunningen;

  • -

    er dient een WA-verzekering afgesloten te zijn;

  • -

    zorgdragen voor een diervriendelijk beleid.

De aanvraag voor een speelvergunning dient te voldoen aan de voorschriften die worden gesteld aan een evenementenvergunning.

Daarnaast dient de volgende informatie te worden aangeleverd:

  • -

    data van de voorstellingen;

  • -

    minimaal benodigde terreinoppervlakte;

  • -

    maximaal aantal zitplaatsen;

  • -

    benodigde voorzieningen;

  • -

    technische gegevens zoals benodigde oppervlakte van de circustent, de totale benodigde aangesloten oppervlakte van de circustent, woonwagens, dierenstalling, transportmiddelen en overige toebehoren van de karavaan alsmede de capaciteit van de circustent, installaties, stoelenplan et cetera (circus- of bouwboek). Indien dit ontbreekt wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld dit binnen 20 dagen alsnog aan te leveren. Zonder deze gegevens wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld;

  • -

    een situatietekening waaruit blijkt dat het circus op de gewenste locatie kan plaatsvinden;

  • -

    er zal een tijdelijke aanwezigheidsvergunning moeten worden aangevraagd. Hiervoor dient onder andere bij het hiervoor benodigde formulier een plattegrond van de circustent, waarop aangegeven alle (nood)uitgangen, mee te worden gezonden. Indien van toepassing dient op het formulier afzonderlijk te worden aangegeven het aantal overige tenten met maatvoering en het aantal overige opstallen met maatvoering. De VRD adviseert over de tijdelijke gebruiksvergunning.

4.10.5 Selectiecriteria en aanvraag speelvergunning

De uiterlijke indieningdatum voor het aan aanvragen van een speelvergunning is 31 oktober van het jaar voorafgaande aan het gewenste speeljaar. De gemeente zal voor 15 december van het jaar voorafgaande aan het speeljaar een selectie maken en de beslissing schriftelijk aan de circussen meedelen.

Selectiecriteria:

  • -

    circussen die in voorafgaande twee jaren een vergunning hebben gekregen, worden niet in behandeling genomen tenzij er onvoldoende aanvragen zijn ingediend;

  • -

    circussen die een aanvraag indienen voor de periode in de herfstvakantie of de mei/voorjaarsvakantie hebben de voorkeur;

  • -

    het ingediende circusboek en calamiteitenplan moeten positief beoordeeld zijn door de VRD en/of de politie;

  • -

    het circus moet voldoen aan de gedragscode van de VNCO;

  • -

    volgorde van binnenkomst van de aanvraag, waarbij de ervaringen met het circus van de aanvrager in het verleden kunnen meewegen in de beslissing.

Indien vooraf minder aanvragen zijn ontvangen dan de maximaal toegestane te verlenen speelvergunningen, kan ook een vergunning afgegeven worden voor een aanvraag die later dan 31 oktober van het voorafgaande jaar is ontvangen.

Een speelvergunning kan worden geweigerd wegens strijd met de bij dit beleid vastgestelde regels, alsmede in het belang van de in artikel 1.8 van de APV genoemde criteria. Ook wordt een aanvraag geweigerd indien er op de aangevraagde data een ‘vast’ evenement plaatsvindt.

De burgemeester kan, in geval het op voorhand duidelijk is dat een circus om technische redenen, zoals de totale omvang, niet kan worden toegelaten, bij de beoordeling van de aanvraag hiermee rekening houden.

De burgemeester kan aan een speelvergunning voorschriften verbinden in het kader van het dierenwelzijn en de omgang met dieren.

Door of namens het college dient steeds in overleg met de afdeling Openbare Ruimte te worden bekeken in hoeverre een circus in aanmerking kan komen voor een bepaald terrein zover niet in dit beleid genoemd.

4.10.6 Waarborgsom

Als zekerheidstelling voor het in de oorspronkelijke staat opleveren van het gebruikte terrein kan als voorwaarde worden opgelegd dat een waarborgsom van € 500,- moet worden betaald. Dit kan ook door het afgeven van een bankgarantie. De totale waarborgsom wordt terugbetaald na de definitieve komst van het circus en na aftrek van eventueel door de gemeente gemaakte kosten wegens het niet of niet volledig nakomen van de vergunningvoorschriften, alsmede bij iedere schade aan gemeentelijke eigendommen en terreinen voortvloeiende uit het gebruik van de speelvergunning.

Het eventueel gebruik van nutsvoorzieningen en gemeentelijke materialen wordt apart in rekening gebracht.

4.11 Kermisbeleid

Gesproken wordt van een kermis indien er gelijktijdig minimaal vijf attracties op een locatie staan.

Wij geven de voorkeur aan een dorpskermis met een in beginsel nostalgisch karakter waarbinnen in ieder geval attracties als een draaimolen, een schietsalon, een oliebollenkraam en botsauto’s vallen.

Een kermis is van oudsher een volksfeest, maar in de loop van de laatste decennia hebben mechanische attracties steeds meer de overhand, gepaard gaand met veel geluid en geluids- en lichteffecten.

Een kermis duurt enkele dagen en geeft daarmee een extra belasting voor de omgeving. Daarom dient het aantal en de omvang van kermissen beperkt te worden. In Dwingeloo is de Dwingelermarkt in mei en oktober met daarbij een kermis al sinds jaar en dag een traditie in het voor- en najaar. In de overige dorpskernen Havelte, Vledder en Diever zijn per jaar maximaal één kermis voor maximaal vier aaneensluitende dagen toegestaan. Voor de locaties wordt verwezen naar bovenstaande bij circussen.

4.11.1 Vereisten

Bij het aanvraagformulier voor de evenementenvergunning moet ten minste worden vermeld:

  • -

    naam, voornaam en adres van de inschrijver, dan wel correspondentieadres indien de inschrijver geen vaste woonplaats heeft, alsmede de handtekening van de inschrijver;

  • -

    inschrijvingsbewijs van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • -

    de verzekeringspolis voor het inzicht in de desbetreffende verzekering;

  • -

    veiligheidscertificaat/geldige keuringsrapport van de attracties zoals bedoeld in het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen (WAS);

  • -

    de benodigde aansluitwaarde in KWH (Watt) en benodigde stroomsterkte (ampère);

  • -

    het aantal woon-, slaap- en pakwagens, alsmede de afmetingen daarvan.

De vergunning wordt verleend aan de aanvrager, hierna te noemen de exploitant. De exploitant is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onderstaand voorwaarden en het nalaten van de verboden door alle houders van attracties.

4.11.2 Voorwaarden en verboden

    • -

      de geluidsnorm voor de kermis is 70 dB(A). De exploitant is verplicht ervoor zorg te dragen dat alle in zijn inrichting aanwezige geluidgevende installaties te allen tijde niet meer geluid produceren dan maximaal 85 dB(a) gemeten op minimaal drie meter afstand van de geluidsbox(en). De burgemeester kan bij bijzondere omstandigheden het toegestane geluidsniveau wijzigen;

    • -

      de kermis mag in bedrijf zijn vanaf 13.00 uur en op zondag tot en met donderdag tot 23.00 uur en vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur;

    • -

      de eindtijd voor het muziekgeluid en andere geluid makende installaties zoals sirenes en hoorn is op zondag tot en met donderdag 23.00 uur en op vrijdag en zaterdag 24.00 uur;

    • -

      aansluitkosten en kosten voor gebruik van elektrische stroom ten behoeve van de attracties en eventueel woonwagens/caravans zijn voor rekening van de exploitant. De aansluitingen van de attracties op het elektriciteitsnet is voor rekening en risico van de exploitant;

    • -

      gedurende de tijden dat de kermis voor het publiek is opengesteld, dient de exploitant zijn inrichting voor het publiek open te houden en te exploiteren;

    • -

      het is niet toegestaan om gedurende de kermis de woonwagens/caravans en pakwagens op of langs de openbare weg te parkeren en er mag niet geparkeerd worden op het kermisterrein anders dan voor opbouw- en afbraakdoeleinden;

    • -

      te behalen prijzen mogen niet bestaan uit geld, dieren, alcoholhoudende drank, steek-, vuur-, imitatie- en/of andere wapens dan wel voorwerpen die geschikt zijn voor bedreiging, dan wel andere voorwerpen die strijd opleveren met de goede zeden en/of openbare orde;

    • -

      het verkopen of anderszins verstrekken van alcoholhoudende drank is niet toegestaan;

    • -

      het is niet toegestaan in de bestrating pennen, wiggen of andere soortgelijke voorwerpen te slaan, te drijven of op welke andere wijze ook in te brengen en gaten of kuilen te maken;

    • -

      onder alle stoom- en elektrische machines, alsmede onder alle toestellen, werktuigen en/of machinerieën waarvan olie, benzine of dergelijke kan afdruipen, moet een voorziening worden getroffen ter voorkoming van verontreiniging van de bodem. De exploitant verplicht zich tevens ervoor zorg te dragen dat de standplaats en de directe omgeving worden schoongehouden;

    • -

      de exploitant is verplicht het risico van burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waarin begrepen zowel wettelijke als contractuele aansprakelijkheid, voor schade aan personen en goederen, alsmede de daaruit voortvloeiende schade, direct of indirect verband houdende met de exploitatie van de inrichting, te verzekeren;

    • -

      de exploitant is verplicht te allen tijde ambtenaren van politie, gemeente, brandweer alsmede andere vertegenwoordigers van de gemeente toe te laten en de voorschriften op te volgen die door deze personen in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en/of goede zeden worden gegeven. Niet-naleving van deze voorschriften kan leiden tot uitsluiting van de exploitant voor volgende kermissen.

4.11.3 Veiligheidseisen

    • -

      de exploitant verplicht zich ervoor zorg te dragen dat de inrichting in zodanige staat is, alsmede dat zodanige maatregelen zijn getroffen, dat de veiligheid van het publiek dat zich in of nabij de inrichting bevindt, redelijkerwijs gewaarborgd is. Voor inrichtingen die niet deugdelijk zijn, of waarvan de deugdelijkheid niet kan worden aangetoond middels een keuringsbewijs van een erkend instituut, kan de burgemeester beslissen deze geen vergunning te verlenen, dan wel deze niet op de kermis toe te laten;

    • -

      in een attractie mogen op plaatsen die door het publiek moeten of kunnen worden gepasseerd geen windtunnels, ventilatoren en dergelijke in werking zijn;

    • -

      bij de attracties/verkooppunten waar olie en/of vet wordt verwarmd, moet in de onmiddellijke nabijheid van het verwarmingstoestel:

      • a.

        een brandblusapparaat met een minimum inhoud van 6 kg aanwezig zijn;

      • b.

        voldoende goedpassende metalen deksels, om elke pan c.q. bak waarin olie en/of vet wordt verwarmd te kunnen afsluiten, aanwezig zijn;

    • -

      verwarmingstoestellen die worden gestookt met gas moeten zijn aangesloten door middel van slangen die speciaal voor de gebruikte gassoort zijn bestemd en maximaal twee jaar oud zijn. De slangen moeten op de verbindingsplaatsen door middel van doelmatige klemmen zijn bevestigd. De slangen moeten tegen oververhitting zijn beschermd;

    • -

      bij attracties waar benzinemotoren worden gebruikt moeten in/bij de attractie een voor die attractie geschikt blusapparaat van voldoende inhoud aanwezig zijn. Wanneer het naar het oordeel van de VRD noodzakelijk is, moeten meerdere blusmiddelen aanwezig zijn;

    • -

      wanneer het naar het oordeel van de VRD noodzakelijk is, moeten houders van andere dan in de vorige leden genoemde attracties zorg dragen voor de aanwezigheid van de nodige blusmiddelen;

    • -

      het is verboden ballonnen met brandbaar gas te vullen of te verkopen, ter verspreiding aan te bieden of in voorraad te hebben;

    • -

      de houder van een attractie moet een geldig bewijs kunnen tonen van de Keuringsdienst van Waren waaruit moet blijken, dat over een deugdelijke en goedgekeurde bereidingsplaats wordt beschikt;

    • -

      de houder van een attractie dient er voor te zorgen dat de attractie in zodanige staat verkeert, alsmede dat zodanige maatregelen zijn getroffen, dat de veiligheid van het publiek dat zich in of nabij de attractie bevindt redelijkerwijs is gewaarborgd. Het ‘Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen’ als bedoeld op de gevaarlijke werktuigen dient in acht te worden genomen.

Niet-naleving van deze voorschriften kan leiden tot uitsluiting van de exploitant voor volgende kermissen.

De burgemeester is bevoegd de duur van de kermis, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, te verlengen, te verkorten of de kermis geheel te laten vervallen.

4.11.4 Selectiecriteria en vergunningaanvraag

Om ervoor te zorgen dat een ieder evenveel kans heeft een kermis te organiseren, wordt voor de kermissen in Diever, Havelte en Dwingeloo geloot indien er meer aanvragen zijn dan één per kalenderjaar. Slechts aanvragen, die compleet zijn en aan de overige formele vereisten voldoen, loten mee.

De uiterlijke indieningdatum voor het aan aanvragen van een evenementenvergunning voor een kermis is 31 oktober van het jaar voorafgaande aan het gewenste speeljaar. De gemeente zal voor 15 december van het jaar voorafgaande aan het speeljaar een selectie maken en, indien nodig, na een loting de beslissing schriftelijk aan de kermissen meedelen.

  • -

    Kermissen die een aanvraag indienen voor de periode in de herfstvakantie of de mei/voorjaarsvakantie, worden niet gehonoreerd indien er voor die periode voor de betreffende dorpskern al een aanvraag voor een circus is;

  • -

    kermissen die een aanvraag indienen voor de periode die ligt binnen zes weken voor of na de periode waarin voor de betreffende dorpskern al een aanvraag voor een circus is, worden niet gehonoreerd.

Indien vooraf minder aanvragen zijn ontvangen dan het maximaal toegestane aantal kermissen, kan ook een vergunning afgegeven worden voor een aanvraag die later dan 31 oktober van het voorafgaande jaar is ontvangen.

Een evenementenvergunning voor een kermis kan worden geweigerd wegens strijd met in dit beleid vastgestelde regels alsmede in het belang van de in artikel 1.8 van de APV genoemde criteria.

De burgemeester kan, in geval het op voorhand duidelijk is dat een kermis om technische redenen, zoals de totale omvang, niet kan worden toegelaten, bij de beoordeling van de aanvraag hiermee rekening houden.

In overleg met de afdeling Openbare Ruimte dient te worden bekeken in hoeverre een kermis in aanmerking kan komen voor een bepaald terrein zover niet in dit beleid genoemd.

De burgemeester is bevoegd de duur van de kermis, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, te verlengen, te verkorten of de kermis geheel te laten vervallen.

4.11.5 Waarborgsom

Als zekerheidstelling voor het in de oorspronkelijke staat opleveren van het gebruikte terrein kan als voorwaarde worden opgelegd dat een waarborgsom van € 500,- moet worden betaald. Dit kan ook door het afgeven van een bankgarantie. De totale waarborgsom wordt terugbetaald na de definitieve komst van de kermis en na aftrek van eventueel door de gemeente gemaakte kosten wegens het niet of niet volledig nakomen van de vergunningvoorschriften alsmede bij iedere schade aan gemeentelijke eigendommen en terreinen voortvloeiende uit het gebruik van de evenementenvergunning.

Het eventueel gebruik van nutsvoorzieningen en gemeentelijke materialen wordt apart in rekening gebracht.

HOOFDSTUK 5 EVENEMENTEN, NADERE VOORWAARDEN

5.1 Het verstrekken van alcoholische drank

Indien tijdens een evenement alcoholische dranken worden verstrekt, dient hiervoor een ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet te worden aangevraagd: een zogenaamde artikel 35-ontheffing (‘evenementenontheffing’). Deze is nodig om buiten een horeca-inrichting bedrijfsmatig of anders dan om niet zwakalcoholhoudende drank te verstrekken voor een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen. Het is aan de burgemeester om te bepalen of sprake is van een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard. Hierbij kan gedacht worden aan een kermis, braderie, muziek- of sportfeest en jaarmarkten. De burgemeester zal de ontheffing weigeren indien de bezoekers van het evenement hoofdzakelijk of uitsluitend bestaan uit personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

Van het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholische drank is niet alleen sprake indien de bezoekers van een evenement per consumptie hoeven af te rekenen, maar ook indien van iedere bezoeker een algemene bijdrage wordt gevraagd ter bestrijding van de kosten van het evenement.

Houders van de standplaatsvergunning of standhouders op een evenement mogen geen alcoholhoudende drank verkopen.

Ook horecagelegenheden die beschikken over een drank- en horecavergunning, maar die tijdens een evenement of festiviteit alcohol schenken op een lokaliteit waarop hun drank- en horecavergunning niet van toepassing is, dienen een artikel 35-ontheffing aan te vragen. Aanvraag van de ontheffing kan door middel van indiening van het ‘aanvraagformulier verkoop zwak-alcoholische dranken’ via de digitale balie. De ontheffing kan worden aangevraagd door de aanvrager van de evenementenvergunning, maar ook door een derde. De aanvrager dient de leeftijd van 21 jaar te hebben bereikt. Het verstrekken van sterke drank buiten een horeca inrichting is niet toegestaan. Derhalve mag tijdens een evenement alleen zwak-alcoholhoudende drank met minder dan 15% alcohol zoals bier en wijn worden verstrekt.

Aan de ontheffing kunnen beperkingen en voorschriftenen worden verbonden, bijvoorbeeld het gebruik van kunststof glazen en laagalcoholisch bier, zie hierna.

Ook kan als voorschrift worden gesteld dat de ontheffingshouder, dan wel organisator van het evenement gebruik moet maken van een polsbandjesregeling of een andere methode van leeftijdscontrole.

Voor het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank tijdens een evenement gelden in elk geval de volgende, wettelijke, voorschriften:

  • 1.

    degene die als aanvrager op de ontheffing staat, moet continu aanwezig zijn als er alcohol wordt geschonken;

  • 2.

    aan personen van wie niet is vastgesteld dat zij de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben, wordt geen alcoholhoudende drank verstrekt;

  • 3.

    nabij de plaats waar de zwakalcoholische drank wordt verstrekt, moet op duidelijk leesbare en zichtbare wijze aan het publiek kennis worden gegeven dat aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt;

  • 4.

    de organisatie dient de bezoekers door het laten tonen van een legitimatiebewijs te controleren op leeftijd. De organisatie kan deze controle eenmalig doen en bezoekers die tussen 18 jaar en 25 jaar oud zijn, een merkteken geven zodat zij voor de verkopers van alcohol herkenbaar zijn als 18 jaar of ouder;

  • 5.

    er wordt geen alcoholhoudende drank verstrekt aan personen die deze drank doorgeven aan een persoon beneden de leeftijd van 18 jaar;

  • 6.

    gedurende de tijd dat van de ontheffing gebruik wordt gemaakt, mag geen sterke drank aanwezig zijn, noch worden toegelaten dat zodanige drank aan het publiek wordt verstrekt;

  • 7.

    personen beneden de leeftijd van 18 jaar mogen terzake van het verstrekken van zwakalcoho-lische drank geen dienst doen gedurende de tijd dat van de ontheffing gebruik wordt gemaakt;

  • 6.

    personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren of die door hun gedrag aanstoot geven, moeten worden geweerd of verwijderd;

  • 7.

    gedurende de tijd dat van de ontheffing gebruik wordt gemaakt, moet voor het publiek steeds alcoholvrije drank verkrijgbaar zijn.

Voor buurt- of straatfeesten is het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank toegestaan zonder ontheffing van de burgemeester als de verstrekking niet bedrijfsmatig plaatsvindt, bijvoorbeeld door gezamenlijke inkoop van drank. Uiteraard is het verstrekken van zwakke alcoholhoudende drank ook dan pas vanaf 18 jaar toegestaan.

Op grond van artikel 2.4.8 APV 1998 (artikel 2.48 APV 2012) heeft het college op 22 juni 2004 alle bebouwde kommen in de gemeente aangewezen als gebieden waarin het verboden is om op straat alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijk met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Dit verbod geldt niet voor terrassen die deel uitmaken van een horecagelegenheid en wanneer voor de locatie een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet is afgegeven.

Op grond van een wijziging in de Drank- en Horecawet is het nu strafbaar als jongeren onder de 18 jaar op een publiek toegankelijke plaats alcoholhoudende drank aanwezig hebben.

5.1.1 Glaswerk en evenementenbier

Indien er sprake van is van een evenement waarbij verwacht wordt dat er een aanzienlijke hoeveelheid alcohol zal worden genuttigd of voor een langere periode op een dag alcohol wordt geschonken, kan vanuit openbare orde en veiligheid aanleiding bestaan om glaswerk te verbieden. Er wordt daarbij gelet op het type evenement, de omvang en bezoekersaantallen van het evenement, de tijdsduur en de doelgroep die erop af komt. De burgemeester kan dan de verplichting opleggen om kunststof glazen te gebruiken. Voor het verstrekken van consumpties moet dan gebruik worden gemaakt van kunststof bekers, die bij voorkeur meerdere keren te gebruiken en/of biologisch afbreekbaar zijn.

Ook kan bij dergelijke evenementen de verplichting opgelegd worden dat er laagalcoholisch bier moet worden geschonken. Dit zogenaamde evenementenbier heeft een alcoholpercentage van ongeveer 2,5%. Het gebruik van evenementenbier past binnen het landelijke alcohol matigingsbeleid en heeft in het bijzonder een positieve uitwerking op de openbare orde.

5.2 Verkeer

Als een evenement veel bezoekers trekt, moet de organisatie rekening houden met verkeersmaatregelen die genomen moeten worden. Dat kan een wegafsluiting of parkeerverbod zijn. Voertuigen mogen geen wegen en doorgangen blokkeren omdat er rekening gehouden moet worden met omwonenden en bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten. Ook moet er voor voldoende parkeergelegenheid worden gezorgd.

5.2.1 Wegafsluitingen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een evenement de gemeentelijke openbare weg afsluiten, mits dit geen of slechts in beperkte mate een belemmering vormt voor de hulpdiensten, het overig gemotoriseerd verkeer en omwonenden. Grote verkeersaders, gebiedsontsluitingswegen, doorgaande wegen en busroutes zullen daarom in principe niet worden afgesloten, tenzij op een andere wijze de bereikbaarheid van de hulpverleningsdiensten, openbaar vervoer en omwonenden is gegarandeerd en de aard van het evenement deze wegafsluiting rechtvaardigt. Voor een (klein) evenement waar niet veel bezoekers worden verwacht is het niet nodig een dorpskern voor verkeer af te sluiten. Een groot aantal verwachte bezoekers kan een wegafsluiting vanuit het oogpunt van veiligheid juist noodzakelijk maken. Ook mag het niet zo zijn dat een dorpskern in de zomermaanden wekelijks in het weekeind afgesloten wordt.

Bij de beslissing om al dan niet wegen af te sluiten worden uitdrukkelijk alle betrokken belangen meegewogen. Hieronder vallen zowel de belangen van de organisator van een evenement als die van omwonenden, bedrijven en/of andere instanties uit de betreffende straat of omgeving. Als beoordelingscriteria gelden hierbij onder meer: de (relatieve) meerwaarde en het belang van de activiteit, de mogelijkheid om het evenement op een andere locatie te houden waarbij geen wegafsluiting is vereist, alternatieve mogelijkheden voor omwonenden om hun perceel te bereiken, de duur van het evenement en de verkeersveiligheid.

Voor evenementen die jaarlijks plaatsvinden kan een eenmalig verkeersbesluit voor een wegafzetting worden afgegeven. Er moet dan wel duidelijk zijn op welke datum of dag het evenement jaarlijks plaatsvindt.

Indien er wijzigingen aan het evenement zijn in de zin van locatie, datum of tijdstip, dient dit door de organisator tijdig te worden gemeld zodat een nieuw verkeersbesluit kan worden genomen.

De organisator zorgt in ieder geval dat:

-(eventuele) bewoners of bedrijven minimaal twee weken van tevoren op de hoogte

worden gesteld van de afzetting;

-de opstelling van kramen, stands en dergelijk dient zodanig is dat ten behoeve van de

hulpverlenende diensten een vrije doorrijdbreedte gehandhaafd blijft van tenminste

3,5 meter. Dit geldt ook voor luifels die op de kramen zijn geplaatst.

Boven de rijstrook

moet een vrije hoogte van 4,5 meter gehandhaafd blijven;

  • -

    in voorkomende gevallen, in overleg met de gemeente, voor bewegwijzering wordt gezorgd. De kosten van de bewegwijzering zijn voor de organisatie. De gemeente levert de RVV-verkeersborden ten behoeve van het evenement. Eventuele bewegwijzeringsborden langs gemeentelijke wegen mogen door de organisator, in overleg met de gemeente, zelf geplaatst worden;

  • -

    een aanvraag tot afsluiting of omleiding van een provinciale weg tijdig bij de provincie

wordt aangevraagd.

5.2.2 Openbaar vervoer

Hinder, dan wel belemmering, van de routes voor openbaar vervoer tijdens een evenement moet worden voorkomen. Wanneer een evenement in uitzonderlijke gevallen toch invloed heeft op de doorstroming van het verkeer op busroutes of dat deze route moet worden omgeleid, dan zal dit tijdig aan de betreffende vervoersmaatschappij(en) worden gemeld. Dit zal in de regel door de gemeente gebeuren. Hierbij zullen eventuele kosten worden doorberekend aan de vergunningaanvrager. Ook omleidingen en dergelijke op provinciale wegen moeten tijdig bij de provincie worden aangevraagd.

5.2.3 Verkeersregelaars

Tijdens evenementen waarbij het noodzakelijk is om het verkeer te regelen, is het verplicht om bevoegde verkeersregelaars in te zetten. Derhalve bij iedere activiteit waarbij op de openbare weg het verkeer voor de veiligheid van de deelnemers en de weggebruikers geregeld moet worden. Verkeersregelaars worden ingezet ter bevordering van de doorstroming, het waarborgen van de veiligheid en het beperken van overlast.

De organisatie dient zelf zorg te dragen voor de inzet van verkeersregelaars en het verzekeren van deze verkeersregelaars. De gemeente kan in de vergunning, na overleg met de politie, het aantal benodigde verkeersregelaars bepalen.

5.2.4 Parkeren

Bij het organiseren van een evenement waarbij een aanzienlijke stroom bezoekers wordt verwacht, moet voor voldoende parkeergelegenheid worden gezorgd. De organisator dient de locatie van de parkeergelegenheid duidelijk te publiceren en te communiceren. Tevens dient tijdens het evenement op duidelijke wijze naar deze parkeergelegenheid te worden verwezen.

Parkeerplaatsen moeten goed toegankelijk zijn en voor zover het parkeren gebeurt op tijden dat er geen daglicht is, voorzien te zijn van deugdelijke verlichting. Hetzelfde geldt voor een eventuele fietsenstalling. Zo nodig dienen aangewezen verkeersregelaars het parkeren te regelen.

Tijdens een evenement zijn de verkeersregels en verkeersgeboden en –verboden normaal van toepassing, bijvoorbeeld de blauwe zone. De organisator van een evenement zal dit duidelijk moeten maken aan bijvoorbeeld standhouders en deelnemers. Zonodig kan bij de gemeente een ontheffing worden aangevraagd.

5.3 Openbare orde en veiligheidsrisico’s

De burgemeester is op grond van artikel 174 Gemeentewet (Gw) verantwoordelijk voor de veiligheid van publiek bij evenementen en belast met het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven (openbare orde). Bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, mag hij de bevelen geven die met het oog op de bescherming van de veiligheid en gezondheid nodig zijn en hij kan zich daarbij laten bijstaan door de politie.

De organisator is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het evenement. De organisator neemt maatregelen voor de voorspelbare risico’s. Voorspelbare risico’s zijn van tevoren af te dekken. Concreet betekent dit dat een organisator verantwoordelijk is voor de aanloop, het evenement zelf en de afloop van het evenement, inclusief voorspelbare verstoringen van de openbare orde of dreigingen van criminaliteit. Dit betekent dus niet enkel een verantwoordelijkheid voor de ordehandhaving binnen het gebied van het evenement en de directe omgeving. Ook bijvoorbeeld de begeleiding van aankomst en vertrek van bezoekers valt hier onder.

Wanneer een vergunningaanvraag bij de gemeente is binnengekomen, wordt het evenement onder andere beoordeeld op criteria van openbare orde en veiligheid. Hiervoor wordt zonodig advies gevraagd aan de ambtenaar Openbare orde en veiligheid, de VRD en/of de politie. Ook zal om een goede inschatting te kunnen maken van de risico’s, voorafgaand aan de vergunningverlening, overleg plaatsvinden met de organisator en/of nadere informatie worden geëist. Als alle adviezen uitgebracht zijn, zal de vergunning verleend of geweigerd worden.

Voor de beoordeling of sprake is van een risicovol evenement wordt gebruik gemaakt van de ‘Handreiking advisering en inzet hulpverleningsdiensten bij risicovolle evenementen Drenthe’. Aan de hand ven het risicopuntenmodel komt een uitkomst van een A-, B-, of C-evenement. Er wordt hierbij gekeken naar het soort evenement, de samenstelling van publiek (bijvoorbeeld aantal, leeftijdsopbouw, alcoholgebruik) en aanvullende risicofactoren (bijvoorbeeld aanwezigheid dieren, luchtvaart, politieke lading).

Een A-evenement heeft een laag risico waarbij geen advies van hulpdiensten nodig is. Een B-evenement heeft een beperkt risico waarbij schriftelijk advies van regionale hulpdiensten optioneel is.

Een C-evenement heeft een hoog risico waarbij advies van de regionale hulpdiensten politie, VRD en GHOR nodig is. Een adviesaanvraag wordt aan de GHOR Drenthe voorgelegd.

Binnen de gemeente Westerveld is het enige reguliere evenement met een C-status de vierjaarlijkse Open dag van de Landmacht in Havelte. B-evenementen zijn bijvoorbeeld de Hippische week in Dwingeloo, de Jaarmarkt in Wateren, het Van Swietenfestival, DieverLIVE en het Piratenfestival in Nijensleek.

5.3.1 Draaiboek en calamiteitenplan

De burgemeester kan als nadere eis voor met name grootschalige evenementen het overleggen van een draaiboek c.q. calamiteitenplan bij de vergunningaanvraag eisen. Dit kan het geval zijn indien bij een evenement een groot aantal bezoekers wordt verwacht en/of er veiligheidsrisico’s aan het evenement verbonden zijn. Het draaiboek moet worden opgesteld in overleg met de ambtenaar Openbare orde en veiligheid, politie en VRD. In het draaiboek staat beschreven hoe er met zaken rondom openbare orde en veiligheid wordt omgegaan, zoals de preventieve maatregelen ter voorkoming en/of beperking van openbare orde en veiligheidsproblemen en/of calamiteiten.

In het draaiboek voor een groot of risicovol evenement dienen de volgende aspecten aan de orde te komen:

Verkeerscirculatie: dit betreft de wijze waarop wordt omgegaan met de toestroom van auto’s en publiek die het evenement met zich mee kan brengen. Er wordt hierbij ingegaan op eventueel afsluiten van wegen, alternatieve routes, openbaar vervoer, parkeermogelijkheden en dergelijke.

Milieu: de beschrijving van de wijze waarop met milieuhygiënische vraagstukken wordt omgegaan, zoals het opruimen van afval.

Gezondheid: de beschrijving hoe de eerste hulpvoorzieningen op en rond het evenemententerrein invulling krijgen zoals aanwezigheid en kwaliteitseisen van hulpverleners en aanwezige voorzieningen als medische artikelen, water en toiletten.

Calamiteiten in de calamiteitenparagraaf wordt beschreven welke acties er door de organisator en eventueel andere partijen ondernomen worden in het geval er iets fout gaat tijdens het evenement dat dusdanige gevolgen heeft dat van een calamiteit gesproken kan worden.

In de calamiteitenparagraaf worden in ieder geval de volgende punten beschreven:

  • -

    de gegevens van het beveiligingsbedrijf inclusief hun draaiboek en mobiele telefoonnummers;

  • -

    namen en telefoonnummers (kantoor en mobiel) van de organisator(en) van het evenement, waarbij tevens wordt aangegeven wie contactpersoon is;

  • -

    de namen en mobiele telefoonnummers van de EHBO-/Rode Kruis-medewerkers die tijdens het evenement dienst doen;

  • -

    een risicoparagraaf inclusief de preventieve maatregelen en de met de VRD (brandweer) en politie gemaakte afspraken.

Bij een jaarlijks terugkerend evenement is er vaak sprake van een vaste structuur. Toch moet een draaiboek/calamiteitenplan jaarlijks worden ingediend aangezien de omgeving of andere (maatschappelijke) factoren niet elk jaar hetzelfde hoeven te zijn.

De gemaakte afspraken worden tevens als voorschriften vastgelegd in de vergunning.

5.3.2. Gecertificeerde beveiligers

De organisatoren van evenementen zijn primair verantwoordelijk voor een goede gang van zaken en een ordelijk verloop van het evenement. De burgemeester is echter verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid binnen zijn gemeente.

De burgemeester kan de vergunninghouder van een grootschalig of risicovol evenement (met B- of C-aanduiding), afhankelijk van de aard en omvang van een evenement, als aanvullende eis opleggen om beveiligers in te zetten. Dat zijn personen die uitsluitend belast zijn met het bewaken van de orde en veiligheid tijdens het evenement. Op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en Recherchebureausmogen beveiligingshandelingen niet door particulieren worden uitgevoerd. Deze wet, alsmede het bijbehorende besluit, stelt een aantal eisen aan dergelijke diensten. Justitie dient een particulier beveiligingsbedrijf of dienst te erkennen.

De burgemeester kan bij evenementen het aantal beveiligers bepalen. De politie adviseert de burgemeester over de noodzaak en het aantal beveiligingsmedewerkers die nodig zijn voor een bepaald evenement.

De verplichting zal in beginsel alleen worden opgelegd bij evenementen die relatief veel publiek trekken, waarbij ook de aard van het evenement, het tijdstip en de leeftijd van de bezoekers een rol zal spelen. Veelal geldt als uitgangspunt bij een grootschalig- of risicovol evenement dat er één beveiliger op elke 250 bezoekers wordt ingezet.

Het aantal benodigde beveiligingsmedewerkers wordt als vergunningsvoorschrift opgenomen in de evenementenvergunning.

De beveiligers dienen voorafgaande aan en tijdens het evenement te overleggen met de organisatie en het dienstdoende politiepersoneel dat belast is met het toezicht op de openbare orde.

5.3.3. Geneeskundige hulpverlening

Indien er sprake is van een evenement met een groot aantal verwachte bezoekers of een evenement met de volgende bijzonderheden of risico’s: beperkte bereikbaarheid van het evenement of de omgeving, een specifieke of kwetsbare doelgroep, of fysieke inspanning voor de deelnemers, is de aanwezigheid van EHBO-ers tijdens het evenement noodzakelijk.

Indien een evenement daar aanleiding toe geeft, zal advies gevraagd worden aan de GHOR.

De GHOR adviseert de gemeente over de noodzaak en het aantal geneeskundige hulpverleners dat tijdens het evenement ingezet moet worden. Het aantal benodigde hulpverleners wordt als vergunningsvoorschrift opgenomen in de evenementvergunning.

Voor wat betreft het aantal EHBO-ers zal de de handreiking ‘Geneeskundige hulpverlening publieksevenementen’, de hygiënerichtlijnen voor grote evenementen van het landelijk centrum voor hygiëne en veiligheid (LCHV) worden gevolgd. Bij een evenement met 1.000 tot 2000 gelijktijdig aanwezige bezoekers/deelnemers word de aanwezigheid van twee gediplomeerde EHBO-ers verplicht gesteld.

Bij een evenement met minder dan 1.000 gelijktijdig aanwezige bezoekers/deelnemers wordt het aan de verantwoordelijkheid van de organisator overgelaten om te bepalen of de aanwezigheid van een EHBO-er noodzakelijk is. Voor een evenement met meer dan 2000 bezoekers geldt het maatwerkadvies van de GHOR.

5.3.4. Brandveiligheid en veiligheid tijdelijke constructies

Indien tijdens het evenement gebruik wordt gemaakt van gebouwen, tijdelijke bouwwerken (bijvoorbeeld een tribune) of tenten (zoals feest en/of tentoonstellingstenten of circustenten voor meer dan 50 personen), wordt door de VRD over de veiligheid geadviseerd. In de vergunning worden zo nodig regels gesteld voor een veilig gebruik van de tent of het gebouw.

Ieder evenement heeft zijn eigen risico’s en gevaaraspecten, waardoor brandveiligheidsvoorschriften per soort evenement kunnen verschillen. Bij het indienen van de aanvraag voor een evenementenvergunning wordt door de behandelende ambtenaar beoordeeld in hoeverre nader overleg met de VRD relevant is. De VRD kan nadere voorschriften stellen voor (mobiele) bakkraamwagens, braderieën in de buitenlucht, evenementen in gebouwen, het gebruik van terreinen, buurtbarbecues, en Paas- en kampvuren. Ieder evenement heeft zijn eigen risico’s en gevaren, waardoor de veiligheidsvoorschriften per evenement of categorie van evenementen worden vastgesteld.

De eventueel op te richten tribunes dienen deugdelijk van constructie te zijn. Dit zal worden beoordeling door medewerkers van de VRD.

5.3.5. Vuurwerk en carbidschieten

Op grond van het Vuurwerkbesluit mag consumentenvuurwerk alleen worden afgestoken rond de jaarwisseling. Vergunning of ontheffing voor andere tijden is niet mogelijk. Vuurwerk dat tijdens evenementen wordt afgestoken valt onder de categorie professioneel vuurwerk en mag alleen worden afgestoken door een gecertificeerd bedrijf dat beschikt over een vergunning van Gedeputeerde Staten van de provincie. Zie verder onder paragraaf 2.12 betreffende Vuurwerkbesluit.

Rond oudejaarsnacht is het in deze streek de gewoonte om carbid af te schieten in de open lucht. Hiervoor geldt in de regel een verbod maar op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari tot 02.00 uur is dit, onder voorwaarden en na een melding, toegestaan. De voorwaarden zijn opgenomen in de APV.

5.4 Afval, milieu en hygiëne

5.5.4.1 Afval

De organisator van een evenement is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen waardoor zowel de plaats waar het evenement wordt gehouden als de omgeving schoon wordt opgeleverd. Hiervoor zullen er tijdens het evenement in de nabije omgeving genoeg afvalbakken en/of vuilcontainers geplaatst moeten worden.

De vergunninghouder heeft de verplichting zo spoedig mogelijk, doch binnen 24 uur na het einde van het evenement, de betreffende locatie en de directe omgeving schoon te maken. Indien de vergunninghouder de locatie niet schoon oplevert, zullen de kosten van de schoonmaak door de gemeente worden verhaald op de organisatie.

De burgemeester kan, indien de aard en/of omvang van het te organiseren evenement hiertoe aanleiding geeft, voor het opruimen van het afval een door bevoegd gezag nader te bepalen borgsom vragen. Deze wordt binnen vier weken na afloop van evenement met de door de gemeente voor het opruimen gemaakte kosten verrekend, dan wel volledig terugbetaald.

Hiervoor kunnen in de vergunning voorschriften worden opgenomen.

5.5.4.2 Milieu

Tijdens een evenement kunnen bodembedreigende activiteiten plaats vinden (bijvoorbeeld opslag/gebruik van brandstoffen). Bij een ingediende evenementenvergunning aanvraag wordt beoordeeld of er voldoende bodembeschermende maatregelen zullen worden getroffen.

.De organisator is zelf verantwoordelijk voor de inzameling en afvoer van eventueel vrijkomend afvalwater. Een eventueel lozingspunt moet in overleg met het team Openbare Ruimte worden bepaald. Indien er op het gewenste terrein geen lozingspunt aanwezig is, terwijl tijdens het evenement wel afvalwater vrijkomt, kan het afvalwater in overleg met het team Openbare Ruimte opgevangen worden op een naburig toegestaan lozingspunt.

5.5.4.3 Sanitair

Naast geluidsoverlast is het wildplassen tijdens evenementen een bron van ergernis. De aanwezigheid van voldoende toiletgelegenheden en/of plaszuilen is een voorwaarde om dit zoveel mogelijk tegen te gaan.

Bij grootschalige evenementen en/of evenementen waarbij bezoekers naar verwachting langere tijd aanwezig zullen zijn, moeten voldoende toiletten aanwezig zijn, afhankelijk van de soort activiteit, duur, locatie en het te verwachten aantal bezoekers/deelnemers.

De organisator van een evenement dient in overleg met het bevoegd gezag te voorzien in de plaatsing van sanitaire voorzieningen. Het LCHV gaat uit van één toilet op 150 gelijktijdig aanwezige bezoekers, evenredig te verdelen over dames- en herentoiletten.

De toiletten binnen horeca-inrichtingen tellen mee in dit totaal. Wel dienen er buiten ook voldoende urinoirs of plaszuilen geplaatst te worden. Minimaal één plaszuil per 500 gelijktijdig aanwezige personen. Dit komt bovenop het verplichte totaal van toiletten. Op deze manier wordt wildplassen zoveel mogelijk tegen gegaan. Deze aantallen gelden ook bij kermissen en dergelijke.

De toiletten moeten regelmatig worden gereinigd en er dient voldoende toiletpapier aanwezig te zijn.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE

6.1 Bezwaar

Tegen een evenementenvergunning kan een belanghebbende binnen zes weken na de bekendmaking een bezwaarschrift indienen bij de burgemeester. Bekendmaking vindt volgens de Algemene wet bestuursrecht plaats door middel van toezending van het besluit aan de aanvrager. Om ook andere belanghebbenden kennis te laten nemen van het besluit, wordt het besluit ook digitaal gepubliceerd.

Het bezwaar heeft geen opschortende werking; de vergunninghouder kan het evenement doorgang laten vinden. Indien de bezwaarmaker dit wil voorkomen zal een voorlopige voorziening bij de rechter moeten worden gevraagd.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet het bestuursorgaan binnen 12 weken na afloop van de bezwaartermijn een beslissing nemen op het bezwaar. Deze termijn kan nog met zes weken worden verlengd. In de praktijk kan dit betekenen dat, tegen de tijd dat het bezwaar behandeld wordt, het evenement al is geweest en dat de bezwaarmaker niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang. Om dit te voorkomen kan de bezwaarmaker (tegelijk met of na het indienen van het bezwaar) een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechter.

6.2 Gebruik gemeentegrond/gemeentelijke materialen

Evenementen vinden vaak plaats op wegen en pleinen en dergelijke die in eigendom en beheer zijn bij de gemeente. Op grond van artikel 228 Gemeentewet kan voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond precariobelasting worden geheven. De gemeenteraad dient hiervoor een verordening vast te stellen. In Westerveld is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Daarnaast kan op grond van artikel 229, lid 1 onder c Gemeentewet ‘vermakelijkheidsbelasting’ worden ingevoerd: dit zijn rechten die kunnen worden geheven ter zake van het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt. Ook van deze mogelijkheid is in Westerveld geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat organisatoren van evenementen in Westerveld geen belasting/vergoeding betalen voor het gebruik van gemeentegrond.

Ook voor het gebruik van gemeentegrond door circussen en kermissen wordt tot op heden geen vergoeding gevraagd.

Door organisatoren kan wel gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om materialen van de gemeente te gebruiken. In het aanvraagformulier evenementenvergunning kan worden aangegeven of en hoeveel dranghekken, vlaggenmasten en vuilcontainers men van de gemeente wil gebuiken. Tot op heden is alleen voor het gebruik van dranghekken die door de gemeente worden gehaald en gebracht in de legesverordening een vergoeding opgenomen. Bij halen en brengen is € 2,53 per dranghek (tarief 2016) verschuldigd. Indien de dranghekken namens de organisatie worden gehaald en geretourneerd zijn geen leges verschuldigd.

6.3 Wettelijke aansprakelijkheid

De organisator van een evenement is verplicht er voor te zorgen dat een evenement veilig en ordelijk verloopt. Indien als gevolg van het evenement schade aan personen of goederen ontstaan, is de organisator aansprakelijk en in beginsel verplicht de schade te vergoeden. Het kan gaan om letsel aan personen, schade aan eigendommen van bijvoorbeeld bezoekers van het evenement, maar ook om schade aan gemeentelijke eigendommen (zoals verkeersborden, straatwerk, grasmat). Als gemeente is het juridisch niet mogelijk als voorschrift in de evenementenvergunning op te nemen dat de aanvrager zich dient te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid. Wettelijke aansprakelijkheid is een privaatrechtelijke aangelegenheid en een dergelijke verzekering kan niet via het bestuursrecht worden afgedwongen (uitzondering hierop vormt artikel 148 Wegenverkeerswet). Hoewel een dergelijke verplichting dus niet in de evenementenvergunning kan worden opgenomen, wordt in elke vergunning de aanvrager erop gewezen dat de aanvrager/organisator verantwoordelijk en aansprakelijk is voor alle uit het evenement voortvloeiende schade en kosten en dat het aanbeveling verdient hiervoor een WA-verzekering af te sluiten.

6.4 Reclameborden

Vaak zal, zeker als het gaat om commerciële evenementen, behoefte bestaan bij de organisator om het evenement aan te kondigen dan wel er reclame voor te maken door het plaatsen van borden op of langs de weg. Op grond van artikel 2.10 APV is voor het plaatsen van objecten op of aan de weg (dus ook voor reclame- dan wel aankondigingsborden) sinds 2010 geen vergunning van het college meer nodig. Wel zijn in de Reclamenota door het college beleidsregels vastgesteld ten aanzien van onder andere het plaatsen van driehoeks- en sandwichborden. Uit deze beleidsregels blijkt dat het plaatsen van deze borden slechts is toegestaan voor evenementen die binnen de gemeente Westerveld plaatsvinden met een maximum van 20 borden per evenement en maximaal vijf per dorpskern. Voor de overige voorwaarden wordt verwezen naar de Reclamenota.

HOOFDSTUK 7 TOEZICHT EN HANDHAVING

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de APV zijn de door het college dan wel burgemeester aan te wijzen personen belast. Voor het toezicht voor onder andere de APV is een buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) aangesteld die ook optreedt ten aanzien van overtredingen op grond van de APV. Ook de politie ziet op toezicht en naleving van de APV.

Veel evenementen vinden plaats in de avonden of in het weekend. De gemeentelijke Boa is op deze tijden gewoonlijk niet werkzaam. Voor toezicht en handhaving op is de politie dan veelal het toezichthoudend orgaan, met name indien er klachten ontvangen worden.

In het geval van (veel) klachten (achteraf) over een bepaald evenement, kan er reden zijn om bij de vergunningverlening de daarop volgende keer extra voorschriften in de vergunning op te nemen en de politie te verzoeken hierop toezicht uit te oefenen.

Tenslotte is nog van belang dat nieuw beleid op het gebied van toezicht en handhaving in de maak is. Naar verwachting zal dit beleid geen (grote) wijzigingen tot gevolg hebben ten aanzien van het toezicht en de handhaving inzake evenementen.

De APV is een strafverordening: uit artikel 6:1 blijkt dat overtreding van het verbod om zonder vergunning een evenement te houden (artikel 2:25) strafbaar is. Ook het niet naleven van de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden is strafbaar. Overtreding hiervan wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie (maximaal € 3.800,-).

Stafrechtelijk optreden biedt echter niet altijd de gewenste oplossing bij overtredingen van de APV: het betalen van een boete leidt immers nog niet tot ongedaan maken van de overtreding. Het bestuursorgaan kan ook op grond van het bestuursrecht optreden. Zo kan op grond van artikel 1:6 van de APV de vergunning in met name genoemde gevallen (bijvoorbeeld de vergunningvoorschriften worden niet nagekomen) intrekken of wijzigen. Ook kan het bestuursorgaan door middel van het opleggen van een dwangsom of door middel van het toepassen van bestuursdwang de overtreding voorkomen dan wel ongedaan maken.

HOOFDSTUK 8 SLOT

In deze nota is aangegeven op welke wijze gemeente Westerveld de komende jaren vorm wil geven aan het beleid inzake evenementen. Hierbij is in grote lijnen de bestaande praktijk vastgelegd. Daar waar in de ervaring knelpunten zijn ervaren, is getracht deze knelpunten op te lossen. Een van de ervaren knelpunten was de groei van aanvragen voor vergunningen voor evenementen in de dorpskernen en met name braderieën. Beoogd is, duidelijk vooraf te geven aan met name organisatoren, burgers en vergunningverleners.

Samengevat bevat deze nota de volgende beleidskeuzes/aanbevelingen: bepaalde evenementen zullen niet (langer) worden vergund. Het gaat hier met name om de schier oneindige aanvraag van braderieën aan banden te leggen.

Eind 2017 zal de uitvoering van het evenementenbeleid worden geëvalueerd en het beleid zo nodig worden aangepast.