Verordening op het beheer en het gebruik van de Algemene begraafplaats voor de gemeente Papendrecht 2016

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de Algemene begraafplaats voor de gemeente Papendrecht 2016

De raad van de gemeente Papendrecht,

gelezen het voorstel van het college van 29 maart 2016,

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van deAlgemene begraafplaats voor de gemeente Papendrecht 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger - opdracht geeft voor een begrafenis en die de uitgifte van een graf of urnenplaats verzoekt;

  • b.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    Algemene begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats aan de Admiraal de Ruyterweg 21-23, die is bestemd voor de uitgifte en het beheer van graven of ruimten ter bijzetting van asbussen en de kennelijk daarbij behorende gronden en voorzieningen. Vanaf hier te noemen begraafplaats.

  • d.

    algemene herdenkingszuil: zuil waar gedenkplaatjes op geplaatst kunnen worden;

  • e.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • f.

    beheerder: degene die door het college met de dagelijkse leiding van de begraafplaats is belast of degene die hem vervangt;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    particulier graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken en het bijzetten van asbussen;

  • i.

    particulier kindergraf: een particulier graf waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van een lijk van een kind tot en met 11 jaar;

  • j.

    gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, of urnenplaats is verleend;

  • k.

    gedenkteken: een grafsteen, liggende of staande zerk, sierurn, sluitplaat of ander monument ter nagedachtenis aan een overledene;

  • l.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens de gemeente een grafrecht wordt verleend;

  • m.

    grafbedekking: gedenktekens of vaste planten die op het graf of de urnenplaats zijn geplaatst;

  • n.

    grafrecht: - het recht op het gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een urnenplaats; hetzij

    • -

      het uitsluitend recht op een particulier graf;

  • o.

    onderhoudsrecht: een verplichte bijdrage in het onderhoud van de begraafplaats voor rechthebbenden en gebruikers;

  • p.

    plaatsingsrecht: het recht tot het doen aanbrengen van een naamplaat op een herdenkingszuil die bij de gemeente in beheer is;

  • q.

    rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf;

  • r.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • s.

    urnengraf: een algemeen graf, bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van twee asbussen met of zonder urnen, dan wel het doen verstrooien van as van twee overledenen;

  • t.

    urnennis: een algemene, open of gesloten nis in de urnenmuur, bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van twee asbussen;

  • u.

    urnenplaats: een urnengraf, een urnennis, of een plek in de urnentuin, of een andere ruimte, bij de gemeente in beheer waarin, gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

  • v.

    urnentuin: een tuin op de begraafplaats, bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van twee asbussen in of op de daarvoor bestemde urnenplaats;

  • w.

    urnenzuil: een algemene, gesloten ruimte in de zuil, bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van één asbus;

  • x.

    verstrooiingplaats: de plaats waarop as wordt verstrooid, bekend onder Strooiveld (Sv);

  • y.

    wet: de Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

Hoofdstuk 2 Algemene begraafplaats

Artikel 2

  • 1.

    Het beheer van de begraafplaats omvat het onderhouden en exploiteren van de terreinen en de gebouwen en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en voor de herdenking van overledenen.

  • 2.

    De beheerder houdt een register bij van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven en urnenplaatsen, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene.

  • 3.

    De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan de begraafplaats door te geven.

  • 4.

    Rechthebbenden van particuliere graven die voorheen voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan de onderhoudsrechten voor onbepaalde tijd zijn afgekocht, zijn verplicht de begraafplaats eens in de tien jaar te laten weten of men het graf nog wil laten voortbestaan.

  • 5.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is: a) op werkdagen van 09.00-15.30u en op zaterdag van 09.00-14.00u.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere gevallen van de tijden, als genoemd in het vijfde lid, afwijken.

Artikel 3

  • 1.

    De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk van een half uur vóór zonsopgang tot een half uur na zonsondergang. De beheerder kan een ruimere openstelling toestaan.

  • 2.

    De beheerder kan bezoekers de toegang tot de begraafplaats tijdelijk ontzeggen.

  • 3.

    Bezoekers van de begraafplaats, waaronder ook personen in de uitoefening van hun beroep of bedrijf worden begrepen, dienen zich ordentelijk te gedragen en de door of namens de beheerder gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 4.

    Het is steenhouwers, hoveniers, fotografen, en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf werkzaamheden op de begraafplaats of aan grafbedekkingen verrichten, verboden dit te doen zonder voorafgaande kennisgeving aan de beheerder.

  • 5.

    Het is op het terrein van de begraafplaats verboden om:

    • a.

      met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

    • b.

      te (brom)fietsen of een (brom)fiets mee te nemen de begraafplaats op;

    • c.

      honden of andere dieren mee te nemen;

    • d.

      op de graven te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen;

    • e.

      een eigen zitgelegenheid te plaatsen;

    • f.

      zonder toestemming of opdracht van de nabestaanden een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

    • g.

      bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken;

    • h.

      as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen.

  • 6.

    Het college kan ontheffing verlenen voor de in het vijfde lid genoemde verboden.

  • 7.

    Het college kan aan de in het vorige lid bedoelde ontheffing voorwaarden en beperkingen verbinden.

  • 8.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden van de begraafplaats (laten) verwijderen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door de beheerder te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

Hoofdstuk 3 Indeling van de begraafplaats, onderscheid van de graven en asbestemming

Indeling

Artikel 4

  • 1.

    Het college stelt de indeling van de begraafplaats en de inrichting van de grafvelden vast.

  • 2.

    Graven en urnenplaatsen worden aansluitend op de reeds uitgegeven graven en urnenplaatsen uitgegeven.

  • 3.

    Indien dit naar het oordeel van de beheerder gewenst of niet bezwaarlijk is, kunnen ook op andere plaatsen als bedoeld in het vorige lid graven of urnenplaatsen worden uitgeven.

Graven

Artikel 5

  • 1.

    Algemene graven op de begraafplaats zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken.

  • 2.

    In algemene graven worden geen asbussen bijgezet.

  • 3.

    Plaatsen in algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van vijftien jaar.

  • 4.

    Het gebruik van plaatsen in algemene graven wordt niet verlengd.

Artikel 6

  • 1.

    Particuliere graven zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken en het bijzetten van maximaal twee asbussen.

  • 2.

    Particuliere graven voor twee lijken worden uitgegeven voor een termijn van vijftien jaar en de rechthebbende kan deze termijn telkens met termijnen van vijf jaar verhogen tot maximaal veertig jaar.

  • 3.

    Particuliere kindergraven zijn bestemd voor het begraven van één lijk en worden uitgegeven voor een termijn van vijftien jaar en de rechthebbende kan deze termijn telkens met termijnen van vijf jaar verhogen tot maximaal veertig jaar.

  • 4.

    In particuliere kindergraven kan één asbus worden bijgezet.

  • 5.

    Van het bepaalde in lid 3 en lid 4 kan worden afgeweken indien het kinderen tot en met 11 jaar betreft uit hetzelfde gezin en voor zover de omstandigheden een gezamenlijke lijkbezorging toelaten.

  • 6.

    Na afloop van de uitgiftetermijn van een particulier graf kunnen de grafrechten telkens met vijf, tien, vijftien of twintig jaar worden verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de termijn is gedaan.

  • 7.

    Begraving in een particulier graf waarvan de lopende grafrechttermijn binnen tien jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de termijn tot minimaal tien jaar na de laatste begraving of bijzetting, gebruik makend van de in het vorige lid genoemde standaard termijnen van verlenging.

  • 8.

    De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 9.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een grafkelder aan te brengen in een particulier graf.

  • 10.

    De vergunning kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • c.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen of de op de vergunning van toepassing zijnde regelgeving niet is of wordt nagekomen;

    • d.

      van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      de houder van de vergunning dit verzoekt;

    • f.

      dit om redenen van beheertechnische aard wenselijk of noodzakelijk is.

  • 11.

    Het college kan aan de vergunning als genoemd in het tiende lid voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 12.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de aard, de afmetingen en de wijze van aanvragen en aanbrengen van grafkelders.

  • 13.

    De beheerder stelt de beschikbaarheid van typen graven en van bepaalde diensten vast.

Asbestemming

Artikel 7

  • 1.

    Urnenplaatsen zijn bestemd voor het bijzetten van maximaal twee asbussen, uitgezonderd de urnenzuil welke bestemd is voor het bijzetten van maximaal één asbus.

  • 2.

    Urnenplaatsen worden uitgegeven voor een termijn van vijf jaar en de rechthebbende kan deze termijn telkens met termijnen van vijf jaar verhogen tot maximaal twintig jaar.

  • 3.

    Na afloop van de grafrechttermijn van een urnenplaats als genoemd in het tweede lid, kan deze termijn met vijf, tien, vijftien of twintig jaar worden verlengd tenzij dit uit het oogpunt van beheer van de Algemene begraafplaats bezwaarlijk is.

  • 4.

    Een asbus kan worden bijgezet in een urnenplaats of in of op een particulier graf.

  • 5.

    Bij bijzetting van een asbus in of op een particulier graf zijn de bepalingen van deze verordening betreffende particuliere graven van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De bijzetting van een asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig voor afloop van de uitgiftetermijn een andere asbetemming kenbaar is gemaakt. Deze verstrooiing vindt ambtshalve plaats, op een door de beheerder te bepalen tijdstip en plaats, zonder kennisgeving aan en buiten aanwezigheid van nabestaanden.

Artikel 8

As kan worden verstrooid in of op een particulier graf, in of op een urnengraf, of op de verstrooiingplaats van de begraafplaats.

Plaatsingsrecht

Artikel 9

Een naamplaatje ter nagedachtenis aan een overledene kan op verzoek op de algemene herdenkingszuil worden geplaatst voor een periode van twintig jaar.

Hoofdstuk 4 Vereisten voor begraving of asbestemming

Artikel 10

  • 1.

    Degene die een lijk wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, maakt daarvoor gebruik van een door het college vast te stellen formulier, dat uiterlijk op de laatste werkdag om 12.00 uur, voorafgaand aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing dient plaats te vinden, bij de beheerder - ingevuld - wordt ingeleverd.

  • 2.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet het verzoek daartoe aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3.

    Indien men een lijk wil doen begraven, wordt op het in het eerste lid bedoelde formulier aangegeven van welke in artikel 5 of 6 bedoelde typen graven men gebruik wil maken.

  • 4.

    Indien begraving of bijzetting in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd, welke moet zijn ondertekend door de rechthebbende.

  • 5.

    Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 6.

    Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 7.

    Bij begraving dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving door de uitvaartondernemer, of - wanneer hiervan geen gebruik wordt gemaakt - door de aanvrager, schriftelijk te worden verklaard of gebruik wordt gemaakt van een lijkhoes; voorts dient de uitvaartondernemer dan wel de aanbieder van de lijkhoes aan te tonen dat deze lijkhoes voldoet aan de wet.

  • 8.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat aan het bepaalde van artikel 10 en aan de vereisten uit de wet, is voldaan.

Artikel 11

  • 1.

    Het tijdstip van begraven, bijzetten of verstrooien wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken aanvrager, vastgesteld.

  • 2.

    De aanwijzing van de plaats van het graf of de urnenplaats geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, tweede en derde lid, in overleg met de aanvrager, door de beheerder.

  • 3.

    Herdenkingsbijeenkomsten en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze tenminste een week tevoren bij de beheerder zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Opgraven en ruimen

Artikel 12

Bij de opgraving van lijken en ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 6 Grafbedekking

Artikel 13

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college gedenktekens te plaatsen op graven of urnenplaatsen.

  • 2.

    De vergunning kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      het gedenkteken naar het oordeel van het college ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van het college aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

    • d.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • e.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen of de op de vergunning van toepassing zijnde regelgeving niet is of wordt nagekomen;

    • f.

      van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • g.

      de houder van de vergunning dit verzoekt.

  • 3.

    Het college kan aan de vergunning als genoemd in het eerste lid voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de aard, de afmetingen en de wijze van aanvragen en aanbrengen van grafbedekking en van andere voorwerpen op graven en asbestemmingsplaatsen.

  • 5.

    Wanneer er een wijziging aan een grafbedekking zal plaatsvinden, moet er opnieuw vergunning worden aangevraagd.

Artikel 14

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van grafbedekking of andere voorwerpen geschiedt door, op rekening van en voor risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking goed te onderhouden.

  • 3.

    Indien dit naar het oordeel van de beheerder voor de veiligheid van personen of zaken of voor het uiterlijk aanzien van de Algemene begraafplaats noodzakelijk is, is de rechthebbende of gebruiker verplicht binnen de door de beheerder gestelde termijn tot herstel, vernieuwing of verwijdering van de grafbedekking of andere voorwerpen over te gaan.

  • 4.

    De beheerder kan verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen direct laten verwijderen, zonder dat daarvoor alsnog een termijn wordt gegeven, waarbinnen deze verwijderd dienen te worden.

Hoofdstuk 7 Vestiging, overdracht en einde van grafrechten

Artikel 15

  • 1.

    Het grafrecht of de verlenging van het grafrecht wordt gevestigd door middel van een grafakte.

  • 2.

    Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht.

  • 3.

    Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

  • 4.

    In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van een (rechts)persoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.

  • 5.

    Wanneer er een wijziging aan een grafdekking zal plaatsvinden, moet er opnieuw vergunning worden aangevraagd.

  • 6.

    Aan het grafrecht is de verplichting tot het betalen van onderhoudsrechten verbonden.

  • 7.

    Een rechthebbende of gebruiker kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding en onverminderd zijn verplichting tot het betalen van kosten voor de lopende termijn.

Artikel 16

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het grafrecht en het onderhoudsrecht ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet tijdig is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsrechten of eventuele andere kosten.

  • 4.

    Eventueel op het graf aanwezige grafbedekking en andere voorwerpen kunnen gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

  • 1.

    De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Beheersverordening begraafplaats 2010 zoals deze zijn vastgesteld in de vergadering van de raad van 28 oktober 2010 worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

  • 2.

    Op aanvragen om een vergunning die voor het in werking treden van deze verordening zijn gedaan en waarop nog niet is beslist, worden de desbetreffende bepalingen van deze verordening toegepast.

  • 3.

    De intrekking van de verordening vermeld in artikel 19, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover deze besluiten niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 18

Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening Algemene begraafplaats 2016.

Artikel 19

De Beheersverordening begraafplaats 2010 zoals vastgesteld in de vergadering van de raad van 28 oktober 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 mei 2016,
de griffier,
A.P.M.A.F. Bergmans
de voorzitter,
C.J.M. de Bruin

Toelichting Beheersverordening begraafplaats 2016

Artikel 1

Onderdeel a

De aanvrager heeft een aparte status. Dit is de persoon die de begrafenis of crematie regelt en hiervoor ook betalingsplichtig is. Bij begraving in een algemeen graf wordt de aanvrager als gebruiker aangemerkt van het graf. Bij een urnenplaats of particulier graf is tevens tenaamstelling van de grafrechten vereist. Deze tenaamstelling hoeft niet de aanvrager zelf te betreffen. De grafrechten kunnen ook gevestigd worden op naam van een andere persoon (familielid bijvoorbeeld). Niet de aanvrager maar de rechthebbende (of bij een urnenplaats: de gebruiker) geeft toestemming voor de begrafenis of bijzetting

Onderdeel b

Algemene graven worden slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling. Een algemeen graf kenmerkt zich daarnaast doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over wie er verder in het graf wordt begraven. In of op een algemeen graf kunnen geen asbussen worden bijgezet en geen verstrooiingen plaatsvinden.

Algemene graven worden op de begraafplaats voor tien jaar uitgegeven. Deze termijn kan niet worden verlengd. Wel bestaat de mogelijkheid om na het verstrijken van de uitgiftetermijn de stoffelijke resten te laten opgraven en herbegraven in een particulier graf of alsnog te cremeren.

Onderdeel h

Een particulier graf kenmerkt zich doordat de rechthebbende (de houder van het grafrecht) het uitsluitend recht heeft om te bepalen wie er in het graf begraven wordt, op welk moment dat gebeurt en voor hoe lang deze overledene(n) begraven worden gehouden en of er een grafbedekking of gedenkteken geplaatst wordt. Particuliere graven kunnen ook bij leven worden uitgegeven, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf begraven wordt. Hierbij kan gedacht worden aan mensen die een graf willen reserveren naast het graf van hun ouders. Of aan personen zonder nabestaanden die de regie van hun uitvaart in eigen hand nemen.

Particuliere graven worden op de begraafplaats voor vijftien jaar uitgegeven, rechthebbende kunnen deze termijn met termijnen van vijf jaar verhogen tot maximaal veertig jaar.

Elke rechthebbende heeft het wettelijk recht deze uitgiftetermijn te verlengen met telkens vijf, tien, vijftien of twintig jaar.

Onderdeel i

Een particulier kindergraf onderscheidt zich van een particulier graf doordat in de eerstgenoemde slechts een kind tot en met 11 jaar kan worden begraven. Omdat in een particulier kindergraf slechts één overleden kind kan worden begraven zijn bijzettingen en verstrooiingen niet toegestaan.

Onderdeel j

De term gebruiker is gerelateerd aan een algemeen graf of urnenplaats en is in dit opzicht de tegenhanger van de term rechthebbende. De gebruiker heeft naast rechten ook plichten (bijvoorbeeld het betalen voor het begraafrecht en het onderhoudsrecht).

Onderdeel l

De grafakte is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat wil zeggen dat tegen een dergelijke beslissing bezwaar kan worden gemaakt, indien men het niet eens is met de inhoud van dit besluit.

Onderdeel n

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een grafruimte. Het is niet alleen het recht om in het graf een overledene te begraven, maar ook om deze begraven te houden gedurende de looptijd van het graf.

Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar hij heeft geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Ditzelfde geldt op gelijke wijze voor de plaatsing van asbussen in een urnennis, urnentuin of in een andere algemene urnenplaats.

Bij particuliere graven is er sprake van een uitsluitend grafrecht: Alleen de rechthebbende mag bepalen òf er in het graf wordt begraven, wie er wordt begraven en wanneer dat gebeurt.

Een graf kan bij leven worden uitgegeven

Daarnaast heeft de rechthebbende (in tegenstelling tot de gebruiker) het wettelijk recht de grafrechten telkens opnieuw te verlengen.

Het uitsluitend recht is overigens ook van toepassing op de urnenplaatsen die op de begraafplaats in het verleden voor twintig jaar werden uitgegeven.

Grafrechten zijn niet overerfbaar; bij overlijden van de houder ervan dienen ze te worden overgeschreven op naam van andere (rechts)persoon. Dit is een verantwoordelijkheid van de nabestaanden.

Voor elke begraving of bijzetting is altijd toestemming nodig van de gebruiker of rechthebbende. Derhalve dient het grafrecht altijd eerst op naam te zijn gesteld alvorens tot een begraving of bijzetting kan worden overgegaan.

Onderdeel o

Het onderhoudsrecht is een verplichte bijdrage in de kosten voor het algemeen onderhoud, niet zijnde de graven en grafvakken, van al het groen en van alle voorzieningen op de begraafplaats.

Onderdeel p

Voor nabestaanden die geen graf of urnenplaats hebben bestaat de mogelijkheid hun overledene te gedenken door middel van een naamplaat op de algemene herdenkingszuil bij het strooiveld op de begraafplaats.

Onderdeel q

De term rechthebbende is gerelateerd aan een particulier graf (of een urnengraf dat in het verleden voor minimaal twintig jaar is uitgegeven) en is in dit opzicht de tegenhanger van de term gebruiker. De rechthebbende heeft naast rechten ook plichten (bijvoorbeeld het betalen van het grafrecht en het onderhoudsrecht).

Onderdeel s

Bij een urnengraf kan sprake zijn van het bijzetten van een asbus door middel van begraving ondergronds of door plaatsing van de asbus in een urnenkeldertje of nis.

Met de benaming ’algemeen graf' voor urnengraven wordt slechts de juridische status van deze grafruimten aangegeven. Er rust geen uitsluitend grafrecht op urnengraven die niet voor minstens twintig jaar zijn uitgegeven (zoals in artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging werd gesteld). Wel is het zo dat op de begraafplaats de urnengraven voor individueel gebruik worden uitgegeven. Wanneer het urnengraf ruimte aan meer dan 1 asbus biedt, dan is het de gebruiker die bepaalt welke asbus in het urnengraf wordt bijgezet.Op de begraafplaats zijn in het verleden ook urnengraven voor twintig jaar uitgegeven en is op grond van de toenmalige wetgeving aan de gebruikers een uitsluitend recht toegekend. Men beschikt in dat geval ook over het wettelijk recht van verlenging.

Onderdeel t

Ook voor een urnennis geldt dat het hier een algemeen graf in juridische zin betreft. De gebruiker ervan is geen rechthebbende; hij beschikt niet over het uitsluitend recht tot bijzetting. Dit was in het verleden zo omdat de uitgiftetermijn korter is dan twintig jaar, maar daar komt bij dat een urnenmuur niet voor individueel gebruik is bestemd. Deze locatie wordt gedeeld met andere gebruikers. Over de asbussen die in de naastgelegen nissen in dezelfde urenmuur worden bijgezet heeft de gebruiker geen zeggenschap, maar hij heeft dat wel over de asbus(sen) in zijn eigen nis.

Onderdeel v

Een plaats in de urnentuin wordt, net als de overige urnenplaatsen, om juridische redenen aangemerkt als een algemeen graf, waarop geen uitsluitend recht rust.

Onderdeel y

Hoewel met 'de wet' juridisch gezien slechts de wet in formele zin wordt bedoeld (de Wet op de lijkbezorging), wordt in deze verordening ook onder die noemer begrepen: de op deze wet gebaseerde regelgeving zoals het Besluit op de lijkbezorging.

Artikel 2

Lid 1

Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie, het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van de graven, grafvakken en het omringende groen, de gebouwen en de overige voorzieningen op het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten zijn vastgelegd in de 'Verordening lijkbezorgingsrechten'.

Lid 2 en 3

Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen. Deze registers zijn openbaar.

Daarnaast wordt op de begraafplaats een register bijgehouden van degenen die rechthebbende zijn van een particulier graf of gebruiker van een urnenplaats. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk.

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van particuliere graven en urnenplaatsen, zodat de begraafplaats kan voldoen aan het gestelde in artikel 28 van de Wet op de Lijkbezorging.

Lid 4

Graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan ook het onderhoudsrecht in het verleden voor onbepaalde tijd is afgekocht, worden in stand gehouden zolang de begraafplaats blijft bestaan. Echter, voor deze graven geldt ook de wettelijke regel van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging dat bij ernstige verwaarlozing van het grafmonument en indien de rechthebbende niet tot reparaties of vervanging van het monument overgaat, het grafrecht kan vervallen. Ook dient te worden voldaan aan de verplichting in artikel 15 lid 4, dat het grafrecht moet worden overgeschreven op een nieuwe rechthebbende, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Mede ter controle of de rechthebbende nog wel in leven is en of diens bekende adres nog juist is, dient de rechthebbende om de tien jaar te bevestigen dat op het voortbestaan van het graf prijs wordt gesteld. Indien de rechthebbende zichzelf niet meldt of indien hij op een aanschrijving van de beheerder niet reageert, kan het grafrecht vervallen op grond van artikel 18 van de verordening.

Artikel 3

Lid 3 en 4

Bezoekers van de begraafplaats dienen zich rustig en respectvol te gedragen. Het spreekt voor zich dat het maken van lawaai en het afspelen van luide muziek niet gepast is. Het verontreinigen van het terrein van de begraafplaats, op welke wijze dan ook, hoort evenmin daarbij. Teneinde de gang van zaken op de begraafplaats ordentelijk te laten verlopen en zonodig op elkaar af te stemmen, is een meldingsplicht opgenomen voor personen die werkzaamheden op de begraafplaats moeten verrichten.

Lid 6

Het is denkbaar dat in uitzonderlijke gevallen een ontheffing wordt verleend voor de verboden handelingen in het zevende lid. Omdat de genoemde handelingen niet direct overeenstemmen met het beeld van orde en rust op de begraafplaats, wordt met het verlenen van ontheffingen uiterst terughoudend omgegaan.

Lid 8

De beheerder heeft de bevoegdheid in het kader van de orde, netheid en rust op de begraafplaats. Gaat het om verstoring van de openbare orde en veiligheid, dan is dit een bevoegdheid van de burgemeester.

Artikel 4

Lid 1

Het gaat om een collegebevoegdheid op grond van de Gemeentewet, betreffende de huishouding van de gemeente. Hierbij hoort ook het onderscheid naar graven op de verschillende grafvelden, de afmetingen van de graven en dergelijke. Het college kan ook graflocaties van een afwijkend formaat uitgeven, als dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Lid 2 en 3

Deze leden voorzien in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Er kan bijvoorbeeld ook worden besloten om in een bepaalde urnenmuur geen nissen meer uit te geven. Bijvoorbeeld wanneer deze muur op korte of middellange termijn verplaatst of vervangen moet worden.

Het college kan ook besluiten bepaalde producten of diensten niet meer te leveren.

Daardoor zijn sommige typen graven, urnenplaatsen of bepaalde diensten soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen beschikbaar. Men kan een graf of urnenplaats op een bepaalde locatie niet afdwingen. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

Artikel 5

Lid 2

Bijzetting van asbussen kan niet in (of op) algemene graven, omdat dit gezien het ruimtebeslag indruist tegen een efficiënte bedrijfsvoering.

Bovendien wordt door de nabestaanden de bijzetting van asbussen in graven vooral gewenst om overledenen die niet dezelfde vorm van lijkbezorging hebben ondergaan, toch met elkaar te kunnen verenigen. Bij een algemeen graf zal dit altijd onmogelijk zijn omdat de uitgifte hiervan op volgorde geschiedt en de gebruikers geen zeggenschap hebben over de bestemming van de naastgelegen grafruimte.

Lid 4

Wanneer de uitgiftetermijn is verstrekken, bestaat voor de gebruiker van een algemeen graf de mogelijkheid om de stoffelijke resten van de overledene te laten opgraven en herbegraven in een particulier graf. Ook kan alsnog voor crematie worden gekozen. Men dient hiervoor zelf het verloop van de termijn te bewaken. Voor elke opgraving dient er een Verlof tot opgraving aangevraagd te worden bij de burgemeester van Papendrecht. De individuele opgraving en herbestemming van de stoffelijke resten zal plaatsvinden voordat de graven collectief en anoniem worden geruimd. Deze ruimingen vinden plaats op grond van artikel 5 van deze Beheersverordening en artikel 31 van de Wet op de lijkbezorging en worden in het kader van zorgvuldigheid van te voren aangekondigd. Dit gebeurt ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf doet de beheerder van de begraafplaats daarvan schriftelijk mededeling aan de belanghebbende bij dat graf wiens adres de begraafplaats bekend is. Daarnaast wordt de ruiming aangekondigd zowel op het grafvak, bij de ingang van de begraafplaats, als in een huis-aan-huisblad. Een gebruiker kan in elk geval tot opgraven besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop de uitgiftetermijn verloopt. De aanvraag voor het hiervoor vereiste verlof tot opgraven kan echter niet eerder ingediend worden dan een jaar voor afloop van de genoemde termijn.

Artikel 6

Lid 1

Het primaire verschil tussen een ruimte die bestemd is om een asbus bij te zetten, en een gewoon graf is, dat de urnenruimte te klein is om een overledene te begraven. Een asbus kan wel worden bijgezet in een 'groot' graf, maar een overledene niet in een te krappe ruimte. In particuliere graven kunnen evenveel asbussen worden bijgezet als het aantal overledene waarvoor het graf is uitgegeven. Per "begraafniveau" kan – naast de grafruimte die beschikbaar is voor een grafkist – één asbus worden geborgen. Het totale aantal asbussen in een particulier graf is derhalve nooit hoger dan twee waarbij de asbussen boven de bovenste begraaflaag geplaatst worden.

Lid 3 en 4

Voor particuliere kindergraven bestaat net als voor particuliere graven voor volwassen het wettelijk recht op verlenging van de grafrechten met termijnen van vijf jaar tot een maximum van twintig jaar. In particuliere kindergraven is ruimte beschikbaar voor één overleden kind. Dat deze graven slechts bestemd zijn voor één lijk, is gelegen in het feit dat men in de praktijk, in tegenstelling tot bij een "gewoon" particulier graf waarin meerdere overledenen kunnen worden begraven, er niet vanuit gaan dat meerdere kinderen in de toekomst in het graf zullen worden begraven. Het bijzetten van één asbus is mogelijk in een particulier kindergraf.

Lid 5

Hierboven werd al toegelicht dat in particuliere kindergraven ruimte beschikbaar is voor één overleden kind. Er wordt niet vanuit gegaan dat meerdere kinderen in de toekomst in het graf zullen worden begraven. Met het zesde lid wordt niettemin de mogelijkheid opengehouden om twee kinderen uit hetzelfde gezin bij wijze van uitzondering bij elkaar in het graf te kunnen begraven. Te denken valt aan een bij de geboorte overleden meerling. Een zelfde uitzondering zou eventueel kunnen worden toegestaan voor het verstrooien of bijzetten van een overleden kind bij een reeds eerder begraven kind uit hetzelfde gezin. Het strikt hanteren van de verordening zou in dergelijke schrijnende gevallen tot onwenselijke situaties kunnen leiden.

Lid 6

Op grond van artikel 28 Wet op de lijkbezorging wordt de rechthebbende tijdig gewezen op de mogelijkheid van verlenging. Indien de grafrechten niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn verlengd, vervallen de grafrechten en de grafbedekking aan de gemeente.

Wanneer men na afloop van de gestelde termijn aangeeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen kan de beheerder besluiten wel of niet met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen.

In dat geval is er meestal sprake van een heruitgifte van het graf omdat de rechten na afloop of afstand opnieuw gevestigd moeten worden. Ook op heruitgifte heeft men geen recht. Heruitgifte kan ook worden gegund aan een andere nabestaande die belangstelling heeft voor verdere instandhouding van het graf. Indien het graf inmiddels is geruimd, is heruitgifte niet aan de orde.

De verlenging van het uitsluitend grafrecht kan niet worden geweigerd, zo volgt uit artikel 28 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging. Zie verder hetgeen in artikel 15 en de daarbij behorende toelichting is vermeld. Verlenging is – gelet op wettelijke randvoorwaarden – alleen mogelijk voor minstens vijf jaar en maximaal twintig jaar. In deze verordening is gekozen om met veelvouden van vijf jaar te verlengen. Na afloop van een verlenging kan telkens voor een nieuwe of andere vervolgtermijn worden gekozen.

Lid 7

In een particulier graf waarvan de lopende grafrechttermijn binnen tien jaar afloopt, mag - in verband met de wettelijke termijn van grafrust van tien jaar - slechts een overledene worden bijgezet indien de grafrechten tot minstens tien jaar wordt verlengd. Verlengingen geschieden in eenheden van vijf jaar. De wettelijke minimumperiode van een verlenging is vijf jaar; de maximale periode dat een graf verlengd mag worden is volgens de wet twintig jaar. De begraafplaats biedt de mogelijkheid van verlenging voor vijf, tien, vijftien en twintig jaar.

Lid 9

Rechthebbenden van een particulier graf kunnen een verzoek doen om voor eigen rekening een grafkelder te laten aanbrengen.

Lid 13

Omdat een graf gewoonlijk slechts enkele dagen voor de gewenste datum van de begrafenis wordt aangevraagd, is - omwille van de snelheid en flexibiliteit in de besluitvorming - bepaald dat de beheerder beoordeelt welke typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet dan wel niet overal op de begraafplaats beschikbaar zijn. Nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een voorkeur kenbaar maken voor een bepaald type graf op een bepaalde locatie, maar de beheerder beslist of dit binnen het kader van het beheer mogelijk is.

Artikel 7

Lid 1 en 2

Urnenplaatsen bieden ruimte aan maximaal twee asbussen, uitgezonderd de urnenzuil die ruimte biedt aan maximaal een asbus.

Urnenplaatsen worden in deze verordening - al verschilt de termijn waarvoor zij worden uitgegeven - juridisch gelijk gesteld met algemene graven. Dit hangt samen met het feit dat hier geen uitsluitend recht meer wordt toegekend.

Een algemeen graf kenmerkt zich doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over de bestemming van de er boven of er onder gelegen grafruimte. Dit is bij urnenplaatsen ook het geval. De zeggenschap bij urnenplaatsen beperkt zich dan ook tot de eigen urnenplaats. Niettemin kan er in urnenplaatsen bijzetting van meer dan één asbus plaatsvinden (mits het formaat van de gekozen urn en/of de nis dat toestaat). De gebruikers van urnenplaatsen hebben in die zin meer mogelijkheden dan gebruikers van algemene 'gewone' graven. Dit geldt bovendien voor de mogelijkheid tot verlenging, waarvan gebruik kan worden gemaakt indien de beheersituatie op de begraafplaats dit toelaat.

Lid 3

Hoewel gebruikers van urnenplaatsen niet het wettelijk recht op verlenging kunnen uitoefenen, wordt hen in deze verordening de mogelijkheid geboden de grafrechten telkens te verlengen, mits hiertegen uit oogpunt van beheer geen bezwaar is. Wanneer er bijvoorbeeld schaarste is in een bepaald type urnenplaatsen, of wanneer het betreffende asbestemmingsgedeelte op korte of middellange termijn wordt heringericht, of er zijn anderszins renovaties gaande) dan is de beheerder niet verplicht een verlengingsverzoek te honoreren en kan dit worden afgewezen. Wel kan dan waarschijnlijk een urnenplaats op een andere plek worden aangeboden.

Lid 6

De gebruiker die niet verlengt of nalaat om tijdig een andere bestemming van de as aan te geven, geeft hiermee impliciet opdracht tot verstrooiing van de as. Feitelijk komt het verstrooien overeen met ruiming, omdat ruiming van urnenplaatsen ook geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 8

Het artikel geeft een overzicht van de mogelijke bestemmingen van as, indien niet wordt gekozen voor bijzetting.

Verstrooiing vindt doorgaans plaatst op het strooiveld (Sv) van de begraafplaats, maar kan ook in of op een urnengraf of particulier graf plaatsvinden, mits de rechthebbende of gebruiker hiervoor toestemming geeft.

Verstrooiing kan ook plaatsvinden buiten het terrein van de begraafplaats, op een strooiveld elders, boven zee of op een andere door de overledene of diens nabestaanden gewenste plek. Men is daarbij uiteraard gebonden aan de daarvoor geldende regels van de betreffende gemeente; in alle gevallen is ook toestemming van de eigenaar van de ondergrond vereist.

Artikel 9

Zie de toelichting bij artikel 1 onder p.

Artikel 10

Lid 1 t/m 3

Het is noodzakelijk dat een begrafenis of bijzetting tijdig wordt gemeld. Het ligt in de aard van de zaak dat bij een nieuw graf of een nieuwe urnenplaats wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. Op het aanvraagformulier dienen ook bijzondere omstandigheden worden gemeld, zoals een ongebruikelijk formaat lijkkist en het gebruik van een lijkhoes (zie lid 6). Het formulier moet worden ingevuld en ondertekend door de aanvrager, degene die de opdracht geeft voor de uitvaart. De aanvrager is betalingsplichtig. Bij uitgifte van een particulier graf of een urnenplaats dient tevens te worden vermeldt wie de rechthebbende of gebruiker wordt teneinde de grafrechten te kunnen vestigen. Als dit niet dezelfde persoon is als de aanvrager is een aparte handtekening voor de tenaamstelling vereist. Daarnaast is schriftelijke toestemming van de rechthebbende nodig voor het openen en sluiten van het graf.

Lid 4

Indien de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden, dient het grafrecht eerst op naam van een nieuwe rechthebbende te zijn overgeschreven alvorens de begrafenis kan plaatsvinden (zie artikel 15). Zonder toestemming van de rechthebbende mag immers het graf niet geopend worden.

Lid 5

Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het meebegraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans, maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder.

Lid 6

Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de lijken die vanuit het buitenland Nederland worden binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 van het Besluit op de lijkbezorging toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verordening verboden. Het is noodzakelijk om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 7

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven in een niet vergankelijke lijkhoes. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. [….] Om controle zoals bedoeld in het zevende lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Uitvaartverzorgers - of aanvragers die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger – moeten uiterlijk op de laatste werkdag om 12 uur, voorafgaand aan de dag van de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan lid 7 van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

Lid 8

De beheerder van de begraafplaats en zijn medewerkers of andere door het college aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving, het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging en het bijbehorende registratienummer op de kist, dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 11

Begrafenissen vinden in de regel plaats op werkdagen en zaterdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven zou kunnen worden te groot. De beheerder kan dan ook begraving op andere dagen toestaan.

Begrafenissen, bijzettingen van asbussen of verstrooiingen van as worden in de regel enkele dagen tevoren aangemeld bij de beheerder. De beheerder zal zoveel mogelijk met de wens van de aanvrager rekening houden. Wanneer echter meer begrafenissen of andere plechtigheden voor een zelfde tijdstip worden aangemeld, heeft de beheerder voor een goede gang van zaken de bevoegdheid om een ander tijdstip vast te stellen.

Artikel 12

Op het opgraven van lijken en het ruimen van graven zijn de artikelen 29 en 31 van de Wet op de lijkbezorging van toepassing. {… } De begraafplaats hanteert de Handleiding Opgraven en ruimen van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen, waarin de praktische uitvoering van deze regelgeving is omschreven.

Artikel 13

Lid 1 en 2

Gedenktekens moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden hebben bijvoorbeeld betrekking op de afmetingen van de gedenktekens. Zolang aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal een vergunning in principe niet worden geweigerd.

Voor grafbeplanting is geen vergunning vereist. Gebruikers en rechthebbenden dienen zich wel te houden aan de bepalingen uit de verordening en eventuele overige voorschriften.

Lid 4

Het college kan nadere regels vaststellen voor grafbedekking. Duurzaamheid van de voor gedenktekens te gebruiken materialen, de registratie van de grafbedekking, de veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen.

Lid 5

Wijzigingen aan de grafbedekking houdt in dat een nieuwe vergunning aangevraagd moet worden.

Artikel 14

Lid 1

Wanneer monumenten, grafstenen, zerken, andere gedenktekens op graven worden aangebracht, worden deze volgens de bedoeling van de rechthebbende als duurzaam herinneringsteken op het graf geplaatst. Bij wet is bepaald dat het eigendom van grafmonumenten en kelders, zolang er grafrechten op een graf rusten en het daarom nog niet geruimd mag worden, bij de persoon ligt die het monument gekocht heeft of anderszins heeft verkregen. Op het moment dat de grafrechten verlopen en het graf geruimd mag worden, vervalt de werking van deze speciale wettelijke regeling en geldt de algemene regel van natrekking in het Burgerlijk Wetboek. Gedenktekens worden dan door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond, dus van de gemeente. Dit betekent dat de gemeente als juridische eigenaar van een grafmonument aansprakelijk kan worden gehouden voor eventuele schade die door die monumenten of kelders aan derden wordt toegebracht. Echter, door in de verordening op te nemen dat het hebben van grafbedekking voor risico van de rechthebbende of gebruiker komt en dat deze verplicht is de grafbedekking goed te onderhouden, ontstaat er in dat geval een verhaalsmogelijkheid van de gemeente op die gebruiker of rechthebbende.

Voor schade aan het grafmonument zelf, draait de gebruiker of rechthebbende op grond van het voorgaande eveneens op. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Bij algemene graven is het pas mogelijk om gedenktekens aan te brengen op het graf wanneer alle beschikbare graflagen in gebruik zijn genomen.

Bij particuliere graven kan men het moment van plaatsen van een gedenkteken zelf bepalen. Daarbij wordt echter aangeraden te wachten tot minimaal drie maanden na de begrafenis in verband met het inklinken van de grond. Indien een gedenkteken of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een tweede begraving, komt spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, voor risico van de rechthebbende of gebruiker.

Indien een monument wordt beschadigd, of schade aan derden wordt toegebracht, door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, dan is de begraafplaats uiteraard aansprakelijk.

Lid 2 en 3

Gebruikers en rechthebbenden zijn verplicht de grafbedekking goed te onderhouden. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van de gemeente om de begraafplaats als geheel te onderhouden, waarvoor onderhoudsrecht verschuldigd is.

Wanneer gebruikers of rechthebbenden hun grafbedekking niet goed onderhouden, zijn zij in overtreding van artikel 13 lid 2. Er kan dan bestuursrechtelijke handhaving (op grond van de Gemeentewet volgens de Algemene wet bestuursrecht) plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het toepassen van bestuursdwang, waarbij de gemeente op kosten van de overtreder het gedenkteken zal herstellen of afvoeren. De overtreder krijgt dan eerst nog een termijn waarbinnen hij een en ander zelf kan herstellen.

Dreigt er direct gevaar voor personen of zaken, dan biedt de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om onmiddellijk actie te ondernemen, zonder dat eerst de gelegenheid aan de overtreder zelf dient te worden geboden.

Naast de bestuursrechtelijke handhaving bestaat ook de mogelijkheid het grafrecht te laten vervallen, op grond van artikel 16, lid 2, onder b, indien gebruikers en rechthebbenden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven.

De gemeente kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als er geen rechthebbende meer is en/ of er afstand is gedaan van de grafrechten. Dit valt dan echter beleidsmatig onder de taak monumentenzorg en niet onder het beheer van de begraafplaats.

Lid 4

In de verordening is opgenomen dat verwijdering van verwelkte bloemen, planten en andere kleine voorwerpen direct, dus zonder het geven van een termijn, kan geschieden. Bezien vanuit de zorgplicht van de gemeente en de orde en netheid op de begraafplaats, is deze keuze gerechtvaardigd.

Artikel 15

Lid 1 t/m 3

Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien de rechthebbende is overleden en in het betreffende graf begraven moet worden, kan deze begraving pas geschieden nà de overschrijving van het graf. Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één (rechts)persoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals soms ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente ook niet bekend.

Lid 4

De termijn voor overschrijving van het grafrecht wordt gesteld op maximaal een jaar. Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders.

Vindt geen overschrijving plaats binnen een jaar, dan kan de bepaling van artikel 16 lid 2 onder c worden toegepast.

Wanneer de rechthebbende is overleden en in zijn ‘’eigen’’ graf begraven moet worden is de termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden uiteraard veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan. (Zie ook artikel 10, vierde lid).

Lid 5

Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn van een jaar met soepelheid kan worden gehanteerd.

Lid 6

De onderhoudsrechten zijn een belasting (retributie) in de zin van de Gemeentewet die door rechthebbenden en gebruikers dient te worden betaald ten behoeve van de diensten die worden verricht of ten behoeve van de faciliteiten waarvan gebruik wordt gemaakt.

Lid 7

Het zesde lid bepaalt dat een rechthebbende afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer er geen belangstelling meer is voor de instandhouding van het graf. Met de afstand van het grafrecht vervallen ook de onderhoudsrechten.

Artikel 16

Lid 1 en 2

Het artikel geeft aan wanneer aan het grafrecht een einde komt. Dit is per definitie het geval wanneer de situaties uit het eerste lid zich voordoen. In het tweede lid worden de situaties genoemd waarbij het college zelf kan oordelen of zij het grafrecht laat vervallen. Het college kan er bijvoorbeeld ook voor kiezen de gebruiker of rechthebbende nog een kans te bieden om het verzuim te herstellen.

Wanneer het grafrecht eenmaal vervallen is, bestaat de mogelijkheid tot ruiming van de graven over te gaan en deze ruimte vervolgens opnieuw uit te geven. Over het algemeen zullen de graven pas worden geruimd wanneer er behoefte is aan nieuwe grafruimte op de begraafplaats. Zolang er nog voldoende uit te geven grafruimte is, dan zullen de vervallen graven in beginsel nog onaangeroerd blijven maar de grafbedekking zal worden verwijderd.

Lid 4

Wanneer op vervallen graven nog grafbedekking of andere voorwerpen aanwezig zijn en er vanuit de gebruiker of rechthebbende geen actie ondernomen is om deze te verwijderen, dan wordt ervan uitgegaan dat geen behoefte aan deze zaken meer is. Voor gedenktekens geldt dan dat deze door natrekking eigendom van de gemeente zijn geworden. Van achtergebleven andere voorwerpen wordt verondersteld dat afstand van het eigendom is gedaan. De gemeente zal de grafbedekking en andere voorwerpen dan verwijderen. De mogelijkheid tot de plaatsing van de grafbedekking en de voorwerpen was immers gekoppeld aan het grafrecht en kan niet op zichzelf staan.