Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk

Geldend van 15-02-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk

De gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater,

Overwegende

  • ·

    Dat zij in ieder geval de wettelijke taken en de daarmee samenhangende werkzaamheden op de terreinen van participatie, werk en inkomen gezamenlijk wensen uit te voeren,

  • ·

    dat zij daarvoor een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie wensen in te richten die de klantgerichtheid, de kwaliteit, de continuïteit, de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening dient te borgen,

  • ·

    dat de nieuwe uitvoeringsorganisatie desgevraagd ook de taken en werkzaamheden voor de betreffende gemeentebesturen kan uitvoeren op de gebieden van schuldhulpverlening, minimaregelingen, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de wet inburgering,

  • ·

    dat de nieuwe uitvoeringsorganisatie ook toekomstige aanvullende gemeentelijke taken binnen het sociaal domein desgewenst moet kunnen uitvoeren;

Gelezen

  • ·

    het voorstel van het dagelijks bestuur van 3 oktober 2013 tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling De Sluis,

  • ·

    het besluit van het algemeen bestuur van 27 maart 2014 tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk;

  • ·

    het voorstel aan en besluit van het dagelijks bestuur van 10 september 2015 tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk;

Gelet op

  • ·

    Artikel 30 van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk,

  • ·

    de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

Besluiten

tot de samenwerking in Ferm Werk overeenkomstig het bepaalde in de volgende gewijzigde gemeenschappelijke regeling.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing en uitleg van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      Deelnemers: de via de gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • c.

      Ferm Werk: de op deze regeling gebaseerde (gezamenlijke) uitvoeringsorganisatie;

    • d.

      GS: het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

    • e.

      Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Waar in deze regeling gesproken wordt van overeenkomstige toepassing van de Gemeentewet, dient voor respectievelijk raad, college van burgemeester en wethouders en burgemeester gelezen te worden: algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.

Hoofdstuk 2 Het openbaar lichaam

Artikel 2. Het openbaar lichaam

  • 1. De gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater treffen een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld.

  • 2. Het openbaar lichaam is genaamd: Ferm Werk.

  • 3. Het openbaar lichaam is gevestigd te Woerden.

Artikel 3. Bestuurssamenstelling

Deze regeling kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    algemeen bestuur

  • b.

    dagelijks bestuur

  • c.

    voorzitter.

Hoofdstuk 3 Belang, doelstelling, taken en bevoegdheden

Artikel 4. Belang van de regeling

De regeling is getroffen om door het bundelen van krachten de volgende belangen te behartigen:

a. het bieden van goede dienstverlening aan de inwoners van de deelnemers op het terrein van participatie, werk en inkomen, gebaseerd op een integrale gemeenschappelijke aanpak binnen het sociale domein;

b. het waarborgen van de rechtmatige, effectieve en efficiënte uitvoering van wetten en regelingen;

c. het optimaliseren van de kwaliteit van de dienstverlening en het verlagen van de uitvoeringskosten.

Artikel 5. Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Ter behartiging van de belangen zoals vermeld in het voorgaande artikel verricht de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk als basisdienstverlening de uitvoering van de aan de deelnemers opgedragen of in de toekomst op te dragen taken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Wet inburgering.

  • 2.

    De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers dragen hun bevoegdheden met betrekking tot de wetten en regelingen die behoren tot de basisdienstverlening volledig over aan de betreffende bestuursorganen van het openbaar lichaam Ferm Werk. Het openbaar lichaam Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemers alvorens beleid vast te stellen. Alvorens gebruik te maken van zijn verordenende bevoegdheden stelt het openbaar lichaam Ferm Werk de raden en colleges van de deelnemers in de gelegenheid om hun zienswijzen ten aanzien van het voorgenomen besluit kenbaar te maken tenzij het dagelijks bestuur oordeelt dat dit uitsluitend een wijziging van technische of redactionele aard betreft.

  • 3.

    Naast de in het eerste lid genoemde taken kunnen de deelnemers als aanvullende dienstverlening de uitvoering van de volgende wetten en regelingen of nader te bepalen onderdelen daarvan door de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk laten verrichten:

    • a.

      Lokale regelingen ter bevordering van maatschappelijke participatie en/of bestrijding van armoede;

    • b.

      Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening inclusief de afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 285, lid 1 onder f van de Faillissementswet;

    • c.

      Uitvoerende taken rond huisvesting van vergunninghouders in het kader van de Huisvestingswet;

    • d.

      Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

  • 4.

    Voor zover een deelnemer door de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk aanvullende dienstverlening laat verrichten als bedoeld in het voorgaande lid draagt het college en wethouders van die deelnemer de uitvoering van concreet omschreven taken over alsmede de bevoegdheid om regels te stellen die direct op die uitvoering betrekking hebben. Het openbaar lichaam Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemer alvorens dit uitvoeringsbeleid vast te stellen.

  • 5.

    De deelnemers formuleren ieder voor zich de algemene beleidskaders, beleidsprioriteiten en financiële middelen m.b.t. het brede sociaal domein.

  • 6.

    In samenhang met hun eigen beleid ten aanzien van het sociale domein maken de afzonderlijke deelnemers jaarlijks afspraken met het openbaar lichaam Ferm Werk over de doelstellingen en ambities ten aanzien van de door het openbaar lichaam Ferm Werk uit te voeren wetten en regelingen en de inzet van instrumenten om deze te bereiken; deze afspraken worden jaarlijks vastgelegd.

Artikel 6. Uitvoeringsvennootschap

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten de uitvoering van bepaalde taken (of onderdelen daarvan), zoals in het voorgaande artikel benoemd, te laten uitvoeren in een privaatrechtelijke organisatie Ferm Werk N.V.

  • 2. Deze uitvoering vindt plaats in een Naamloze Vennootschap die door het algemeen bestuur is opgericht. De aandelen van deze vennootschap worden gehouden door het openbaar lichaam Ferm Werk.

  • 3. Het algemeen bestuur zal om de zienswijzen van de raden en colleges van de deelnemers verzoeken alvorens de statuten van Ferm Werk N.V. vast te stellen.

Artikel 7. Dienstverlening aan derden

  • 1. Openbaar lichaam Ferm Werk kan de dienstverlening op de taakvelden zoals benoemd in artikel 5 ook aanbieden aan niet aan deze regeling deelnemende gemeentebesturen, indien deze daarom verzoeken.

  • 2. De dienstverlening aan derden mag niet ten koste gaan van de dienstverlening aan de deelnemers en de in dat verband gemaakte afspraken.

  • 3. Eventuele dienstverlening aan derden dient per verzoek goedgekeurd te worden door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk.

  • 4. Dienstverlening aan derden zal geschieden op basis van een overeenkomst van opdracht tussen het openbaar lichaam Ferm Werk en de verzoekende gemeente(n). In deze overeenkomst zullen in ieder geval afspraken over prestaties, prijzen en risicoaansprakelijkheid worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Het Algemeen Bestuur

Artikel 8. Algemeen bestuur: samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur, waaronder begrepen de voorzitter, bestaat uit twee leden per deelnemer.

  • 2. Iedere gemeenteraad wijst één lid aan uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en daarnaast één wethouder die de portefeuille participatie, werk en inkomen en/of financiën dient te hebben. Daarnaast wijst de raad op gelijke wijze twee plaatsvervangende leden aan.

  • 3. De raden beslissen in beginsel binnen een maand na de benoeming van de collegeleden voor elke zittingsperiode van de raden, over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente die hem heeft aangewezen, als zodanig worden ontslagen, indien hij niet meer het vertrouwen van die raad bezit.

  • 5. Indien tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst de betreffende raad zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid. In geval van een tussentijdse vacature neemt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de betreffende plaatsvervanger de functie waar.

  • 6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt indien een lid tussentijds als zodanig ontslag neemt, als de zittingsperiode van de raad eindigt of indien de zittingsperiode van het college tussentijds beëindigd wordt of indien het lidmaatschap van het college, waaruit het betreffende lid afkomstig is, tussentijds beëindigd wordt.

  • 7. Een lid van het algemeen bestuur dat tussentijds ontslag neemt, stelt hiervan terstond de voorzitter van het algemeen bestuur en de raad die hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

Artikel 9. Algemeen bestuur: werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht dan wel tenminste vijf leden hierom vragen onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van toepassing.

  • 3. In de vergaderingen van het algemeen bestuur hebben de deelnemers stemrecht naar rato van het aantal inwoners. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het algemeen bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 10. Algemeen bestuur: bevoegdheden

Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe die door de deelnemers zijn overgedragen tenzij wettelijke bepalingen of deze regeling anders bepalen.

Artikel 11. Dagelijks bestuur: samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden door en vanuit de leden van het algemeen bestuur aangewezen met dien verstande dat alleen collegeleden met de portefeuille participatie, werk en inkomen en/of financiën, zoals vermeld in artikel 8, lid 2 van de regeling, worden benoemd.

  • 3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, indien een lid als zodanig ontslag neemt of ontslagen wordt door het algemeen bestuur en zodra hij ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, zoals vermeld in artikel 8, lid 5 van de regeling.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag dat de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt overeenkomstig het bepaalde in artikel C4, lid 2 Kieswet. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment waarop het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. In geval van een vacature in het dagelijks bestuur vindt aanwijzing van een nieuw lid plaats binnen twee maanden na het ontstaan van die vacature.

  • 5. In geval van afwezigheid of een vacature kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door de wethouder die door de raad als zijn vervanger voor het algemeen bestuur is aangewezen. Het algemeen bestuur wordt, gelet op het bepaalde in het vorige lid, door de voorzitter geïnformeerd over deze vervanging.

Artikel 12. Dagelijks bestuur: werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert in beginsel acht keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of één der leden daarom verzoekt onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft elk lid een gewogen stem naar rato van het aantal inwoners van de deelnemer die hij vertegenwoordigt. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het dagelijks bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan zijn taken en daarmee verband houdende werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het algemeen bestuur wordt door de voorzitter geïnformeerd over een eventuele taakverdeling.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Artikel 13. Dagelijks bestuur: taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur werkt ieder jaar ter voorbereiding van en in samenhang met de begroting de operationele doelstellingen van het openbaar lichaam uit ten aanzien van de overgedragen en opgedragen taken zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3. Het dagelijks bestuur kan ten aanzien van de operationele doelstellingen jaarlijkse prestatie indicatoren benoemen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur ziet toe op de realisatie van de vastgestelde doelstellingen en prestatie-indicatoren. Het dagelijks bestuur laat zich hierbij adviseren door een commissie van advies.

  • 3.

    De voortgang van de realisatie wordt per kwartaal in een rapportage vastgelegd.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur heeft verder in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden in het kader van de beheersing van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam Ferm Werk overgedragen taken:

    • .

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming wordt voorgelegd

    • .

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur

    • .

      het nemen van besluiten op grond van de overgedragen bestuursbevoegdheden van de deelnemende colleges, zoals bepaald in artikel 5 van deze regeling

    • .

      de informatievoorziening aan de deelnemende gemeentebesturen als bedoeld in artikel 16, lid 1 en 2.

    • .

      de benoeming, schorsing en ontslag van medewerkers van het openbaar lichaam

    • .

      het aanbieden en aangaan van arbeidsovereenkomsten.

Artikel 14. De voorzitter: wijze van benoeming en taken

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden aangewezen door het algemeen bestuur uit de collegeleden in het algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan deze tekeningsbevoegdheid door middel van een besluit aan een ander overdragen.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze bevoegdheid door middel van een besluit aan een ander overdragen.

  • 6. Het algemeen en dagelijks bestuur worden geïnformeerd over eventuele mandaat- en volmacht-besluiten zoals vermeld in de twee voorgaande leden.

Artikel 15. Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de wet commissies van advies en bestuurscommissies instellen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen.

  • 3. Er is in ieder geval een raad van advies die adviseert aan het algemeen en het dagelijks bestuur bestaande uit de leden van raad van commissarissen van Ferm Werk NV.

Artikel 16. Informatie en verantwoording aan de deelnemende gemeentebesturen.

  • 1. Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken, schriftelijk aan de deelnemende colleges of via de colleges aan de deelnemende raden de door ieder van deze bestuursorganen of door één of meer van hun leden gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het algemeen bestuur verstrekt aan de deelnemende colleges of via de colleges aan de deelnemende raden ongevraagd de informatie die nodig is om een juist beeld te verkrijgen van de uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3. Het versterkt daartoe in ieder geval vier keer per jaar gegevens over de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren als bedoeld in artikel 13, lid 1 en 2.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad en het college van de gemeente waarin hij zitting heeft, alle inlichtingen die door die raad of dat college of een of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad en het college van de gemeente waarin hij zitting heeft en aan een of meer leden daarvan verantwoording schuldig over het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

Artikel 17. Informatie en verantwoording aan het algemeen bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur of aan een of meer leden daarvan alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur noodzakelijk is.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. Artikel 49 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Hoofdstuk 5 Organisatie: directie, inrichting en medewerkers

Artikel 18. Algemeen directeur: benoeming en taakstelling

  • 1. Aan het hoofd van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam Ferm Werk staat een algemeen directeur.

  • 2. De algemeen directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3. De algemeen directeur staat het algemeen en dagelijks bestuur bij in hun functioneren. Hij woont als adviseur de vergaderingen van beide bestuursorganen bij.

  • 4. De algemeen directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De algemeen directeur is belast met de dagelijkse leiding van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam Ferm Werk.

  • 6. De algemeen directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 19. Organisatie-indeling en directiestatuut

  • 1. Op basis van de overgedragen en opgedragen taken zoals verwoord in artikel 5, lid 1 en 3 en de operationele doelstellingen zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 van de regeling, stelt de algemeen directeur een organisatie-indeling voor de uitvoeringsorganisatie op. Deze organisatie-indeling wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld en vervolgens aan het algemeen bestuur mede gedeeld.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord de algemeen directeur, een directiestatuut vast waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeur worden beschreven.

  • 3. In het directiestatuut kan het dagelijks bestuur de organisatie-indeling, van de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk nader regelen.

  • 4. De mandaten en volmachten van de algemeen directeur worden door het dagelijks bestuur en de voorzitter vastgesteld. Het dagelijks bestuur kan de algemeen directeur de bevoegdheid tot ondermandaat dan wel ondervolmacht verlenen. Dit mandaat- en volmachtsbesluit worden als bijlage bij het directiestatuut gevoegd.

  • 5. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur over het directiestatuut en het mandaat- en volmacht-besluit.

Artikel 20. Overige medewerkers: personeelsplan benoeming en arbeidsvoorwaarden

  • 1. De algemeen directeur stelt op basis van de organisatie-doelstelling en de operationele beleidsdoelstellingen een personeelsplan op. Dit plan wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur en mede gedeeld aan het algemeen bestuur.

  • 2. Binnen de voorwaarden van het personeelsplan sluit het dagelijks bestuur arbeidsovereenkomsten met (gesubsidieerde) medewerkers.

  • 3. De overige medewerkers van de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk worden conform dit personeelsplan door het dagelijks bestuur in dienst genomen op basis van een arbeidsovereenkomst of ambtelijke aanstelling.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt één of meer arbeidsvoorwaardenregelingen vast voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisatie voor zover hierin niet is voorzien vanwege CAO-bepalingen die algemeen verbindend zijn verklaard.

  • 5. In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid kan het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid overdragen aanvullende arbeidsvoorwaarden en/of uitvoeringsregelingen vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Financiën

Artikel 21. Algemeen

  • 1. Met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie van het openbaar lichaam Ferm Werk alsmede de controle met betrekking tot de laatste twee onderwerpen zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur opdragen een onderzoek in te stellen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Artikel 22. Financiële kaders

Dit artikel is vervallen.

Artikel 23. Begroting

  • 1.

    Jaarlijks stelt het dagelijks bestuur een planning op die erin voorziet dat de begroting en de jaarrekening tijdig aan gedeputeerde staten kunnen worden aangeboden. Deze planning bevat alle benodigde processtappen in overeenstemming met de bepalingen hieromtrent in de wet.

  • 2.

    Met het oog op een beschrijving van de algemene beleidsmatige en financiële kaders voor de komende begroting informeren de deelnemers de directeur over de relevante ontwikkelingen binnen hun gemeente op het terrein van participatie, werk en inkomen, in relatie tot hun doelstellingen en ambities ten aanzien van de door het openbaar lichaam Ferm Werk uit te voeren wetten en regelingen en in te zetten instrumenten om deze te bereiken.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt rekening houdend met de input van de deelnemers als bedoeld in het tweede lid een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar inclusief een beschrijving en duiding van de beleidsmatige kaders en een raming van de te verwachten uitvoeringskosten voor de komende vier jaar.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt de colleges en via de colleges de raden van de deelnemers in de gelegenheid om hun zienswijze over de ontwerpbegroting in te dienen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt rekening houdend met de zienswijzen als bedoeld in het vierde lid de definitieve ontwerpbegroting op en biedt deze voorzien van de zienswijzen en een reactie daarop ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting vóór 1 augustus aan gedeputeerde staten en zendt terstond afschriften aan de deelnemers voorzien van een reactie op de ingediende zienswijzen.

Artikel 24. Financiering

  • 1. In de (ontwerp)begroting wordt de uitvoering van de over- en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3, nader onderverdeeld in producten.

  • 2. In de (ontwerp)begroting wordt aangegeven welke bijdrage iedere deelnemer verschuldigd is per product, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen cliëntgebonden kosten en uitvoeringskosten.

  • 3. De uitgangspunten voor de verdeling van de cliëntgebonden kosten over de deelnemers zijn:

    • a.

      Cliëntgebonden kosten van de WSW en van beschut werken worden verdeeld naar rato van het aantal dienstverbanden uitgedrukt in SE of in fte’s dat krachtens wet aan iedere deelnemer moet worden toegerekend. Besluiten over het aangaan van dienstbetrekkingen voor onbepaalde tijd worden afgestemd met de deelnemer die de kosten hiervan voor zijn rekening moet nemen.

    • b.

      Overige cliëntgebonden kosten komen voor rekening van de deelnemer waar de betrokkenen ingezetenen zijn.

  • 4. De verdeling van de uitvoeringskosten over de deelnemers is gebaseerd op:

    • a.

      voor producten die betrekking hebben op dienstverbanden: het aantal dienstverbanden per deelnemer;

    • b.

      voor producten die betrekking hebben op financiële verstrekkingen: de uitgekeerde bedragen per deelnemer

    • c.

      voor producten die betrekking hebben op toeleiding naar werk of participatie: het aantal medewerkers (gemiddeld fte) werkzaam voor die deelnemer. Dit aantal medewerkers wordt jaarlijks toegerekend op basis van de uitgaven BUIG tenzij met de deelnemer (i.c. het College van B&W) anders wordt overeengekomen.

  • 5. In de (ontwerp) begroting worden ook de bedragen vermeld die verschuldigd zijn voor dienstverlening aan derden, zoals bedoeld in artikel 7.

  • 6. Voorschotten voor de uitvoering van de door de deelnemers overgedragen en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3 worden op basis van de vastgestelde begroting in rekening gebracht.

  • 7. De deelnemers zullen ervoor zorgdragen dat het openbaar lichaam Ferm Werk te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn betalingsverplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 8. Indien het algemeen bestuur constateert dat een deelnemer weigert te voldoen aan zijn betalingsverplichting als bedoeld in het zesde en zevende lid, verzoekt het aan gedeputeerde staten om onder toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet betaling door de deelnemer af te dwingen.

Artikel 25. Rekening en jaarverslag

  • 1. Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en de uitgaven van het openbaar lichaam Ferm Werk onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in artikel 213, lid 2 Gemeentewet aangewezen accountant.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerprekening en het concept jaarverslag vóór 15 april aan de deelnemers.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vóór 1 juli vast. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemers.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 juli de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag aan gedeputeerde staten.

Artikel 26. Batig en nadelig saldo: egalisatiereserve en verrekening.

  • 1.

    Batige en nadelige saldi ten opzichte van de begroting zoals blijkt uit de jaarrekening worden met de deelnemers verrekend op de wijze waarop deze kosten in rekening zijn gebracht conform artikel 24.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan op voorstel van het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in het eerste lid en besluiten om een batig saldo op de uitvoeringskosten tot een maximum van 10% van de daarvoor begrote kosten toe te voegen aan de egalisatiereserve van het openbaar lichaam Ferm Werk dan wel een nadelig saldo hieraan te onttrekken.

Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 27. Toetreding

  • 1. Een verzoek tot toetreding van raden en colleges van andere gemeenten wordt gericht aan het algemeen bestuur waarbij wordt getoetst of:

    • a.

      de toetreder de missie van de samenwerking en van het openbaar lichaam Ferm Werk onderschrijft;

    • b.

      de toetreding leidt tot synergievoordelen voor de deelnemers.

  • 2. Als het algemeen bestuur met de toetreding instemt, dan wordt het verzoek ter besluitvorming voorgelegd aan de raden en colleges van de deelnemers. Het algemeen bestuur kan daarbij nadere voorwaarden voorstellen, waaronder financiële.

  • 3. Toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

Artikel 28. Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden, indien daartoe zowel de raad als het college van de betreffende deelnemer daartoe besluiten. Van dit besluit wordt het algemeen bestuur terstond op de hoogte gesteld.

  • 2. Uittreding vindt niet eerder plaats dan per 31 december van enig jaar, met inachtneming van een termijn van aanzegging daarvan aan de andere deelnemers van tenminste een jaar.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de gevolgen van de uittreding (waaronder de financiële en personele gevolgen) vast.

  • 4. De financiële gevolgen van uittreding, komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 5. Indien tussen de uitredende deelnemer en het algemeen bestuur binnen zes maanden na de vaststelling door het algemeen bestuur van de reikwijdte en hoogte van de financiële gevolgen van de uittreding een verschil van opvatting blijft bestaan, vraagt het algemeen bestuur advies aan een onafhankelijke externe deskundige dan wel een commissie van deskundigen. Dit advies is voor beide partijen bindend. De kosten voor het bindend advies zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 6. Het algemeen bestuur kan nadere richtlijnen voor een uittreding vaststellen.

Artikel 29. Vermindering taken

  • 1.

    Een deelnemer kan besluiten om de uitvoering van bepaalde taken als bedoeld in artikel 5 van deze regeling niet langer over of op te dragen aan de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk of bepaalde producten als bedoeld in artikel 24, lid 1 niet langer door Ferm Werk te laten uitvoeren. Van dit besluit worden het algemeen en het dagelijks bestuur terstond op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Het derde, vierde en zesde lid van artikel 28 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30. Wijziging

  • 1.

    Een voorstel tot wijziging van deze regeling wordt aangeboden aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Als het algemeen bestuur met het wijzigingsvoorstel instemt, dan wordt dit ter besluitvorming voorgelegd aan de raden en colleges van de deelnemers.

  • 3.

    De raden en colleges van de deelnemers nemen binnen drie maanden na ontvangst van het voorstel een besluit over het wijzigingsvoorstel en delen dit terstond mee aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    Indien de raden en colleges van alle deelnemers het voorstel hebben aanvaard, wordt de wijziging vastgesteld.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden en colleges van de deelnemers in kennis van de wijziging als bedoeld in het vierde lid en de besluiten van de colleges en raden van de deelnemers als bedoeld in het derde lid.

Artikel 31. Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de deelnemende raden en colleges.

  • 2. In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen. Deze commissie zal een liquidatieplan opstellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers om alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam Ferm Werk over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur vastgesteld gehoord de raden en de colleges van de deelnemers.

  • 4. Een opheffingsbesluit kan niet genomen worden binnen een periode van vier jaar na 1 januari 2014.

Hoofdstuk 8 Archief, geschillenregeling

Artikel 32. Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 en overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling (Archiefverordening) die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld, belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Ferm Werk alsmede van de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam overgedragen taken.

  • 2. De algemeen directeur is, onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur, belast met de bewaring van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. Bij opheffing van de regeling wordt voor de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995.

Artikel 33. Geschillenregeling

  • 1. Voordat een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet ter beslissing wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de raad en het college van de betrokken deelnemers. Deze leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens zal optreden als voorzitter van de commissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken bestuursorganen en zo nodig derden die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de aard van het geschil en/of het feitencomplex.

  • 4. De geschillencommissie brengt in beginsel binnen drie maanden na het begin van haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen advies uit over de mogelijkhe(i)d(en) tot overeenstemming in het gerezen geschil te komen.

  • 5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot een oplossing van het geschil, wordt dit voorgelegd aan Gedeputeerde Staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de wet. Aan Gedeputeerde Staten wordt eveneens het dossier van de geschillencommissie overgelegd.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 34. Rechtsopvolging

Het openbaar lichaam Ferm Werk treedt in de rechten en plichten van de gemeenschappelijke regeling werkvoorzieningsschap “de Sluis”, de Intergemeentelijke afdeling (IASZ) Woerden en de afdeling Werk & Inkomen Bodegraven-Reeuwijk.

Artikel 35. Duur en evaluatie

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De doel- en taakstelling van de regeling, de wijze van uitvoering en de financiering daarvan zullen periodiek geëvalueerd worden.

  • 3. Daartoe zal het dagelijks bestuur, in overleg met de algemeen directeur, gehoord de colleges en de raden van de betrokken deelnemers, om de vier jaar een onderzoeksvoorstel opstellen, dat aan het algemeen bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd.

  • 4. Op grond van de uitkomsten van deze evaluatie kan het dagelijks bestuur voorstellen tot wijziging van de regeling doen, dan wel tot aanpassing van de financieringsmethodiek, de bedrijfsvoering en/of de organisatiestructuur van het openbaar lichaam.

Artikel 36. Toezending en registratie

  • 1. Het college van de gemeente Woerden, als vestigingsgemeente van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk, is verantwoordelijk voor

    • a.

      toezending van besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing, dan wel tot toetreding of uittreding van de regeling, aan gedeputeerde staten van de provincies waarin de deelnemende gemeenten zijn gelegen;

    • b.

      bekendmaking van besluiten als bedoeld onder a conform artikel 26, lid 2 van de wet.

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      de opneming van de regeling in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b.

      beschikbaarstelling van de geconsolideerde tekst van de regeling op Overheid.nl, onderdeel wet- en regelgeving.

Artikel 37. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als gemeenschappelijke regeling Ferm Werk.

Toelichting

Considerans

Deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling is een gevolg van de Kadernota Het Nieuwe Werkbedrijf en de daarin vastgelegde beleidskaders. In de Kadernota is gekozen voor een wijziging van de reeds bestaande gemeenschappelijke regeling De Sluis.

In tegenstelling tot de huidige gemeenschappelijke regeling De Sluis wordt deze gewijzigde regeling aangegaan door zowel de gemeenteraden als de colleges van burgemeester en wethouders. De burgemeester neemt als bestuursorgaan niet meer deel.

In de considerans is ook reeds verwezen naar de gezamenlijke uitvoering van het basispakket van wettelijke taken en de daarbij behorende bevoegdheden maar ook naar het aanvullend pakket van taken en bevoegdheden, waartoe ieder van de deelnemende gemeente zelf kan besluiten om deze te laten uitvoeren door de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast ziet de considerans ook op samenwerking ten aanzien van toekomstige taken in het sociaal domein.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De begripsbepalingen hebben betrekking op die begrippen die door de hele regeling heen uniform gebruikt en uitgelegd moeten worden.

Voor een goed begrip van de entiteiten die de naam Ferm Werk hebben, wordt e.e.a. hierna nader uiteengezet:

Het Openbaar Lichaam Ferm Werk ziet op de rechtsentiteit. De Raden en Colleges dragen de bevoegdheden die zij hebben in het kader van de in de regeling genoemde wetten over aan het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam.

Met Ferm Werk wordt tevens aangegeven de uitvoeringsorganisatie (van het openbaar lichaam). Dat deel van het openbaar lichaam dat is opgericht ter uitvoering de publiekrechtelijke taken en bevoegdheden die zijn neergelegd in de wetten waarnaar de regeling verwijst.

Ferm Werk ziet tot slot op de uitvoeringsvennootschap. Dit is de N.V. waarvan het Openbaar Lichaam Ferm Werk enig aandeelhouder is.

Verder is een tweede lid opgenomen om de overeenkomstige toepassing van bepalingen vanuit de Gemeentewet op het functioneren van de organen van de regeling en het volgen van bepaalde procedures (bijvoorbeeld bij vergaderingen) direct eenduidig te positioneren.

Artikel 2

Vermeld is dat bij het treffen van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk een openbaar lichaam is ingesteld hetgeen impliceert dat sprake is van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam (artikel 8, lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen hierna: Wgr). De naam is vermeld omdat deze immers in het rechts- en maatschappelijk verkeer gebruikt zal worden. Ook de vermelding in het register van de Kamer van Koophandel zal onder die naam geschieden. Vermelding van het gebied is overbodig omdat dit is bepaald door de grenzen van de aan de regeling deelnemende gemeenten. Daarbuiten hebben de bestuursorganen immers geen bevoegdheden.

Artikel 3

Deze bepaling berust op artikel 12 Wgr. Vermelding hier gebeurt alleen om daar later op terug te kunnen komen bij de taakverdeling en de uitoefening van de daarmee samenhangende bevoegdheden.

Artikelen 4 en 5

Deze artikelen vormen het centrale punt van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling.

In artikel 4 wordt het belang en het centrale doel van de samenwerking geformuleerd: hoogwaardige dienstverlening op een zo bedrijfsmatig mogelijke wijze.

Artikel 5 behandelt de overdracht van taken. In het eerste lid van artikel 5 wordt het zogenaamde basispakket geregeld. De taken en bevoegdheden m.b.t. de genoemde wetten worden integraal overgedragen (gedelegeerd) aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam. Dit betreft ook het beleid (verordeningen en beleidsregels) dat ziet op uitvoering van de overgedragen wetten en regelingen (tweede lid).

In het derde en vierde lid van artikel 5 wordt verder inhoud gegeven aan de aanvullende dienstverlening die Ferm Werk kan uitvoeren. Hier is geen sprake van delegatie maar mandatering van de uitvoering door de individuele deelnemers.

Overkoepelend (strategisch) beleid inzake het brede sociale domein wordt op gemeentelijk niveau bepaald (vijfde lid). Hiermee samenhangend zijn de afspraken over te bereiken doelstellingen ten aanzien van de taken die door Ferm Werk worden uitgevoerd. Deze doelstellingen worden jaarlijks per gemeente vastgelegd (zesde lid). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een uniform model hetgeen de resultaten per deelnemer overzichtelijker en vergelijkbaar maakt. Bij evaluaties van beleid en afspraken is dat wenselijk.

Artikel 6

In dit artikel is geregeld dat taken kunnen worden uitgevoerd door een privaat rechtelijke partij, zijnde een naamloze vennootschap. De regie over deze uitbesteding ligt bij het algemeen bestuur van het openbaar lichaam. In het voorgestelde artikel wordt dat tot uitdrukking gebracht in het eerste lid.

Bij de instelling van een NV door het openbaar lichaam moet ervoor gezorgd worden dat de eigenaars- en opdrachtrollen van de deelnemers zo goed mogelijk behouden blijven. Alleen op die wijze kan er regie gevoerd worden over de taakuitvoering van Ferm Werk.

Door onder Ferm Werk een uitvoeringsvennootschap te hangen, komt de regie over de uitvoering in formele zin op grotere afstand van de deelnemers te staan dan enkel het geval is bij een gemeenschappelijke regeling. In beginsel zijn de deelnemers immers geen eigenaar en opdrachtgever van de NV, dat is het openbaar lichaam. Doordat echter de Algemene Vergadering van Aandeelhouders in personele zin samenvalt met de leden van het dagelijks bestuur, is de regie van de deelnemende gemeenten over deze uitbesteding in materiële zin gelijk aan die over de GR zelf. Met betrekking tot (het toezicht op) de bedrijfsvoering worden de aandeelhouders daarbij ondersteund door een Raad van Commissarissen. Een dergelijke constructie bestond ook al bij rechtsvoorganger van Ferm Werk: de gemeenschappelijke regeling en N.V. van de Sluis Groep.

Artikel 7

In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat het openbaar lichaam vergelijkbare diensten aan niet aan de regeling deelnemende gemeenten kan aanbieden.

De randvoorwaarden waarbinnen dit kan en mag gebeuren worden in de overige leden aangegeven. Om de eigenaarsrol van de deelnemers aan te geven, maar tegelijkertijd ook de flexibiliteit van marktgericht optreden mogelijk te maken, wordt voorgesteld elk verzoek te laten goedkeuren door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.

Artikelen 8

De gemeenschappelijke regeling Ferm Werk is opgezet als een gemengde regeling: zowel de raden als de colleges nemen aan de regeling deel. Dat heeft tot gevolg dat op grond van artikel 13, lid 1 Wgr leden van het algemeen bestuur door de raden aangewezen moeten worden uit zowel de raad als uit het college. Daardoor komt het aantal leden van het algemeen bestuur op acht (vier uit de raden en vier uit de colleges).

Het aantal van acht leden van het algemeen bestuur zoals nu wordt voorgesteld in artikel 8 doet ook recht aan het uitgangspunt dat zowel raden als colleges een rol op gemeentelijk niveau vervullen op het gebied van participatie, werk en inkomen. Dat is weer in overeenstemming met de gedachte van verlengd lokaal bestuur bij een gemeenschappelijke regeling.

Bijzondere aspecten voor de werkzaamheden kunnen worden neergelegd in het reglement van orde dat het algemeen bestuur moet vaststellen.

Artikel 9

In afwijking van hetgeen in de Kadernota is opgenomen m.b.t. stemrecht (iedere gemeente heeft één stem) is in dit concept opgenomen dat iedere gemeente naar rato van het aantal inwoners stemrecht heeft. Het inwoneraantal per deelnemer wordt vastgesteld aan de hand van het aantal inwoners dat in het GBA van de desbetreffende deelnemer op 1 januari van het jaar waarin gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden, staat ingeschreven. Besluitvorming vindt plaats met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 10

De formulering van dit artikel is conform artikel 33 van de wet hetgeen inhoudt dat de overgedragen bevoegdheden in beginsel berusten bij het algemeen bestuur. Hiervan kan worden afgeweken middels de bepalingen in de regeling zelf. Op die manier ontstaat optimale flexibiliteit ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling, althans voor zover wettelijke bepalingen hieraan niet in de weg staan.

Artikel 11

In dit artikel wordt de samenstelling van het dagelijks bestuur geregeld in aansluiting op artikel 8. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden (inclusief de voorzitter): één namens elke deelnemer. Voor de aanwijzing van de leden wordt de keuze wel beperkt tot de collegeleden in het algemeen bestuur. Deze keuzebeperking is ingegeven door het uitgangspunt dat de eigenaarsrol en de opdrachtgeversrol van de deelnemers zo duidelijk mogelijk vorm en inhoud gegeven moet worden. Om te voorkomen dat na gemeenteraadsverkiezingen een bestuurlijk vacuüm ontstaat (omdat dan de leden van het algemeen bestuur collectief aftreden), is bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur in functie blijven tot het moment dat het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. Het spreekt hierbij voor zich dat het dagelijks bestuur tijdens deze waarneming geen onomkeerbare besluiten kan nemen. Zij zorgen enkel voor een goed bestuurlijk verloop van de dagelijkse gang van zaken.

Artikel 12

In dit artikel wordt de relatieve invloed van de deelnemers op de besluitvorming in het dagelijks bestuur geregeld overeenkomstig hetgeen in artikel 9 is bepaald voor het algemeen bestuur.

Tevens is hier de mogelijkheid tot een “portefeuilleverdeling” over de leden van het dagelijks bestuur opgenomen. Dit bevordert het effectief en efficiënt functioneren van het dagelijks bestuur. Deze portefeuilleverdeling doorbreekt niet het collegiale karakter van het functioneren van het dagelijks bestuur.

Artikel 13

In dit artikel wordt verder vorm en inhoud gegeven aan de rol van het dagelijks bestuur in de beleidscyclus. In het verlengde van de overdracht van taken zoals bepaald in artikel 5 zorgt het dagelijks bestuur in samenhang met de begroting voor de uitwerking van de strategische beleidskeuzen van de deelnemers in concrete doelstellingen voor ieder begrotingsjaar. Het dagelijks bestuur ziet toe op de realisatie van die doelstellingen en rapporteert hierover eens per kwartaal. De beleidscyclus is verweven met de begrotingscyclus die is uitgewerkt in artikel 23.

Artikel 14

In dit artikel zijn de bepalingen over de voorzitter geformuleerd.

De tekeningsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 14 lid 4 kan worden overgedragen aan de directeur. Daartoe kan de voorzitter een mandaat of volmacht besluit nemen waarover vervolgens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden geïnformeerd.

Artikel 15

Om het functioneren van het openbaar lichaam qua bestuurlijke inrichting flexibel te maken en te houden is de tekst van dit artikel ruim geformuleerd. Naast adviescommissies is de mogelijkheid gecreëerd voor het instellen van bestuurscommissies . Op grond van de Wgr komt deze bevoegdheid alleen aan het algemeen bestuur toe. Deze bepaling hoeft niets te regelen over instelling, samenstelling enz. van de genoemde commissies, omdat de Wgr dat reeds regelt.

Artikelen 16 en 17

In deze artikelen is de informatievoorziening en verantwoording aan het algemeen bestuur en de deelnemende gemeentebesturen geregeld. Onder meer is vermeld dat periodiek gegevens over de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren aan de gemeentebesturen worden verstrekt middels kwartaalrapportages. De informatie- en verantwoordingsbepalingen worden ook beheerst door de Wgr.

Artikelen 18 - 20

Deze artikelen zien op de directiebenoeming, directievoering, de organisatiestructuur en het planmatig inzetten van medewerkers.

Binnen de organisatie zijn verschillende soorten aanstellingen mogelijk, zowel op basis van een arbeidsovereenkomst als door middel van een ambtelijke aanstelling. Op ambtenaren zijn de arbeidsvoorwaarden van de CAR-UWO van toepassing. Overige medewerkers, niet zijnde SW-medewerkers krijgen een arbeidsovereenkomst waarbij de arbeidsvoorwaarden van de CAR-UWO worden gevolgd.

SW-medewerkers kennen hun eigen arbeidsvoorwaarden op grond van de CAO sociale werkvoorziening. Deze medewerkers zijn geen ambtenaar, maar werken op basis van arbeidsovereenkomst.

Artikelen 21 - 26

In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen over de cyclus van begroting, bekostiging en financiële verantwoording.

De begroting is de kern van de financiële afspraken. Deze wordt op een zodanig tijdstip opgesteld dat de deelnemende gemeenten gelegenheid hebben om hierover hun zienswijzen kenbaar te maken alvorens het algemeen bestuur deze vaststelt en aan gedeputeerde staten aanbiedt. Op basis van de begroting voorzien de deelnemers Ferm Werk van de middelen voor uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken.

Voor een duidelijker verband tussen begroting en beleidsdoelstellingen wordt gewerkt met een productbegroting. De kosten worden onderscheiden in cliëntgebonden kosten en uitvoeringskosten.

In beginsel worden cliëntgebonden kosten één op één doorbelast aan de gemeente waarvan een cliënt ingezetene is. Een kleine afwijking geldt voor de Wsw. De salariskosten worden verdeeld naar rato van de Fte’s of SE’s per gemeente dus afgezien van de individuele salarisniveaus.

Uitvoeringskosten worden verdeeld op basis van eenheden die per productsoort verschillen. Deze eenheden zijn zo gekozen dat ze controleerbaar zijn voor de accountant terwijl ze ook recht doen aan de afspraken met de gemeenten over de inzet van die producten.

Artikelen 27 - 30

In deze artikelen zijn de bepalingen opgenomen  voor toe- en uittreding, het verminderen van de door een deelnemer over- of op te dragen taken en het wijzigen van de regeling. De bepalingen gaan in op de voorwaarden alsmede de procedures om tot dergelijke besluiten te komen.

In artikel 27 worden de nadere voorwaarden voor een eventuele toetreding vermeld. Hierbij is met name van belang dat de toetreding van een nieuwe deelnemer aansluit bij de belangen die in artikel 4 van de regeling zijn vermeld en dat de toetredende partij zich daarachter schaart.

In dit artikel 28 worden de lasten van een uittreding bij de uittreder gelegd: deze mag de overblijvende deelnemers niet met lasten opzadelen die zij niet konden voorzien. Het algemeen bestuur stelt de financiële gevolgen van een uittreding vast zodat de betreffende gemeenteraad de budgettaire gevolgen van een besluit tot uittreding kan overzien.

Van belang is ook, als er een verschil van inzicht over de uittredesom blijft bestaan, de bindende adviesprocedure om te komen tot een zo objectief mogelijke vaststelling van de financiële gevolgen van een uittreding. Een dergelijke procedure verdient de voorkeur boven een advies van de accountant van het openbaar lichaam of van de betreffende gemeente.

In artikel 29 zijn regels gesteld in verband met vermindering van taken. Er is een verschil tussen het uittreden van een deelnemer in zijn totaliteit uit de GR en het partieel opzeggen van het afnemen van bepaalde diensten. In het laatste geval blijft de deelnemer immers deelnemen aan de GR.

Artikel 31

Dit artikel bevat bepalingen over het opheffen en liquideren van de regeling conform de modelbepalingen uit de “Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de wet gemeenschappelijke regelingen van de minister van BZK d.d. 8 juli 1999.

Artikel 32

Dit artikel bevat bepalingen over de zorg voor de archiefbescheiden conform de archiefwet. Zo is in het eerste lid bepaald dat er een Archiefverordening moet worden opgesteld en vastgesteld door het algemeen bestuur. Met de in lid 2 genoemde regels wordt bedoeld dat het dagelijks bestuur een Besluit Informatiebeheer vaststelt.

Artikel 33

In dit artikel wordt voorzien in een geschillenregeling voor het geval dat er een geschil ontstaat tussen de besturen van de deelnemers of tussen het bestuur van één of meer deelnemers en het bestuur van Ferm Werk.

Artikel 35

In dit artikel is voorzien in een evaluatieregeling. Deze is opgenomen om aan te sluiten bij een flexibele uitvoeringspraktijk. Het ligt dan voor de hand de effectiviteit en efficiëntie van de samenwerking periodiek te meten om doelgericht aanpassingen te kunnen voorstellen. Zie in dit verband ook artikel 21, lid 2.

Artikel 36

In dit artikel zijn conform de Wgr bepalingen opgenomen over bekendmaking van besluiten over de gemeenschappelijke regeling en toezending aan gedeputeerde staten.