Gemeenschappelijke Regeling Regio Midden-Holland

Geldend van 01-04-2016 t/m heden

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

(zoals goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 10 oktober 1989, inclusief de wijzigingen goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 20 maart 1990, 28 augustus 1990, 17 april 1991, 19 april 1991, 5 juli 1991, 9 april 1992, 21 december 1993, 28 juni 1994, 8 augustus 1995, 27 maart 1998, 14 augustus 2002, 29 december 2005 en de wijzigingsbesluiten van het Algemeen Bestuur van 27 juni 2007, 18 april 2012, 10 oktober 2012 en 2 maart 2016.)

De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas.

Overwegende dat:

  • -

    de gemeenten in de regio Midden-Holland samen wensen te werken omtrent strategische onderwerpen en hun belangen bij deze onderwerpen gezamenlijk en krachtig wensen te behartigen, waarbij lobbyactiviteiten als een belangrijke functie worden gezien;

  • -

    de Provincie Zuid-Holland de strategische samenwerking door gemeenten in Midden-Holland graag versterkt zou willen zien;

  • -

    deze samenwerking primair vormgegeven wordt vanuit het netwerk van gemeenten en betrokken partijen, waarbij deze gemeenschappelijke regeling een hulpconstructie is;

  • -

    het de wens is van de gemeenten om door te ontwikkelen naar werken op basis van projecten en bijbehorende projectfinanciering en -verrekening;

  • -

    er een regionaal platform is ingesteld dat richting geeft aan de samenwerking in het netwerk;

  • -

    deze gemeenschappelijke regeling voor de samenwerking in de regio, en daarmee voor het regionaal platform, een onmisbaar hulpmiddel is, bijvoorbeeld door het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid en het aanvragen van subsidies;

  • -

    een goede regionale samenwerking bevorderd wordt door een zo groot mogelijke personele congruentie tussen de leden van het regionaal platform en de leden van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling;

  • -

    gehecht wordt aan het intensiever betrekken van de raden bij deze gezamenlijke belangenbehartiging en de bepaling van de strategische programma’s, waarbij vóór 1 januari 2018 geëvalueerd zal worden of de betrokkenheid van de raden inderdaad verhoogd is en de gemeenschappelijke regeling als onderdeel van de netwerksamenwerking goed functioneert;

  • -

    de rol van het Dagelijks Bestuur voornamelijk bestaat uit de voorbereiding van de vergaderingen van het platform en het afhandelen van operationele onderwerpen alsmede het stimuleren van resultaten en het bevorderen en bewaken van de betrokkenheid van de raadsleden;

  • -

    de “Notitie Governancemodel d.d. 7 oktober 2015” onlosmakelijk verbonden is aan de Gemeenschappelijk Regeling, en als bijlage hiervan wordt vastgesteld;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN:

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

HOOFDSTUK I

begripsbepalingen

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling Regio Midden-Holland;

  • b.

    de regio: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • c.

    een deelnemende gemeente: een aan de regeling deelnemende gemeente;

  • d.

    het gebied: het grondgebied van de deelnemende gemeenten;

  • e.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

  • f.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g.

    de secretaris: de secretaris van de gemeenschappelijke regeling Regio Midden-Holland

HOOFDSTUK II

Het Openbaar Lichaam

Artikel 2

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd "Regio Midden-Holland”.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Gouda.

Artikel 3

Het bestuur van de regio bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK III

Taken en bevoegdheden

Artikel 4

  • 1.

    De regio heeft tot taak de navolgende gemeenschappelijke belangen te behartigen;

    • a.

      Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt;

    • b.

      Natuur, Water en Recreatie;

    • c.

      Ruimte en Wonen;

    • d.

      Sociaal Domein;

    • e.

      Verkeer en Vervoer;

    • f.

      Alsmede alle andere onderwerpen die bij gelijkluidend besluit ter behartiging aan de regio zijn opgedragen door de raden, colleges en/of burgemeesters, ieder voor zover het diens bevoegdheid betreft. Besluitvorming over dit onderwerp vindt plaats bij unanimiteit.Deze gemeenschappelijke belangen kunnen zowel op structurele als op projectmatige basis behartigd kunnen worden.

  • 2.

    Ter behartiging van de in lid 1 genoemde belangen voert de regio, op basis van daartoe door de bestuursorganen van gemeenten genomen besluiten, naast de algemene coördinerende taak als bedoeld in het eerste lid, de volgende taken uit:

    • a.

      het aanvragen en verstrekken van subsidies.

    • b.

      alle andere taken die bij gelijkluidend besluit ter behartiging aan de regio zijn opgedragen door de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten, ieder voor zover het diens bevoegdheid betreft. Besluitvorming over dit onderwerp vindt plaats door middel van gelijkluidende besluitvorming van de bestuursorganen van twee of meer deelnemende gemeenten. De uitvoering van de taken zal beperkt blijven tot de gemeenten die deze aan de regio hebben opgedragen.

  • 3.

    Aan de regio zijn/worden, ter vervulling van de in lid 2 genoemde taken met betrekking tot de in lid 1 genoemde gemeenschappelijke belangen, bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grens van artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Hiertoe behoort, indien de opgedragen taken hiertoe nopen, het heffen van rechten als bedoeld in de Gemeentewet en het heffen van rechten op grond van bijzondere wetten.

HOOFDSTUK IV

Het algemeen bestuur

Par. 1. De samenstelling van het algemeen bestuur.

Artikel 5

Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden per deelnemende gemeente, die worden aangewezen door de raad van die gemeente. De raad wijst voor ieder lid een plaatsvervangend lid aan, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Leden en plaatsvervangende leden maken deel uit van het college. Indien mogelijk, dit ter beoordeling van de raad, benoemt de raad haar voorzitter alsmede de portefeuillehouder van het aan de betreffende gemeente ter coördinatie toebedeelde beleidsdomein.

Artikel 6

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. De leden en de plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur blijven demissionair aan tot is voorzien in hun opvolging.

  • 2. De raad van een deelnemende gemeente wijst in de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode de door de gemeente af te vaardigen nieuwe leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur aan. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. Indien de raad van een deelnemende gemeente niet kan voldoen aan het bepaalde in het tweede lid, blijven de door hem aangewezen leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur, die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren, totdat die gemeenteraad nieuwe leden en plaatsvervangende leden heeft aangewezen.Een uitzondering hierop is de situatie dat zowel de betreffende leden als plaatsvervangende leden geen deel meer uitmaken van het gemeentebestuur. In dat geval ontstaat een vacature die tot in de opvolging is voorzien niet door de betreffende gemeente wordt opgevuld.

  • 4. Het aanwijzen van leden ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen, vindt plaats door de raad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of zo spoedig mogelijk daarna.

    Een zodanig aangewezen lid treedt af op het tijdstip waarop diegene wiens plaats hij heeft ingenomen, zou hebben moeten aftreden.

  • 5.

    • De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de raad die het lid heeft aangewezen, op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen behouden het lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 6.

    • Aan leden van het algemeen bestuur die niet langer het vertrouwen genieten van de raad die hen als zodanig aangewezen heeft kan door die raad te allen tijde ontslag verleend worden. Het ontslag is onherroepelijk.

Artikel 7

Van alle aanwijzingen tot lid van het algemeen bestuur geeft de raad binnen een week kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur van de regio.

Par. 2. De werkwijze van het algemeen bestuur.

Artikel 8

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen over:

  • a.

    het vaststellen dan wel wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • c.

    het vaststellen van het jaarverslag,

Artikel 9

  • 1.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2.

    Indien tijdens een stemming de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Par. 3 De vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur

Artikel 10

De werkzaamheden van de leden van het algemeen bestuur ten behoeve van de regio zijn onderdeel van hun functie bij de deelnemende gemeenten. De leden van het algemeen bestuur ontvangen derhalve geen afzonderlijke vergoeding voor hun werkzaamheden of tegemoetkoming in de kosten.

HOOFDSTUK V

Het dagelijks bestuur

Par. 1. De samenstelling van het dagelijks bestuur.

Artikel 11

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, te weten:

    • a.

      de door het algemeen bestuur uit zijn midden gekozen voorzitter; alsmede

    • b.

      vier overige door het algemeen bestuur uit zijn midden gekozen leden.

  • 2. De overige leden van het dagelijks bestuur zijn collegeleden, ieder afkomstig uit een andere deelnemende gemeente, niet zijnde de gemeente waaruit de voorzitter afkomstig is.

Artikel 12

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten. .

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dit bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. Zij zijn terstond herkiesbaar.

  • 3.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, kiest het algemeen bestuur een nieuw lid. Gaat het openvallen van de plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan stelt het algemeen bestuur het kiezen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uit totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur zal zijn bezet, doch voor niet langer dan zesentwintig weken. Tot dat moment zal het voor het vertrekkende lid aangewezen plaatsvervangende lid van het algemeen bestuur tevens fungeren als plaatsvervangend lid van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur dat als lid van het dagelijks bestuur ontslag neemt of overeenkomstig het in het tweede lid bepaalde moet aftreden, blijft zijn functie waarnemen, totdat de opvolger zijn functie heeft aanvaard.

Par. 2. De werkwijze van het dagelijks bestuur.

Artikel 13

Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dan wel ten minste twee van de overige leden dat nodig achten.

Par.3. De vergoeding voor de leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 14

De werkzaamheden van de leden van het dagelijks bestuur ten behoeve van de regio zijn onderdeel van hun functie bij de deelnemende gemeenten. De leden van het algemeen bestuur ontvangen derhalve geen afzonderlijke vergoeding voor hun werkzaamheden of tegemoetkoming in de kosten.

Par. 4. De bevoegdheden van het dagelijks bestuur.

Artikel 15

Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regio behoren naast de bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 33b van de wet onder meer:

  • a.

    het voorstaan van de belangen van de regio bij de rijks- en provinciale overheid en bij andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de regio van belang is;

  • b.

    het beheer van de activa en de passiva van de regio;

  • c.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

Artikel 16

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juli een verslag over de werkzaamheden van de regio over het afgelopen kalenderjaar aan.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt het verslag vast.

    Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen twee weken na de vaststelling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK VI

De voorzitter

Artikel 17

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het midden van het algemeen bestuur aangewezen in zijn eerste vergadering in nieuwe samenstelling volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De voorzitter treedt af op de dag, waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. Hij is terstond herkiesbaar.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt zijn functie waargenomen door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

  • 4. De voorzitter die tussentijds ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op voorzitter te zijn.

  • 5. Het lid van het algemeen bestuur dat als voorzitter tussentijds ontslag neemt of overeenkomstig het in het derde lid bepaalde aftreedt, blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger de functie heeft aanvaard.

Artikel 18

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter is, behoudens het bepaalde in artikel 33b, lid 1, onder b, van de wet, belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter ondertekent alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte. Indien de voorzitter deel uitmaakt van het bestuur van een deelnemende gemeente die rechtstreeks partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij de regio is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur deze bevoegdheid uit. Indien ook de andere leden van het dagelijks bestuur om deze reden buiten staat zijn de regio te vertegenwoordigen voorziet het algemeen bestuur naar bevind van zaken in de uitoefening van deze bevoegdheid.

  • 5. Wie bevoegd is de regio bij gerechtelijke of buitengerechtelijke rechtshandelingen te vertegenwoordigen kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.

HOOFDSTUK VII

Commissies

Artikel 19

Het algemeen bestuur kan, met inachtname van het bepaalde in artikel 25 van de wet, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

HOOFDSTUK VIII

Inlichtingen en verantwoording

Artikel 20

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur van de regio verstrekken aan de raad van een deelnemende gemeente de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen acht weken.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur van de regio verstrekt aan de raad waardoor dit lid benoemd is de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen acht weken.

  • 3. Voor zover dat aangelegenheden betreft waarover door het algemeen bestuur de verplichting tot geheimhouding zoals bedoeld in artikel 23 van de wet is opgelegd verstrekt het lid van het algemeen bestuur deze informatie slechts met inachtname van artikel 16, lid 5 van de Wet.

  • 4. De raad van een deelnemende gemeente kan een lid van het algemeen bestuur van de regio dat door deze raad benoemd is nadat inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, in een vergadering of schriftelijk ter verantwoording roepen omtrent het door dat lid in dat bestuur gevoerde beleid.

HOOFDSTUK IX

Het ambtelijk apparaat

Artikel 21

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.

  • 2. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen door een of meerdere door het dagelijks bestuur te benoemen plaatsvervangers.

  • 3. Door de secretaris worden alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, mede ondertekend.

Artikel 22

  • 1. De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies behulpzaam in alles wat de hen opgedragen taken aangaat. De secretaris woont de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur bij.

  • 2. De secretaris is onder toezicht van het dagelijks bestuur belast met de leiding van het ambtelijk apparaat van de regio.

Artikel 23

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt ten aanzien van de secretaris en diens plaatsvervangers de onderwerpen genoemd in artikel 125 van de Ambtenarenwet.

HOOFDSTUK X

Financiële bepalingen

Artikel 24

  • 1. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage per inwoner voor algemene werkingskosten van de regio.

  • 2. Voor de berekening van deze bijdrage wordt uitgegaan van de door het CBS openbaar gemaakte inwoneraantallen per 1 januari van het jaar t -/- 2.

  • 3. Voor zover er sprake is van specifieke taken en projecten blijken de daarvoor benodigde middelen, alsmede de bijdrage daarin door de individuele deelnemende gemeenten, desgewenst afzonderlijk uit de begroting.

  • 4. Indien en voor zover taken en projecten niet voor alle aan deze regeling deelnemende gemeente worden uitgevoerd dragen de gemeenten waarvoor de taken en projecten niet worden uitgevoerd niet bij aan de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op deze taken.

  • 5. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in de bovenstaande artikelleden bedoelde bijdrage.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 7. Terstond na de vaststelling wordt de begroting toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten die elk het in deze begroting voor de betreffende gemeente als bijdrage in de kosten van het samenwerkingsorgaan geraamde bedrag, in de gemeentebegroting opnemen.

  • 8. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting, is het bepaalde in de voorgaande leden, met uitzondering van het vierde lid van dit artikel alsmede artikel 25, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25

Wanneer aan het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of niet zal voldoen aan het bepaalde in artikel 24, lid 5 doet het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

Artikel 26

  • 1. In de jaarrekening wordt het door elke deelnemende gemeente over het betreffende jaar verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. Voor zover er sprake is van specifieke projecten, blijken de daarvoor aangewende middelen afzonderlijk uit de jaarrekening.

  • 3.

    • a.

      De algemene werkingskosten van de regio worden, rekening houdend met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar het inwonertal op 1 januari van het jaar, waarop de kosten betrekking hebben. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

    • b.

      De specifieke kosten van de door de regio uitgevoerde taken en projecten worden, rekening houdend met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar een verdeelsleutel die voor aanvang van de taak of het project voor iedere taak / ieder project afzonderlijk wordt vastgesteld.

  • 4. Indien en voor zover taken en projecten niet voor alle aan deze regeling deelnemende gemeente worden uitgevoerd worden de gemeenten waarvoor de taken en projecten niet worden uitgevoerd in afwijking van het derde lid, onder b., van dit artikel niet belast met een aandeel in de kosten van deze taken en projecten.

  • 5. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 24, vijfde lid, bij wijze van voorschot betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats terstond na de in artikel 34, vierde lid van de wet bedoelde mededeling van de vaststelling van de jaarrekening .

HOOFDSTUK XI

Geschillen

Artikel 27

  • 1. Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. De voorzitter spant zich naar vermogen in om het ontstaan van formele geschillen als bedoeld in het vorige lid te voorkomen.

HOOFDSTUK XII

Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 28

Toetreding door andere gemeenten vindt plaats indien:

  • a.

    de bestuursorganen van de betreffende gemeente daartoe strekkende besluiten nemen;

  • b.

    de betreffende gemeente en de regio de gevolgen van de toetreding regelen;

  • c.

    de bestuursorganen van de reeds deelnemende gemeenten, met de toetreding en de regeling bedoeld onder b instemmen;

Artikel 29

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uit de regeling treden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen

  • 2. Uittreding is mogelijk per 1 januari van elk kalenderjaar, met dien verstande dat de uittredingsbesluiten van de uittredende gemeente voor 1 juli voorafgaand aan het moment van uittreding door het algemeen bestuur dienen te zijn ontvangen.

  • 3. Bij uittreding is de uittredende gemeente een extra bedrag verschuldigd ter hoogte van twee maal de hoogte van de door deze gemeente verschuldigde jaarbijdrage in het kalenderjaar voorafgaand aan de uittreding. Dit bedrag is te voldoen in vier halfjaarlijkse termijnen, te voldoen voor 16 januari respectievelijk voor 16 juli.

Artikel 30

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2. De regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 31

  • 1. De regeling wordt opgeheven indien de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. Besluitvorming over dit onderwerp vindt plaats bij unanimiteit, dan wel met ten hoogste één van de deelnemende gemeenten tegen.

  • 2. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan regelt de gevolgen voor het ambtelijk apparaat en voorziet in de verplichtingen van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële en personele gevolgen van de beëindiging van de regeling.

  • 5. Zo nodig blijven de bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK XIII

Duur van de regeling

Artikel 32

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Als het gemeentebestuur bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt aangewezen het college van burgemeester en wethouders van Gouda.

Artikel 33

  • 1. De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften zijn, voor zover deze betrekking hebben op de archiefbescheiden van gemeenten, van overeenkomstige toepassing op de regio.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Bij de opheffing van de regio worden de archiefbescheiden overgebracht naar het Streekarchief Midden-Holland.

HOOFDSTUK XIV

Slotbepaling

Artikel 34

De regeling wordt aangehaald als:

“De Gemeenschappelijke Regeling Regio Midden-Holland”.

Aldus gewijzigd vastgesteld,

Het Algemeen Bestuur van de Regio Midden-Holland,

Gouda, 2 maart 2016,

A.B. Blomme M. Schoenmaker

Secretaris Voorzitter