Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016

Geldend van 01-05-2016 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016

De raad van de gemeente Zuidplas;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 februari 2016 (R16.000012);

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen:

De Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders;

b. de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

c. Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

d. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

e. uitvoeringsregeling: nadere regeling zoals bedoeld in artikel 3.

f. Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

g. instellingssubsidie: een subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren voor een periode van maximaal 4 jaar aan een instelling wordt verstrekt, voor activiteiten die de gemeente aan inwoners dient of wenst aan te bieden.

h. activiteitensubsidie : een subsidie die per (boek)jaar aan een instelling wordt verstrekt voor activiteiten die vanuit de samenleving worden geïnitieerd.

i. incidentele subsidie: een startsubsidie, aanjaagsubsidie of een subsidie die aan een instelling wordt verstrekt voor eenmalige activiteiten:

1° Startsubsidie: een subsidie voor het vergoeden van startkosten als notariskosten, eenmalige kleine investeringen en/of PR;

2° Aanjaagsubsidies : een subsidie voor nieuwe projecten die zich nog moeten bewijzen, gegeven voor een periode tussen de 1 en 3 jaar;

3° Subsidies voor eenmalige activiteiten : een subsidie voor éénmalige, nieuwe activiteiten of projecten.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, zoals bedoeld in artikel 4:23, lid 1 van de Awb kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op subsidie in het kader van het Innovatiefonds en op bijdragen aan instellingen vanwege een jubileumviering.

Artikel 3. Uitvoeringsregelingen

Het college stelt in uitvoeringsregelingen voorschriften vast die beschrijven welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij uitvoeringsregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2. In het geval zoals bedoeld in lid 1 bepaalt het college bij uitvoeringsregeling de wijze van verdeling van de betreffende subsidie.

  • 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Het college stelt voor het indienen van een subsidieaanvraag een aanvraagformulier vast.

  • 3. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    d. als de aanvrager een onderneming is:

    1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening;

    a. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 4. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 5. Bij uitvoeringsregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Voor een instellingssubsidie, wordt de aanvraag ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Voor een activiteitensubsidie wordt de aanvraag ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Incidentele subsidieaanvragen worden ingediend uiterlijk 6 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Bij uitvoeringsregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 7, eerste lid en tweede lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 7, derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieaanvragen die overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie weigeren:

    a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    d.de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    e. de activiteiten van de subsidieontvanger onvoldoende afgestemd zijn op die van relevante instellingen en te weinig samenwerking beoogd wordt met die instellingen.

    f. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    g. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    h. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    i. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    j. in de bij van toepassing zijnde uitvoeringsregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij uitvoeringsregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13. Verrekening

Aan de gemeente verschuldigde bedragen ter zake van huur of andere verplichtingen, verband houdend met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend kunnen worden verrekend met te betalen subsidiebedragen.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

    a. direct vastgesteld of

    b. vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een vaststelling als bedoeld in het vorige lid sub b kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 juni na afloop van het jaar waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3. Bij uitvoeringsregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in uiterlijk op 1 juni na afloop van het jaar waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    d. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij uitvoeringsregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 17. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidies van € 5.000 en hoger vast uiterlijk op 1 september.

  • 2. Bij uitvoeringsregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid en 16, eerste lid is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot vaststelling.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de uitvoeringsregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de uitvoeringsregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19. Subsidieregister

Het college maakt jaarlijks via een subsidieregister bekend welke subsidies zij op basis van deze verordening heeft verstrekt.

Artikel 20. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2012 (1e wijziging) wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2016.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2012 (1e wijziging) van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 8 maart 2016.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
P.van Vugt K.J.G. Kats

Toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2. Reikwijdte

• Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene Subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen;

• Tweede lid: Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

• Het derde lid betreft het Innovatiefonds en de bijdragen bij jubilea

- Innovatiefonds: In de gemeentebegroting is geld opgenomen voor een zogenaamd Innovatiefonds. Het doel van het Innovatiefonds is ervoor te zorgen dat een aantal initiatieven van inwoners, maatschappelijke partners en bedrijven de kans krijgt om uit te groeien tot duurzame, sociale projecten waar de inwoners van Zuidplas trots op kunnen zijn.

Een beoordelingscommissie adviseert het college van burgemeester en wethouders over de ingediende verzoeken. Uitgangspunt bij het Innovatiefonds is dat er zo min mogelijk voorwaarden en regels zijn. Dit is dan ook de reden dat de subsidieverordening niet van toepassing is op de subsidies die verstrekt worden op basis van het Innovatiefonds.

-Jubilea: Het college heeft op 27 februari 2012 de 'Richtlijnen representatie, relatie- & representatiegeschenken' vastgesteld, waarin ook is opgenomen het hoofdstuk '5. Staffelbijdrage bij jubilea van verenigingen van de gemeente Zuidplas'. Volgens deze regeling worden bijdragen bij jubilea van instellingen toegekend. De ASV is daarom niet van toepassing.

Artikel 3. Uitvoeringsregelingen

Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Deze nadere regels worden neergelegd in uitvoeringsregelingen, die per onderwerp/beleidsterrein kunnen worden vastgelegd.

Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in een uitvoeringsregeling te gebeuren.

In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van uitvoeringsregelingen: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.

Zo komen bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen ook alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad kan jaarlijks subsidieplafonds vast. Vervolgens bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdelen (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb).

Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen.

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht -in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb - (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken.

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’.

Het college stelt voor de aanvraag een formulier vast, dit betekent ook dat elke aanvraag door middel van dit aanvraagformulier moet worden gedaan. In het derde en vierde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Een aanvraag kan ook digitaal worden gedaan. Om rechtsgeldig te zijn dient ook een digitaal ingediend formulier ondertekend te zijn. Dat betekent dat een digitaal formulier moet worden:

• uitgeprint, ondertekend en per post opgestuurd aan de gemeente;

• geprint, mèt handtekening gescand en per mail verstuurd aan de gemeente;

• ondertekend via DigiD en via de gemeentelijke website ingediend.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen instellingssubsidies, activiteitensubsidies en incidentele subsidieaanvragen. Deze begrippen worden verklaard in artikel 1. Bij uitvoeringsregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid.

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Bij uitvoeringsregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden

Artikel 9. Weigerings- en intrekkings- en terugvorderingsgronden

• In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

• In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

- Onderdeel h betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies Intrekken (derde lid).

- Onder k is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college òf weigeren de subsidie te verstrekken òf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

- Onderdeel l ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een uitvoeringsregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

• Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 10. Verantwoording

Behoeft geen toelichting.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidie-ontvangers geldt.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde 'bijzondere' verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 13. Verrekening

Op grond van artikel 4:93 Awb mag een vordering slechts worden verrekend met een publiekrechtelijke schuld (subsidie), als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Daarom is in artikel 13 de mogelijkheid opgenomen tot verrekening van de huur en andere privaatrechtelijke schulden met subsidievorderingen. Dit geldt alleen, indien er een nauw verband bestaat tussen bijvoorbeeld de huurvordering en het recht op subsidie. Met name is te denken aan de situatie waarin een subsidie mede ten doel heeft de huur van een gemeentelijk gebouw te bekostigen. Dit artikel sluit aan bij de systematiek van artikel 4:57 derde lid Awb, dat het verrekenen van subsidiebedragen onderling ook slechts toelaat als er een nauw verband is tussen die bedragen en deze strekken ten behoeve van dezelfde activiteiten.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidie-ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidie-ontvanger.

Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidie-ontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000 en € 50.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidie-ontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 50.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidie-ontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een uitvoeringsregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 16. Einverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 17. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat -overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb- de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn -voor de duur van ten hoogste een nader bepaalde termijn- biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een uitvoeringsregeling of bij de subsidieverlening vastgelegd dienen te worden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19. Subsidieregister

Het college maakt jaarlijks via een subsidieregister bekend welke subsidies zij op basis van deze verordening heeft verstrekt. Het subsidieregister wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website www.zuidplas.nl, op de plek waar ook overige zaken met betrekking tot subsidie worden geplaatst.

Artikel 20. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen