Regeling vervallen per 23-03-2018

Reglement van orde gemeenteraad Enschede

Geldend van 01-04-2014 t/m 22-03-2018

Intitulé

Reglement van orde gemeenteraad Enschede

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

raad: de raad van de gemeente Enschede;

lid c.q. leden: een lid c.q. leden van de raad;

fractie: een politieke groepering in de raad;

voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

griffier: de secretaris van de raad;

griffie: de ambtelijke organisatie ter ondersteuning van de raad;

presidium: het presidium van de raad als bedoeld in artikel 4 van dit reglement;

agendacommissie: de commissie als bedoeld in artikel 5 van dit reglement;

raadscommissie: een commissie als bedoeld in de Verordening op de stedelijke commissie en de stadsdeelcommissies;

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

burgemeester: de burgemeester van de gemeente Enschede;

secretaris: de gemeentesecretaris van de gemeente Enschede;

amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

sub-amendement: voorstel tot wijziging van een amendement, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel, voortkomend uit initiatief van één of meer leden.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1 De voorzitter is belast met:

    • a

      het leiden van de vergaderingen van de raad;

    • b

      het handhaven van de orde tijdens de vergaderingen van de raad;

    • c

      het doen naleven van dit reglement;

    • d

      wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2 De raad benoemt uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter. Deze zit de vergadering voor bij afwezigheid van de voorzitter of wanneer de voorzitter in zijn hoedanigheid van burgemeester aan de vergadering dient deel te nemen.

Artikel 3 De griffie en de werkgeverscommissie

  • 1 De griffier en loco-griffiers worden benoemd door de raad. Andere medewerkers van de griffie worden benoemd door het presidium.

  • 2 De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een loco-griffier.

  • 3 De griffier geeft leiding aan de griffie.

  • 4 De werkgeverscommissie treedt op als werkgever van de griffie en neemt (individuele) rechtspositionele besluiten ten aanzien van de griffier, loco-griffiers en overig griffiepersoneel, met uitzondering van schorsing, disciplinaire maatregelen en ontslag, welke bevoegdheden blijven rusten bij de raad.

  • 5 De werkgeverscommissie bestaat uit de drie leden van de agendacommissie en regelt in onderling overleg haar voorzitterschap.

  • 6 De werkgeverscommissie bepaalt haar eigen werkwijze en vergadert in beslotenheid. Op de agenda, de stukken, het behandelde ter vergadering en het verslag wordt aan de leden van de werkgeverscommissie en eventuele ambtelijke ondersteuning geheimhouding opgelegd.

  • 7 De werkgeverscommissie vergadert tenminste twee maal per jaar en voorts zo vaak als door de voorzitter, één van beide leden of door de griffier, nodig wordt geacht.

Artikel 4 Het presidium

  • 1 Het presidium is verantwoordelijk voor de strategische sturing van de raad.

  • 2 Het presidium stelt de voorlopige agenda van de raadsvergadering vast.

  • 3 Het presidium bestaat uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitters en de voorzitters van de fracties in de raad.

  • 4 De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium; de plaatsvervangend voorzitter van de raad is plaatsvervangend voorzitter van het presidium.

  • 5 De voorzitter van een fractie kan zich bij afwezigheid laten vervangen door een lid van zijn fractie.

  • 6 De griffier is secretaris van het presidium en ondersteunt het presidium bij zijn taken.

Artikel 5 De agendacommissie

  • 1 De agendacommissie bereidt de agendering van de vergaderingen van de raad en de raadscommissies voor.

  • 2 De agendacommissie bestaat uit de plaatsvervangend voorzitter van de raad en de overige voorzitters van de stedelijke commissie als bedoeld in de Verordening op de stedelijke commissie en de stadsdeelcommissies.

  • 3 Een door de griffier aangewezen medewerker van de griffie fungeert als secretaris van de agendacommissie.

Hoofdstuk II Toelating van nieuwe leden

Artikel 6 Commissie voor de geloofsbrieven

  • 1 Een commissie van drie leden onderzoekt de geloofsbrieven van nieuwe leden en de daarbij behorende stukken, alsmede de eventuele stukken die de raad heeft ontvangen met betrekking tot de toelating van deze leden.

  • 2 De raad benoemt zo spoedig mogelijk na aanvang van een zittingsperiode uit zijn midden de leden van de commissie en drie plaatsvervangende leden. De benoeming geldt tot het einde van de zittingsperiode van de raad. De raad voorziet zo spoedig mogelijk in tussentijdse vacatures.

  • 3 De commissie bepaalt haar eigen werkwijze; zij wordt desgevraagd bijgestaan door de griffier of een door de griffier aangewezen ambtenaar.

Artikel 7 Onderzoek van de geloofsbrieven

  • 1 De voorzitter stelt de in artikel 6, eerste lid, genoemde stukken zo spoedig mogelijk na ontvangst ter beschikking van de commissie voor de geloofsbrieven.

  • 2 De commissie doet in de eerst mogelijke raadsvergadering verslag van haar bevindingen. Zij vermeldt daarbij eventuele bezwaren tegen een geloofsbrief of de toelating van een nieuwe lid en zij doet een voorstel betreffende de toelating van het nieuwe lid.

  • 3 De raad beslist direct, of indien de raad nader onderzoek nodig acht in zijn eerstvolgende vergadering, over het voorstel van de commissie.

Artikel 7 (oud) Afleggen eed of verklaring en belofte

(vervallen)

Hoofdstuk III Vergaderingen

paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Tijd en plaats van vergaderen

  • 1 De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op een maandag in de raadszaal van het gemeentehuis. Zo nodig worden zij op een andere, door de raad op voorstel van de voorzitter te bepalen dag voortgezet.

  • 2 Tijdig voor de aanvang van elk zittingsjaar stelt het presidium een vergaderschema voor dat jaar vast.

  • 3 De vergaderingen beginnen in de regel om 19.00 uur en eindigen, behoudens het bepaalde in het vierde lid, niet later dan 22.30 uur.

  • 4 Op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten dat een vergadering na 22.30 uur wordt voortgezet.

  • 5 Het presidium kan in bijzondere gevallen een vergaderdag, -tijd of -plaats bepalen, die afwijkt van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid.

Art. 8a Regeling betreffende de (in)formatie van een college

  • 1. onverwijld na de installatie van een nieuw verkozen gemeenteraad, maar uiterlijk een week na de installatie, beraadslaagt de raad in plenaire zitting over de verkiezingsuitslag. Het doel van de beraadslaging is een of meer informateurs onderscheidenlijk formateurs te benoemen en de door hen uit te voeren opdracht vast te stellen. Indien dat doel niet in de desbetreffende vergadering kan worden bereikt, besluit de raad daarover in een volgende vergadering, zo spoedig als dat mogelijk is

  • 2. Indien de gemeenteraad besluit om gebruik te maken van informateur(s) dan wel formateur(s), leggen de informateur(s) onderscheidenlijk formateur(s) hun bevindingen vast in een openbaar eindverslag dat zij aanbieden aan de gemeenteraad. De gemeenteraad beraadslaagt in een openbare plenaire vergadering over dit eindverslag zo spoedig mogelijk na aanbieding. De gemeenteraad nodigt de informateur(s) onderscheidenlijk formateur(s) uit aan deze beraadslagingen deel te nemen

  • 3. indien een informatieopdracht wordt afgerond, formuleert de raad in beginsel binnen een week na de dag van afronding een formatieopdracht, en wijst hij voor de uitvoering daarvan een of meer formateurs aan

  • 4. indien de aangewezen informateurs of formateurs hun opdracht teruggeven, formuleert de raad in beginsel binnen een week na de dag van teruggave een nieuwe opdracht, en wijst hij voor de uitvoering daarvan een of meer informateurs onderscheidenlijk formateurs aan

Artikel 9 Toezending stukken aan de raad

  • 1 De door het college vastgestelde raadsvoorstellen worden naar de griffie gezonden.

  • 2 De griffie stuurt één keer per week de raadsvoorstellen en de achterliggende stukken naar de leden.

  • 3 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het tweede lid, berusten bij de griffier en verleent de griffier de leden inzage.

Artikel 10 Agenda

  • 1 In de voorlopige agenda van de raadsvergadering wordt verwezen naar de stukken die reeds aan de leden zijn verzonden.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4 Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor behandeling kan hij het onderwerp verwijzen naar een raadscommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5 De agendapunten worden behandeld in de volgorde waarin ze op de agenda staan vermeld. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling wijzigen.

Artikel 11 Oproep; openbare kennisgeving

  • 1 De voorzitter roept de leden tenminste 7 dagen vóór de vergaderdatum op. De oproeping vermeldt datum, tijdstip, plaats en voorlopige agenda van de vergadering. In bijzondere gevallen, te zijner beoordeling, kan de voorzitter hiervan afwijken.

  • 2 Datum, tijdstip en plaats van de vergadering worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging in het plaatselijke dag- of huis-aan-huisblad en door plaatsing op de internetpagina van de gemeente, waarbij wordt vermeld waar en wanneer de agenda en de bijbehorende stukken voor een ieder ter inzage liggen.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op stukken waarvoor het bepaalde in artikel 9, derde lid, geldt.

Artikel 12 Het college

  • 1 De voorzitter nodigt de leden van het college uit om in de raadsvergadering aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslagingen voor zover die betrekking hebben op hun portefeuille.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de raad op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten dat een lid van het college niet aan de beraadslagingen over een agendapunt mag deelnemen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1 Alle bij de agendapunten behorende stukken worden, zoveel mogelijk gelijktijdig met de verzending van de voorstellen of de mededelingen waarop ze betrekking hebben, ter inzage gelegd in de leeskamer van de raad.

  • 2 Tot aan het begin van de raadsvergadering waarin het agendapunt wordt behandeld is het niet toegestaan de ter inzage liggende stukken buiten de leeskamer van de raad te brengen of te houden, behalve voor gebruik in een vergadering van een raadscommissie.

  • 3 Een lid mag het originele exemplaar van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het gemeentehuis brengen of houden. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het gemeentehuis brengen of houden.

  • 4 De voorzitter kan toestaan dat anderen dan de leden de ter inzage liggende stukken inzien.

  • 5 Stukken als bedoeld in artikel 9, derde lid, worden niet ter inzage gelegd in de leeskamer van de raad.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 14 Rookverbod

(vervallen)

Artikel 15 Presentielijst

  • 1 Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na binnenkomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het eind van de vergadering wordt de lijst door ondertekening van de voorzitter en de griffier vastgesteld.

  • 2 Een lid dat vóór de sluiting of verdaging de vergadering definitief verlaat, deelt dat mee aan de griffier.

  • 3 Leden die verhinderd zijn de vergadering bij te wonen laten dat tevoren weten aan de griffier.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1 De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2 De indeling kan, indien daartoe aanleiding bestaat, na overleg met de fractievoorzitters worden herzien.

  • 3 De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de leden van het college en de overige personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1 De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip indien het door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2 Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Verslaglegging van een openbare vergadering

  • 1. De raadsvergaderingen worden integraal vastgelegd door middel van een digitale geluidsopname.

  • 2. Van elke raadsvergadering wordt voorts door of onder verantwoordelijkheid van de griffier een besluitenlijst opgesteld. De besluitenlijst van een openbare vergadering wordt in de eerstvolgende of in de daarop volgende openbare vergadering ter goedkeuring voorgelegd aan de raad.

  • - artikel 18 lid 2: vervallen de tekst “respectievelijk besloten”

  • - artikel 18 lid 3: vervallen (zie art. 45: dubbeling).

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1 Ingekomen stukken voor de raad, niet zijnde bezwaarschriften tegen besluiten van de raad en klachten over (leden van) de raad of (medewerkers van) de griffie als bedoeld in artikel 51, worden door de griffier op een lijst geplaatst met een bijbehorend afdoeningsvoorstel. Deze lijst wordt aan de leden toegezonden en in de leeskamer van de raad, met de betreffende ingekomen stukken, ter inzage gelegd.

  • 2 De raad stelt in de vergadering de wijze van afdoening vast van de ingekomen stukken die op de lijst staan vermeld.

Artikel 20 Spreektijd

  • 1 De raad kan op voorstel van de voorzitter of van een lid aan het begin of tijdens de vergadering regels vaststellen voor de spreektijd van de leden en de overige deelnemers aan de vergadering.

  • 2 Indien een spreker de vastgestelde spreektijd overschrijdt verzoekt de voorzitter hem zijn betoog te beëindigen. De spreker is verplicht direct aan dit verzoek te voldoen.

Artikel 21 Voeren van het woord

  • 1 Niemand voert het woord zonder het aan de voorzitter gevraagd en van hem gekregen te hebben.

  • 2 De leden voeren het woord via de microfoon of interruptiemicrofoon of vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 3 De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de leden het woord krijgen. Op voorstel van een lid kan van die volgorde worden afgeweken. Van de volgorde wordt afgeweken wanneer een lid het woord vraagt voor het doen van een voorstel van orde.

  • 4 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig acht hem aan het naleven van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

Artikel 22 Handhaven orde

  • 1 Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het aan de orde zijnde agendapunt, een spreker herhaaldelijk interrumpeert of anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het lid hieraan geen gevolg geeft kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin dit plaatsheeft het woord ontzeggen over het aanhangige onderwerp.

  • 2 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1 De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten om over één of meer onderdelen van een agendapunt afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2 De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten de beraadslaging voor bepaalde tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsduur is verstreken.

Artikel 24 Termijnen

  • 1 De beraadslagingen over een agendapunt vinden plaats in ten hoogste twee termijnen. De raad kan in bijzondere gevallen besluiten dat in derde termijn het woord wordt gevoerd.

  • 2 Aan de beraadslagingen in tweede termijn mogen slechts diegenen deelnemen die ook in de eerste termijn hebben deelgenomen.

  • 3 Niemand mag in dezelfde termijn meer dan eenmaal het woord voeren, behalve de voorzitter, de rapporteur van een commissie en het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend met betrekking tot het aan de orde zijnde agendapunt. Onder het voeren van het woord wordt niet verstaan het plaatsen van interrupties als bedoeld in artikel 21, vierde lid, van dit reglement.

  • 4 Elke termijn wordt door de voorzitter afgesloten.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door andere personen

  • 1 De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen.

  • 2 De raad kan besluiten dat anderen dan de leden, de voorzitter, de griffier, de leden van het college of de secretaris deelnemen aan de beraadslagingen over een bepaald agendapunt. Een besluit daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslagingen over het betreffende agendapunt wordt aangevangen.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslagingen en voordat tot stemming wordt overgegaan heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 27 Beslissing

  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt dat een agendapunt voldoende is besproken sluit hij de beraadslagingen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2 Na sluiting van de beraadslagingen vindt stemming plaats, tenzij het agendapunt geen stemming behoeft of geen stemming over het agendapunt wordt gevraagd. Bij stemming wordt eerst gestemd over eventuele (sub)amendementen en vervolgens over het voorstel in zijn geheel.

  • 3 Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen eindbeslissing zoals het dan luidt.

Artikel 28 Wijziging en intrekking van collegevoorstellen

  • 1 Het college kan na verzending van een voorstel aan de raad besluiten dit voorstel te wijzigen of in te trekken. Het college deelt dit schriftelijk mee aan de voorzitter, die het vervolgens schriftelijk ter kennis van de leden brengt. Indien het besluit tot wijziging of intrekking wordt genomen binnen 48 uur voor aanvang van de vergadering waarvoor het voorstel voorlopig is geagendeerd, laat de voorzitter het besluit met de meeste spoed aan de voorzitters van de fracties weten.

  • 2 Een voorstel op een eenmaal door de raad vastgestelde agenda kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 3 Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het tweede lid voor advies moet worden teruggezonden aan het college, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1 De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd en ook de voorzitter zelf geen stemming verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2 In de vergadering aanwezige leden kunnen in de besluitenlijst laten aantekenen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3 Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd doet de voorzitter daarvan mededeling. De raad beslist vervolgens op voorstel van de voorzitter of hoofdelijke stemming, stemming bij handopsteken of elektronische stemming zal plaatsvinden.

  • 4 Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de griffier de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnend bij een door het lot aangewezen lid, in de volgorde waarin hun namen op de presentielijst voorkomen. De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 5 Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid verplicht zijn stem uit te brengen, tenzij hij zich op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden.

  • 6 Heeft een lid zich bij hoofdelijke stemming bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, in de besluitenlijst laten aantekenen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 7 Bij stemming door handopsteken vraagt de voorzitter de aanwezige leden door handopsteken aan te geven of zij voor of tegen zijn, dan wel zich van stemming onthouden.

  • 8 Elektronische stemming kan slechts plaatsvinden als de vergaderzaal is uitgerust met de hiervoor benodigde apparatuur. Op teken van de voorzitter geven de aanwezige leden met behulp van deze apparatuur aan of zij voor of tegen zijn, dan wel zich van stemming onthouden.

  • 9 Na afloop van een stemming deelt de voorzitter de uitslag mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en de eventuele stemonthoudingen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend wordt eerst over het amendement gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 2 Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3 Indien twee of meer amendementen of sub-amendementen zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of sub-amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4 Indien met met betrekking tot een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1 Wanneer een stemming over personen moet plaatsvinden stelt de voorzitter een stembureau in, bestaande uit drie leden, waaronder één lid als voorzitter van het stembureau.

  • 2 Er wordt gestemd door middel van stembriefjes, waarop de leden de naam vermelden van de persoon op wie zij hun stem uitbrengen of waarop zij “voor” of “tegen” vermelden indien het om de aanwijzing van één bepaalde persoon gaat. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3 Ieder ter vergadering aanwezig lid is verplicht een stembriefje in te leveren, tenzij hij zich op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden.

  • 4 Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen moeten worden gekozen. De raad kan op voorstel van de voorzitter besluiten dat meerdere stemmingen tegelijk plaatsvinden op één stembriefje.

  • 5 Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder ze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6 Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden de leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingediend geacht geen stem te hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarbij, indien het een voordracht betreft, op een niet voorgedragen persoon wordt gestemd.

  • 7 In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 8 De griffier draagt er zorg voor dat de stembriefjes na vaststelling van de uitslag worden vernietigd.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen vindt een tweede stemming plaats.

  • 2 Wanneer ook bij de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, vindt bij meer dan twee kandidaten een derde stemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld dan wordt in een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3 Indien bij de tussenstemming, de derde stemming of, in geval van twee kandidaten, de tweede stemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1 Wanneer het lot moet beslissen worden de namen van de overgebleven kandidaten door de griffier op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2 Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, door de voorzitter van het stembureau op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3 Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje staat is gekozen.

Hoofdstuk IV Rechten van leden

Artikel 34 Amendementen

  • 1 Ieder in de vergadering aanwezig lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen over een agendapunt amendementen of sub-amendementen indienen.

  • 2 Een amendement kan het voorstel inhouden om een agendapunt in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijk zal worden besloten.

  • 3 Een amendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter, gelet op het eenvoudige karakter van het voorgestelde, oordeelt dat met mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4 Intrekking van een amendement of sub-amendement door de indiener(s) is mogelijk totdat de raad erover heeft besloten.

Artikel 35 Moties

  • 1 Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2 Een motie moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3 De behandeling van een motie over een agendapunt vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4 De behandeling van een motie over een niet geagendeerd onderwerp vindt plaats nadat alle agendapunten zijn behandeld.

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1 De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2 Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 37 Initiatiefvoorstellen

  • 1 Een initiatiefvoorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2 De agendacommissie plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproep hiervoor al is verzonden. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daarop volgende vergadering geplaatst.

  • 3 De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle andere agendapunten zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel, gelet op de orde van de vergadering, tezamen met een ander agendapunt moet worden behandeld. Wanneer de raad oordeelt dat het voorstel eerst in een raadscommissie moet worden behandeld of voor advies naar het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

  • 4 De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

  • 1 Ieder lid kan schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester stellen. Onder schriftelijke vragen worden ook verstaan vragen die via e-mail worden ingediend.

  • 2 Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 3 De vragen worden ingediend bij de voorzitter. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en van het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 4 Beantwoording vindt schriftelijk of via e-mail plaats, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen drie weken na ontvangst van de vragen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden stelt de secretaris de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5 Antwoorden worden door het verantwoordelijke lid van het college of door de burgemeester aan de griffie gezonden, die ze terstond aan de leden toezendt.

  • 6 De vragensteller kan in de eerstvolgende vergadering van de raad na de behandeling van de agendapunten nadere inlichtingen vragen over het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 39 Vragenhalfuur

  • 1. Ieder lid kan vragen aan het college of de burgemeester stellen tijdens het mondeling vragenhalfuur.

  • 2. Het vragenhalfuur is het eerste agendapunt van de vergaderingen van de raad. De raad kan bepalen dat het vragenhalfuur op een ander moment in de vergadering plaatsvindt.

  • 3. Vragen voor het vragenhalfuur kunnen tot uiterlijk 10.00 uur op de dag van de raadsvergadering bij de voorzitter worden ingediend. Wanneer de vergadering van de raad op een andere tijd dan 19.00 uur aanvangt kan de voorzitter een andere uiterste tijd voor indiening van vragen voor het vragenhalfuur vaststellen.

  • 4. De voorzitter kan vragen voor het vragenhalfuur weigeren indien:

    • a

      hij de vraag niet voldoende nauwkeurig vindt aangegeven;

    • b

      het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt;

    • c

      door uitvoerigheid, gebrek aan urgentie of anderszins de vraag zich naar zijn oordeel beter leent voor de procedure van artikel 38;

    • d

      de vraag al gesteld en beantwoord is in een raadscommissie;

    • e

      de vraag het functioneren van de raad of een raadscommissie of een aangelegenheid van procedurele aard betreft; of

    • f

      hij de vraag in strijd met de openbare orde of goede

      omgangsvormen acht.

      De raad kan op voorstel van een lid besluiten om een door de voorzitter geweigerde vraag toch voor het vragenhalfuur toe te laten.

  • 5. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de ingediende vragen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld en stelt een tijdschema voor de behandeling van de vragen vast.

  • 6. Bij elke vraag krijgt de vragensteller eerst gelegenheid zijn vraag kort toe te lichten. Vervolgens wordt de vraag beantwoord door het college of de burgemeester, waarna de vragensteller aanvullende vragen kan stellen. Na beantwoording kunnen de leden aan de vragensteller, het college of de burgemeester vragen over hetzelfde onderwerp stellen.

  • 7. Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1 Een verzoek tot het houden van een interpellatie als bedoeld in artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet moet tenminste 48 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen. Als de vergadering op maandag plaatsvindt moet het verzoek vóór vrijdag 12.00 uur worden ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2 De voorzitter brengt het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en het college of de burgemeester. Het verzoek wordt in de eerstvolgende vergadering na indiening in stemming gebracht bij de behandeling van de ingekomen stukken. Indien de raad met het verzoek instemt bepaalt hij op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3 De door het interpellerende lid gestelde vragen en de beantwoording door het college of de burgemeester vormen vervolgens een agendapunt voor de vergadering.

Artikel 41 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt dient hij daartoe een schriftelijk verzoek in bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van het verzoek wordt door de indiener toegezonden aan de raad.

  • 3. 3 De verlangde inlichtingen worden door het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk gegeven in de

  • 4. eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering na indiening van het verzoek.

  • 5. De gestelde vragen en de beantwoording vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de gevraagde inlichtingen worden verstrekt.

Hoofdstuk V Onderzoek van de rekening en verantwoording

Artikel 42 Rekeningencommissie

  • 1 Een commissie van ten minste vijf en ten hoogste acht leden onderzoekt de jaarlijkse rekening en verantwoording en brengt daaarover verslag uit aan de raad.

  • 2 De raad benoemt de leden van deze commissie zo spoedig mogelijk nadat de zittingsperiode van een nieuw gekozen raad is ingegaan.

  • 3 De benoeming geldt tot het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 4 In een tussentijdse vacature benoemt de raad zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Het bepaalde in het derde lid is daarbij eveneens van toepassing.

  • 5 De griffier of een door hem aangewezen medewerker van de griffie fungeert als secretaris van de commissie.

  • 6 De commissie stelt voor haar werkzaamheden een reglement van orde vast dat de goedkeuring behoeft van de raad.

Hoofdstuk VI Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 43 Verslag; verantwoording

  • 1 Een lid, een wethouder, de burgemeester of de secretaris heeft, indien hij door de raad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of een orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het recht om in aansluiting op de behandeling van de ingekomen stukken of vóór het sluiten van de vergadering verslag te doen van zaken die in het bedoelde algemeen bestuur aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende raadscommissie.

  • 2 Ieder lid kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. Het bepaalde in artikel 38 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Wanneer een lid een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wil roepen over zijn wijze van functioneren als lid van het algemeen bestuur, besluit de raad over het toestaan daarvan. Het bepaalde in artikel 41 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing wanneer de raad een van zijn leden, een wethouder, de burgemeester of de secretaris heeft benoemd in het bestuur van andere organisaties of instituties.

Hoofdstuk VII Besloten vergadering

Artikel 44 Algemeen

  • 1 Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit regelement van overeenkomstige toepassing voor zover zij niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2 Bij een besloten vergadering zijn in beginsel alleen de leden, de voorzitter en de griffier aanwezig. De raad kan besluiten om andere personen aan de vergadering te laten deelnemen.

Artikel 45 Besluitenlijst

De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. In deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de besluitenlijst.

Artikel 46 Geheimhouding

Voor afloop van een besloten vergadering besluit de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 47 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daaromtrent, indien het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering overleg gevoerd met dat orgaan.

Hoofdstuk VIII Publiek en pers

Artikel 48 Bijwonen vergaderingen

  • 1 Publiek en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2 De voorzitter draagt er zorg voor dat belangstellenden waarvoor geen plaats meer is op de publieke tribune de vergadering elders rechtstreeks, door middel van tenminste een geluidsverbinding, kunnen volgen.

  • 3 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan vóór de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 50 Mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk IX Klachten en bezwaarschriften

Artikel 51 Behandelwijze

  • 1 De behandeling en afdoening van klachten over (leden van) de raad of (medewerkers van) de griffie wordt opgedragen aan het presidium. De behandeling en afdoening van klachten over het presidium wordt opgedragen aan de voorzitter. Voor zoveel mogelijk wordt de geldende Klachtenregeling gemeente Enschede toegepast.

  • 2 Klachten van leden over andere leden worden niet in behandeling genomen.

  • 3 De griffier registreert de klachten en stelt voor de raad jaarlijks een overzicht op van het aantal klachten, de aard van de klachten, de wijze van afdoening en de eventuele maatregelen die naar aanleiding van de klachten zijn getroffen.

  • 4 Bezwaarschriften tegen besluiten van de raad worden ter advisering in handen gesteld van de Commissie Bezwaarschriften, overeenkomstig het bepaalde in de Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 52 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 53 Inwerkingtreding

1.Dit reglement treedt in werking op de dag nadat het bekend is gemaakt en wijzigt het Reglement van orde gemeenteraad Enschede dat is vastgesteld op 11 mei 2009.

Reglement van Orde Gemeenteraad Enschede

ingesteld

10 april 2006

stuknummer 12088

1ste wijziging

02 april 2007

stuknummer 12466

artikel 4;

raadspresidium

artikel 5;

agendacommissie

artikel 51;

behandelwijze klachten en bezwaarschriften

2de wijziging

11 mei 2009

stuknummer 13894

artikel 3;

werkgeverscommissie

3de wijziging

01 maart 2010

stuknummer 14420

art 4, lid 3

art 11, lid 1

art 18, lid 1,2,3

art 41, lid 3, 4

art 53

4de wijziging

04 februari 2014

Stuknummer 17188

Toevoegen art. 8a;

(in) formateur