Regeling vervallen per 01-01-2024

Coördinatieverordening Wro gemeente Hellendoorn 2016

Geldend van 11-02-2016 t/m 31-12-2023

Intitulé

Coördinatieverordening Wro gemeente Hellendoorn 2016

De raad van de gemeente Hellendoorn;

Gelet op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening;

Gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van22 december 2015;

B e s l u i t vast te stellen de:

Coördinatieverordening Wro gemeente Hellendoorn 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    besluit: besluit als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening;

  • b.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden van besluiten in één gezamenlijke procedure volgens de coördinatieregeling van afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • c.

    bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • d.

    uitwerkingsplan, wijzigingsplan: een uitwerkingsplan respectievelijk wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • e.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • f.

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • g.

    projectafwijkingsbesluit: een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken;

  • h.

    aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, een wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit vast te stellen c.q. te verlenen, in samenhang met een besluit omtrent de verlening van een enkelvoudige of meervoudige vergunning in de zin van de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en overige besluiten die verband houden met het bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan, waaronder in ieder geval begrepen besluiten op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 3 Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd

In de volgende gevallen en onder de volgende condities kan het college van burgemeester en wethouders ambtshalve of op aanvraag besluiten gecoördineerd voorbereiden:

  • a.

    het besluit over een bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of projectafwijkingsbesluit en over een omgevingsvergunning maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten; en/of

  • b.

    een ander besluit, dat bij de coördinatie wordt betrokken, houdt verband met het bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of projectafwijkingsbesluit als bedoeld onder a; en

  • c.

    door of namens het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat het besluit als bedoeld onder b gecoördineerd kan worden voorbereid; en

  • d.

    door of namens het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat zich geen belemmering voordoet; en

  • e.

    de aanvrager zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en met de gevolgen die dat voor de aanvrager heeft.

Artikel 4 Procedureverordening

  • 1. Alvorens wordt besloten om besluiten gecoördineerd voor te bereiden als bedoeld in artikel 3, wordt vooroverleg gepleegd met de aanvrager, waarin afspraken worden gemaakt over de in te dienen stukken en welke besluiten gecoördineerd worden voorbereid.

  • 2. De stukken die benodigd zijn voor de besluiten worden zoveel mogelijk gelijktijdig ingediend, met dien verstande dat de laatste aanvraag niet later wordt ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag.

  • 3. Indien een aanvraag niet volledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende stukken binnen zes weken dan wel binnen een redelijke termijn in te dienen.

  • 4. Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in deze verordening zijn de artikelen 3:24, derde en vierde lid, 3:26 en 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 5. Onverminderd artikel 3:24, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het nemen van de besluiten aan met ingang van de dag waarop de laatste volledige aanvraag is ontvangen.

Artikel 5 Onvolledige aanvragen

  • 1. Als een termijn wordt gesteld voor het aanvullen van een aanvraag, als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, worden alle beslissingen op de te coördineren aanvragen opgeschort tot het moment waarop de aanvullende gegevens zijn verstrekt.

  • 2. Als een aanvraag om een besluit waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft, buiten behandeling wordt gelaten met toepassing van artikel 4:5, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht kan het college ook ten aanzien van andere samenhangende besluiten afzien van de gecoördineerde behandeling.

Artikel 6 Verzoek tot beëindiging

  • 1. De aanvrager kan bij het college een verzoek indienen om geheel of gedeeltelijk van een verdere gecoördineerde behandeling af te zien.

  • 2. Het college beslist binnen vier weken op het in het eerste lid bedoelde verzoek.

  • 3. Indien het college beslist dat behandeling van een besluit buiten de gecoördineerde behandeling mogelijk is, wordt de aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 8.

Artikel 7 Beëindiging door bevoegd gezag

  • 1. Het college kan de gecoördineerde behandeling op eigen initiatief geheel of gedeeltelijk beëindigen indien een meer uitgebreide behandeling van een aanvraag is vereist en dit zich verzet tegen de voortgang van de gecoördineerde behandeling van de andere aanvragen.

  • 2. Indien het college beslist dat een bepaalde aanvraag buiten de gecoördineerde behandeling wordt gelaten, wordt deze aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 8.

Artikel 8 Algemene terugvalregeling

Als een aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, wordt het tijdstip waarop deze aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. De voor deze aanvraag gebruikelijke wettelijke procedures en termijnen beginnen op dit tijdstip.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening Wro gemeente Hellendoorn 2016.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting op de Coördinatieverordening Wro gemeente Hellendoorn 2016

Algemene toelichting

Inleiding

De coördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening maakt het mogelijk dat diverse procedures gezamenlijk worden doorlopen. Hiermee vindt er efficiency plaats binnen het besluitvormingsproces, zowel door het tempo dat met de coördinatieregeling gemaakt kan worden, als door duidelijkheid die het in samenhang afhandelen van verschillende procedures met zich brengt.

Wettelijk kader

Artikel 3.30, eerste lid Wet ruimtelijke ordening: "Bij besluit van de gemeenteraad kunnen […] categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat […] de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van besluiten […].”

De wet stelt grenzen aan het toepassen van de coördinatieregeling, omdat het besluit om de regeling toe te passen grote gevolgen heeft voor de procedures van de te coördineren besluiten. Het in artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening neergelegde kader bevat twee eisen:

  • 1.

    het moet gaan om de verwezenlijking van "gemeentelijk ruimtelijk beleid" en

  • 2.

    het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Om te voldoen aan deze eisen staat de coördinatieverordening alleen coördinatie toe wanneer een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, een wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit deel uitmaakt van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan is vereist om te waarborgen dat het om de uitvoering van gemeentelijk beleid gaat; deze plannen zijn immers - naast de structuurvisie - dé planfiguur waarin de gemeente haar ruimtelijke visie kenbaar maakt. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan zitten, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging - het bestemmingsplan - als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen. Daarmee is de samenhang tussen te nemen besluiten maximaal zichtbaar en wordt de door de wet beoogde vereenvoudiging van procedures bewerkstelligd, zodat de dienstverlening aan de vergunningaanvrager geoptimaliseerd kan worden. De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt ook voor lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten.

Wat houdt de coördinatieregeling in?

Met het coördineren bedoelt de wetgever dat besluiten die met elkaar samenhangen, bijvoorbeeld één bouwplan, waarvoor een omgevingsvergunning en een bestemmingsplan nodig zijn, in één procedure worden voorbereid. De procedures voor de vergunningen en voor het bestemmingsplan worden dus gecombineerd tot één procedure. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zorgt er al voor dat meerdere vergunningen tegelijk worden verleend, maar de coördinatie met het bestemmingsplan is bewust uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gehouden door de wetgever. Daarnaast kunnen andere besluiten bij de coördinatie betrokken worden zoals een besluit op grond van de Wet geluidhinder.

Het vaststellingsbesluit over een bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan mag één van de te coördineren besluiten zijn. Als dat zo is, dan is de bestemmingsplanprocedure (ontwerp zes weken ter inzage, mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen, rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), of de procedures voor uitwerkingsplannen/wijzigingsplannen ook van toepassing op de besluiten die met het bestemmingsplan gecoördineerd worden voorbereid.

Tegen de besluiten die na die gecoördineerde voorbereidingsprocedure worden genomen kan beroep ingesteld worden en de afhandeling van beroepen tegen onderdelen van de gecoördineerde besluiten gebeurt in één keer.

Het voordeel van één enkele procedure is door de wetgever nog vergroot in artikel 8.3 van de Wet ruimtelijke ordening: er is slechts één beroepsprocedure bij maar één instantie (alleen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) waarbij de wet voorschrijft dat de Afdeling binnen zes maanden (in plaats van binnen één jaar) uitspraak moet doen. Dit is overigens een termijn van orde. Daarnaast heeft de wetgever bepaald dat de omgevingsvergunning voor een bouwplan dat met een bestemmingsplan is voorbereid, verleend kan worden voordat het bestemmingsplan in werking treedt. Als de coördinatieregeling niet wordt toegepast kan een omgevingsvergunning pas verleend worden als het bestemmingsplan in werking is getreden.

Een tweede belangrijk voordeel van de gecoördineerd voorbereide besluiten is dat de samenhang tussen de te nemen besluiten voor iedereen duidelijk is. Het vervallen van de mogelijkheden om bezwaar te maken en beroep bij de rechtbank in te stellen kan risico's met zich meebrengen, omdat een negatieve uitspraak over één van de besluiten gevolgen kan hebben voor daarmee samenhangende besluiten. In het geval van een negatieve uitspraak over het bestemmingsplan zal bijvoorbeeld ook het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen vernietigd worden.

Welke gevallen lenen zich voor coördinatie?

De wet geeft geen beperkingen aan de omvang van bouwprojecten. De coördinatieverordening kan wel beperkingen bevatten, maar dat hoeft niet. Een aanvrager zal bij grote projecten vaak zekerheid willen hebben over de planologische inpassing in een bestemmingsplan, voordat er kosten gemaakt worden om bouwtekeningen te maken. Omdat de coördinatieverordening de met waarborgen omklede bestemmingsplanprocedure verplicht stelt en omdat de omvang van de via de coördinatieverordening te realiseren projecten op natuurlijke wijze beperkt wordt, is er voor gekozen om in deze verordening geen beperkingen aan de omvang te stellen.

De coördinatieverordening beperkt zich echter tot die gevallen waarin de herziening van een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, wijzigingsplan of projectafwijkingsbesluit nodig is.

De gevolgen voor het gemeentebestuur

De verordening verhindert niet dat de gemeenteraad een afzonderlijk besluit neemt om de coördinatieregeling toe te passen in een geval dat niet onder de reikwijdte van de verordening valt. Het is bijvoorbeeld goed denkbaar dat de gemeenteraad besluit tot gecoördineerde besluitvorming over een bestemmingsplan en een ander besluit voor een geval dat niet is aangewezen in deze verordening.

De gevolgen voor de aanvrager

De besluitvorming kan efficiënter verlopen door coördinatie. Het is mogelijk om een vergunning te verlenen zonder dat het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit scheelt aanzienlijk in termijnen.

De noodzaak om een coördinatieverordening vast te stellen

De coördinatieregeling mag alleen toegepast worden als de gemeenteraad daartoe besloten heeft óf als de gemeenteraad (in een verordening) heeft vastgesteld in welke gevallen het wenselijk is om coördinatie toe te passen.

Zonder coördinatieverordening kan de coördinatieregeling dus alleen gebruikt worden als de gemeenteraad daar per geval een besluit over neemt. Dat zou betekenen dat de gemeenteraad een eerste besluit moet nemen en dat daardoor de procedure met enige vertraging start, terwijl de coördinatieregeling onder meer bedoeld is om tempo te kunnen maken.

Relatie met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt geen mogelijkheden tot het coördineren van een vergunningbesluit met een herziening, wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan. De coördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dus een aanvulling op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dat is ook een reden geweest om de coördinatieverordening toe te spitsen op die aanvulling. Op deze wijze bevat de coördinatieverordening geen elementen die via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregeld zijn.

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet samenhangende besluiten Algemene wet bestuursrecht, zijnde een aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht, in werking getreden. Daarin zijn, onder meer, procedureregels opgenomen die in acht kunnen worden genomen als besluiten gecoördineerd worden. Over het doel van de wet zegt de Memorie van Toelichting onder meer:

“Het is dus van belang een algemene wettelijke mogelijkheid te creëren om samenhang te brengen in verschillende procedures, die kunnen worden toegepast wanneer de situatie daarom vraagt.Dit wetsvoorstel geeft hieraan gestalte, door in de Algemene wet bestuursrecht een «coördinatieregeling» aan te bieden die door de bijzondere wetgever of het bestuur van toepassing kan worden verklaard. Deze regeling zorgt voor een stroomlijning van de procedures bij het voorbereiden en nemen van samenhangende besluiten en van de rechtsbescherming daartegen.”

De coördinatieverordening maakt gebruik van de geboden wettelijke mogelijkheid.

Relatie met milieuwetgeving

De gecoördineerde voorbereiding van besluiten bevat altijd een bestemmingsplanprocedure of een procedure voor een wijzigingsplan, uitwerkingsplan of een projectafwijkingsbesluit (zie ook hieronder: artikelsgewijze toelichting op artikel 2). Daarmee is gegarandeerd dat de nodige milieuwetten worden nageleefd. Deze besluiten moeten immers onderbouwd worden met de uitkomsten van onderzoeken naar bijvoorbeeld luchtkwaliteit, externe veiligheid, ecologische (hoofd-) structuur, geluid, etc.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.

Artikel 2

Artikel 2 benadrukt dat de coördinatieregeling ziet op het coördineren van het bestemmingsplan of een uitwerkingsplan of wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit. Daarbij kunnen vergunningen die een relatie hebben met het bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit ook betrokken worden bij de coördinatie. Dat kunnen omgevingsvergunningen zijn voor het bouwen van een bouwwerk of besluiten op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 3

In artikel 3 wordt aangegeven in welke gevallen het wenselijk is om besluitvorming te coördineren. De zinnen worden afgesloten met het woordje “en” voor zover de coördinatieregeling alleen toegepast mag worden als aan die voorwaarden is voldaan.

Sub a vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grond van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als tenminste het besluit over een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, een wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit én een omgevingsvergunning gecoördineerd moeten worden.

Dat kan anders zijn als naast de omgevingsvergunning ook nog andere vergunningen nodig zijn om het project te realiseren. Sub b houdt in dat, als aan de voorwaarde van sub a voldaan is, er meer besluiten in de gecoördineerde voorbereiding mogen meedoen.

Het college van burgemeester en wethouders is het coördinerende orgaan dat controleert of aan de wettelijke voorwaarden en aan de voorwaarden van de verordening voldaan is.

Sub c moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat aan de eisen is voldaan, maar het college van burgemeester en wethouders ziet ook of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan ook afzien van coördinatie.

Uit artikel 3.31 Wro blijkt dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen. Een ruime uitleg van sub c kan er niet toe leiden dat het college gevallen coördineert die niet onder de verordening vallen en waartoe de raad niet expliciet heeft besloten. De wet staat delegatie van de raadsbevoegdheid om te besluiten dat gecoördineerde besluitvorming wenselijk is niet toe.

Op grond van sub d stelt het college van burgemeester en wethouders vast of artikel 4 geen belemmering is voor het toepassen van de coördinatieregeling. Dit sub d moet beperkt uitgelegd worden: áls er een belemmering is, dan is gecoördineerde besluitvorming niet mogelijk.

Uit sub e blijkt dat de aanvrager en de gemeente samen de coördinatieregeling moeten willen toepassen. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming. Dat zou namelijk inhouden dat de aanvrager gedwongen zou kunnen worden om een vergunning aan te vragen. De aanvrager kan natuurlijk goede redenen hebben om af te zien van coördinatie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de aanvrager eerst zeker wil weten dat de bestemmingsplanherziening doorgevoerd is, voordat hij kosten wil maken voor het maken van een bouwtekening.

Artikel 4

Voor zover de wet geen aanwijzingen geeft over de manier waarop de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden, voorziet deze verordening daarin.

Artikel 5

Dit artikel bevat bepalingen hoe te handelen bij onvolledige aanvragen.

Artikel 6, 7, 8, 9 en 10

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven daarom geen toelichting.