Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie provinciaal milieu- en waterplan (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)

Geldend van 30-12-2020 t/m 21-10-2021

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie provinciaal milieu- en waterplan (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 18 december 2015 het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 ‘sámen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten in dat plan de doelen hebben opgenomen voor een gezonde en veilige leefomgeving;

Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen binnen de kaders van het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten streven naar verbetering van de economie en vitaliteit op de Brabantse zandgronden wat betreft het leef- en vestigingsklimaat, door projecten te stimuleren met betrekking tot robuuste en toekomstbestendige watersystemen, klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen, hydrologisch herstel van natura 2000 gebieden, de afronding van projecten in het kader van de Tweede Bestuursovereenkomst Water, zicht op wijst, klimaatstresstest, klimaatadaptatiedialoog en klimaatadaptatieprojecten;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daar waar sprake is van staatssteun in paragraaf 2, in het kader van rechtvaardiging van die staatssteun, de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PBEU L187/1 van 26 juni 2014 (Algemene groepsvrijstellingsverordening), van toepassing verklaren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Robuuste en toekomstbestendige watersystemen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

    Asv; Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    beheergebied DHZ: beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden als opgenomen op de kaart in bijlage 1;

  • e.

    Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

  • f.

    ecologische verbindingszone: verbindingszone als bedoeld in artikel 1, onder 1.58, van de Verordening ruimte 2014;

  • g.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • h.

    Groen ontwikkelfonds Brabant BV: fonds dat samen met andere organisaties werkt aan het vergroten, verbinden en verbeteren van de Brabantse natuurnetwerken;

  • i.

    Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant: door provincie, waterschappen en terreinbeheerders gezamenlijk in juni 2002 opgesteld handboek, inzake richtlijnen voor ontwerp, inrichting en evaluatie van een meetnet;

  • j.

    Handreiking vispassages in Noord-Brabant: door de Brabantse waterschappen in januari 2013 vastgestelde handreiking inzake de keuze voor en het ontwerp en de aanleg van vispassages in Noord-Brabant;

  • k.

    HOW: Handreiking Ontwikkeling Waterlopen;

  • l.

    HOW-systematiek: systematiek die ondersteuning en richtlijnen biedt aan projectleiders, adviseurs en planvormers bij de uitvoering van beek- en kreekherstelprojecten;

  • m.

    Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgestelde nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • n.

    KRW: Kaderrichtlijn Water;

  • o.

    KRW oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de KRW;

  • p.

    Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant: door Gedeputeerde Staten op 22 oktober 2013 vastgesteld gebiedsplan voor de Brabantse beekdalen;

  • q.

    natte natuurparel: waardevol waterafhankelijk natuurgebied in Noord-Brabant met bijzondere ecologische waarden, waarvan sommige delen verdroogd zijn zoals opgenomen op plankaart I van het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

  • r.

    Natura 2000: Natura 2000 als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • s.

    Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • t.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • u.

    Natura 2000- doelstelling; instandhoudingsdoelstelling, als beschreven in het Natura 2000-beheerplan;

  • v.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • w.

    OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • x.

    PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

  • y.

    Programmatische Aanpak Stikstof: landelijke beleidsregel Programmatische Aanpak Stikstof, als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming;

  • z.

    Provinciaal Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgesteld Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

  • aa.

    rapport “Overstroming en Natuur: een natuurlijk samengaan?”: rapport van de Werkgroep Waterberging en Natuur Noord-Brabant, opgesteld in januari 2007 door Kiwa Water Research, inzake de combinatie van waterberging en natuur en het minimaliseren van risico’s;

  • bb.

    sociale innovatie: verzamelnaam voor hedendaagse initiatieven van mensen en organisaties gericht op innovatieve oplossingen voor lokale of regionale maatschappelijke vraagstukken, die kunnen uitgroeien tot een breed initiatief van diverse partijen en personen;

  • cc.

    vismigratiefunctie: geschiktheid van een waterloop voor het migreren van aquatische en semi-aquatische organismen;

  • dd.

    vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    verdrogingsbestrijding;

  • b.

    beek- en kreekherstel;

  • c.

    het opheffen van een vismigratieknelpunt;

  • d.

    waterberging in het landelijk gebied;

  • e.

    klimaatrobuuste watersystemen in het beheergebied DHZ in de vorm van:

    • 1º.

      fysieke maatregelen;

    • 2º.

      sociale innovaties.

Artikel 1.5 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1º.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2º.

        een sluitende begroting;

    • b.

      het project voorziet in communicatie over het project, blijkend uit een beschrijving van de communicatieaanpak.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, b, c of d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de activiteiten vinden niet plaats in Natura 2000-gebieden of PAS- gebieden of ten behoeve van de Natura 2000-doelstellingen of PAS doelstellingen, maar zijn wel daarop afgestemd.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten zijn gericht op het afstemmen van de waterhuishouding op de ecologische doelstellingen van het gebied, overeenkomstig de doelstellingen opgenomen in de ambitiekaart;

    • b.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de Kaders voor het GGOR worden gevolgd;

    • c.

      de activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van een natte natuurparel.

  • 4. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken die in het Provinciaal Milieu- en Waterplan:

      • 1º.

        de functie waternatuur of de functie verweven hebben; of

      • 2º.

        zijn aangemerkt als KRW-oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      beek- en kreekherstel vinden plaats conform de HOW-systematiek, waarbij rekening wordt gehouden met het halen van de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie of het oppervlaktewaterlichaam zoals omschreven in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • c.

      het maaibeheer en het peilbeheer worden waar mogelijk aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • d.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de Kaders voor het GGOR worden gevolgd.

  • 5. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in beken en kreken die in het Provinciaal Milieu- en Waterplan:

      • 1º.

        de functie waternatuur of de functie verweven hebben ; of

      • 2º.

        zijn aangemerkt als KRW-oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van de vismigratiefunctie, waarbij er daarnaast een optimale landschappelijke en ecologische inpassing nagestreefd wordt;

    • c.

      uitvoering vindt plaats conform de Handreiking Vispassages in Noord-Brabant.

  • 6. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in landelijk gebied;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van de normen voor wateroverlast uit:

      • 1º.

        de Verordening water Noord-Brabant;

      • 2º.

        de Waterverordening waterschap Rivierenland;

    • c.

      indien het project wordt uitgevoerd binnen het Natuur Netwerk Brabant, draagt het bij aan de van toepassing zijnde doelstellingen, genoemd in:

      • 1º.

        het Leefgebiedplan Beekdalen Noord-Brabant;

      • 2º.

        de Natura 2000-beheerplannen;

      • 3º.

        de ambitiekaart;

      • 4º.

        de richtlijnen in het rapport “Overstroming en Natuur: een natuurlijk samengaan?”;

    • d.

      Indien het project wordt uitgevoerd buiten het Natuur Netwerk Brabant, wordt gestreefd naar een landschappelijk passende inrichting.

  • 7. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder e, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op maatregelen, die zijn gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening door ten minste een van de volgende maatregeltypen:

      • 1º.

        vermindering van de watervraag;

      • 2º.

        voorkomen of beperken van extra watervraag door een veranderend klimaat;

      • 3º.

        waterconservering door verbetering van de sponswerking van het systeem;

      • 4º.

        optimaliseren van de wateraanvoer;

      • 5º.

        adapteren aan de effecten van droogte;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd in het beheergebied DHZ;

    • c.

      het project betreft maatregelen die verder gaan dan de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, het Natuur Netwerk Brabant, Natura 2000 of de PAS verplicht is uit te voeren;

  • 8. Onverminderd het eerste en zevende lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel e, onder 1, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een klimaatrobuuste uitvoering van fysieke maatregelen in watersystemen;

    • b.

      de uitvoering, bedoeld onder a, heeft betrekking op een of meerdere van de volgende fysieke maatregelen:

      • 1º.

        waterbesparing door hergebruik of zuiniger toepassen van water;

      • 2º.

        waterconservering door vergroting van grondwatervoeding of optimalisatie peilbeheer of verbeteren bodemstructuur in landbouwgebied;

      • 3º.

        het robuust inrichten van beekdalen;

      • 4º.

        het vasthouden van water in natuurgebieden;

      • 5º.

        waterconservering in stedelijk gebied, waarbij hemelwater wordt benut voor de watervraag van andere functies.

  • 9. Onverminderd het eerste en zevende lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel e, onder 2, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het vergroten van betrokkenheid bij een klimaatbestendige zoetwatervoorziening;

    • b.

      het project is gericht op het bieden van handelingsperspectief van andere partijen dan waterschappen voor een klimaatbestendige zoetwatervoorziening.

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      onderzoek, voorbereiding en planvorming en uitvoering;

    • b.

      kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

      kosten ten behoeve van de verwerving van grond buiten het Natuur Netwerk Brabant voor zover:

      • 1º.

        grondverwerving noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van maatregelen;

      • 2º.

        de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven;

    • d.

      d. kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het Natuur Netwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project;

    • e.

      kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • f.

      kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, in verband met:

      • 1º.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2º.

        schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • g.

      kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • h.

      kosten voor het opstellen van een accountantsverklaring.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, komen de volgende kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie:

    • a.

      kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

      kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

      kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

      kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

      kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

      kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

      kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het Natuur Netwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

      kosten voor ontwerp, aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

  • 3. Onverminderd het eerste lid, komen de volgende kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie:

    • a.

      kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie;

    • b.

      kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie

  • 4. Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoering met betrekking tot het opheffen van het vismigratie knelpunt voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot waterberging voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, met inbegrip van de kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, ook in verband met waardedaling.

  • 6. Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoering met betrekking tot klimaatrobuuste watersystemen in het beheergebied van DHZ voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder e, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor grondverwerving, met uitzondering van kosten voor grondverwerving gemaakt voor 14 september 2014 binnen het Natuur Netwerk Brabant;

  • b.

    kosten, niet zijnde kosten voor grondverwerving, gemaakt voor 1 januari 2015 voor:

    • 1º.

      voorbereiding;

    • 2º.

      uitvoering;

  • c.

    kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • d.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • e.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • f.

    kosten die subsidiabel zijn op grond van:

    • 1º.

      een andere provinciale regeling;

    • 2º.

      het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV 2017;

  • g.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • h.

    interne personeels- of bedrijfskosten van de subsidieaanvrager;

  • i.

    kosten voor inhuur van externe, tijdelijke capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2021.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op:

  • a.

    € 11.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a, b, c en d;

  • b.

    € 12.400.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder e.

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.280.000.

Artikel 1.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      overlegt voor subsidies van € 25.000 en hoger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      houdt voor subsidies van € 125.000 en hoger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • c.

      rondt het project uiterlijk 31 december 2021 af;

    • d.

      maakt de bevindingen, resultaten en leereffecten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Indien het een project betreft als bedoeld in artikel 1.4, onder e, en het project wegens omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder c, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2022, mits hij uiterlijk 31 december 2021 alle juridische en financiële verplichtingen met betrekking tot het project aangaat.

Artikel 1.13 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 1.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3. Voor subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot, bedoeld in het derde lid, in vier gelijke delen verdeeld over vier perioden gedurende de looptijd van het project.

Artikel 1.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 2 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

beheergebied DHZ: beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden als opgenomen op de kaart in bijlage 1;

BrUG: door Provinciale Staten op 21 september 2012 vastgestelde integrale natuur en landschapsvisie “Brabant: uitnodigend groen”;

Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;

kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

KRW: Kaderrichtlijn Water;

Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

natuurorganisatie: non-profitorganisatie met een statutair doel gericht op natuur- of milieu;

PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

Programmatische Aanpak Stikstof: landelijke beleidsregel Programmatische Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen, met uitzondering van waterschappen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor uitvoeringsprojecten gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening openstaat;

  • d.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt, blijkens een kadastrale of topografische kaart, uitgevoerd in het beheergebied DHZ, opgenomen in bijlage 1;

  • b.

    het project is gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening, door ten minste een van de volgende maatregeltypen:

    • 1°.

      vermindering van de watervraag;

    • 2°.

      voorkomen of beperken van extra watervraag door een veranderend klimaat;

    • 3°.

      waterconservering door verbetering van de sponswerking van het watersysteem;

    • 4°.

      optimaliseren van wateraanvoer;

    • 5°.

      adapteren aan de effecten van droogte;

  • c.

    het project betreft maatregelen, die verder gaan dan de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, het Natuur Netwerk Brabant of de PAS verplicht is uit te voeren;

  • d.

    het project draagt bij aan een of meer van de volgende andere beleidsdoelen:

    • 1°.

      het streven naar een vitale bodem, door de bodemvruchtbaarheid, de biodiversiteit en het herstelvermogen van de bodem te verbeteren;

    • 2°.

      het verbeteren van de waterkwaliteit, bedoeld in de KRW;

    • 3°.

      het realiseren van de natuuropgaven, bedoeld in het BrUG;

    • 4°.

      het terugbrengen van wateroverlast;

    • 5°.

      klimaatadaptatie in stedelijk gebied;

    • 6°.

      het verduurzamen van de voedselketen en een economisch rendabele landbouw in het kader van agrofood;

    • 7°.

      het sluiten van grondstofkringlopen of waterkringlopen in het kader van de circulaire economie;

  • e.

    voor het project bestaat een aantoonbaar draagvlak bij belanghebbenden, blijkend uit een stakeholderanalyse, waaruit in ieder geval blijkt:

    • 1°.

      wie de belanghebbenden zijn;

    • 2°.

      of deze belanghebbenden voor of tegen het project zijn;

    • 3°.

      hoe eventuele weerstand wordt weggenomen;

  • f.

    het project is gericht op actieve kennisverspreiding en heeft een aantoonbaar leer- of uitstralingseffect;

  • g.

    het project kent een redelijke verhouding tussen de mate van doelbereik en de subsidiabele kosten;

  • h.

    het project omvat een zo groot mogelijk effect in termen van:

    • 1°.

      de omvang van het project in hectares;

    • 2°.

      het aantal m3 waterbesparing;

    • 3°.

      het aantal m3 waterconservering, of;

    • 4°.

      het aantal projectdeelnemers;

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      alle investeringskosten die rechtstreeks verband houden met het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening;

    • b.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van personeelskosten voor coördinerende taken van de aanvrager en alle deelnemers van het samenwerkingsverband, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen niet zijnde kennisinstellingen;

    • c.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van kosten derden, voor consultancy en gelijkwaardige diensten, die uitsluitend voor het project worden gebruikt, tot een maximum van € 150 per uur;

    • d.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van kosten voor de inzet van vrijwilligers tot een maximum van € 4,50 per uur;

    • e.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van communicatiekosten.

  • 2 Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren als bedoeld in het eerste lid, onder b, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    personeelskosten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • b.

    personeelskosten, met uitzondering van coördinatiekosten als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder b;

  • c.

    kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • d.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • e.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • f.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 6 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 1.000.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, 50 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, 50 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon, een natuurorganisatie of een kennisinstelling is en er geen sprake is van economische activiteiten.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. Subsidie wordt verdeeld in volgorde van de rangschikking.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      overlegt voor subsidies van € 25.000 en hoger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      houdt voor subsidies tot € 125.000 ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten, indien er sprake is van economische activiteiten;

    • c.

      houdt voor subsidies van € 125.000 en hoger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • d.

      rondt het project uiterlijk 31 december 2021 af;

    • e.

      werkt mee aan actieve kennisverspreiding over het project.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder d, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2022, mits hij uiterlijk 31 december 2021 alle juridische en financiële verplichtingen met betrekking tot het project aangaat.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

      • 2°.

        het resultaat;

      • 3°.

        kengetallen met betrekking tot het effect;

      • 4°.

        de kennisdeling en het leereffect;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken, indien er sprake is van economische activiteiten.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

      • 2°.

        het resultaat;

      • 3°.

        kengetallen met betrekking tot het effect;

      • 4°.

        de kennisdeling en het leereffect;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Voor subsidies vanaf € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer.

  • 4 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het tweede lid, in vier gelijke delen, verdeeld over vier perioden.

Artikel 2.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten, indien er sprake is van economische activiteiten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Hydrologisch herstel natura 2000 gebieden

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

    Asv; Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • e.

    Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgestelde nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • f.

    Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • g.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • h.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • i.

    Provinciaal Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgestelde Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

  • j.

    OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • k.

    vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     verdrogingsbestrijding;

  • b.

     beek- en kreekherstel;

  • c.

     de aanleg van een vispassage.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor een van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3.4, reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale regeling.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project is gericht op het realiseren van de ecologische doelstellingen die opgenomen zijn in:

      • 1°.

         een aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied, vastgesteld door de minister van Economische Zaken;

      • 2°.

         een ontwerp beheerplan Natura2000-gebied;

      • 3°.

         een beheerplan Natura2000-gebied, of;

      • 4°.

         de PAS;

    • c.

       het project dient opgenomen te zijn in de lijst met afrondingsprojecten Tweede Bestuursovereenkomst, opgenomen in bijlage 2.

    • d.

       aan het project ligt ten grondslag een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        de prestaties per project;

      • 2°.

        een omschrijving van de maatregelen;

      • 3°.

        de subsidiabele kosten;

      • 4°.

        het gevraagde subsidiebedrag per prestatie.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, is het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, in aanmerking te komen, gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken;

    • b.

       het project is gericht op beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Milieu- en Waterplan;

    • c.

       het project voldoet aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in het Milieu- en Waterplan;

    • d.

       het maai- en peilbeheer wordt aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • e.

       het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 4  Onverminderd het eerste lid, wordt het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder c, in aanmerking te komen, uitgevoerd in beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Milieu- en Waterplan.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten voor onderzoek en voorbereiding, inclusief planvorming en bestek gereed maken tot maximaal een jaar voor aanvraag van de subsidie;

    • b.

       kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

       kosten van grondverwerving van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover:

      • 1°.

         grondverwerving van de grond noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van het project;

      • 2°.

         de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven.

    • d.

       kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

       kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

       kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

       kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

       kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

       kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

       kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het natuurnetwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

       kosten voor aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

    • i.

       kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • j.

       kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

         landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • . schade, bedoeld onder i;

  • 3  Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie zoals verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding;

    • b.

       kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie zoals profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie, transporterend vermogen en karakteristieke beplanting;

    • c.

       kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • d.

       kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • e.

       kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

         landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

         schade, bedoeld onder d;

  • 4  Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder c, kosten van uitvoering voor de aanleg van een vispassage.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • b.

     grondverwerving binnen het natuurnetwerk Brabant;

  • c.

     kosten van beheer en onderhoud;

  • d.

     wettelijke taken en reguliere werkzaamheden van de subsidieaanvrager.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 november 2016 tot en met 18 november 2016.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, vast op €7.607.663.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan €125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het project is uiterlijk 31 december 2021 afgerond;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag, gespecificeerd in relatie tot de gerealiseerde doelen;

  • b.

    een communicatieverslag;

  • c.

    indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • d.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • e.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

  • f.

    een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot in vier gelijke delen, verdeeld over vier perioden.

Artikel 3.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 § 4 Afronding projecten Tweede Bestuursovereenkomst Water

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

    Asv; Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    ecologische verbindingszone: verbindingszone als bedoeld in artikel 1, onder 1.58, van de Verordening ruimte 2014;

  • e.

    EVZ: ecologische verbindingszone;

  • f.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • g.

    Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgestelde nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • h.

    Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant: door Gedeputeerde Staten op 22 oktober 2013 vastgesteld gebiedsplan voor de Brabantse beekdalen;

  • i.

    Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • j.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • k.

    natte natuurparels: waardevol waterafhankelijk natuurgebied in Noord-Brabant met bijzondere ecologische waarden, waarvan sommige delen verdroogd zijn zoals opgenomen op plankaart I van het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

  • l.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • m.

    Provinciaal Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgestelde Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

  • n.

    OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • o.

    vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    verdrogingsbestrijding;

  • b.

    beek- en kreekherstel;

  • c.

    het opheffen van een vismigratieknelpunt;

  • d.

    waterberging in het landelijk gebied;

  • e.

    de inrichting van EVZ’s van 10 meter;

  • f.

    de inrichting van EVZ’s van 25 meter.

Artikel 4.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project maakt onderdeel uit van de lijst van af te ronden projecten van de Tweede bestuursovereenkomst Water, zoals opgenomen in Bijlage 2;

    • c.

      de activiteiten zijn afgestemd op de prioriteiten en doelstellingen voor Natura 2000;

    • d.

      aan het project ligt ten grondslag een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        de prestaties per project;

      • 2°.

        de subsidiabele kosten;

      • 3°.

        het gevraagde subsidiebedrag per prestatie.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten zijn gericht op het afstemmen van de waterhuishouding op de ecologische doelstellingen van het gebied, overeenkomstig de doelstellingen opgenomen in de ambitiekaart;

    • b.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR;

    • c.

      de activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van een natte natuurparel.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • b.

      het project voldoet aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • c.

      het maai- en peilbeheer wordt aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • d.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van de vismigratiefunctie waarbij er daarnaast een optimale landschappelijke en ecologische inpassing nagestreefd wordt;

  • 5 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project geeft invulling aan de werknormen voor wateroverlast;

    • b.

      projecten binnen het natuurnetwerk Brabant worden zodanig uitgevoerd dat ze bijdragen aan de doelstellingen, zoals genoemd in het Leefgebiedplan Beekdalen Noord-Brabant, de beheerplannen en de ambitiekaart;

    • c.

      voor projecten buiten het Natuurnetwerk Brabant wordt gestreefd naar een landschappelijk passende inrichting.

  • 6 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder e, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft betrekking op een EVZ;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd buiten het natuurnetwerk Brabant;

    • c.

      er is sprake van een ecologische visie die voldoet aan de handreiking ecologische visie zoals opgenomen in bijlage 3;

    • d.

      de gemiddelde breedte van de EVZ is niet meer dan 10 meter.

  • 7 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder f, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft betrekking op een EVZ;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd buiten het natuurnetwerk Brabant;

    • c.

      er is sprake van een ecologische visie die voldoet aan de handreiking ecologische visie zoals opgenomen in bijlage 3;

    • d.

      de gemiddelde breedte van de EVZ is niet meer dan 25 meter.

Artikel 4.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten gemaakt na1 januari 2007 voor:

      • 1°.

        onderzoek;

      • 2°.

        voorbereiding;

      • 3°.

        uitvoering;

    • b.

      kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

      kosten ten behoeve van de verwerving van grond voor zover:

      • 1°.

        grondverwerving van de grond noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van het project;

      • 2°.

        de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven.

    • d.

      kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project;

    • e.

      kosten voor inhuur van externe, tijdelijke, capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten in het kader van de afronding van het tweede bestuursakkoord die vallen onder de speciale bestuurlijke afspraken tussen provincie en waterschappen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

      kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

      kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

      kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

      kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

      kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

      kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het natuurnetwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

      kosten voor ontwerp, aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

    • i.

      kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • j.

      kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

        schade, bedoeld onder i;

  • 3 Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie zoals verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding;

    • b.

      kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie zoals profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie, transporterend vermogen en karakteristieke beplanting;

    • c.

      kosten voor het opheffen van vismigratieknelpunten, voorzover het een integraal onderdeel uitmaakt van beek- en kreekherstel;

    • d.

      kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • e.

      kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • f.

      kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

        schade, bedoeld onder d;

  • 4 Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder c, kosten van uitvoering voor het opheffen van het vismigratie knelpunt, zoals de aanleg van een vispassage.

  • 5 Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder d, kosten van uitvoeringsmaatregelen ter invulling van de werknormen voor wateroverlast in het landelijk gebied.

  • 6 Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder e en f, voor subsidie in aanmerking, de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor pachtvrij maken van landbouwgrond;

    • b.

      kosten van uitvoering voor de aanleg van een EVZ.

Artikel 4.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • b.

    kosten gemaakt na 14 september 2014 ten behoeve van grondverwerving binnen het Natuurnetwerk Brabant;

  • c.

    kosten van beheer en onderhoud;

  • d.

    wettelijke taken en reguliere werkzaamheden van de subsidieaanvrager;

  • e.

    kosten reeds gesubsidieerd op grond van een andere provinciale regeling;

  • f.

    kosten voor inhuur van externe, tijdelijke, capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten in het kader van de afronding van het tweede bestuursakkoord die niet vallen onder de speciale bestuurlijke afspraken tussen provincie en waterschappen.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 november 2016 tot en met 18 november 2016.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op €23.296.037.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4,

    • a.

      onder a, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      onder b, bedraagt

      • 1°.

        75% van de subsidiabele kosten gemaakt ten behoeve van natte natuurparels;

      • 2°.

        50% van de overige subsidiabele kosten;

    • c.

      onder c en d, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten;

    • d.

      onder e, bedraagt

      • 1°.

        50% van de subsidiabele kosten, voor een EVZ van 10 meter breed;

      • 2°.

        75% van de subsidiabele kosten voor een EVZ van 25 meter breed.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor kosten van de inhuur ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten 50%.

  • 3 Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan €125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project is uiterlijk 31 december 2018 afgerond;

  • b.

    de subsidieontvanger overlegt 1 juni 2017 een tussentijds voortgangsverslag over de voortgang van het project;

  • c.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een communicatieverslag;

  • c.

    indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • d.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • e.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

  • f.

    een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag in een keer.

Artikel 4.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 5 Zicht op wijst

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Geopark Peelhorst in oprichting: het gebied op en rondom de Peelrandbreuk, waarvoor gemeenten, waterschap Aa en Maas en de provincie Noord-Brabant samenwerken om de UNESCO status ‘Geopark’ te verwerven;

  • c.

    kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

  • d.

    Peelrandbreuk: het stelsel van geologische breuken aan weerszijden van de Peelhorst, zoals aangegeven in de Brabantse Bodematlas;

  • e.

    wijst: het geohydrologisch verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grond- en oppervlaktewater tot gevolg.

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van natuurlijke personen;

    • d.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • e.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 3. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, alleen uit natuurlijke personen bestaat en geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het zichtbaar maken van het breukenstelstel van de Peelrandbreuk;

  • b.

    het zichtbaar maken van wijst;

  • c.

    het vergroten van de bekendheid en herkenbaarheid van:

    • 1°.

      wijst;

    • 2°.

      de Peelrandbreuk;

    • 3°.

      het Geopark Peelhorst in oprichting.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een provinciale subsidieregeling of het Investeringsreglement van het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV;

  • b.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 2.500 bedraagt;

  • c.

    het project is gestart voor 1 januari 2018.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project heeft een bovenlokaal karakter;

    • c.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze voldaan wordt aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid is, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a en b, in aanmerking te komen:

    • a.

      het project gelegen binnen het gebied dat op de kaart in bijlage 4 is aangeduid als:

      • 1°.

        wijstgronden;

      • 2°.

        Peelrandbreuk of Peelrandbreuk gerelateerde parallel- of zijbreuken of in een zone van 200 meter aan weerszijden daarvan;

    • b.

      de projectlocatie altijd vrij en openbaar toegankelijk.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder c, in aanmerking te komen, de regionale betrokkenheid vergroot door:

    • a.

      bij het project meerdere partijen bij de uitvoering te betrekken; of

    • b.

      als voorbeeld te dienen voor andere vergelijkbare initiatieven.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, onder b, is de projectlocatie, bij aanvragers als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, die geen economische activiteiten verrichten, minimaal 12 dagen per jaar vrij en openbaar toegankelijk.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het in het terrein zichtbaar maken van wijst of de Peelrandbreuk;

    • b.

      kosten voor educatie en voorlichting;

    • c.

      kosten voor publicaties;

    • d.

      kosten voor publieksevenementen, voor zover die direct aan wijst, de Peelrandbreuk of Geopark Peelhorst in oprichting zijn verbonden;

    • e.

      kosten voor het ontwikkelen van fiets- en wandelroutes over bestaande fiets- en wandelpaden, waardoor meerdere wijstlocaties of zichtlocaties van de Peelrandbreuk met elkaar worden verbonden;

    • f.

      kosten voor de aanleg van speciale voorzieningen ten behoeve van fiets- of wandelpaden om de Peelrandbreuk of het wijstgebied toegankelijk te maken;

    • g.

      kosten voor het opstellen van een communicatieplan van een samenwerkingsverband van minimaal 3 gemeenten, gericht op lokaal en bovenlokaal niveau;

    • h.

      kosten voor onderzoek naar de exacte ligging en werking van de Peelrandbreuk of wijst;

    • i.

      kosten voor onderzoek naar alternatieve teelten;

    • j.

      kosten derden tot een maximum van € 100 per uur.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor grondverwerving en waardedaling van de grond;

  • b.

    voorbereidingskosten die zijn gemaakt vóór 1 januari 2018;

  • c.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • d.

    kosten voor regulier beheer en onderhoud;

  • e.

    personeelskosten publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    4 april 2019 tot en met 11 december 2019;

  • b.

    2 januari 2020 tot en met 30 september 2021.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 vast op:

  • a.

    € 200.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder a;

  • b.

    € 300.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder b.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000.

  • 2. De kosten, bedoeld in artikel 5.7, eerste lid, onder f, bedragen maximaal 50% van de projectkosten tot een maximum van € 20.000.

  • 3. Indien toepassing van de voorgaande leden tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 2.500 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. Subsidie wordt verdeeld in volgorde van de rangschikking.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt uiterlijk binnen een jaar na verlening van de subsidie gerealiseerd;

    • b.

      het project, bedoeld in artikel 5.4, onder a en b, is na realisatie:

      • 1°.

        zichtbaar vanaf de openbare weg of altijd vrij en openbaar toegankelijk; of

      • 2°.

        ten minste 12 dagen per jaar vrij en openbaar toegankelijk voor publiek, bij subsidieontvangers als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, die geen economische activiteiten verrichten;

    • c.

      de resultaten van het project, bedoeld in artikel 5.4, onder c, worden toegankelijk gemaakt voor derden;

    • d.

      de subsidieontvanger neemt deel aan campagnes georganiseerd door het Geopark Peelhorst in oprichting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid overlegt de subsidieontvanger bij subsidies van € 25.000 tot € 50.000 jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 50.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt betaald in twee gelijke gedeelten gedurende de looptijd van het project.

Artikel 5.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 6 Klimaatstresstest

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene Subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Brabants klimaatadaptatieportaal: Brabantbreed digitaal platform voor informatie en projecten inzake klimaatadaptatie;

  • d.

    Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat is gericht op de maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en daartoe de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen versnelt en intensiveert;

  • e.

    Handreiking gestandaardiseerde stresstest light: een in opdracht van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie opgestelde landelijke handleiding voor een klimaatstresstest;

  • f.

    klimaatstresstest: gebiedsspecifiek onderzoek gericht op de klimaatthema’s wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen met als doel inventarisatie van de mogelijke kwetsbaarheden van een gebied als gevolg van veranderingen in het klimaat;

  • g.

    kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

  • h.

    Nationale Klimaatadaptatie Strategie: op landelijk niveau ontwikkelde strategie waarin de gevolgen van de verwachte klimaatverandering voor Nederland systematisch en sectorgericht in beeld zijn gebracht en risico’s zijn benoemd.

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van gemeenten.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een klimaatstresstest.

Artikel 6.5

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het uitvoeren van een klimaatstresstest voor het totale gemeentelijke grondgebied;

  • c.

    het project is gericht op het opleveren van een rapport dat voldoet aan de vereisten genoemd in bijlage 5;

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen kosten derden voor subsidie in aanmerking, tot maximaal € 100 per uur, inclusief eventuele niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voordat de aanvraag is ingediend;

  • b.

    kosten voor aanschaf, onderhoud en afschrijving van apparatuur en materieel.

Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2019.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, vast op € 750.000.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 75 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • a.

    € 20.000 per gemeente in geval het project zich beperkt tot één gemeente;

  • b.

    €15.000 per gemeente in geval het project wordt uitgevoerd in gezamenlijkheid met meerdere gemeenten.

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De beschikbare subsidie wordt verdeeld in de volgorde zoals door loting bepaald.

Artikel 6.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen 6 maanden na verlening van de subsidie afgerond, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal 3 maanden;

    • b.

      de subsidieaanvrager overlegt binnen 3 maanden na afronding van het project, de resultaten van het project aan Gedeputeerde Staten, ten behoeve van plaatsing op het Brabantse klimaatportaal, in de vorm van:

      • 1°.

        een rapport, dat voldoet aan de eisen van bijlage 5 en is toegespitst op de gemeente specifieke situatie;

      • 2°.

        klimaatthemakaarten en kwetsbaarheden- en kansenkaarten voor de in bijlage 5 genoemde thema’s en sectoren;

    • c.

      de subsidieaanvrager maakt de resultaten van het project, bedoeld onder b, tevens via de gemeentelijke website toegankelijk voor derden.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de einddatum van het project.

Artikel 6.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel een activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 6.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

Artikel 6.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 7 Klimaatadaptatiedialoog

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat is gericht op de maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en daartoe de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen versnelt en intensiveert;

  • c.

    Handreiking gestandaardiseerde stresstest light: een in opdracht van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie opgestelde landelijke handleiding voor een klimaatstresstest;

  • d.

    klimaatadaptatiedialoog: gebiedsgericht vormvrij overleg tussen verschillende relevante partijen dat bijdraagt aan het vergroten van het bewustzijn over de kwetsbaarheden en kansen bij klimaatverandering enerzijds en dient tot het bespreken van mogelijkheden om in te spelen op deze kwetsbaarheden en kansen door middel van concrete maatregelen anderzijds;

  • e.

    klimaatstresstest: onderzoek gericht op de klimaatthema’s wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen met als doel agendering en bewustwording van de mogelijke kwetsbaarheden van een gebied als gevolg van veranderingen in het klimaat;

  • f.

    kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

  • g.

    Nationale Klimaatadaptatie Strategie: op landelijk niveau ontwikkelde strategie waarin de gevolgen van de verwachte klimaatverandering voor Nederland systematisch en sectorgericht in beeld zijn gebracht en risico’s zijn benoemd waarvoor de komende jaren extra aandacht nodig is omdat ze grote gevolgen voor de samenleving kunnen hebben;

  • h.

    uitvoeringsagenda: plan van aanpak met daarin opgenomen concrete maatregelen voor de in de klimaatstresstest en klimaatadaptatiedialoog onderscheiden meest urgente kwetsbaarheden en kansen.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van gemeenten.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het voeren van een klimaatadaptatiedialoog.

Artikel 7.5

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    voorafgaand aan het project is een klimaatstresstest uitgevoerd die voldoet aan de eisen van bijlage 5;

  • c.

    het project is gericht op het voeren van een klimaatadaptatiedialoog aan de hand van de in de klimaatstresstest

    geconstateerde kwetsbaarheden en kansen, in overeenstemming met de eisen uit bijlage 6;

  • d.

    de planning en de prioritering voor het voeren van de klimaatadaptatiedialoog sluiten aan bij de resultaten van de uitgevoerde klimaatstresstest;

  • e.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      interne loonkosten;

    • b.

      kosten derden.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 3. Kosten derden, bedoeld in het eerste lid, onder b, zijn subsidiabel tot maximaal € 100 per uur, inclusief eventuele niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voordat de aanvraag is ingediend;

  • b.

    kosten voor aanschaf, onderhoud en afschrijving van apparatuur en materieel. 

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    1 mei 2018 tot en met 4 september 2019;

  • b.

    11 november 2019 tot en met 1 oktober 2020.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4 vast op:

  • a.

    € 350.000 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder a;

  • b.

    € 600.000 voor de periode, genoemd in artikel 7.9, onder b.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • a.

    € 15.000 in geval het project zich beperkt tot één gemeente;

  • b.

    € 15.000 per gemeente in geval de subsidieaanvrager een samenwerkingsverband is als bedoeld

    in artikel 7.2, eerste lid, onder b.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. Subsidie wordt verdeeld in volgorde van de rangschikking.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 7.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    rondt het project uiterlijk 1 juli 2021 af;

  • b.

    voert de klimaatadaptatiedialoog met de partijen en over de onderwerpen genoemd in bijlage 6 bij deze regeling;

  • c.

    zorgt dat het project resulteert in een uitvoeringsagenda waarin de concrete klimaatadaptatie-maatregelen zijn benoemd, die minimaal de meest urgente kwetsbaarheden en kansen adresseren die op grond van de klimaatstresstest zijn gesignaleerd;

  • d.

    zendt de uitvoeringsagenda, bedoeld onder c, digitaal toe aan de provincie.

Artikel 7.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel een activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag. Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 7.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 8 Vitale bodem

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    kennisdeling: het delen van kennis over het verbeteren van de vitaliteit van de bodem met natuurlijke personen en rechtspersonen binnen en buiten Noord-Brabant;

  • d.

    kennisontwikkeling: het verkrijgen van kennis over het verbeteren van de vitaliteit van de bodem door agrariërs in Noord-Brabant;

  • e.

    Landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (PBEU 2014 L193/1);

  • f.

    MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die aan de criteria van bijlage I van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening voldoet;

  • g.

    niet productieve investering: investering als bedoeld in artikel 2, onder 22, van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • h.

    vitaliteit van de bodem: mate waarin de bodem in staat is mineralen en voedingsstoffen te binden en uitspoeling of afspoeling daarvan te voorkomen, de mate waarin water, lucht en een gevarieerd bodemleven beschikbaar zijn en de mate waarin water in de bodem kan infiltreren.

Artikel 8.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      MKB-ondernemingen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen als bedoeld onder a.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het verbeteren van de vitaliteit van de agrarische bodem;

  • b.

    het overdragen van kennis over het verbeteren van de vitaliteit van de agrarische bodem.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000;

  • c.

    voor het project reeds provinciale subsidie is verstrekt;

  • d.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • e.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager is een MKB-onderneming als bedoeld in artikel , 8.2, eerste lid, onder a;

    • b.

      de subsidieaanvrager is actief in de primaire landbouwproductie;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      het project is gericht op het verbeteren van de vitaliteit van de agrarische bodem;

    • e.

      het project is gericht op het oplossen van knelpunten ten aanzien van de bestaande vitaliteit van de agrarische bodem met betrekking tot natuur, water en agrarische opbrengst;

    • f.

      het project, bedoeld onder d, wordt uitgevoerd in de vorm van:

      • 1°.

        et toepassen van maatregelen die de verdichting van de bodem tegengaan;

      • 2°.

        het toepassen van maatregelen die het vasthoudend vermogen van de bodem voor mineralen en water vergroten;

      • 3°.

        het aanpassen van de gewaskeuze;

      • 4°.

        het verwerken van compost of gefermenteerd organisch materiaal;

    • g.

      de compost of het gefermenteerd organisch materiaal, bedoeld in onderdeel f, onder 4º;

      • 1°.

        bestaat uit biomassa;

      • 2°.

        wordt volledig op de bodem verwerkt;

      • 3°.

        wordt verwerkt binnen vijf kilometer van de productielocatie;

    • h.

      het project wordt uitgevoerd op ten minste 100 hectare landbouwgrond, blijkend uit een plattegrond op een schaal van 1:25.000;

    • i.

      het project is gericht op bodem met een agrarische bestemming;

    • j.

      het project bestaat uit:

      • 1°.

        maatregelen die in den lande eerder zijn toegepast en waarvan is aangetoond dat deze hebben geleid tot een verbetering van de vitaliteit van de agrarische bodem;

      • 2°.

        maatregelen die niet eerder in den lande zijn toegepast, maar die aantoonbaar zullen leiden tot een verbetering van de vitaliteit van de agrarische bodem;

    • k.

      het project is gericht op niet-productieve investeringen;

    • l.

      het project is tevens gericht op monitoring van de effecten van de maatregelen;

    • m.

      het project is tevens gericht op kennisdeling en draagt bij aan kennisontwikkeling;

    • n.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten van deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, onder b;

    • b.

      de subsidieaanvrager verricht activiteiten op het gebied van kennisoverdracht;

    • c.

      het project is gericht op het overdragen van kennis over het verbeteren van de vitaliteit van de agrarische bodem;

    • d.

      het project, bedoeld onder c, wordt uitgevoerd in de vorm van:

      • 1°.

        de organisatie van beroepsopleidingen;

      • 2°.

        opleidingscursussen;

      • 3°.

        workshops;

      • 4°.

        coaching.

    • e.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • f.

      de subsidieaanvrager zet voor het project, bedoeld onder c, gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel in, blijkend uit een curriculum vitae;

    • g.

      het project, bedoeld onder c, is gericht op het overdragen van kennis aan MKB-ondernemingen in Noord-Brabant die actief zijn in de primaire landbouwproductie;

    • h.

      indien de subsidieaanvrager een producentenorganisatie is, wordt het lidmaatschap van die organisatie voor de MKB-onderneming geen voorwaarde voor deelname;

    • i.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten van deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder a, en voor zover het niet-productieve investeringen betreft, komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het inschakelen van ingenieurs en adviseurs over ecologische en economische duurzaamheid, tot een maximum van 50% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten voor het toepassen van maatregelen die de verdichting van de bodem tegengaan;

    • c.

      kosten voor het toepassen van maatregelen die het vasthoudend vermogen van de bodem voor mineralen en water vergroten;

    • d.

      kosten voor aangepaste gewaskeuze, verminderd met de opbrengsten;

    • e.

      kosten voor het maken van compost of gefermenteerd organisch materiaal, verminderd met de opbrengsten;

    • f.

      kosten voor het opzetten van een inrichting voor het maken van compost of gefermenteerd organisch materiaal voor eigen gebruik;

    • g.

      interne loonkosten ten behoeve van a tot en met f.

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de organisatie van beroepsopleidingen;

    • b.

      kosten voor opleidingscursussen;

    • c.

      kosten voor workshops;

    • d.

      kosten coaching;

    • e.

      kosten ten behoeve van bedrijfsbezoeken als onderdeel van workshops, opleidingen of cursussen;

    • f.

      interne loonkosten ten behoeve van de organisatie van a tot en met f.

  • 3. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager als bedoeld in het eerste lid, onder g, en het tweede lid, onder f, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 70 per uur, indien het betreft een subsidieontvanger of de leden van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, onder a en c;

    • b.

      € 125 per uur, indien het betreft een subsidieontvanger als bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, onder b.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 8.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet in aanmerking voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder a:

    • a.

      investeringen in of afschrijvingen op machines of onroerende zaken;

    • b.

      kosten in verband met een leasingcontract, zoals de marge voor de leasinggever;

    • c.

      kosten van de herfinanciering van rente;

    • d.

      overheadkosten;

    • e.

      kosten van verzekeringspremies;

    • f.

      werkkapitaal;

    • g.

      kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten en eenjarige gewassen;

    • h.

      kosten voor de aanplant van eenjarige gewassen;

    • i.

      kosten voor afwateringswerkzaamheden;

    • j.

      kosten voor de aankoop van dieren.

  • 2. In afwijking van artikel 8.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet in aanmerking voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b:

    • a.

      kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers;

    • b.

      de kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de deelnemers.

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 juni 2019 tot en met 3 juni 2020.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op € 800.000.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 8.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start binnen zes maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      het project wordt binnen vijf jaar na verlening van de subsidie afgerond, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger monitort de effecten van de maatregelen gedurende de looptijd van het project en overlegt daartoe jaarlijks aan Gedeputeerde Staten:

      • 1°.

        de bereikte resultaten;

      • 2°.

        een toelichting op de afwijkingen van de inhoud van het projectplan;

      • 3°.

        de belemmeringen bij de uitvoering van het project;

      • 4°.

        de wijze waarop de bevindingen en resultaten van het project zijn gedeeld;

      • 5°.

        de conclusies en aanbevelingen;

    • d.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • e.

      de bevindingen en resultaten, bedoeld onder d, worden tijdens de looptijd van het project op verzoek van studenten in het agrarisch onderwijs met die studenten gedeeld;

    • f.

      bij subsidies van €25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • g.

      bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 8.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerst lid, wordt betaald in jaarlijks gelijke gedeelten gedurende de looptijd van het project.

Artikel 8.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2021 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 10 Klimaatadaptatieprojecten

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene Subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Brabants klimaatadaptatieportaal: Brabantbreed digitaal platform voor informatie en projecten inzake klimaatadaptatie;

  • d.

    Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat is gericht op de maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en daartoe de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen versnelt en intensiveert;

  • e.

    klimaatstresstest: gebiedsspecifiek onderzoek gericht op de klimaatthema’s wateroverlast, hitte, droogte of overstromingen met als doel inventarisatie van de mogelijke kwetsbaarheden en kansen van een gebied als gevolg van veranderingen in het klimaat;

  • f.

    kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

  • g.

    Nationale Klimaatadaptatie Strategie: op landelijk niveau ontwikkelde strategie waarin de gevolgen van de verwachte klimaatverandering voor Nederland systematisch en sectorgericht in beeld zijn gebracht en risico’s zijn benoemd;

Artikel 10.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van gemeenten;

    • c.

      een samenwerkingsverband van gemeenten en privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      treedt een gemeente op als penvoerder;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 3. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      vraagt een gemeente de subsidie aan;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van fysieke klimaatadaptatiemaatregelen.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    aanvrager nog geen voor het project relevante klimaatstresstest heeft uitgevoerd;

  • c.

    voor het project reeds een provinciale subsidie is verstrekt;

  • d.

    het project gericht is op het treffen van maatregelen voor het besparen van grondstoffen of energie, of voor het opwekken van duurzame energie;

  • e.

    het project gericht is op maatregelen die de gemeente reeds wettelijk verplicht is te treffen;

  • f.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het uitvoeren van fysieke klimaatadaptatiemaatregelen;

  • c.

    de klimaatadaptatiemaatregelen zijn gericht op het aanpakken van kwetsbaarheden die in de klimaatstresstest gesignaleerd zijn;

  • d.

    de klimaatadaptatiemaatregelen bieden een concrete oplossing voor de kwetsbaarheden en kansen die in een voor het project relevante klimaatstresstest gesignaleerd zijn;

  • e.

    het project levert tevens een bijdrage aan één van de volgende doelstellingen, die zijn afgeleid uit de hoofdopgave ‘Klimaatproof’ uit de Brabantse Omgevingsvisie:

    • 1°.

      het versterken van de relatie tussen stedelijk en landelijk gebied;

    • 2°.

      het verbeteren van de natuurlijke werking van het bodem-watersysteem, waaronder het waterbufferend vermogen, de verbetering van waterkwaliteit, de bescherming van grondwater of de vermindering van de vraag naar drinkwater;

    • 3°.

      het verbeteren van de omgevingskwaliteit, waaronder leefbaarheid en biodiversiteit;

    • 4°.

      het bevorderen van een gezonde leefomgeving;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      op welke wijze het project bijdraagt aan de klimaatbestendigheid van een of meerdere sectoren die zijn opgenomen in de Nationale Klimaatadaptatie Strategie;

    • 3°.

      op welke wijze kennis wordt gedeeld over de aanpak en resultaten van het project;

    • 4°.

      een realistische planning;

    • 5°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    materiaalkosten;

  • b.

    kosten derden.

Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voordat de aanvraag is ingediend;

  • b.

    kosten waar subsidieontvanger reeds uit anderen hoofde een bijdrage voor ontvangt;

  • c.

    kosten die niet rechtstreeks verband houden met het leveren van een bijdrage aan doelstellingen van klimaatadaptatie;

  • d.

    interne apparaatskosten;

  • e.

    grondverwervingskosten of kosten voor waardedaling van grond.

Artikel 10.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2019 tot en met 18 december 2019.

Artikel 10.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4, voor de periode genoemd in artikel 10.9, vast op € 2.000.000.

Artikel 10.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, bedraagt 25 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 10.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. ndien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project wordt binnen drie maanden na verlening van de subsidie gestart en is uiterlijk op 31 december 2021 afgerond;

  • b.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt binnen drie maanden na oplevering van het project de resultaten van het project aan Gedeputeerde Staten, ten behoeve van plaatsing op het Brabantse klimaatadaptatieportaal, in de vorm van:

    • 1°.

      rechtenvrij foto- of videomateriaal;

    • 2°.

      een beschrijving van het resultaat van het project;

  • d.

    de subsidieaanvrager deelt zijn kennis over de aanpak en de resultaten van het project;

  • e.

    de subsidieaanvrager maakt de resultaten van het project, bedoeld onder c, tevens via de gemeentelijke website toegankelijk.

Artikel 10.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 10.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot bedoeld in het eerste lid, in twee gelijke gedeelten gedurende de looptijd van het project.

Artikel 10.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§11 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11.1 Intrekking

De Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 11.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 2 februari 2016 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1: Beheergebied Deltaplan hoge zandgronden Noord-Brabant

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Lijst met afrondingsprojecten Tweede Bestuursovereenkomst

project

Beekherstel Tovensche Beek

Dynamisch Beekdal kasteel Heeswijk, Middelrode en Seldensate (fase 2, 3 en 4)

Beekherstel/EVZ Peelse Loop

Totaalaanpak EVZ’s en beekherstel Helmond

Vlijmens ven/Moerputten

Keenehaven

Project Turfvaart - Bijloop zuid

EVZ Dorpswaterloop Alphen

EVZ Kraggeloop

EVZ Kibbelvaart Halderberge

Bovenmark Ulvenhout-Galder-Breda

EVZ Reijnierpolder

Waterberging Valkenswaard Zuid

Een traject van de Essche Stroom (Kom Esch-Ruiting)

Ruiting Landgoed Vught

EVZ Schone Leij Tilburg

Vispassages Opwettensche Watermolen

Vispassage Boven-Dommelgebied

Kleine Beerze Vessem

Herinrichting Buulder Aa

Andels Broek

Afwateringskanaal Noord/EVZ Kornsche Boezem-Pompveld

Herstel Biesbosch kreken (verdrogingsbestrijding/beekherstel), fase B

Vierbanse Gantel, Herstel Biesbosch kreken vispassages/EVZ, fase B

Natte Natuurparel Landschotse Heide

Natte Natuurparel De Brand

Waterberging Kleine Dommel icm beekherstel en herstel natte natuurparel

Strijper Aa

Kampina fase 2

Bijlage 3 Handreiking ecologische visie

Bij subsidieaanvragen voor ecologische verbindingszones is het van belang om hieraan een goede ecologische onderbouwing ten grondslag te leggen. Het uitgangspunt hierbij is dat in een goede visie de volgende vragen worden beantwoord:

 

1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone verbonden?

Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief bronvermelding).

 

2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten aanzien van de keuze van deze doelsoorten?

Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt zijn.

 

In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te geven van alle mogelijke doelsoorten.

 

Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen het robuuste natuurnetwerk kan vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende functie van de verbindingszone. Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als doelsoort wordt daarom gekozen voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’

 

3. Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden voor de verbindingszone?

Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben. Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt (qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden. Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.

 

Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een ecologische visie worden gegeven.

 

4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de gekozen doelsoorten?

In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef- of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.

 

5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op elkaar afgestemd?

In de visie is aangegeven waar – en met welke frequentie – er binnen de verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone plaatsvindt.

 

Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met (extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.

 

6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en cultuurhistorische aspecten?

Indien er opvallende zaken bij deze aspecten van toepassing zijn, worden zij meegenomen in de beoordeling. Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan:

  • -

    een voorstel tot bosaanleg in een gebied met een typisch open landschappelijk karakter;

  • -

    het voorstel tot hermeandering van een gegraven waterloop (graaf, leij, turfvaart);

  • -

    het voorstel tot een inrichtingsprofiel van een laaglandbeek in de bovenloop van een waterloop of omgekeerd;

  • -

    het voorstel om een natte EVZ aan te leggen over of door een dekzandrug;

  • -

    het voorstel om een gebied in te richten volgens het natuurdoeltype ‘nat schraalland’ op een locatie waar geen kwel verwacht wordt.

Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie wordt aangegeven of bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de inrichting.

 

7. Heeft er over de plannen voor de EVZ afstemming plaatsgevonden met relevante betrokken partijen, in ieder geval waterschap en gemeente?

De eerste verantwoordelijkheid voor het aanleggen van ecologische verbindingszones ligt bij waterschappen (‘natte’ EVZ’s ) en bij gemeenten (‘droge’ EVZ’s). Deze overheden hebben in veel gevallen al plannen opgesteld en voorbereidingen getroffen voor de realisatie van EVZ’s. Bovendien heeft de provincie in ieder geval met de waterschappen al afspraken gemaakt over de uitvoering. We willen niet dat deze voorbereidingen, plannen en afspraken niet doorkruist worden, of dat er slechts ‘snippers’ EVZ aangelegd worden, die geïsoleerd blijven liggen. Daarom moet aangegeven worden hoe er afgestemd is met het betreffende waterschap en/of gemeente waar de EVZ in gelegen is en dat het waterschap en/of de gemeente geen bezwaar heeft tegen de plannen.  

 

Bijlage 4 behorende bij artikel 5.6 van de Subsidieregeling Provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 behorende bij de artikelen 6.6, 6.13 en 7.6 van de Subsidieregeling Provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

Inhoud klimaatstresstest

Het op te leveren rapport met de resultaten van de klimaatstresstest, voldoet aan de volgende vereisten:

  • 1.

    Aangegeven wordt welke ruimtelijke en andere gevolgen klimaatverandering en de aanpassing daaraan, mogelijk hebben voor de gemeente. Daarbij worden per klimaatthema minimaal, de volgende vragen beantwoord, uitgaande van het in de landelijke Handreiking gestandaardiseerde stresstest light gehanteerde ‘KNMI 2014-klimaatscenario WH’:

    Wateroverlast

    • -

      Wat betekent klimaatverandering voor het neerslagpatroon?

    • -

      Waar in het bebouwd gebied blijft het water na hevige neerslag staan?

    • -

      Waar lopen gebouwen en infrastructuur risico als gevolg van wateroverlast?

    • -

      Waar neemt overlast door grondwaterstijging toe?

    • -

      Waar lopen landbouw- en natuurgebieden risico?

  • Hitte

    • -

      Hoeveel tropische dagen zijn er per jaar?

    • -

      Hoe vaak en waar treedt hittestress op door warme nachten?

    • -

      Wat is de invloed van hitte op het aanwezige oppervlaktewater?

  • Droogte

    • -

      Hoe hoog is het neerslagtekort?

    • -

      Welk effect heeft droogte op de grondwaterstand?

    • -

      Welke indirecte effecten kunnen optreden als gevolg van droogte (landbouw, natuur, etc.)?

  • Overstromingen

    • -

      Hoe groot is de overstromingskans voor een bepaald gebied?

    • -

      Hoe hoog komt het water bij een overstroming dan te staan?

    • -

      Welke economische en maatschappelijke schade kan optreden bij een overstroming?

    • -

      Hoe hoog is de kans op overlijden bij een overstroming?

  • 2.

    Beschreven wordt welke sectoren, voorzieningen en maatschappelijke actoren in de gemeente kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering of juist kansen krijgen, waarbij minimaal wordt gekeken naar de in de Nationale Adaptatie Strategie genoemde sectoren:

    • -

      Water en ruimte

    • -

      Natuur

    • -

      Landbouw

    • -

      Gezondheid

    • -

      Recreatie en toerisme

    • -

      Infrastructuur

    • -

      Energie

    • -

      ICT en telecom

    • -

      Veiligheid

  • 3.

    Zowel de nulsituatie als toekomstige scenario’s worden geschetst.

  • 4.

    De resultaten worden verwerkt in klimaatthemakaarten en kwetsbaarheden- en kansenkaarten.

Bijlage 6 behorende bij de artikelen 7.6 en 7.13 van de Subsidieregeling Provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

Inhoud klimaatadaptatiedialoog

Bij de klimaatadaptatiedialoog minimaal te betrekken partijen:

  • -

    waterschap(pen)

  • -

    woningcorporaties

  • -

    netwerkbeheerders

  • -

    GG&GD (gemeente)

  • -

    openbare werken en riolering (gemeente)

  • -

    maatschappelijke organisaties, zoals bewonersgroeperingen

  • -

    overige relevante partijen, door de gemeente naar eigen inzicht te bepalen aan de hand van de Inventarisatielijst in Annex 2 bij de Handreiking gestandaardiseerde stresstest light, te raadplegen via de Stakeholdersanalyse op de landelijke informatiesite voor klimaatadaptatie https://ruimtelijkeadaptatie.nl/risicodialoog/uitleg-tips/.

Bij de klimaatadaptatiedialoog minimaal te betrekken onderwerpen:

  • -

    Zijn de in beeld gebrachte kwetsbaarheden juist?

  • -

    Welke kansen biedt de verandering van het klimaat?

  • -

    Welke problemen of toekomstige problemen willen we oplossen?

  • -

    Op welk schaalniveau liggen oplossingen (lokaal of regionaal)?

  • -

    Welke meekoppelkansen kunnen we benutten?

  • -

    Is er behoefte aan aanvullende onderzoeken of kennis?

  • -

    Wie gaat welke maatregelen uitvoeren?