Regeling vervallen per 02-04-2019

Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant

Geldend van 02-04-2019 t/m 01-04-2019

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant

Het dagelijks bestuur van het Waterschap Brabantse Delta en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam tot 1 januari 2016, Bergen op Zoom, Breda, Dongen vanaf 1 januari 2014, Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk vanaf 1 januari 2014, Oosterhout, Roosendaal, Woensdrecht, Zundert vanaf 1 januari 2016 en Rucphen vanaf 1 januari 2018;

overwegende:

dat het gewenst is om hun samenwerking bij de heffing en invordering van waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen, alsmede bij de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken vorm te geven op basis van een gemeenschappelijke regeling;

dat het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten van hun algemeen bestuur, respectievelijk raden van de gemeenten daartoe de vereiste toestemmingen hebben verkregen;

dat het voornemen bestaat om per 1 maart 2010 de gemeenschappelijke regeling bestuurlijk op te richten, de organisatie vanaf dat moment verder in te richten en operationeel te maken en de taken m.i.v. 1-1-2012 daadwerkelijk gezamenlijk uit te gaan voeren;

dat het om deze reden gewenst is om per 1 maart 2010 een gemeenschappelijke regeling te sluiten;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, hoofdstukken V;

besluiten:

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Hoofdstuk 1 : Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

  • b.

    regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

  • c.

    BWB: het openbaar lichaam Belastingsamenwerking West-Brabant;

  • d.

    deelnemer: een aan de regeling deelnemende gemeente en waterschap;

  • e.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de BWB;

  • f.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de BWB;

  • g.

    voorzitter: de voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur van de BWB;

  • h.

    directeur: de door het dagelijks bestuur van de BWB benoemde directeur;

  • i.

    heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van de BWB, als bedoeld in van de Gemeentewet en de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen van belastingen en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • j.

    invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van de BWB, als bedoeld in de Gemeentewet en de Waterschapswet, bevoegd tot invordering van belastingen;

  • k.

    ambtenaar van de BWB: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van de BWB, als bedoeld in de Gemeentewet en de Waterschapswet, bevoegd tot de heffing of de invordering van belastingen en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • l.

    belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van de BWB als bedoeld in de Gemeentewet en de Waterschapswet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;

  • m.

    belastingen: de in dit artikel onder n en o genoemde belastingen;

  • n.

    gemeentelijke belastingen: de belastingen die de gemeente heft op grond van hoofdstuk XV van de Gemeentewet of krachtens specifieke wetten;

  • o.

    waterschapsbelastingen: de belastingen die het waterschap heft op grond van Hoofdstuk XVI en XVII van de Waterschapswet of krachtens specifieke wetten;

  • p.

    belastingverordening: de verordening tot heffing en invordering van belastingen of rechten, vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap of de raden van de gemeenten;

  • q.

    nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Gemeentewet, Waterschapswet, Wet waardering onroerende zaken en de belastingverordeningen;

  • r.

    kwijtscheldingsregels: de door het algemeen bestuur van het waterschap en de raden van de gemeenten vastgestelde regels als bedoeld in respectievelijk artikel 144 van de Waterschapswet en artikel 255 van de Gemeentewet;

Hoofdstuk 2: Het Openbaar Lichaam

Artikel 2 Openbaar lichaam BWB

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant” hierna te noemen BWB.

  • 2. Aan deze regeling kunnen geen rechtspersonen, zijnde geen openbare lichamen, deelnemen.

  • 3. De BWB is gevestigd te Etten-Leur.

  • 4. Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.

Artikel 3 Bestuur

Het bestuur van de BWB bestaat uit:

  • 1.

    het algemeen bestuur;

  • 2.

    het dagelijks bestuur;

  • 3.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 3: Belangen en bevoegdheden

Artikel 4 Te behartigen belangen

In het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden de belangen van de deelnemers, elk voor zover het hun grondgebied betreft, behartigd op het gebied van :

  • a.

    de heffing en invordering van belastingen;

  • b.

    de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • c.

    de uitvoering van de Basisadministratie Adressen en Gebouwen,

voor zover deze in de besluiten tot deelname aan de regeling niet uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de taakoverdracht aan de BWB.

Artikel 5 Overdracht bevoegdheden en uitvoeringsconvenant

  • 1. Aan het bestuur van de BWB worden alle bestuursbevoegdheden overgedragen die samenhangen met de in artikel 4 genoemde taakgebieden, met uitzondering van de verordenende bevoegdheden.

  • 2. Ter uitvoering van de in artikel 4 overgedragen taken en de in het eerste lid overgedragen bestuursbevoegdheden worden uitvoeringsconvenanten aangegaan met de ambtelijke organisatie van de BWB, in deze vertegenwoordigd door de directeur, en de deelnemer, in deze vertegenwoordigd door de secretaris. Het uitvoeringsconvenant bevat tenminste afspraken over de verplichtingen van de BWB en de deelnemer in relatie tot de taakoverdracht, de contactmomenten ambtelijke organisaties, verantwoordelijkheden P&C cyclus, de informatie-uitwisseling over de heffing en inning en de financiële geldstromen.

Hoofdstuk 4: Algemeen bestuur

Artikel 6 Omvang en samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Aan het hoofd van de BWB staat een algemeen bestuur, bestaande uit zoveel leden als er deelnemers zijn, waaronder de voorzitter.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het waterschap en elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten wijst uit zijn midden één lid aan.

  • 3. Voor elk aangewezen lid wijzen het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten uit hun midden een plaatsvervanger aan die dat lid bij verhindering vervangt.

  • 4. Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur geven het dagelijks bestuur van het waterschap of de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die het aangaan terstond kennis aan de voorzitter van de BWB.

Artikel 7 Onverenigbare betrekking

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld bij de BWB.

  • 2. Met ambtenaar als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van de BWB werkzaam zijn op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel 8 Beëindiging lidmaatschap algemeen bestuur

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het dagelijks bestuur van het Waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat het lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen eindigt.

  • 2. In de situatie van het eerste lid blijft het lid van het algemeen bestuur zijn functie bekleden tot conform artikel 6 een nieuw lid is aangewezen.

  • 3. Zodra een lid geen deel meer uitmaakt van het dagelijks bestuur van het waterschap of het college van burgemeester en wethouders dat het lid heeft aangewezen, eindigt ook het lidmaatschap van het algemeen bestuur, en wordt door het dagelijks bestuur van het waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente binnen 8 weken een nieuw lid aangewezen.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die hem/haar heeft aangewezen en aan de voorzitter van het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

  • 5. Indien tussentijds de plaats van een lid van het algemeen bestuur beschikbaar komt, wijst het dagelijks bestuur van het waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat het aangaat zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het algemeen bestuur aan.

Artikel 9 Vergaderingen van algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorst zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste twee leden dit onder opgaaf van redenen schriftelijk aan de voorzitter verzoeken.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3. De deuren kunnen worden gesloten wanneer tenminste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 4. Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen in een vergadering waarin meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is, tenzij in de wet of deze regeling uitdrukkelijk anders is bepaald. Elk lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 6. Indien de stemmen staken wordt het besluitpunt in een volgende vergadering opnieuw in stemming gebracht. Staken ook dan de stemmen, dan heeft de voorzitter van het algemeen bestuur de beslissende stem, tenzij artikel 22 van de wet, juncto artikel 31 van de Gemeentewet van toepassing is.

Artikel 10 Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

Artikel 11 Informatieplicht

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur van het waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat dagelijks bestuur of college, of een of meer leden daarvan, worden verlangd.

Artikel 12 Bestuur, kaderstelling en controle

Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van de BWB, waaronder kaderstelling en controle van het dagelijks bestuur.

Artikel 13 Bevoegdheden algemeen bestuur

Tot de bevoegdheden, van het algemeen bestuur behoren, onverminderd het bepaalde in artikel 66 lid 1 van de wet, onder meer:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • c.

    het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in de BWB;

  • d.

    de benoeming, schorsing en het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 5: Dagelijks bestuur

Artikel 14 Samenstelling en verkiezing

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, waaronder een voorzitter.

  • 2. De samenstelling van het dagelijks bestuur is als volgt: a. eén lid namens het waterschap; b. één lid namens de gemeenten >100.000 inwoners: c. één lid namens de gemeenten >30.000 en <100.000 inwoners; d. één lid namens de gemeenten <30.000 inwoners.

  • 3. De voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur worden door en uit het midden van het algemeen bestuur gekozen.

  • 4. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 5. Een lid van het dagelijks bestuur, waaronder de voorzitter, kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen met een meerderheid van tenminste tweederde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen blijft zijn functie waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien.

  • 7. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het dagelijks bestuur.

  • 8. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het kiezen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

Artikel 15 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste vier keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid daarom verzoekt.

  • 2. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste drie leden aanwezig zijn.

  • 3. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 5. Indien de stemmen staken wordt het besluitpunt in een volgende vergadering opnieuw in stemming gebracht. Staken ook dan de stemmen, dan heeft de voorzitter van het dagelijks bestuur de beslissende stem.

  • 6. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 7. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Artikel 16 Algemene taken van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van de BWB, tenzij de voorzitter bij of krachtens de wet of krachtens deze regeling daarmee is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter daarmee krachtens deze regeling is belast.

Artikel 17 Specifieke taken van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a.

    de organisatorische inrichting en de bedrijfsvoering van de BWB en de personele aangelegenheden;

  • b.

    het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van de BWB;

  • c.

    de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • d.

    het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van de BWB en de belastingdeurwaarder;

  • e.

    de behartiging van de belangen van de BWB bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de BWB van belang is;

  • f.

    het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die de BWB voor de deelnemers uitvoert.

Artikel 18 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren, onverminderd het bepaalde in artikel 66 lid 1 van de wet, onder meer:

  • a.

    het nemen van conservatoire maatregelen;

  • b.

    het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep, behoudens de in de Gemeentewet en Waterschapswet in combinatie met de Algemene wet inzake rijksbelastingen en/of de Invorderingswet 1990 rechtstreeks aan de heffingsambtenaar of invorderingsambtenaar geattribueerde bevoegdheden;

  • c.

    benoeming, schorsing en ontslag van het personeel van de BWB, met uitzondering van de directeur;

  • d.

    het regelen van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de directeur en het personeel met inachtneming van het bepaalde in artikel 29 lid 2 van deze regeling;

  • e.

    uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van de deelnemers;

  • f.

    de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BWB als heffingsambtenaar en als invorderingsambtenaar;

  • g.

    de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BWB of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder;

  • h.

    het aanwijzen van een of meer ambtenaren van de BWB als ambtenaar van de BWB als bedoeld in artikel 1 onder k;

  • i.

    het vaststellen van instructies en beleidsregels voor de heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar, de ambtenaar van de BWB en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

  • j.

    het stellen van beleidsregels en nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen;

  • k.

    het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

  • l.

    het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de BWB, voor zover passend binnen de vastgestelde begroting;

  • m.

    het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen.

Artikel 19 Informatie aan algemeen bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur gevraagd en ongevraagd inlichtingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

Artikel 20 Verslag van werkzaamheden

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juni ter vaststelling aan een verslag van de werkzaamheden van de BWB over het afgelopen jaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen 14 dagen na vaststelling aan het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

Hoofdstuk 6: De voorzitter

Artikel 21 Aanwijzing voorzitter

  • 1. De aanwijzing van de voorzitter als bedoeld in artikel 14 lid 3 dient plaats te vinden met een meerderheid van tenminste tweederde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst uit de in artikel 14 lid 1 bedoelde leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend voorzitter aan, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

Artikel 22 Taken en bevoegdheden van de voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de BWB in en buiten rechte, behoudens de in de Gemeentewet en Waterschapswet aan de heffingsambtenaar en invorderingsambtenaar toegekende bevoegdheden. Hij kan deze vertegenwoordiging met instemming van het dagelijks bestuur aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 4. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is bij een geding waarbij de BWB is betrokken oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding de in lid 3 genoemde bevoegdheid uit.

  • 5. Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij het in lid 4 bedoelde geding betrokken is, wordt een ander lid van het dagelijks bestuur gemachtigd om de BWB met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

Hoofdstuk 7: De directeur

Artikel 23

  • 1. De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.

  • 2. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig en heeft geen stemrecht.

  • 3. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur mede ondertekend.

  • 4. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Hoofdstuk 8: De heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van de BWB en de belastingdeurwaarder

Artikel 24

De BWB heeft een of meer heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren, ambtenaren van de BWB en belastingdeurwaarders.

Artikel 25 Bevoegdheden heffingsambtenaar

  • 1. De heffingsambtenaar is bevoegd tot heffing van de belastingen waarvoor door het algemeen bestuur van het waterschap of de raden van de gemeenten een belastingverordening is vastgesteld en waarvan de heffing door het dagelijkse bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten is opgedragen aan de BWB.

  • 2. De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet waardering onroerende zaken en de toepasselijke toekomstige wetgeving zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.

  • 3. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de leden 1 en 2 neemt de heffingsambtenaar de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 26 Bevoegdheden invorderingsambtenaar

  • 1. De invorderingsambtenaar is bevoegd tot invordering van alle belastingen die door de heffingsambtenaar op grond van artikel 25 lid 1 van deze regeling worden geheven.

  • 2. De invorderingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Algemene wet bestuursrecht en de toepasselijke toekomstige wetgeving zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers.

  • 3. De invorderingsambtenaar beslist niet tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg en tot hoger beroep dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 4. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de leden 1 en 2 neemt de invorderingsambtenaar de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 5. De invorderingsambtenaar is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 18 onder 1 van de regeling.

Artikel 27 Bevoegdheden ambtenaar van de BWB

  • 1. De ambtenaar van de BWB oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet waardering onroerende zaken en de toepasselijke toekomstige wetgeving zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, lid 2, sub d van de Gemeentewet en artikel 123, lid 3, sub d van de Waterschapswet.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 neemt de ambtenaar van de BWB de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 28 Bevoegdheden belastingdeurwaarder

  • 1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht en de toepasselijke toekomstige wetgeving zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Hoofdstuk 9: Ambtelijke organisatie

Artikel 29

  • 1. De BWB heeft een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een directeur.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt welke sectorale arbeidsvoorwaardenregeling van toepassing is op het personeel van de BWB.

  • 3. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 4. De overige ambtenaren, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt de bezoldiging vast van de directeur en het overige personeel.

  • 6. De BWB heeft ten behoeve van de medezeggenschap van de werknemers een ondernemingsraad op basis van de Wet op de ondernemingsraden.

Hoofdstuk 10: Begroting, rekening, administratie en controle

Artikel 30 Vaststellen begroting

  • 1. ’Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt de begroting vast

  • 2. ’Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap

  • 3. Het algemeen bestuur van het waterschap en de raden van de gemeenten kunnen omtrent de ontwerp begroting hun zienswijze inbrengen bij het algemeen bestuur.

  • 4. De ontwerp begroting wordt door de zorg van ieder der deelnemers voor eenieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet en artikel 100, tweede en derde lid van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het dagelijks bestuur legt de ingekomen zienswijzen met zijn advies hieromtrent te samen met de ontwerp begroting ter besluitvorming voor aan het algemeen bestuur.

  • 6. Nadat de begroting is vastgesteld zendt het dagelijks bestuur de begroting aan het algemeen bestuur van het waterschap en de raden van de gemeenten.

  • 7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 8. Het bepaalde in het tweede tot en met het zevende lid is voor zover mogelijk mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 9. Het bepaalde in lid acht is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting waarbij in de omvang van het totaal bedrag, de som van de bijdragen van de deelnemers, geen wijziging wordt gebracht. Indien de vorige volzin van toepassing is, wordt de wijziging van de begroting na de vaststelling door het algemeen bestuur ter kennisname aan het algemeen bestuur van het waterschap, de raden van de gemeenten en gedeputeerde staten gebracht.

  • 10. Het algemeen bestuur kan indien de omvang van het totaal bedrag als bedoeld in lid 9 niet wijzigt, in afwijking van lid 9, besluiten dat lid 8 wordt toegepast als sprake is van een aanzienlijke wijziging van een bijdrage voor een deelnemer en deze deelnemer verzoekt om toepassing van de zienswijze procedure als bedoeld in lid 8.

Artikel 31 Bijdrage deelnemers

  • 1. De door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft verschuldigde bijdrage wordt in de begroting aangegeven.

  • 2. De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt door het algemeen bestuur vastgesteld met een versterkte meerderheid van tenminste tweederde van het maximaal aantal in dit bestuur uit te brengen stemmen.

  • 3. De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 4. De deelnemers dragen er zorg voor dat de BWB te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 5. De deelnemers zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de door de BWB af te sluiten langlopende leningen, kasgeldleningen en in rekening courant op te nemen gelden, naar verhouding van de in lid 1 bedoelde bijdrage op 1 januari van het jaar waarin de rente en aflossing is verschuldigd.

Artikel 32 Jaarrekening

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van de BWB over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap. Het dagelijks bestuur voegt bij de jaarrekening een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen van de accountant.

  • 3. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening over het afgelopen jaar en stelt haar vast.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten.

  • 5. Van de vaststelling van de jaarrekening doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur van het waterschap en de raden van de gemeenten.

  • 6. De vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ten aanzien van het daarin verwoorde financieel beheer.

Artikel 33 Definitieve bijdrage

  • 1. In de jaarrekening wordt de door elk van de deelnemers over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bijdrage, berekend op basis van de in artikel 31, lid 2, bedoelde berekeningwijze, opgenomen.

  • 2. Verrekening van het verschil tussen het op grond van 31 lid 1 bepaalde bedrag en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de in artikel 32 lid 5 bedoelde mededeling.

Artikel 34 Regels m.b.t. administratie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. De BWB houdt de administratie van de opgelegde aanslagen en de ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van de BWB.

  • 3. De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

  • 4. Het is de BWB niet toegestaan te ontvangen of ontvangen belastingen te verrekenen met de bijdragen van de deelnemers.

  • 5. Ingevorderde belastingen worden periodiek overgemaakt naar de rekening van de betreffende deelnemer. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen. Het algemeen bedstuur bepaalt de duur van de periode.

  • 7. De BWB verstrekt aan de deelnemers de informatie die deze opvragen om hun beleid te kunnen vormen ten aanzien van de in artikel 4 bedoelde onderwerpen.

Artikel 35 Controleregels

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de jaarrekening alsmede het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen beat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

Hoofdstuk 11: Toetreding en uittreding

Artikel 36 Toetreding

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente dat wenst toe te treden, dient het verzoek tot toetreding, met inbegrip van de verkregen toestemming van de gemeenteraad, in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur legt het verzoek tot toetreding ter advisering voor aan het algemeen bestuur.

  • 3. Vervolgens zendt het dagelijks bestuur het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur toe aan de dagelijkse besturen van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling en verzoekt de deelnemers tot het nemen van een besluit omtrent de verzochte toetreding. Van hun besluit stellen de deelnemers het algemeen bestuur schriftelijk in kennis.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente treedt toe tot de regeling, indien tenminste tweederde van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling, na verkregen toestemming van hun gemeenteraden dan wel het algemeen bestuur van het waterschap, hebben ingestemd met de verzochte toetreding.

  • 5. Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur voorwaarden worden verbonden.

  • 6. De toetreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgende op het jaar waarin de in lid 3 vermelde instemming tot de toetreding is verleend, met dien verstande, dat tussen de toetreding en de in lid 4 bedoelde instemming een periode van tenminste 6 maanden is gelegen.

  • 7. Het toegetreden college van burgemeester en wethouders van een gemeente doet zo spoedig mogelijk de nodige aanwijzingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze regeling.

Artikel 37 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.

  • 2. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is het niet mogelijk om uit de regeling uit te treden.

  • 3. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht genomen.

  • 4. Uittreding uit de regeling vindt plaats aan het einde van het kalenderjaar.

  • 5. Een deelnemer die uit de regeling wenst te treden maakt, na verkregen toestemming van het algemeen bestuur van het waterschap respectievelijk de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekend schrijven kenbaar aan het dagelijks bestuur.

  • 6. Het dagelijks bestuur maakt dit voornemen tot uittreding onmiddellijk bekend bij het algemeen bestuur en de dagelijkse besturen van de deelnemers.

  • 7. Indien een deelnemer overeenkomstig het bepaalde in lid 5 van dit artikel zijn voornemen tot uittreding kenbaar heeft gemaakt, stelt het algemeen bestuur voor de datum van uittreding het schadebedrag vast.

  • 8. Voor de berekening van het schadebedrag wordt de jaarlijkse bijdrage als rekenfactor gehanteerd over een periode van vijf jaren, gelijkelijk afbouwend in percentage. De percentages zijn achtereenvolgend: Jaar 1:100%, Jaar 2:80%, Jaar 3:60%, Jaar 4:40% en Jaar 5:20%.

  • 9. De uittredende deelnemer is gehouden het vastgestelde schadebedrag binnen 6 maanden na de uittredingsdatum te voldoen aan de BWB.

  • 10. Het bepaalde in de vorige leden is van overeenkomstige toepassing indien de uittreding van een deelnemer betrekking heeft op een of meer van de deeltaken WOZ, heffen, innen en of BAG.

  • 11. Bij het uittreden van een deelnemer voor een of meer deeltaken, kan het college van de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur van de BWB besluiten dat de BWB de bevoegdheid blijft behouden voor het uitvoeren van een of meer deeltaken op basis van de tot de uittredingsdatum geldende verordeningen van de uittredende deelnemer.

Hoofdstuk 12: Wijziging en opheffing

Artikel 38 Wijziging van de regeling

  • 1. De regeling kan door de deelnemers worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur van de BWB alsmede het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten kunnen het algemeen bestuur oproepen om een wijzigingsvoorstel vast te stellen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de deelnemers het voorstel tot wijziging, alsmede het advies van het algemeen bestuur daaromtrent toe en verzoekt de deelnemers tot het nemen van een besluit omtrent de voorgestelde wijziging. Van hun besluit stellen de deelnemers het algemeen bestuur schriftelijk in kennis.

  • 3. Het dagelijks bestuur van het waterschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten besluiten omtrent de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van het algemeen bestuur van het waterschap dan wel de raden van de gemeenten.

  • 4. Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer tweederde van de deelnemers op de wijze als vermeld in lid 2 zich daarvoor heeft verklaard.

  • 5. In afwijking van de vorige leden van dit artikel kan een wijziging of intrekking van artikel 31 lid 2 en van dit lid slechts plaats vinden bij een unaniem besluit van alle deelnemers aan de regeling.

Artikel 39 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van ten minste tweederde van de deelnemers.

  • 2. Artikel 38 is van zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Ingeval een besluit tot opheffing volgens het eerste lid is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de deelnemers, een liquidatieplan vast.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing, in de vereffening van de aanwezige middelen, en in de regeling van de personele gevolgen.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 6. Zo nodig blijven het dagelijks bestuur en de overige organen ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

Hoofdstuk 13: Overige bepalingen

Artikel 40 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de BWB overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften.

  • 2. De directeur is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen bescheiden wijst het dagelijks bestuur een Bewaarplaats aan.

Artikel 40a Bekendmaking

De bekendmaking in de Staatscourant als bedoeld in artikel 62a Wet gemeenschappelijke regelingen ingeval van toetreding tot, uittreding van en wijziging of opheffing van de Regeling geschiedt door het gemeentebestuur van de gemeente Etten-Leur.

Artikel 41 Geschillen

  • 1. Indien er een geschil is ontstaan tussen de deelnemers onderling of tussen een of meer deelnemers en het bestuur van de BWB omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze regeling, wordt het geschil, voorafgaande aan het nemen van een besluit daarover door het algemeen bestuur, ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie of aangewezen mediator. Nadat advies is uitgebracht neemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een besluit.

  • 2. Indien het geschil overeenkomstig het eerste lid niet is opgelost, wordt hierover door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant beslist.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het gevallen betreft behorende tot die vermeld in artikel 112 lid 1 van de Grondwet of tot die waarvan beslissing krachtens artikel 112 lid 2 van de Grondwet is opgedragen aan hetzij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

Hoofdstuk 14: Slotbepalingen

Artikel 42 Regeling Klachtbehandeling

Het algemeen bestuur stelt in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht en Titel 2, hoofdstuk IV c van de gemeentewet een regeling klachtbehandeling vast, waarbij een ieder het recht heeft een ombudsman of ombudscommissie schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen.

Artikel 43 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag volgende op die waarop het dagelijks bestuur van het Waterschap Brabantse Delta en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Etten-Leur, Oosterhout en Roosendaal hun besluit tot het aangaan van de regeling gezamenlijk hebben bekend gemaakt.

  • 2. De bevoegdheden van het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van de BB en de belastingdeurwaarder hebben betrekking op de bevoegdheden met betrekking tot belastbare feiten die zich voordoen vanaf het belastingjaar 2012.

  • 3. Ten aanzien van belastbare feiten, die betrekking hebben op de belastingjaren vóór 2012, kunnen het dagelijks bestuur en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers bij afzonderlijke besluiten de bevoegdheden tot heffing en invordering aan het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van de BWB en de belastingdeurwaarder van de BWB opdragen.

Artikel 44 Eerste aanwijzing bestuursleden

Binnen één maand na het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling wijzen de dagelijkse besturen en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers op grond van artikel 6 de leden en plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur aan.

Artikel 45 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Artikel 46 Inzending regeling

Het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta wordt belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

Artikel 47 Naam van de regeling

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant”.