Legesverordening 2016

Geldend van 23-11-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Legesverordening 2016

De algemene vergadereing van waterschap Scheldestromen;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 18 november 2015, kenmerk 2015035484;

gelet op de artikelen 110, 113 en 115 van de Waterschapswet;

besluit:

vast te stellen de:

Legesverordening 2016

Tekst van de regeling

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

a.

het waterschap : waterschap Scheldestromen;

b.

het dagelijks bestuur : het dagelijks bestuur van het waterschap;

c.

de algemene vergadering : de algemene vergadering van het waterschap;

d.

de ambtenaar belast met de heffing: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar belast met de heffing van leges.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, nader omschreven in de bij deze verordening behorende tabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf en tarief

De leges worden geheven naar de maatstaf en het tarief die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.

Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 5 Wijze van heffing

De heffing van leges geschiedt bij wege van aanslag dan wel door middel van een mondelinge of een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, nota of andere schriftuur.

Artikel 6 Tijdstip van betaling

In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, zijn bij de heffing van leges de volgende betaaltermijnen van toepassing.

1.

Indien de leges worden geheven bij wege van aanslag, dient de belasting te worden betaald binnen 1 maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2.

Indien de leges worden geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving, dient de belasting te worden betaald op het moment waarop de kennisgeving wordt gedaan.

3.

Indien de leges worden geheven bij wege van een schriftelijke kennisgeving, dient de belasting te worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel indien de kennisgeving wordt toegezonden, binnen twee weken na de dagtekening van de kennisgeving.

4.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt met betrekking tot de diensten als bedoeld in hoofdstuk V van de bij deze verordening behorende tabel, waarvoor de te heffen leges meer bedragen dan 200 euro, dat de leges kunnen worden betaald in twee gelijke maandelijkse termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de kennisgeving en de tweede een maand later.

Artikel 7 Teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van de leges ter zake van een in de tabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 132 van de Waterschapswet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tabel opgenomen bepaling.

Artikel 8 Vermindering

Een onjuiste kennisgeving kan door de ambtenaar belast met de heffing worden verminderd.

Artikel 9 Nadere regels

Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de leges.

Artikel 10 Kwijtschelding

Van de opgelegde leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Inwerkingtreding, ingang van de heffing, citeertitel en overgangsbepalingen

1.

De Legesverordening van het waterschap, vastgesteld bij besluit van 4 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.

Deze verordening met bijbehorende tabel treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

3.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

4.

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Legesverordening waterschap Scheldestromen 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 december 2015 van de algemene vergadering van waterschap Scheldestromen.
mr. drs. J.A. de Visser
secretaris–algemeen directeur
mr. drs. A.J.G. Poppelaars
dijkgraaf

Tabel Legesverordening 2016

Bijlage Tabel legesverordening 2016

TARIEVENTABEL als bedoeld in artikel 4 van de Legesverordening Scheldestromen 2016, laatstelijk gewijzigd 16 november 2017.

Onderdeel I

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van kopieën van documenten op grond van artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur:

  • 1.

    voor minder dan 6 kopieën van schriftelijke stukken: € 0,00;

  • 2.

    voor 6 tot 13 kopieën van schriftelijke stukken: € 4,50;

  • 3.

    voor 14 of kopieën van schriftelijke stukken: € 0,35 per kopie.

Indien een vergoeding in rekening wordt gebracht voor het verstrekken van kopieën van ander materiaal dat gegevens bevat, bedraagt deze niet meer dan de kostprijs.

Het tarief voor het verstrekken van een uittreksel van een document of samenvatting van de inhoud van een document op grond van artikel 7, eerste lid, onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur bedraagt € 2,25 per pagina van het uittreksel of de samenvatting.

Onderdeel II

Vergunning-/ontheffingverlening gebaseerd op bescherming van het watersysteem- inclusief wegenbelang.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag op grond van de Keur en/of Waterwet voor:

1. Categorie A

€ 115,00

- het aanleggen van dammen

- het graven of dempen van een waterloop

- het maken van opritten of uitwegen

- het aanbrengen van beplanting of hekwerk

- het leggen van zinkers, kabels en leidingen met een diameter kleiner of gelijk aan 0.5 m. over een lengte korter dan 500 m.gerekend binnen het gebied waarvoor het verbod geldt

- het aanbrengen van een stuwtje

- overige werken of handelingen niet specifiek genoemd in deze tabel

2. Categorie B

€ 230,00-

- het leggen van zinkers, kabels en leidingen met een diameter groter dan 0.5 m. dan wel over een lengte langer dan 500 m. gerekend binnen het gebied waarvoor het verbod geldt

3. Categorie C

€ 460,00

-peilafwijkingen, onderbemaling, stuwen en overstorten

-profiel- en aswijziging van een waterkering, zonder reconstructie van de waterkering

4. Categorie D

aanleg, bouw en sloop van bouw- en kunstwerken in, op of nabij waterstaatswerken,

-indien de aanleg-/bouw-/sloopkosten minder dan € 4.500,00 bedragen

-indien de aanleg-/bouw-/sloopkosten tussen de € 4.500,00 en de € 45.000,00 bedragen

-indien de aanleg-/bouw-/sloopkosten tussen de € 45.000,00 en de € 225.000,00 bedragen

-indien de aanleg-/bouw-/sloopkosten € 225.000,00 of meer bedragen

€ 115,00

€ 230,00

€ 460,00

€ 550,00 + 1%

van het meerdere boven

€ 225.000,00

Onder aanleg-, bouw- en sloopkosten wordt in deze tabel verstaan:

- de aannemingssom, exclusief omzetbelasting, als bedoeld in paragraaf 1, lid 1 van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk. De UAV ligt ter inzage op het Waterschapskantoor;

- voor zover de aannemingssom ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2699, uitgave 2017, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd, of een raming van de aanlegkosten/sloopkosten (exclusief omzetbelasting). Het van toepassing zijnde normblad ligt ter inzage op het Waterschapskantoor.

- als het bouwen/aanleg/slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt onder bouw-/aanleg-/sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de bouw/aanleg/het slopen van het werk waarop de aanvraag betrekking heeft.

Als een watervergunning wordt gevraagd voor een bouw- of kunstwerk dat voor een deel in, op, of nabij een waterstaatwerk zal worden geplaatst en indien het bouw- of kunstwerk zonder watervergunning niet op de voorgenomen locatie kan worden gebouwd, worden voor de legesberekening de volledige aanleg-, bouw- of sloopkosten gehanteerd.

Als kan worden aangetoond dat de aanvraag watervergunning betrekking heeft op een gedeelte van een bouwwerk welke zonder al te veel moeite en blijvende schade is af te scheiden van het grotere geheel, worden voor de legesberekening de aanleg-, bouw- of sloopkosten voor dat deel gehanteerd.

5. Categorie E

€ 1.000,00

- uitbreidingsplannen waarbij het waterstaatkundig opnieuw in te richten gebied kleiner is dan 2.5 ha.

6. Categorie F

€ 2.000,00

-profiel- en aswijziging van een waterkering waarbij een reconstructie van de waterkering plaatsvindt

- uitbreidingsplannen waarbij het waterstaatkundig opnieuw in te richten gebied groter is dan 2.5 ha.

7. Overige bepalingen

1. De in 1. tot en met 6. vermelde bedragen worden verhoogd met een bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van een aanvraag aan de aanvrager medegedeelde advieskosten, blijkend uit een begroting die door of vanwege de ambtenaar belast met de heffing is vastgesteld.

2. Voor de toepassing van punt 7.1. wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting van de advieskosten aan de aanvrager ter kennis is gebracht. Indien achteraf blijkt dat de werkelijke advieskosten lager zijn dan het op basis van de begroting bepaalde bedrag, wordt voor het verschil teruggaaf verleend.

3. Indien binnen vier weken na het in behandeling nemen van een aanvraag deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van 75% van de geheven leges verleend, met uitzondering van de in punt 7.1. bedoelde verhoging.

4. Indien op een later tijdstip dan bedoeld in punt 7.3. na het in behandeling nemen van een aanvraag deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van 50% van de geheven leges verleend, met uitzondering van de in punt 7.1.bedoelde verhoging.

5. Indien de gevraagde vergunning/ontheffing niet wordt verleend, wordt ambtshalve teruggaaf van 25% van de geheven leges verleend.

Toelichting Legesverordening Scheldestromen

Algemeen

Inhoud legesverordening

De vereisten waaraan een belastingverordening moet voldoen zijn neergelegd in artikel 111 van de Waterschapswet. De verordening vermeldt de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en invordering van belang is, alsmede het tijdstip van inwerkingtreding.

Opzet legesverordening

Formele en materiële belastingbepalingen zijn in de verordening opgenomen terwijl de omschrijving van de belastbare feiten en de tarieven in een afzonderlijke tabel worden vermeld. Deze opzet ligt voor de hand in geval een groot aantal belastbare feiten moet worden omschreven en heeft bovendien als voordeel dat wijziging van de tarieven betrekkelijk eenvoudig kan plaatsvinden.

Artikelen

Artikel 2

Leges zijn vergoedingen van kosten die een overheidslichaam maakt in verband met dienstverlening aan burgers, bedrijven, instellingen, verenigingen etc. Op grond van de Waterschapswet (artikel 115) worden de leges aangemerkt als belastingen.Naast hiervoor vermelde bevoegdheid bevat artikel 115 de mogelijkheid rechten te heffen voor het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen.

Verder dient te worden opgemerkt dat de heffing van leges op een tweetal punten begrensd wordt. De te verhalen kosten moeten in relatie staan tot de verleende dienst en er moet sprake zijn van dienstverlening.

Ad a.

In de parlementaire geschiedenis van de verschillende wijzigingswetten (Provinciewet en Gemeentewet) is uitvoerig ingegaan op de kosten die in de leges kunnen worden doorberekend. Een uitputtende opsomming is echter nooit gegeven. In elk geval wordt een onderscheid gemaakt in directe en indirecte kosten.De directe kosten zijn altijd door te berekenen, terwijl van de indirecte kosten slechts dat gedeelte kan worden doorberekend dat in enig verband staat met de dienstverlening. Als voorbeelden van directe kosten zijn genoemd de kosten van vooroverleg, de externe advieskosten, de kosten van het opstellen van beschikkingen en eventuele publicatiekosten, de kosten van eerste controle en de periodieke lasten van onderhoud.De verhaalbare indirecte kosten worden aangeduid als overheadkosten. Het gaat hier bijvoorbeeld om kosten van ondersteuning of management ten behoeve van de voor de dienstverlening te verrichten werkzaamheden. Deze kosten kunnen door middel van een redelijk opslagpercentage van de directe kosten in de leges worden doorberekend.Bij de indirecte kosten die niet kunnen worden doorberekend moet gedacht worden aan kosten van beleidsvoorbereiding, de kosten van handhaving, toezicht en controle (met uitzondering van de eerste controle), de kosten van inspraak-, bezwaar- en beroepsprocedures.

Ad b.

Aangenomen wordt dat de mogelijkheid tot legesheffing een begrenzing vindt in het begrip dienst. Aan dit begrip kan nader inhoud worden gegeven door te spreken van activiteiten die gericht zijn op de bevordering van het individuele belang van de aanvrager (HR 9 december 1987, BNB 1988/117).Artikel 115 Waterschapswet noemt expliciet het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen. Dat wil zeggen dat legesheffing niet mogelijk is ter zake van het verlenen of wijzigen van een vergunning zonder dat daaraan een verzoek van de aanvrager ten grondslag ligt.

Legesheffing onafhankelijk van het resultaat van de behandeling, dus bijvoorbeeld in het geval de vergunning wordt geweigerd, is echter wel toegestaan. Het heffen van leges in die gevallen waarin ambtshalve vergunningen worden verleend of gewijzigd valt derhalve niet binnen de reikwijdte van de verordening.Parlementaire stukken geven verder aan dat ook voor het stellen van nadere eisen of spontane wijzigingen van de vergunningvoorschriften het niet mogelijk is leges te heffen. In het laatste geval is er immers geen sprake van een verleende dienst.Verder is het evenmin mogelijk bij wijze van sanctie een extra opslag op leges in rekening te brengen. Een verschil in tarief kan uitsluitend gerechtvaardigd worden door een andere vorm van dienstverlening en een daarmee samenhangend afwijkend kostenverloop.

De concretisering van de aanduiding van het belastbare feit in artikel 2 “het verlenen van diensten” heeft plaatsgevonden in de bij de verordening horende tabel.Wat betreft de vergunning-/ontheffingverlening is in de tabel gekozen voor het verschuldigd zijn van de leges bij het in behandeling nemen van de aanvraag en niet bij de afgifte van de vergunning of de ontheffing. Het in behandeling nemen van een aanvraag veroorzaakt immers de kosten en niet de afgifte van een vergunning of een ontheffing.

Artikel 3

Uitgangspunt is dat de aanvrager van de dienst belastingplichtig is. De aanvrager zal in de meeste gevallen immers ook de belanghebbende bij de dienst zijn. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de aanvrager niet tevens als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een derde in opdracht en ten behoeve van een ander een dienst aanvraagt (adviesbureau/ingenieursbureau e.d.). In deze gevallen is niet de aanvrager, maar degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd, belastingplichtig. Door het opnemen van “dan wel” in de bepaling wordt voorkomen dat met betrekking tot dezelfde dienst zowel de aanvrager als de belanghebbende bij de aanvraag belastingplichtig zijn.

Artikel 4

De heffingsmaatstaf per belastbaar feit is opgenomen in de bij de verordening behorende tabel met tarieven.Uitgangspunt voor het berekenen van het tarief zijn de kosten die het waterschap voor de dienstverlening maakt. Wat betreft de kostendekking zal het duidelijk zijn dat naarmate de legesheffing op een hoger kostendekkend niveau worden gesteld de aanvrager (de burger) zijn netto-profijt sterker zal afwegen tegen de kosten. Een kostendekkend tarief kan derhalve een drempel zijn om tot het indienen van een aanvraag over te gaan. Met als mogelijk gevolg het illegaal gaan uitvoeren van werken. Deze situatie is ongewenst en moet niet in de hand worden gewerkt.Dientengevolge zal er een aanvaardbaar verband moeten zijn tussen de hoogte van de leges en de met de contra-prestatie gemoeide kosten.De opbrengst van de legesheffing wordt overigens gebiedend begrensd in het derde lid van artikel 115 van de Waterschapswet.

Artikel 5

Artikel 5 geeft toepassing aan artikel 125 Waterschapswet waarin is bepaald dat waterschapsbelastingen ook kunnen worden geheven “op andere wijze”. Wat betreft de heffing bij wege van aanslag is onder meer het volgende van belang. Het belastbare feit voor de leges is het in behandeling nemen van een aanvraag. Op het moment van het in behandeling nemen van bijvoorbeeld een aanvraag tot verlenen van ontheffing ter zake van bouwwerken zal de hoogte van de bouwkosten in veel gevallen nog niet definitief vaststaan. Als de ambtenaar belast met de heffing van leges op dat moment de aanslag reeds vaststelt, is het niet ondenkbaar dat dit tot een te laag bedrag gebeurt.Artikel 125a van de Waterschapswet geeft vervolgens aan dat de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 worden aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen.Met het oog op de aanvang van de bezwaartermijn moet de schriftelijke kennisgeving zijn gedagtekend.Voor de mondelinge kennisgeving geldt dit vereiste uiteraard niet. In theorie zou dit problemen kunnen opleveren, maar worden niet verwacht aangezien deze situatie zich in hoofdzaak voordoet in die gevallen dat er tegenover de aanvraag een (vrijwel) direct geleverde dienst staat.

Artikel 6

Gelet op de grote vormvrijheid bij het “heffen op andere wijze” en de ruime formulering van het tweede lid van artikel 139 van de Waterschapswet ligt het voor de hand te veronderstellen dat men vrij is in het bepalen van het invorderingstijdstip en de termijnen voor de invordering van op andere wijze geheven belastingen.Uitgangspunt is dat de leges moeten worden betaald op het tijdstip waarop de schriftelijke dan wel mondelinge kennisgeving wordt gedaan. In de gevallen waarin een kennisgeving wordt toegezonden is dit niet mogelijk en moet betaling binnen een bepaalde termijn (twee weken) plaatsvinden.Wat betreft het achterwege blijven van betaling het volgende. De Algemene wet bestuursrecht bevat een bepaling (artikel 4:15) die aangeeft dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort, met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvulling heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt verwezen naar artikel 4:5 waarin wordt voorgeschreven dat de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld om te voldoen aan wettelijke voorschriften voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag, indien hij daarin is tekort geschoten, en tevens dat tot dat tijdstip de aanvraag ook niet behandeld hoeft te worden.In de vakliteratuur wordt bevestigd dat tot die voorschriften kan behoren het voorschrift om leges te betalen.Hieruit volgt dat als sanctie op het niet betalen van leges staat: het niet afgeven van het gevraagde stuk dan wel het niet behandelen van de ingediende aanvraag.

Artikel 7

De teruggaaf die hier bedoeld wordt heeft betrekking op gevallen waarin, op grond van bepaalde in de belastingverordening (en in de tabel) genoemde feiten en omstandigheden, welke zijn opgekomen nadat de belastingschuld is ontstaan, recht op teruggaaf ontstaat.Legesheffing is onafhankelijk van het resultaat van de behandeling van de aanvraag toegestaan.Het is communis opinio dat het resultaat van de dienstverlening een omstandigheid kan zijn op grond waarvan gehele of gedeeltelijke teruggaaf geïndiceerd is. De aanvrager verkrijgt immers niet het resultaat dat hem bij het indienen van de aanvraag voor ogen stond. Het al of niet kunnen toerekenen aan de aanvrager van het niet verkrijgen van het beoogde resultaat is in dit verband niet van belang.Een ander aspect speelt namelijk ook een rol, te weten het algemeen belang dat bij het niet verlenen van de gevraagde vergunning of ontheffing wordt gediend.Verder dient omtrent de teruggaaf rekening te worden gehouden met het gestelde in artikel 132 van de Waterschapswet.

Artikel 8

Op grond van de tekst van artikel 132 van de Waterschapswet moet een omstandigheid die leidt tot gehele of gedeeltelijke vermindering uitdrukkelijk in de belastingverordening worden genoemd.

Artikel 9

Het gestelde in artikel 9 heeft betrekking op de bevoegdheden van het dagelijks bestuur, die zijn overgegaan van het algemeen naar het dagelijks bestuur en die om die reden niet meer in de verordening zijn opgenomen.Het betreft de bevoegdheid tot het stellen van regels voor de vaststelling van voorlopige aanslagen en het stellen van regels bij de berekening van invorderingsrente (afrondingsregels, niet in rekening te brengen bedragen).

Artikel 10

Ten aanzien van het algemene karakter van de legesheffing wordt gesteld dat het dienstverlenende element sterk overheerst. Degene die een bepaalde dienst van het waterschap verlangt, moet de door middel van leges in rekening te brengen kosten dan ook volledig voldoen.Op grond hiervan wordt voor leges geen kwijtschelding verleend.