Beleidsregels standplaatsen

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels standplaatsen

Het college van burgemeester en wethouders van de gem eente Gennep:

gelet op:

de Algemene wet bestuursrecht, de Winkeltijdenwet, de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep, de Beleidsregels standplaatsen en het Wijzigingsbesluit beleidsregels standplaatsen;

overwegende dat:

op grond van artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht er beleidsregels kunnen worden vastgesteld;

op grond van artikel 1:4, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep voorschriften en beperkingen aan een vergunning kunnen worden verbonden;

op grond van artikel 1:8, sub a en b en artikel 5:18, lid 3, sub a van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep gronden tot weigering van een vergunning voor een standplaats zijn geformuleerd;

er behoefte bestaat deze weigeringsgronden nader te specificeren in gemotiveerde en toetsbare criteria voor het verlenen van een vergunning voor een standplaats en dit in beleidsregels te vervatten;

Besluit:

 

vast te stellen de volgende geactualiseerde “Beleidsregels standplaatsen”.

Artikel 1 Juridisch kader

In dit beleid wordt verstaan onder:

  • 1.

    De verordening: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep.

  • 2.

    De wet: Winkeltijdenwet.

Artikel 2 Vaste standplaats

Een vergunning om als vergunninghouder een vaste standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien niet aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Onder een “vaste standplaats” wordt verstaan: een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de verordening, gesitueerd op een vaste locatie die door verschillende commerciële vergunninghouders gedurende één of meerdere dag(del)en per week mag worden ingenomen.

  • 2.

    De activiteiten zoals benoemd in artikel 3 van dit beleid vallen buiten de reikwijdte van een vaste standplaats.

  • 3.

    Er zijn drie vaste standplaatsen in de kern Gennep.

  • 4.

    Er zijn twee vaste standplaatsen in de kernen Heijen, Milsbeek, Ottersum en Ven-Zelderheide.

Artikel 3 Incidentele standplaats

Een vergunning om als vergunninghouder een incidentele standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien niet aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Onder een “incidentele standplaats” wordt verstaan: een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de verordening, gesitueerd op een niet-vaste locatie die onder nader gelimiteerde omstandigheden door verschillende commerciële danwel niet-commerciële vergunninghouders mag worden ingenomen.

  • 2.

    Een incidentele standplaats mag slechts voor nader gelimiteerde commerciële activiteiten worden ingenomen.

  • 3.

    Er zijn vijf incidentele standplaatsen in de gemeente Gennep, slechts één in elke kern en slechts ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen”.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel, geldt dat een incidentele standplaats ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” niet door commerciële vergunninghouders mogen worden ingenomen.

Artikel 4 Voorzieningenniveau

Een vergunning om als vergunninghouder een standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien dit tot aantasting van het voorzieningenniveau voor de consument ter plaatse leidt:

  • 1.

    Voor de vaste standplaatsen en de incidentele standplaats ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” in de kern Gennep mag het assortiment van de vergunninghouder niet overeenkomen met:

    • a.

      het assortiment van de gevestigde speciaalzaak, voor zover de afstand van de betreffende standplaats tot de gevel van de gevestigde speciaalzaak minder dan 100 meter betreft.

    • b.

      het assortiment van een gelijktijdig vigerende standplaats, voor zover de afstand tussen de betreffende standplaatsen minder dan 100 meter betreft.

  • 2.

    Voor de vaste standplaatsen en de incidentele standplaatsen ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” in de kernen Heijen, Milsbeek, Ottersum en Ven-Zelderheide mag het assortiment van de vergunninghouder niet overeenkomen met:

    • a.

      het assortiment van een gevestigde speciaalzaak in de betreffende kern.

    • b.

      het assortiment van een gelijktijdig vigerende standplaats in de betreffende kern.

Artikel 5 Dagen/tijden

Een vergunning om als vergunninghouder een standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien niet aan de volgende dagen/tijden wordt voldaan:

  • 1.

    Die volgens artikel 2 en artikel 3 van de wet zijn toegestaan.

  • 2.

    Niet tijdens markten, kermissen en/of evenementen die gelijktijdig op de betreffende locatie plaatsvinden.

  • 3.

    Voor de incidentele standplaatsen ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” geldt de nadere beperking, dat deze slechts één dag per week per incidentele standplaats mag worden ingenomen.

Artikel 6 Locatie

Een vergunning om als vergunninghouder een standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien niet aan de daarvoor aangewezen locatie wordt voldaan:

  • 1.

    Voor de vaste standplaatsen en de incidentele standplaatsen ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” betreffen het exact bepaalde locaties.

  • 2.

    De exact bepaalde locaties zijn op bijgevoegde kaarten verbeeld.

Artikel 7 Ruimtelijke kwaliteit

Een vergunning om als vergunninghouder een standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien niet aan redelijke mate van ruimtelijke kwaliteitseisen wordt voldaan.

Artikel 8 Vergunning

Een vergunning om als vergunninghouder een standplaats in te mogen nemen, kan worden geweigerd, indien niet aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Een vergunning wordt op volgorde van binnenkomst verleend.

  • 2.

    Een vergunning wordt voor de duur van ten hoogste één jaar verleend:

    • a.

      Voor een vaste standplaats kan op verzoek een optie voor een additioneel tweede jaar worden toegekend.

    • b.

      Voor een incidentele standplaats gelden geen opties.

  • 3.

    Een vergunning wordt ten hoogste één jaar voor de beoogde ingangsdatum aangevraagd.

  • 4.

    Een vergunning heeft slechts op één standplaats betrekking.

  • 5.

    Een vergunning heeft slechts op een afgebakende dag/periode betrekking:

    • a.

      Voor een vaste standplaats geldt één dag danwel één dagdeel per week.

    • b.

      Voor een incidentele standplaats geldt de nader beperkte dag danwel periode zoals benoemd in artikel 5 van dit beleid.

  • 6.

    Er geldt een maximaal aantal vergunningen dat aan één vergunninghouder wordt verleend:

    • a.

      Voor een vaste standplaats wordt ten hoogste twee vergunningen per kalenderjaar verleend.

    • b.

      Voor een incidentele standplaats ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” wordt ten hoogste drie vergunningen per kalenderjaar verleend.

  • 7.

    Een verleende vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien er op drie achter een volgende keren geen gebruik van wordt gemaakt.

  • 8.

    Een verleende vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien er niet redelijkerwijs alle mogelijke maatregelen worden getroffen ter voorkoming dat de gemeente danwel derden tengevolge van het gebruik van de vergunning hinder ondervinden of schade lijden.

Artikel 9 Overgangsbepaling

Een reeds verleende vergunning, die geheel danwel gedeeltelijk met dit beleid in strijd is, valt onder het overgangsrecht en blijft onverkort van kracht.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit beleid zal op 1 januari 2016 in werking treden.

Artikel 11 Citeertitel

Dit beleid kan als “Beleidsregels standplaatsen” worden aangehaald.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep van 1 december 2015.
Burgemeester en Wethouders van Gennep
De secretaris, De burgemeester,

Locatie standplaats Milsbeek

Luchtfoto standplaats Milsbeek

Locatie standplaats Gennep Europaplein

Luchtfoto standplaats Gennep Europaplein

Locatie standplaats Gennep Jan Lindersplein

Luchtfoto standplaats Gennep Jan Lindersplein

Locatie standplaats Heijen

Luchtfoto standplaats Heijen

Locatie standplaats Ottersum

Luchtfoto standplaats Ottersum

Locatie standplaats Ven Zelderheide

Luchtfoto standplaats Ven Zelderheide

Nota-toelichting

TOELICHTING BELEIDSREGELS STANDPLAATSEN GEMEENTE GENNEP

 

 

ALGEMENE TOELICHTING AVP

Algemeen

In de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gennep (verder: APV) is een aparte paragraaf aan het thema standplaatsen gewijd. Logischerwijs zijn de algemene bepalingen uit de APV ook voor dit onderwerp van toepassing. In artikel 1:4 APV wordt gesteld dat: “aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden”. Op basis hiervan wordt beleid gemaakt.

Definitie

In artikel 5:17 APV is een begripsbepaling van een standplaats opgenomen: “het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.” Een standplaats kan daarmee alleen op commerciële activiteiten betrekking hebben. Deze begripsbepaling is in beginsel prima werkbaar, echter kan een standplaats zowel op private als op publieke grond worden gesitueerd. In het beleid worden alleen standplaatsen in de publieke ruimte toegelaten. Om dit expliciet te maken, wordt voorgesteld om bij de volgende wijziging van de APV de bijzin “in de publieke ruimte” aan de definitie toe te voegen. Hierdoor kunnen alleen aangewezen plekken in de publieke ruimte als standplaats worden aangewezen.

Dit heeft tot gevolg dat er geen standplaatsen op private grond kunnen worden ingenomen. Er wordt gekozen voor een standplaatsenregime dat alleen van toepassing is op publieke gronden, omdat het wenselijk wordt geacht nadere voorschriften en beperkingen aan het gebruik van de publieke ruimte te verbinden. Het openbaar toegankelijk karakter van de locaties, het ontbreken van regels die voortvloeien uit het bestemmingsplan en een eerlijke wijze van vergunning van het innemen van standplaatsen op gemeentegrond liggen hieraan ten grondslag.

Aanvragen tot vergunning om een standplaats op private grond worden daarmee niet als zodanig in behandeling genomen. Indien ambulante handel danwel dienstverlening op privaat terrein zal plaatsvinden, is hierbij het bestemmingsplan leidend. Immers, op private gronden zijn wel heldere regels over het gebruik van een specifieke locatie opgenomen. Tevens is hierbij over het algemeen geen sprake van een openbaar toegankelijk karakter. Daarbij is het toestaan van het beoogde gebruik van een locatie een private aangelegenheid, niet iets waar een gemeente namens een private eigenaar een specifieke vergunning aan een standplaatshouder voor dient te verlenen.

Wordt het gebruik van detailhandel danwel dienstverlening volgens het bestemmingsplan toegestaan, dan mag er een “standplaats” (geen standplaats in de zin van dit beleid) worden gebruikt. Zo niet, dan is dit in beginsel niet toegestaan. De consequentie hiervan is dat in de meeste gevallen geen “standplaats” (geen standplaats in de zin van dit beleid) op privaat terrein kan worden ingenomen, daar detailhandel danwel dienstverlening in de meeste gevallen niet of onder strikte voorwaarden is toegestaan. Deze systematiek sluit overigens aan bij de wijze van beoordeling die al geruime tijd wordt toegepast en in die zin aansluit bij het ongeschreven beleid.

Algemene weigeringsgronden

In artikel 1:8 APV is een viertal algemene gronden opgenomen, waarop een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de:

  • 1.

    openbare orde”;

  • 2.

    openbare veiligheid”;

  • 3.

    volksgezondheid”;

  • 4.

    bescherming van het milieu”.

 

Onder de weigeringsgrond in het belang van de “openbare orde” kunnen criteria worden benoemd die betrekking hebben op het behouden danwel het verbeteren van het lokaal economisch klimaat. Het wordt nadrukkelijk niet beoogd om door middel van deze weigeringsgrond economische ordening danwel het reguleren van concurrentie-verhoudingen te bewerkstelligen. Het is echter wel toegestaan om ten gunste van een gevarieerd voorzieningenaanbod als onderdeel van een prettig woon- en leefklimaat nadere eisen te stellen. Hieronder vallen ook aanvullende voorwaarden met betrekking tot het behouden en versterken van een redelijk voorzieningenniveau voor de consument ter plaatse. Het beleid kan bijdrage aan meer diversiteit in de branches en voorkomen dat er een verdere verschraling van het voorzieningenniveau optreedt. Gedacht kan worden aan aspecten zoals het type standplaatsen, het aantal standplaatsen, specificatie van het assortiment, en inperking dagen/tijden. De Europese Dienstenrichtlijn blijft nadrukkelijk van toepassing.

 

Er wordt gekozen voor de term voorzieningenniveau, omdat deze breder en integraler is dan het verzorgingsniveau. De keuze om deze weigeringsgrond zodanig te formuleren heeft een aantal voordelen. Het opnemen van eisen die te maken hebben met het voorzieningenniveau, waaronder op branchering en daarmee assortiment, zorgt voor een niet-normatief en preventief beleid. Er worden immers algemene eisen gesteld over niet-strijdigheid in assortiment aan de voorkant. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, wordt daarmee niet de bestaande situatie als leidraad genomen, wat leidt tot een sneller verouderd beleid. Tevens in tegenstelling tot wat gebruikelijk is, hoeven de nadelige effecten van het verlenen van een standplaatsvergunning niet achteraf te worden aangetoond en daarmee het “kwaad” als is geschied. Het vooraf formuleren van heldere eisen eventuele nadelige effecten aan de voorkant voorkomt dit. Hierdoor kan een soortgelijke specifieke weigeringsgrond inzake verzorgingsniveau vervallen.

 

De weigeringsgrond die betrekking heeft op het belang van de “openbare veiligheid” kan worden toegepast om de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling te behouden danwel niet te laten verslechteren. Dit kan worden vertaald in het benoemen van specifieke locaties voor standplaatsen, zodat er geen verslechtering van de algemene verkeerssituatie ontstaat. Een standplaats mag geen verkeer- of parkeerhinder ten gevolg hebben, bijvoorbeeld wanneer het zicht op naderend verkeer wordt ontnomen of op plaatsen met een hoge parkeerdruk. Hierbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de beschikbare parkeerplaatsen en de aanwezige faciliteiten. De verkeersfunctie blijft het primaire uitgangspunt, waarbij voldoende verkeersvrijheid wordt gegarandeerd. De standplaatsen mogen een vlotte voetgangersdoorstroom niet beletten. Dit geldt ook voor de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten in geval van calamiteiten.

 

Er worden in dit beleid geen nadere regels onder de weigeringsgronden in het belang van de “volksgezondheid” en de “bescherming van het milieu” gesteld.

 

 

Specifieke weigeringsgronden

In artikel 5:18 APV worden een drietal specifieke gronden genoemd, enkel van toepassing op een standplaats, waarop een vergunning kan worden geweigerd:

  • 1.

    wegens strijd met een geldende bestemmingsplan”;

  • 2.

    niet voldoet aan redelijke eisen van welstand”;

  • 3.

    een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt”.

 

De weigeringsgrond “wegens strijd met een geldende bestemmingsplan” zou bij de toetsing van een aanvraag over het algemeen tot een weigering moeten leiden. Immers, standplaatsen bevinden zich meestal op parkeerplaatsen, trottoirs of grasvelden. Deze gronden zijn vrijwel altijd als verkeer- en/of verblijfsgebied bestemd. De gebruiksvoorschriften van verkeer- en/of verblijfsgebied bevatten meestal niet de omschrijving dat ambulante handel danwel dienstverlening is toegestaan. De standplaatsen zijn daarmee meestal voor wat betreft gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Daarbij komt dat er sprake is van een kraam of een wagen, objecten zijn gemakkelijk te verplaatsen zijn en geen duurzame verbinding met het grondoppervlak hebben. Daarom zijn de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan niet van toepassing. Voorgesteld wordt om deze weigeringsgrond voorlopig uit de APV te schrappen. Nadat alle bestemmingsplannen weer zijn geactualiseerd, zou deze weigeringsgrond weer kunnen worden opgenomen. Dit kan door het opnemen van een dubbelbestemming of een nadere aanduiding voor alle locaties die als standplaats zijn of worden aangewezen.

 

Weigering op grond van “niet voldoet aan redelijke eisen van welstand” kan in bredere zin worden toegepast om de ruimtelijke kwaliteit in voldoende mate te behouden danwel te verbeteren. Verstoring van de ruimtelijke kwaliteit, zijnde de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving, kan worden tegengegaan door deze te weigeren wanneer er sprake is van extreme gevallen. Gedacht kan worden aan uitschieters op het gebied van materiaalkeuze, verschijningsvormen of uitstraling op monumentale panden. Het innemen van een standplaats mag nimmer leiden tot een verstoring van het straatbeeld en de nabije omgeving. De situering dient verder te passen binnen het ruimtelijk stedenbouwkundig concept van de omgeving. In dit kader kan worden gedacht aan zichtlijnen en het openbare karakter van de locaties. Anderzijds dient terughoudend met deze weigeringsgrond te worden omgegaan. Immers, standplaatsen kennen geen permanent karakter van bedrijvigheid. Tevens is er meestal sprake van handel danwel dienstverlening vanuit een kraam of een wagen. Deze objecten zijn met name functioneel van aard en het is onredelijk om hieraan strenge eisen te verbinden.

 

De reeds genoemde algemene weigeringsgrond inzake voorzieningenniveau vervangt feitelijk de specifieke weigeringsrond met betrekking tot “een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt”. Voorgesteld wordt om deze specifieke weigeringsgrond daarom uit de APV te schrappen. De reeds geschetste motivering van weigering in het belang van de openbare orde is breder en omvangrijker dan weigering op basis van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse. Er kan namelijk gedetailleerder op aspecten zoals het type standplaatsen, het aantal standplaatsen, specificatie van het assortiment, en inperking dagen/tijden worden gestuurd.

 

De weigeringsgrond die komt te vervallen is in de praktijk lastig toe te passen. Standplaatsen worden in dat perspectief gezien als een toevoeging van het retailaanbod en daarmee van het verzorgingsniveau. Er vanuit gaande dat het aantal bestedingen gelijk blijft (vraag), maar de mogelijkheden om te winkelen toenemen (aanbod), kan een redelijk verzorgingsniveau voor de consument in gevaar komen (verhouding vraag-aanbod). Een tijdelijke toename van het retailaanbod (standplaats), kan er toe leiden dat het gevestigde retailaanbod (winkels) nadelig worden beïnvloed. Immers, het aanbod neemt toe en de vraag blijft gelijk, wat leidt tot gemiddeld lagere bestedingen. Een standplaats vergunnen kan er toe leiden dat het verzorgingsniveau van de consument in gevaar komt. Deze redenatie is discutabel en in de praktijk lastig aan te tonen. Het “kwaad” is immers al geschied.

 

 

ALGEMENE TOELICHTING WTW

 

De Winkeltijdenwet (verder: WTW) bepaalt op welke dagen/tijden goederen aan particulieren mogen worden verkocht, zowel voor winkels als voor bedrijven, niet zijnde winkels. De WTW is daarmee ook van toepassing op de verkoop van goederen vanaf een standplaats. Niet alle vormen van ambulante handel, gedreven van een standplaats, vallen onder de reikwijdte van de WTW. Hierbij kan worden gedacht aan het uitvoeren van ambachten of het verlenen van diensten hebben geen betrekking op de verkoop van goederen. Gelet op de uniformiteit, worden de dagen/tijden die volgens de WTW in algemene zin gelden, voor alle vergunningen toegepast.

 

In artikel 2 WTW is aangegeven wanneer het voor een winkel verboden is voor publiek geopend te zijn op:

  • 1.

    zondag”;

  • 2.

    Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag na 19 uur, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, 24 december na 19 uur, eerste en tweede Kerstdag en 4 mei na 19 uur”;

  • 3.

    werkdagen voor 6 uur en na 22 uur”.

 

Artikel 3 WTW geeft de mogelijkheid voor vrijstelling danwel ontheffing van het verbod tot openstelling.

 

De Winkeltijdenverordening (verder: WTV) voorziet in een algemene vrijstelling om een winkel voor het publiek te hebben geopend op zondagen, feestdagen en 19-uursdagen (drietal aangeduide dagen waarop openstelling na 19:00 uur normaliter niet is toegestaan). Op zondagen en feestdagen betreft dit een mogelijkheid tot openstelling van 06:00-22:00 uur en op 19-uursdagen een additionele openstelling van 19:00-22:00 uur. Dit leidt ertoe dat winkels op alle dagen van 06:00-22:00 uur geopend mogen zijn. Zondagen, feestdagen en 19-uursdagen worden met werkdagen voor wat betreft openingstijden gelijk geschakeld. Dit geldt ook voor bedrijfsmatige detailhandel, anders dan een winkel. Daarmee is de algemene vrijstelling van de WTV ook op standplaatsen van toepassing. De dagen/tijden waarop ambulante handel danwel dienstverlening is toegestaan betreffen daarmee: iedere dag tussen 06:00-22:00 uur. Tevens voorziet de WTV in de mogelijkheid tot het verlenen van een individuele ontheffing voor 06:00 uur of na 22:00 uur.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BRS

 

Algemeen

Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: AWB) kan het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Gennep beleidsregels vaststellen. Zoals in de AWB is verwoord: “een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”. Dit heeft in de geactualiseerde Beleidsregels standplaatsen (verder: BRS) geresulteerd. Op basis van het Wijzigingsbesluit beleidsregels standplaatsen (verder: WBS) is het onderdeel incidentele standplaatsen ten behoeve van de activiteit “Nijmeegse Vierdaagse” vervallen en op andere wijze geregeld.

 

De BRS voorzien in nadere regels om een aanvraag tot standplaatsvergunning objectief te kunnen toetsen en tot verlening danwel aanwijzing over te gaan. De BRS vormen een nader invulling en verfijning van de weigeringsgronden uit de APV. Hierbij wordt gestreefd om de aspecten lokaal economisch klimaat, verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling, en ruimtelijke kwaliteit te borgen. Feitelijk vormen deze drie aspecten de schakel tussen de weigeringsgronden en de BRS. Lokaal economisch klimaat ressorteert onder “openbare orde”, verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling onder “openbare veiligheid”, en ruimtelijke kwaliteit onder “niet voldoet aan redelijke eisen van welstand”. Hierbij dient in acht te worden genomen, dat op grond van artikel 1:4 APV voorschriften en beperkingen aan een vergunning kunnen worden verbonden.

 

Artikel 1 Juridisch kader

De APV en de WTW vormen voor de BRS het juridisch kader.

 

Artikel 2 Vaste standplaats

Gelet op artikel 1:8 APV kan een vergunning in het belang van de “openbare orde” worden geweigerd. In het kader van behouden danwel verbeteren van het lokaal economisch klimaat worden vaste standplaatsen benoemd.

 

Er is gekozen voor een nadere verbijzondering van een vaste standplaats, waarbij de definitie van artikel 5:17 APV nader wordt gespecificeerd. Een vaste standplaats is een vaste locatie, bedoelt voor regulier gebruik ten behoeve van commerciële activiteiten door commerciële vergunninghouders. In artikel 3 van de BRS wordt een andere vorm van een standplaats aangeduid. De incidentele standplaats valt nadrukkelijk buiten de reikwijdte van een vaste standplaats.

 

Het aantal vaste standplaatsen wordt voor de kern Gennep op drie genormeerd. Gezien de omvang van de hoofdkern en om de aantrekkingskracht van het centrumgebied te versterken, mede vanuit toeristisch oogpunt, wordt een reguliere aanvulling op het bestaande detailhandels- en dienstenaanbod van drie vaste standplaatsen toelaatbaar geacht. In de overige kleine kernen wordt het aantal vaste standplaatsen op twee genormeerd. In het kader van de leefbaarheid van de kleine kernen, mede in relatie tot de beperkte detailhandels- en dienstenaanbod aldaar, worden twee vaste standplaatsen toelaatbaar geacht. Beide normeringen zijn deels door feitelijk historisch gebruik van vaste standplaatshouders ingegeven.

 

Artikel 3 Incidentele standplaats

Gelet op artikel 1:8 APV kan een vergunning in het belang van de “openbare orde” worden geweigerd. In het kader van behouden danwel verbeteren van het lokaal economisch klimaat worden incidentele standplaatsen benoemd.

 

Er is gekozen voor een nadere verbijzondering van een incidentele standplaats, waarbij de definitie van artikel 5:17 APV nader wordt gespecificeerd. Een incidentele standplaats is een niet-vaste locatie, bedoelt voor uitgezonderd gebruik ten behoeve van commerciële activiteiten. Dit kan door zowel commerciële danwel niet-commerciële vergunninghouders worden uitgeoefend. Hiermee onderscheidend ten opzichte van een vaste standplaats.

 

De opgesomde incidentele standplaatsen betreffen een limitatief overzicht en worden nader gespecificeerd. Er is thans één type omschreven, met inbegrip van aantal, kern en activiteit. Het betreffen vijf standplaatsen, in elke kern één, ten behoeve van “lokale verengingen”.

 

De incidentele standplaatsen ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” betreffen

een incidentele aanvulling op het bestaande detailhandels- en dienstenaanbod door lokale verenigingen. Er zijn geen commerciële vergunninghouders toegestaan. Voor de kern Gennep is het uitgangspunt de aantrekkingskracht van het centrum te versterken, mede vanuit toeristische oogpunt. Voor de overige kleine kernen is leefbaarheid het uitgangspunt. Derhalve is voor één incidentele standplaats per kern gekozen.

 

Artikel 4 Voorzieningenniveau

Gelet op artikel 1:8 APV kan een vergunning in het belang van de “openbare orde” worden geweigerd. In het kader van behouden danwel verbeteren van het lokaal economisch klimaat dient het voorzieningenniveau voor de consument ter plaatste niet door een standplaats te worden aangetast.

 

Om een gevarieerd voorzieningenaanbod te creëren en daarmee een prettig woon- en leefklimaat te bewerkstelligen, worden eisen gesteld aan het assortiment van een vergunninghouder van een standplaats.

 

Met betrekking tot een vaste standplaats en een incidentele standplaats ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” in de kern Gennep geldt het uitgangspunt dat er een gevarieerd voorzieningenaanbod en daarmee een prettig woon- en leefklimaat dient te worden nagestreefd. De eisen ten aanzien van het assortiment van een vergunninghouder van een betreffende standplaats zijn: geen overlap met het assortiment van een gevestigde speciaalzaak én met een betreffende standplaats, binnen een straal van 100 meter. De genoemde standplaatsen in de kern Gennep worden met name gezien als een ondersteuning van de bovenlokale detailhandel en dienstverlening en daarmee tot een versterking van het centrumgebied te komen. Dit mede in relatie met de toeristische aantrekkingskracht. Hierbij wordt wederom diversiteit van aanbod nagestreefd. Omdat het centrumgebied een substantiële toeloop van consumenten en toeristen heeft én ook al bestaande overlap binnen branchering heeft, geldt slechts de 100 meter eis. Omdat de supermarkten in Gennep een zeer ruim en divers assortiment hebben en een bovengemiddelde omvang, wordt met deze categorie winkels geen rekening gehouden.

 

Met betrekking tot een vaste standplaats en een incidentele standplaats ten behoeve van de activiteit "lokale verenigingen” in de kernen Heijen, Milsbeek, Ottersum en Ven-Zelderheide mag dit assortiment niet overeenkomsten met dat van een gevestigde speciaalzaak. Ook mag er geen overeenkomst zijn tussen de assortimenten van een betreffende standplaats. Uitgangspunt hierbij is de diversiteit van het aanbod te vergroten. Hiermee wordt gepoogd om het beperkte voorzieningenniveau in de kleine kernen te behouden én daarmee een bijdrage aan de leefbaarheid te vergroten. Ook hierbij geldt dezelfde attitude ten aanzien van supermarkten in één van de kernen.

 

De overlap in branchering wordt aan de hand van de meest actuele gegevens uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken opgemaakt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gemeente zich in principe niet over de wenselijkheid van de soort branchering uitspreekt.

 

Artikel 5 Dagen/tijden

Gelet op artikel 1:8 APV kan een vergunning in het belang van de “openbare orde” worden geweigerd. In het kader van behouden danwel verbeteren van het lokaal economisch klimaat worden specifieke dagen/tijden aan de standplaatsen verbonden.

 

Hierbij worden de dagen/tijden die volgens de WTW zijn toegestaan aangehouden danwel lokaal kunnen zijn verruimd. Ter aanvulling geldt dat standplaatsen niet gelijktijdig mogen worden ingenomen tijdens markten, kermissen en/of evenementen. Ambulante handel danwel dienstverlening tijdens voorgaande zaken worden door middel van het daarbij horende vergunningstelsel gereguleerd. Tevens zijn de incidentele standplaatsen nader beperkt in dagen/tijd, dat nader is afgestemd op de daaraan gekoppeld activiteit.

 

Artikel 6 Locatie

Gelet op artikel 1:8 APV kan een vergunning in het belang van de “openbare veiligheid” worden geweigerd. In het kader van behouden danwel het voorkomen van verslechtering van de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling zijn de locaties voor standplaatsen aangewezen en nadere gelokaliseerd.

 

Vaste standplaatsen en incidentele standplaatsen ten behoeve voor de activiteit “lokale verenigingen” zijn exact bepaalde locaties. Gezien het structurele karakter van deze standplaatsen zijn deze specifiek aangewezen. Alle locaties zijn op diverse kaarten verbeeld. Daarbij is ook de voorzijde van de standplaats aangegeven.

 

Hierbij wordt nog opgemerkt dat de locatie van de incidentele standplaats ten behoeve van de activiteit “lokale verenigingen” in de kern Heijen voorlopig door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. De definitieve plaats wordt bij de herinrichting van het Kerkplein te Heijen betrokken.

 

Artikel 7 Ruimtelijke kwaliteit

Gelet op artikel 5:18 APV kan een vergunning bij het “niet voldoet aan redelijke eisen van welstand” worden geweigerd. In het kader van behouden danwel verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit worden extreme gevallen geweerd.

 

Er dient in redelijke mate aan de geldende kwaliteitseisen te worden voldaan. Indien het vermoeden bestaat dat hieraan niet wordt voldaan, wordt de aanvraag tot vergunning ter advisering aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voorgelegd. Zij brengen een onafhankelijk advies uit.

 

 

Artikel 8 Vergunning

Het wordt wenselijk geacht een aantal nadere voorwaarden met betrekking tot een vergunning te benoemen: volgorde van verlening, looptijd, indieningdatum, aantal per standplaats, aantal per afgebakende dag/periode en aantal per vergunninghouder. Ook wordt het wenselijk geacht een tweetal intrekkingsgronden danwel wijzigingsgronden op te nemen: geen gebruik maken van een verleende vergunning en voorkomen van schade door een verleende vergunning aan eigendommen. Een en ander kan nader per type standplaats zijn gespecificeerd.

 

Artikel 9 Overgangsbepaling

Het opnemen van een clausule met betrekking tot bestaande rechten wordt wenselijk geacht.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

De BRS zullen op 1 januari 2016 in werking treden.

 

Artikel 11 Citeertitel

Het opnemen van een citeertitel wordt wenselijk geacht.

 

VERVOLGACTIES

Op basis van de voorgaande algemene toelichting, zal in separate besluitvorming door de gemeenteraad de volgende aspecten kunnen worden aangescherpt:

  • 1.

    Definitie standplaats wordt aangescherpt (wijziging APV);

  • 2.

    Specifieke weigeringsgrond “wegens strijd met een geldende bestemmingsplan” wordt geschrapt (wijziging APV);

  • 3.

    Specifieke weigeringsgrond “een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt wordt geschrapt (wijziging APV);

  • 4.

    Dubbelbestemming danwel aanduiding standplaatsen opnemen (actualisatie bestemmingsplannen).

 

Bovenstaande acties hebben overigens geen effect op dit beleid van het college van burgemeester en wethouders. Vaststelling van dit beleid hoeft niet op genoemde acties te wachten. Het is echter wel wenselijk om deze acties op termijn uit te voeren.