Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Vaals houdende regels omtrent baatbelasting Verordening baatbelasting herinrichtingsgebied Vaals (gedeeltelijk Maastrichterlaan-Wilhelminaplein)

Geldend van 24-12-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Vaals houdende regels omtrent baatbelasting Verordening baatbelasting herinrichtingsgebied Vaals (gedeeltelijk Maastrichterlaan-Wilhelminaplein)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VAALS ;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

9 februari 1988;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 269 , 272 ,letter b. en

273a. van de gemeente wet

B E S L U I T:

Vast te stellen de volgende:

“Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting herinrichtingsgebied Vaals (gedeeltelijk Maastrichterlaan – Wilhelmina plein)”.

Artikel 1 Aard der belasting; belastbaar feit

  • 1. Onder de naam baatbelasting herinrichtingsgebied Vaals (gedeeltelijk Maastrichterlaan – Wilhelmina plein) wordt, ter verkrijging van een billijke bijdragen in de ten laste van de gemeente komende kosten van aanleg van dit herinrichtingsgebied overeenkomstig de navolgende bepalingen een belasting geheven van de onroerende zaken – door arcering op de bij verordening behorende en daarvan deel uitmakende tekeningen (bladen nr. 1 en 2 ) nader aangeduid – die door deze voorzieningen zijn gebaat.

  • 2. De in het 1e lid bedoelde voorzieningen bestaan uit de aanleg van sierbestrating (inclusief overhead en uitvoeringskosten) , het uitbreiden en aanpassen van de openbare verlichting en het aanbrengen van beplanting en straat meubilair.

Artikel 2 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder een onroerende zaak, dan wel ontroerende zaak:

  • a.

    Een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden – daaronder begrepen de ondergrond van die eigendom en die aanhorigheden – en met zijn opgebouwde aanhorigheden;

  • b.

    Een ongebouwd eigendom, niet zijnde de ondergrond of een aanhorigheid van een gebouw eigendom;

  • c.

    Indien gedeelten van in de letter a. of b. bedoelde eigendommen blijkens hun indeling zijn bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt: elk als zodanig bestemd gedeelte.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het in artikel 1 bedoelde ontroerende zaak.

  • 2. Als genot hebbende krachtens eigendom wordt aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkte recht is.

Artikel 4 Heffingsgrondslag

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal strekkende meters van de gevelbreedte, gemeten langs de onderkant van de gevels, van de ontroerende zaken welke aan de in artikel 1 genoemde straat/plein belenden.

  • 2. Bij het bepalen van het aantal strekkende meters wordt het aantal strekkende meters naar beneden afgerond op een halve strekkende meter.

Artikel 5 Duur der belasting; belastingjaar

  • 1. De belasting wordt, behouden in geval van heffing ineens, als bedoeld in artikel 8, geheven over een termijn van 30 jaren.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Tarief

De belasting bedraagt per belastingjaar f.12,21 per halve strekkende meter.

Artikel 7 Wijze van heffen

De in artikel 1 genoemde belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7a Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald:

    • a.

      Bij niet-automatische incasso

      In twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

    • b.

      Bij automatische incasso:

      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweedetermijn een maand later;

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 8 Voldoening in eens

  • 1. Op een aanvraag van de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot de nog niet aangevangen belastingjaren ineens geheven.

  • 2. De alsdan te heffen belasting is gelijk aan de contante waarde van de belastingbedragen, welke geheven zou zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan – voor elk van die nog niet aangevangen belastingjaren.

  • 3. De contante waarde bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar de rentevoet van 7% per jaar.

  • 4. Een aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, moet voor 1 December bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoeld gemeenteambtenaar.

Artikel 9 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor:

  • 1.

    De ontroerende zaken, waarvan de gemeente of enig ander publiekrechtelijk lichaam de genot hebbende is krachtens eigendom, bezit of beperkt recht  en die uitsluitend voor de publieke dienst zijn bestemd;

  • 2.

    Openbare parkeergelegenheden, plantsoenen bij de gemeente in eigendom of beheer;

  • 3.

    Straatmeubilair, waaronder wordt verstaan alle zodanige gebouwde onroerende zaken – niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of ter verfraaiing van de gemeente;

  • 4.

    Onroerende zaken, die uitsluitend zijn bestemd tot woning.

Artikel 10 Geen kwijtschelding

Bij de invordering van deze baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de invorderingswet 1990.

Artikel 11 Nader regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van baatbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van de ingang van deze wijzigingsverordening is 1 januari 2001.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “6e Wijzigingsverordening baatbelasting herinrichtingsgebied Vaals (gedeeltelijk Maastrichterlaan-Wilhelminaplein)”.

Artikel 13 Citeertitel

  • 1. Deze verordening kan worden afgehaald als “Verordening baatbelasting herinrichtingsgebied vaals (gedeeltelijk Maastrichterlaan-Wilhelmina Plein)”.

Ondertekening

Al dus vastgesteld in de openbare vergadering 11 december 2000

De Secretaris,
De Voorzitter,