Regeling vervallen per 12-12-2016

Verordening parkeren en parkeerbelastingen 2016

Geldend van 08-12-2015 t/m 11-12-2016

Intitulé

Verordening Parkeren en Parkeerbelastingen 2016

Afdeling I Definities

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adres: een straatnaam en een huisnummer, waarvan het huisnummer aan het object is toegewezen op basis van de ‘Verordening naamgeving en nummering (adressen)’;

  • b.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen een rechtspersoon die is aangesloten bij de Vereniging voor Gedeeld Autogebruik en die bedrijfsmatig motorvoertuigen ter beschikking stelt en deelnemers, zijnde natuurlijke of rechtspersonen;

  • c.

    bedrijf: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht c.q. de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep, c.q. een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld; alles met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;

  • d.

    gebied: een aaneengesloten stelsel van straten en/of straatdelen waar hetzelfde parkeerregime van toepassing is

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf c.q. de bedrijven waarmee de gemeente Arnhem een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of internet;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    gehandicaptenvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 onder r van het RVV 1990;

  • h.

    houder van een brommobiel: de kentekenhouder of de persoon die middels een huur- of leaseovereenkomst met een rechtspersoon kan aantonen dat hij de feitelijke gebruiker is van de brommobiel;

  • i.

    houder van een motorvoertuig: de persoon op wiens naam het kenteken van het motorvoertuig staat ingeschreven in het kentekenregister van de RDW (kentekenhouder) of de persoon die middels een huur- of leaseovereenkomst met een rechtspersoon kan aantonen dat hij de feitelijke gebruiker is van het motorvoertuig;

  • j.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 onder z van het RVV 1990;

  • k.

    openbare weg: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen, weggedeelten, terreinen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

  • l.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, centrale computer, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • m.

    parkeermunt: een door de gemeente Arnhem uitgegeven muntstuk dat als betaalmiddel kan worden gebruikt voor parkeertransacties;

  • n.

    parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerplaatsen op de openbare weg;

  • o.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • p.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • q.

    Regeling gehandicaptenparkeerkaart: regels met betrekking tot het toepassen van de gehandicaptenparkeerkaart, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 130 en sedertdien gewijzigd;

  • r.

    tarieventabel: de bij deze verordening behorende tabel waarin opgenomen de tarieven voor de verschillende parkeerbelastingen;

  • s.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • t.

    vergunninghalfjaar: de periode die start op 1 maart en eindigt op 31 augustus van het lopende jaar of start op 1 september en eindigt op 28 c.q. 29 februari van het volgende jaar;

  • u.

    vergunningjaar: de periode die start op 1 maart en eindigt op 28 c.q. 29 februari van het volgende jaar;

  • v.

    zelfstandige woning: woning welke een eigen toegang heeft, voorzien is van een keuken, douche en toilet en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, als bedoeld in art. 7:234 van het Burgerlijk Wetboek, danwel een woning waarvan met een notariële akte wordt aangetoond dat sprake is van een zelfstandige woning.

Afdeling II Parkeerbelastingen

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een krachtens deze verordening door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

1° indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

2° indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, is aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

Artikel 6. Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. Indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via registratie op een centrale computer, geschiedt de betaling van de belasting in afwijking van het bepaalde in het eerste lid:

    • a.

      uiterlijk 1 maand na het einde van het parkeren; en

    • b.

      overeenkomstig de voorwaarden van de aanbieder van de betreffende dienst.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of andere schriftuur, en moet worden betaald voorafgaand aan het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

Artikel 7. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen en wijze van betalen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college.

Artikel 8. Vrijstelling van parkeerbelasting

Vrijgesteld van parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening zijn:

  • a.

    als zodanig herkenbare politievoertuigen;

  • b.

    als zodanig herkenbare brandweervoertuigen;

  • c.

    als zodanig herkenbare ambulances;

  • d.

    als zodanig herkenbare dierenambulances;

  • e.

    voertuigen die zijn voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, zoals bedoeld in de ‘Regeling gehandicaptenparkeerkaart’.

Artikel 9. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken, kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10. Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, alsmede de kosten voor het aanbrengen en verwijderen van de wielklem, het verslepen en bewaren van het voertuig zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2. De in rekening te brengen bedragen voor het aanbrengen en het verwijderen van de wielklem, het verslepen en het bewaren van het voertuig worden bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11. Restitutie

  • 1. Indien op verzoek van de vergunninghouder een parkeervergunning wordt ingetrokken, wordt de reeds betaalde parkeerbelasting, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, van deze verordening, gerestitueerd voor de volle kalendermaanden dat de vergunning nog geldig is op de dag dat deze wordt ingeleverd.

  • 2. Indien bij de vergunning een fysiek vergunningbewijs wordt verstrekt, is het moment dat het vergunningbewijs wordt ingeleverd bepalend voor de berekening van het te restitueren bedrag.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Nadere regels door het college van burgermeester en wethouders

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van parkeerbelastingen.

Afdeling III Parkeren met een vergunning

Artikel 14. Het verlenen van de vergunning

Het college kan op een schriftelijke aanvraag een parkeervergunning verlenen.

Artikel 15. Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per vergunninggebied (vergunningplafond);

  • b.

    het verlenen, het intrekken en het weigeren van vergunningen;

  • c.

    de locatie(s) waar de vergunning geldig is;

  • d.

    het gebruik van vergunningen;

  • e.

    het tijdstip waarop de vergunning geldig is;

  • f.

    de wijze waarop met de wachtlijst c.q. wachtlijsten worden omgegaan;

  • g.

    de geldigheidsduur van een parkeervergunning.

Artikel 16. Gegevens

De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    de sector waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    het tijdstip waarop de vergunning geldig is;

  • d.

    de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

  • e.

    de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 17. Overschrijven en wijzigen van de vergunning

  • 1. De vergunning is persoonlijk.

  • 2. De vergunning is overdraagbaar aan een persoon die woonachtig is in dezelfde zelfstandige woning.

  • 3. De vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een vergunning, onmiddellijk aan het college kenbaar te maken.

  • 4. Wijziging van het voertuig of van het kenteken van het voertuig, van bedrijfsnaam of –adres van vergunninghouder dient onmiddellijk aan het college te worden doorgegeven.

Artikel 18. Volgorde van vergunningverlening en wachtlijst

  • 1. Op de aanvraag van een parkeervergunning wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

  • 2. Indien het aantal aanvragen groter is dan het vergunningplafond voor de betreffende parkeersector wordt de aanvraag op een wachtlijst geplaatst.

  • 3. De volgorde waarin de aanvraag op de wachtlijst wordt geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4. Het college kan besluiten om voor een vergunninggebied per vergunningsoort een aparte wachtlijst bij te houden.

  • 5. De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:

    • a.

      de aanvrager daarom verzoekt;

    • b.

      de aanvrager een parkeervergunning wordt verleend in het eigen vergunninggebied;

    • c.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;

    • d.

      niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • e.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen.

Artikel 19. Diefstal, verlies of vermissing

  • 1. In geval van diefstal, verlies of vermissing van een vergunning op kenteken kan een duplicaatvergunning worden verstrekt.

  • 2. In geval van diefstal, verlies of vermissing van een parkeervergunning op naam kan maximaal 1 x per kalenderjaar een duplicaatvergunning worden verstrekt op kenteken.

  • 3. Alle kosten, verbonden aan de uitgifte van duplicaatvergunningen zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Afdeling IV Verbodsbepalingen

Artikel 20.

  • 1. Het is verboden om enig voertuig, niet zijnde een motorvoertuig op 2 of meer wielen of een voertuig op 3 of meer wielen met een kenteken, te plaatsen of te laten staan op een parkeerplaats welke onder een regime van parkeerbelastingen is gebracht.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het is verboden op een parkeerplaats voor uitsluitend vergunninghouders te parkeren:

    • a.

      zonder geldige vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze dan voorgeschreven door burgemeester en wethouders, in werking te stellen.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en derde lid van dit artikel.

Afdeling V Strafbepaling

Artikel 21.

Overtreding van het bepaalde in afdeling IV van deze verordening kan worden bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22. Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen waarop op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen van de Parkeerverordening 2015, tenzij toepassing van deze verordening voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2. Parkeervergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening 2015, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 3. Bezwaarschriften, ingediend tegen beslissingen krachtens de Parkeerverordening 2015, worden behandeld met inachtneming van de Parkeerverordening 2015, tenzij toepassing van deze verordening voor de bezwaarde gunstiger is.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening Parkeerbelastingen 2015" van 3 november 2014 wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening 2016”.

Ondertekening

De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel behorend bij verordening Parkeren en Parkeerbelasting 2016

Alle bedragen in euro’s

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, bedraagt per uur:

·In gebied 26001:

Het gebied dat wordt begrensd door Ooststraat, Eusebiusbuitensingel, Airborneplein, Nijmeegseweg, Eusebiusbuitensingel, Velperbuitensingel, Velperplein, Jansbuitensingel, Willemsplein, Stationsplein, Stationsplein West, Utrechtsestraat, Utrechtseweg, Vijfzinnenstraat, Bergstraat, Oude Kraan, Roermondsplein, Boterdijk en de Rijnkade, inclusief de genoemde straten en/of straatdelen.

2,85

·In gebied 26021:

Het gebied dat begrensd wordt door de Bovenbrugstraat, de Amsterdamseweg tussen de Pels Rijckenstraat en de Brouwerijweg, de Brouwerijweg, de Veluwestraat, de Schilderstraat en de Noordelijke Parallelweg, inclusief de genoemde straten.

2,85

·In gebied 26031:

Het gebied begrensd door de Amsterdamseweg tot aan de Pels Rijckenstraat, de Pels Rijckenstraat, het Burgemeestersplein en de Zijpendaalseweg, waarbij de Amsterdamseweg en de Zijpendaalseweg deel uitmaken van het gebied en de overige genoemde straten niet.

2,85

·In gebied 26032:

Het gebied begrensd door de Amsterdamseweg tussen de Pels Rijckenstraat en de Burgemeester Weertsstraat, de Burgemeester Weertsstraat, de Zijpendaalseweg tussen de Burgemeester Weertsstraat en het Burgemeestersplein, het Burgemeestersplein en de Pels Rijckenstraat, waarbij de genoemde straten deel uitmaken van het gebied, met uitzondering van de Amsterdamseweg en de Zijpendaalseweg.

2,85

·In gebied 26033:

De Zijpendaalseweg tussen het Burgemeestersplein en de Röellstraat.

2,85

·In gebied 26041:

Het gebied begrensd door de Apeldoornseweg, de spoorlijn Zevenaar-Arnhem, de Zijpendaalseweg tot aan de Sonsbeekweg en de Sonsbeekweg, met inbegrip van de genoemde straten, maar met uitzondering van de Apeldoornseweg.

2,85

·Buiten de hiervoor genoemde gebieden:

1,75

- Dagkaart (uitsluitend verkrijgbaar aan loket Parkeerbedrijf), per dag:

15,30

Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, bedraagt:

-Voor een camper op een daartoe aangewezen camperplaats die is bestemd voor overnachting aan de Lage Nieuwe Kade tussen 21:00 uur en 9:00 uur:

€ 9,00

Het tarief voor parkeren met parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, bedraagt:

- Bewonersvergunning, per jaar:

138,00

- Bewonersvergunning per half jaar:

82,00

- Bezoekersvergunning per jaar:

20,00

- Bedrijfsvergunning onbeperkt, per jaar:

511,00

- Bedrijfsvergunning onbeperkt, per half jaar:

271,00

- Bedrijfsvergunning ma-vr 07.00-19.00, per jaar:

301,00

- Bedrijfsvergunning ma-vr 07.00-19.00, per half jaar:

168,00

- Marktparkeervergunning 1 dag per week geldig, per jaar:

90,00

- Marktparkeervergunning 2 dagen per week geldig, per jaar:

179,00

- Marktparkeervergunning 3 dagen per week geldig, per jaar:

269,00

- Schippersparkeervergunning, per jaar:

301,00

De kosten als bedoeld in artikel 10 bedragen

·De kosten van de naheffingsaanslag van de belasting als bedoeld in art 2 onderdeel a bedragen:

60,00

·De kosten van het aanbrengen en verwijderen van een wielklem bedragen:

69,00

·De kosten van het overbrengen van het voertuig bedragen

-voorrijkosten maandag t/m zondag dag en nacht:

118,00

-sleepkosten ma-vrij 08.00-18.00 uur:

203,00

-sleepkosten ma-vrij 18.00-08.00 uur en za, zo en feestdagen:

235,00

·De kosten van bewaren van het voertuig bedragen

-voor de eerste 24 uur of gedeelte daarvan:

31,00

-voor elke volgende dag of gedeelte daarvan:

13,00

Toelichting bij de tarieventabel.

Voor de tarieven worden twee verschillende soorten gebieden onderscheiden. Gebieden met het tarief dat even hoog is als in het centrum, en de overige gebieden waar een tarief van € 1,75 per uur toepassing is.

Met betrekking tot de vergunningen wordt voorzien in de volgende soorten:

- Bewonersvergunning: een vergunning die aan een bewoner van een zelfstandige woning kan worden verstrekt;

·- - Bedrijfsvergunning met onbeperkte geldigheidsduur: een vergunning die kan worden verstrekt aan een bedrijf en 24 uur per dag en 7 dagen per week geldig is;

- Bedrijfsvergunning maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 07.00 tot 19.00 uur: een vergunning die kan worden verstrekt aan een bedrijf en geldig is van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 07.00 tot 19.00 uur;

- Marktparkeervergunning: een vergunning die kan worden verstrekt aan marktkooplieden om hun voertuigen te parkeren als zij op de markt staan (1, 2 of 3 dagen per week);

- Schippersparkeervergunning: een parkeervergunning die kan worden verstrekt aan een schipper van de beroepsvaart en geldig is voor de periode dat zijn schip een ligplaats heeft ingenomen in Arnhem;

- Bezoekersvergunning: een vergunning die kan worden verstrekt aan een bewoner ten behoeve van het parkeren van zijn bezoek;

- Dagkaart: een vergunning die kan worden verstrekt aan de aanvrager en waarmee een kalenderdag kan worden geparkeerd op alle gefiscaliseerde parkeerplaatsen in geheel Arnhem. De dagkaart is uitsluitend verkrijgbaar aan het loket van het Parkeerbedrijf.

Toelichting op de Verordening Parkeren en Parkeerbelastingen 2016.

De Verordening Parkeren en Parkeerbelastingen 2016 vervangt de Verordening Parkeren en Parkeerbelastingen 2015.

De toepassing van parkeerbelastingen vindt zijn grondslag in de Gemeentewet. Inhoud en bevoegdheden zijn in een aantal artikelen vastgelegd. Het betreft:

- Art 147. Dit artikel bepaalt dat het vaststellen van een verordening een raadsbevoegdheid is, tenzij dat bij wet anders is bepaald.

- Art. 149. In dit artikel is bepaald dat de gemeenteraad de verordeningen kan vaststellen die zij nodig acht.

- Art. 160. Hierin is geregeld dat het college verantwoordelijk is voor privaatrechtelijke handelingen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het vaststellen van het tarief in een parkeergarage van de gemeente, die is voorzien van een slagboom. Indien sprake is van vooraf betalen aan de parkeerautomaat, is er geen sprake van privaatrechtelijk handelen en dient de gemeenteraad de tarieven vast te stellen.

- Art. 219 bepaalt dat gemeentelijke belastingen niet afhankelijk mogen worden gesteld van het inkomen, winst of vermogen.

- Art. 225. Dit artikel is de basis voor het toepassen van parkeerbelasting.

- Art. 234 Het invorderen van de parkeerbelasting is geregeld in dit artikel. Hierin is tevens bepaald dat het college van burgemeester en wethouders bepaalt hoe parkeerapparatuur in werking moet worden gezet. Tevens is bepaald dat als een naheffingsaanslag niet terstond kan worden overhandigd, dat deze aan het voertuig moet worden bevestigd.

- Art. 235. Met dit artikel wordt het toepassen van de wielklem mogelijk gemaakt.

Naast de Gemeentewet is er andere regelgeving die van belang is voor het toepassen van parkeerbelasting. Het betreft:

- Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Dit besluit handelt over de mogelijkheid om parkeerapparatuur uitsluitend langs elektronische weg in werking te stellen en bepaalt welke kosten mogen worden toegerekend aan de naheffingsaanslag, wielklem en enkele daarmee samenhangende maatregelen.

- Regeling gehandicaptenparkeerkaart. In deze regeling is vastgelegd wie in aanmerking komen voor de gehandicaptenparkeerkaart, welke toetsing moet worden uitgevoerd en hoe de kaart er uit ziet.

De essentie van de Verordening Parkeren en Parkeerbelastingen 2016, is het kunnen toepassen van betaald parkeren in de vorm van parkeerbelastingen en het kunnen toepassen van parkeer-vergunningen en, mogelijk in de toekomst, parkeerontheffingen.

De gemeente heft op basis van deze verordening twee soorten belasting:

  • 1.

    Parkeerbelasting van ‘bezoekers’. Zij betalen parkeergeld op een door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze. Concreet betekent dat deze groep een kaartje koopt bij de parkeermeter, aan de balie van het Parkeerbedrijf of betaalt via GSM-parkeren of een variant daarop.

  • 2.

    De andere groep is de vergunninghouders; zij betalen vooraf voor een vastgestelde

    periode. De gebieden waar beide regimes gelden, kunnen overlappen, maar dat hoeft niet. Zo kunnen er plaatsen worden aangewezen waar een parkeervergunning niet geldig is, maar ook plaatsen die juist uitsluitend bestemd zijn voor vergunninghouders. Er is sprake van 2 vormen van parkeerbelasting die naast elkaar functioneren. De parkeervergunning is dus geen vorm van vrijstelling.

Hoewel in theorie het parkeerregime per straat kan verschillen en vergunningen per straat kunnen worden verstrekt, blijkt dat in de praktijk niet werkbaar. Anderzijds zijn ook niet alle situaties gelijk en is enige mogelijkheid om te differentiëren in het regime wenselijk. Aaneensluitende straten of straatdelen waar hetzelfde parkeerregime geldt, zijn samengevoegd in een ‘gebied’. Voorbeelden van regimes zijn: ‘parkeren voor uitsluitend vergunninghouders’, of ‘parkeren voor vergunninghouders en bezoekers tegen een hoog tarief’. Meerdere gebieden kunnen desgewenst worden samengevoegd in een ‘Sector’. In dat geval is een parkeervergunning geldig in meerdere gebieden. De nummering van de gebieden is gekoppeld aan de nummering van de gebieden voor het parkeren via aanmelding op een centrale computer (GSM-parkeren en/of bezoekersregeling).

Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt wat moet worden opgenomen in een belastingverordening. De letterlijke tekst luidt: ‘Een belastingverordening vermeldt, in de daartoe leidende gevallen, de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is.’

Met de artikelen 2 tot en met 6 van deze verordening, wordt aan deze eis gevolg gegeven. Overigens ontbreekt het ‘tijdstip van beëindiging van de heffing’ in de verordening. Dat volgt uit twee zaken: de aard van de belastingplicht in combinatie met de tijdstippen dat betaald parkeren van kracht is. Men moet betalen als men wil parkeren op momenten dat het moet. Buiten die periode, of als men niet meer parkeert, is men dus ook niet belastingplichtig. Ook indien men een vergunning heeft, is dat het geval. De aanvrager staat het vrij om te kiezen voor een vergunning, waarmee hij kiest voor een soort ‘vastrecht’ of om te betalen aan de meter, waarmee hij de keuze maakt om alleen te betalen voor de geparkeerde tijd.

In artikel 6 is de mogelijkheid opgenomen om de parkeerbelasting te betalen door in te loggen op een centrale computer. Deze bepaling maakt het mogelijk om GSM-parkeren (en varianten daarop) toe te passen. Bij deze vormen van betalen, meldt men zich bij het begin van de parkering bij zijn provider aan en aan het eind van de parkering weer af. De provider int het geld bij de parkeerder en draagt dit periodiek af aan de gemeente. In tegenstelling tot het parkeren aan de meter, wordt de parkeerbelasting aan het einde van het parkeren gedaan. In de regel ontvangt de parkeerder hiervoor een factuur van zijn aanbieder, waarna betaling plaatsvindt, meestal via automatische incasso of verrekening met een creditcard. Deze inning geschiedt direct of periodiek (wekelijks, tweewekelijks, maandelijks). Het feitelijke moment van betalen is dus variabel. Om praktijk en regelgeving te laten aansluiten, is de betaaltermijn gesteld op uiterlijk een maand na het beëindigen van het parkeren en overeenkomstig de voorwaarden van de aanbieder. Het is aan de gemeente om in het contract met de aanbieder te regelen dat de parkeergelden minimaal 1 keer per maand bij de gebruikers worden geïnd. Bovenstaande laat overigens onverlet, dat de belasting is verschuldigd bij aanvang van het parkeren. Met moet immers parkeerbelasting betalen over de gehele periode dat men heeft geparkeerd.

Omdat er meerdere providers actief kunnen zijn kan ook sprake zijn van meerdere centrale computers.

Artikel 7 draagt de bevoegdheid om de plaatsen aan te wijzen waar parkeerbelasting verschuldigd is over aan het college. Hiermee kan het college snel inspelen op wijzigende omstandigheden, zoals het uitbreiden of reduceren van het gereguleerde gebied. Dit is zeker van belang als uitbreiding van het gefiscaliseerde gebied gefaseerd geschiedt. Zou deze bevoegdheid niet bij het college liggen, dan dient de gemeenteraad bij iedere uitbreiding een apart besluit te nemen. Vanuit het oogpunt van zowel efficiëntie als effectiviteit is dat niet wenselijk.

Binnen een gefiscaliseerde omgeving is het niet mogelijk vrijstellingen te verstrekken, tenzij de gemeente het parkeren door een bepaalde categorie parkeerders niet wil reguleren. In dat geval kan men de totale categorie vrijstelling geven. Voorts is het gelijkheidsbeginsel leidend. In artikel 8 zijn de groepen benoemd die zijn vrijgesteld van de parkeerbelasting.

Met artikel 9 houdt de gemeente de mogelijkheid open om de wielklem toe te passen. Dat deze mogelijkheid er is, betekent niet dat deze ook per definitie moet worden toegepast. Als de gemeente deze gaat toepassen geldt ook hier het gelijkheidbeginsel. Zo is het wel mogelijk om buitenlandse auto’s te klemmen en Nederlandse niet, maar niet als dat leidt tot extra kosten voor de eigenaar van de betreffende auto.

Artikel 11, Restitutie, legt de gangbare Arnhemse praktijk vast dat bij het laten intrekken van de vergunning op verzoek van de vergunninghouder deze het betaalde belastingbedrag naar evenredigheid van het aantal nog niet ‘genuttigde’ kalendermaanden terug krijgt. Dit betekent bijvoorbeeld dat iemand die zijn vergunning op 15 september inlevert, 5/12 van het betaalde vergunningtarief terug krijgt. Hij heeft de maanden oktober tot en met februari niet gebruikt. Dit geldt ook als hij de vergunning zou inleveren op 1 september of 30 september; in beide gevallen krijgt hij 5/12 terug. De berekening vindt plaats over de volle kalendermaanden. Vergunningen met een geldigheidsduur van korter dan 2 maanden komen zodoende nimmer in aanmerking voor restitutie. Als datum van inleveren geldt de datum dat het vergunningbewijs (het deel van de vergunning dat men achter de voorruit moet leggen) wordt ingeleverd. Hiermee wordt voorkomen dat deze onrechtmatig wordt gebruikt.

De bevoegdheid om te bepalen hoe de parkeerbelasting moet worden betaald is via artikel 13 van deze verordening overgedragen aan het college. In het uitwerkingsbesluit werken zij de uitvoering van betaald parkeren nader uit.

De vergunningen die het college kan verstrekken, zijn benoemd in de tarieventabel. Er kunnen geen andere vergunningen verstrekt worden dan die genoemd zijn in de tarieventabel.

Afdeling III van deze verordening gaat over de toepassing van art. 225 lid 1b van de Gemeentewet; “een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze”. Feitelijk is de strekking van de parkeerverordening simpel: ‘de gemeente geeft parkeervergunningen uit.’ De parkeerverordening stelt de kaders vast voor het verlenen van parkeervergunningen en de eisen die aan de parkeer-vergunningen zijn verbonden. In het uitwerkingsbesluit, dat zijn grondslag vindt in artikel 15 en 16 van deze verordening, legt het college van burgemeester en wethouders vast hoe de verschillende “parkeerproducten” (zoals bewonersvergunning, bezoekersvergunning, etc.) worden verstrekt en mogen worden gebruikt. De gemeenteraad is en blijft verantwoordelijk voor de tariefstelling van deze producten. Deze worden vastgesteld in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Daarmee is geborgd dat het college alleen ‘producten’ kan uitgeven, die door de raad zijn benoemd.

In het eerste lid van art. 225 van de Gemeentewet is bepaald dat er twee soorten parkeerbelastingen zijn. Het betalen aan ‘de meter’ en het parkeren met een parkeervergunning. Fiscale handhaving (het opleggen van een naheffingsaanslag) is alleen mogelijk als betalen ‘aan de meter’ mogelijk is. De noodzaak om onderscheid te maken tussen ‘belanghebbendenplaatsen’ en ‘parkeerapparatuurplaatsen’ ontbreekt daarmee. Ook plaatsen die uitsluitend bedoeld zijn voor vergunninghouders (belanghebbendenplaatsen) kunnen worden vastgelegd in een fiscaal regime. Dit biedt de mogelijkheid om vergunninggebieden te laten bestaan uit een combinatie van ‘belanghebbendenplaatsen’ en plaatsen waar ook ‘aan de meter’ kan worden betaald (parkeerapparatuurplaatsen).

Artikel 15 is een opsomming van de nader door het college te bepalen regels. Het college heeft door het mixen van en variëren met de genoemde elementen de mogelijkheid om:

- Binnen de in de tarieventabel benoemde vergunningtypen, verschillende parkeerproducten te ontwikkelen. Hiermee is de gemeente in staat om, binnen de grenzen van de wet en regelgeving, doelgroepenbeleid te voeren. Denk bijvoorbeeld aan de specifieke vergunningen voor marktkooplieden of voor autodate.

- Snel en adequaat in te spelen op gewijzigde omstandigheden door de geldigheid van de vergunning in tijd of locatie te verruimen of te beperken. Op die wijze kan bijvoorbeeld de omvang van het gebied waar uitsluitend door vergunninghouders kan worden geparkeerd snel worden gewijzigd. Hetzelfde geldt voor het aanpassen van de tijden dat parkeerregulering gewenst is.

Door de parkeervergunning niet overdraagbaar te maken (artikel 17), wordt handel in vergunningen voorkomen. Uitzondering hierop vormt de overdracht van de vergunning aan een ander lid van het huishouden, voor zover die wordt gevoerd in de zelfstandige woning waarop de vergunning is uitgegeven. Deze uitzondering is bedoeld om de boedelverdeling bij echtscheiding of het gebruik van de auto door een nabestaande na overlijden niet nodeloos ingewikkeld te maken. Ook wordt de vergunninghouder verplicht om relevante wijzigingen door te geven, zodat te allen tijde kan worden bezien of de vergunninghouder nog aan de criteria voldoet.

Artikel 19 van deze verordening gaat in op wat er moet gebeuren bij diefstal, verlies of vermissing van vergunningen. Het verstrekken van een duplicaat van een parkeervergunning op kenteken is niet aan voorwaarden gebonden. Deze vergunning kan immers maar voor één auto worden gebruikt. Omdat parkeervergunningen op naam wel eenvoudig kunnen worden misbruikt, wordt per vergunningjaar maximaal 1 keer een duplicaat verstrekt. Door een vergunning “kwijt” te raken wordt het anders mogelijk om meerdere auto’s voor de prijs van één te laten parkeren. Door de in dit artikel genoemde beperkingen moet het op deze wijze frauderen met vergunningen worden beperkt.

Artikel 20 regelt de verbodsbepalingen. Door de hier gebruikte formulering is het behalve auto’s ook toegestaan dat allerhande brommobielen, quads en gehandicaptenvoertuigen van deze parkeerplaatsen gebruik maken. Voorwaarde is dat deze voertuigen zijn voorzien van een kenteken. Uiteraard geldt ook voor hen de betalingsverplichting. Het parkeren van motorfietsen blijft ook mogelijk op fiscale plaatsen, het parkeren van brommers, bromscooters etc. echter niet.