Regeling vervallen per 07-02-2018

Nadere regels bij de verordening Jeugdhulp Edam-volendam en Zeevang

Geldend van 04-12-2015 t/m 06-02-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2015

Intitulé

Nadere regels bij de verordening Jeugdhulp Edam-volendam en Zeevang

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • -

    budgethouder: degene die bevoegd is het persoonsgebonden budget te beheren dat wordt aangewend voor de bekostiging van de individuele voorziening voor de jeugdige of zijn ouders

  • -

    beleidsregels AWBZ: de beleidsregels AWBZ 2014

  • -

    CIZ indicatiewijzer: de Indicatiewijzer van het centrum indicatiestelling zorg, versie 7.1 zoals deze luidde per juli 2014

  • -

    DSM: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen), de versie zoals die door het professionele veld wordt gebruikt

  • -

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar te bieden

  • -

    jeugdhulpaanbieder: geregistreerde professionele aanbieder van jeugdhulp (zowel instellingen als zelfstandig werkenden)

  • -

    Sociale verzekeringsbank: sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

  • -

    verordening: de verordening Jeugdhulp gemeenten Edam-Volendam en Zeevang

  • -

    wet: de Jeugdwet

  • -

    zorgteam: multidisciplinair overleg van professionals voor complexe zorgvraagstukken

Hoofdstuk 2 Aanbod voorzieningen

Artikel 2.1 De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

  • 1. informatie en advies over:

    • -

      opgroeien en opvoeden

    • -

      psychische problemen en stoornissen

    • -

      taal- en leerproblemen

    • -

      kindermishandeling en huiselijk geweld

    • -

      somatische aandoeningen

    • -

      lichamelijke of verstandelijke beperkingen

  • 2. preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning (individueel of groepsgewijs) waaronder:

    • -

      jongerenwerk

    • -

      cliëntondersteuning

    • -

      mantelzorgondersteuning

    • -

      jeugdgezondheidszorg

    • -

      opvoedspreekuur en -cursussen

    • -

      schoolmaatschappelijk werk

  • 3. ondersteuning breed loket, bestaande uit:

    • -

      kortdurende individuele niet-specialistische hulp

    • -

      kortdurende individuele niet specialistische begeleiding

    • -

      casemanagement en regie

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen (bij verordening artikel 2, lid 3)

  • 1. De beschikbare individuele voorzieningen worden ingekocht op lokaal, regionaal of landelijk niveau.

  • 2. Voor een individuele voorziening is een verleningsbeschikking vereist.

  • 3. Individuele voorzieningen bestaan in de vormen ambulante hulp, dagbehandeling of verblijf of een combinatie van deze vormen van zorg.

  • 4. Individuele voorzieningen zijn:

    • a.

      Begeleiding en persoonlijke verzorging voor jeugdigen met een beperking

    • b.

      Behandeling en verblijf voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

    • c.

      Dyslexiezorg voor kinderen met ernstige, enkelvoudige dyslexie

    • d.

      Generalistische basis jeugd GGZ

    • e.

      Specialistische jeugd GGZ

    • f.

      Specialistische Jeugdhulp voor het jonge kind (dagbehandeling)

    • g.

      Specialistische ambulante hulp

    • h.

      Crisisopvang en crisishulp

    • i.

      Jeugdhulp voortvloeiend uit een maatregel jeugdbescherming

    • j.

      Jeugdhulp voortvloeiend uit een maatregel jeugdreclassering

    • k.

      Jeugdhulp residentieel

    • l.

      Jeugdhulp Plus

    • m.

      Pleegzorg

    • n.

      Ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan

  • 5. Op www.ikzoekjeugdhulp.nl wordt aangeduid welke zorgaanbieders welke individuele voorzieningen kunnen uitvoeren.

Hoofdstuk 3 Toegang: algemeen en procedureel

Artikel 3.1 Geldigheidsduur toekenningsbesluiten

  • 1. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 2.2 derde lid en vierde lid onder c, d en e wordt verstrekt voor de omvang en duur als opgenomen in het hulpverleningsplan van de Jeugdhulpaanbieder.

  • 2. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de Jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan.

  • 3. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen drie maanden hebben gemeld bij een zorgaanbieder.

  • 4. Bij het aflopen van de maximale duur van het besluit wordt opnieuw de zorgbehoefte van de jeugdige bepaald, zo nodig in combinatie met diagnostiek.

Hoofdstuk 4 Toegang: beoordeling

Paragraaf 1 het gesprek

Artikel 4.1 Samenhang

  • 1. Bij de beoordeling of een voorziening nodig is als ook wat de aard van de voorziening moet zijn wordt betrokken:

    • a.

      het geheel van problemen en beschermende factoren met betrekking tot de jeugdige;

    • b.

      de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de jeugdige en zijn ouders;

    • c.

      indien meerdere voorzieningen mogelijk zijn wordt de goedkoopst adequate voorziening verstrekt.

  • 2. De zorgtaken van ouders en de te verstrekken voorzieningen worden op elkaar afgestemd.

  • 3. Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als zij niet langer passend is naar inhoud of als voorliggende problemen eerst moeten worden opgelost.

Artikel 4.2 Verantwoorde zorg

De aard en de omvang van de zorg die wordt verstrekt, wordt mede bepaald door de stand van de wetenschap en praktijk en, bij het ontbreken van een zodanige maatstaf, door wat in het betrokken vakgebied geldt als verantwoord een adequate zorg en diensten.

Artikel 4.3 Multidisciplinair oordeel

  • 1. Het besluit of en welke voorziening wordt toegekend wordt genomen na multidisciplinair overleg met tenminste één andere professional.

  • 2. Deze professionals beschikken over de relevante deskundigheid volgens landelijke professionele richtlijnen om de vermoedelijke diagnose te bepalen die criterium is voor de betreffende zorgcategorie, andere vermoedelijke diagnoses uit te sluiten of prioritering van behandeling te kunnen bepalen.

  • 3. Bij meer complexe situaties wordt zo nodig meer gespecialiseerde deskundigheid geconsulteerd.

  • 4. Deze stappen worden achterwege gelaten bij het besluit tot toekennen van een individuele voorziening op verwijzing van de huisarts of medisch specialist.

  • 5. Deze stappen worden achterwege gelaten bij het besluit tot toekennen van een individuele voorziening op verwijzing door de gecertificeerde instelling in geval van drang of bij advies van Veilig Thuis.

Paragraaf 2 toegangscriteria

(Bij verordening artikel 2.2 derde lid)

Artikel 4.4 Ambulante jeugdhulp

Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor ambulante jeugdhulp, indien sprake is van opvoedingsproblemen en een of meer van de volgende factoren:

  • a.

    (dreigende) ernstige psychosociale, psychische, psychiatrische of gedragsproblemen van de jeugdige;

  • b.

    (dreigende) ernstige problemen op meerdere leefgebieden in combinatie met ontwikkelingsproblemen bij de jeugdige.

Artikel 4.5 Dagbehandeling jeugdhulp

Een jeugdige komt in aanmerking voor dagbehandeling jeugdhulp indien:

  • a.

    voldaan is aan de criteria genoemd in artikel 4.4; en

  • b.

    behandeling of observatie buiten de reguliere thuis- of schoolsituatie op de accommodatie van de zorgaanbieder noodzakelijk is.

Artikel 4.6 Verblijf jeugdhulp

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor verblijf jeugdhulp indien:

    • a.

      voldaan is aan de criteria genoemd in artikel 4.4; en

    • b.

      jeugdzorg ambulant of in dagbehandeling niet toereikend is;

    • c.

      pleegzorg niet beschikbaar of geschikt is.

  • 2. In geval van crisisplaatsing is een daartoe strekkend advies van Veilig Thuis noodzakelijk.

Artikel 4.7 Begeleiding

  • 1. Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor begeleiding, indien:

    • a.

      er bij de jeugdige sprake is van een somatische of psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap en;

    • b.

      sprake is van matige of zware beperkingen op het terrein van:

      • -

        de sociale redzaamheid of

      • -

        het bewegen en verplaatsen of

      • -

        het psychisch functioneren of

      • -

        het geheugen en de oriëntatie

  • 2. De begeleiding is gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op de mantelzorger in de directe omgeving van de jeugdige, als dit ten goede kome aan een jeugdige.

Artikel 4.8 Persoonlijke verzorging

Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor ondersteuning bij de persoonlijke verzorging van de jeugdige, indien:

  • a.

    er bij de jeugdige sprake is van een somatische of psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap en;

  • b.

    de jeugdige de vaardigheden of kennis mist om de persoonlijke zorg zelfstandig uit te voeren en deze ook niet kan aanleren.

Artikel 4.9 Kortdurend verblijf

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor kortdurend verblijf indien:

    • a.

      de jeugdige een somatische of psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap heeft en;

    • b.

      de jeugdige is aangewezen op zorg gepaard gaand met permanent toezicht en;

    • c.

      ontlasting van de persoon die de gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de jeugdige levert noodzakelijk is.

  • 2. Kortdurend verblijf omvat logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, gepaard gaande met daarbij noodzakelijke persoonlijke verzorging en begeleiding.

Artikel 4.10 Behandeling (licht)verstandelijk beperkten

Een jeugdige komt in aanmerking voor behandeling (licht)verstandelijk beperkten, indien:

  • a.

    er sprake is van een (licht)verstandelijke beperking van de jeugdige en;

  • b.

    er een noodzaak is voor continue, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg (CSLM) of;

  • c.

    behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden noodzakelijk is, het gedrag een specifieke aanpak vraagt of;

  • d.

    aanvullende functionele diagnostiek nodig is.

Artikel 4.11 Verblijf (licht)verstandelijk beperkten

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor verblijf (licht)verstandelijk beperkten, indien:

    • a.

      voldaan is aan de criteria genoemd in artikel 4.9 eerste lid onder a en;

    • b.

      gezien de aard van de beperking of stoornis de jeugdige is aangewezen op een beschermende woonomgeving en ouders dit niet kunnen bieden of;

    • c.

      de jeugdige is aangewezen op therapeutisch leefklimaat.

  • 2. In geval van crisisplaatsing is een daartoe strekkend advies van het Veilig Thuis noodzakelijk.

Artikel 4.12 Dyslexiezorg

Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van enkelvoudige ernstige dyslexie indien:

  • a.

    de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt;

  • b.

    er voldaan is aan de afspraken opgenomen in het protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling.

Artikel 4.13 Generalistische basis geestelijke gezondheidszorg

Een jeugdige komt in aanmerking voor generalistische basis geestelijke gezondheidszorg, indien er sprake is van:

  • a.

    (een vermoeden van) een DSM benoemde stoornis en;

  • b.

    matige of (hoog) ernstige psychische klachten waarbij sprake is van een matige complexiteit van klachten, een beperkt risico en het beloop van de klachten beantwoordt aan de criteria van de DSM.

Artikel 4.14 Specialistische geestelijke gezondheidszorg

Een jeugdige komt in aanmerking voor specialistische geestelijke gezondheidszorg indien er sprake is van:

  • a.

    (een vermoeden van) een DSM benoemde stoornis en;

  • b.

    een hoge complexiteit van de klachten of een hoog risico.

Artikel 4.15 Pleegzorg

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor pleegzorg indien en zolang de jeugdige niet thuis kan wonen of verblijven als gevolg van (dreigende) onveiligheid, opvoedingsonmacht of overbelasting van de ouders.

  • 2. In geval van een crisisplaatsing is een daartoe strekkend advies van Veilig Thuis noodzakelijk.

Artikel 4.16 Ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan

Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan, indien de inzet van jeugdhulp mogelijk (gedeeltelijk) vermeden kan worden door het opstellen en uitvoeren van een familiegroepsplan.

Artikel 4.17 Vervoer

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor (gespecialiseerd) vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als:

    • a.

      er een medische noodzaak is voor gespecialiseerd vervoer en;

    • b.

      de noodzaak is vastgesteld door de zorgaanbieder en;

    • c.

      er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid van de ouders en

    • d.

      er geen sprake is van mogelijkheden in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen.

  • 2. Een jeugdige komt in aanmerking voor een vergoeding voor eigen vervoer indien sprake is van zittend (niet-gespecialiseerd) vervoer van de jeugdige naar GGZ-behandeling.

  • 3. De vergoeding voor eigen vervoer bedraagt € 0,19 per kilometer voor afstanden vanaf 10 kilometer tot 100 kilometer per retourrit.

Paragraaf 3 bijzondere bepaling bij de artikelen 4.7 tot en met 4.11

Artikel 4.18

  • 1. De beoordeling of een grondslag aanwezig is voor de toekenning van een voorziening als genoemd in de artikelen 4.7 tot en met 4.11 wordt in 2015 gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 3 van de CIZ Indicatiewijzer, een en ander voor zover het een voorziening betreft die nu onder de Jeugdwet valt en voor zover van toepassing op de jeugdige.

  • 2. De beoordeling van gebruikelijke zorg wordt gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 4 van de CIZ Indicatiewijzer, een en ander voor zover het een voorziening betreft die nu onder de Jeugdwet valt en voor zover van toepassing op de jeugdige.

  • 3. De beoordeling van de noodzaak van een voorziening als bedoeld in artikel 4.7, het doel, de inhoud en de omvang daarvan wordt in 2015 gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 7 van de indicatiewijzer.

  • 4. De beoordeling van de noodzaak van een voorziening als bedoeld in artikel 4.8, het doel, de inhoud en de omvang daarvan wordt in 2015 gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 5 van de indicatiewijzer.

  • 5. De beoordeling van de noodzaak van een voorziening als bedoeld in artikel 4.9, het doel, de inhoud en de omvang daarvan wordt in 2015 gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 10 van de indicatiewijzer.

  • 6. De beoordeling van de noodzaak van een voorziening als bedoeld in artikel 4.10, het doel, de inhoud en de omvang daarvan wordt in 2015 gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 8 van de indicatiewijzer.

  • 7. De beoordeling van de noodzaak van een voorziening als bedoeld in artikel 4.11, het doel, de inhoud en de omvang daarvan wordt in 2015 gebaseerd op de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 9 van de indicatiewijzer.

  • 8. Met instemming van de jeugdige of zijn ouders kan, vooruitlopend op nieuw vast te stellen beleid een voorziening worden verstrekt waarbij gemotiveerd wordt afgeweken van het bepaalde in lid 1 tot en met 7.

Hoofdstuk 5 Het persoonsgebonden budget

Artikel 5.1 Algemeen

  • 1. Een persoonsgebonden budget kan worden verstrekt ten behoeve van een voorziening als bedoeld in artikel 2.2, vierde lid onder a tot en met g;

  • 2. De motivatie en bekwaamheid van de aanvrager van een persoonsgebonden budget en de doelmatigheid van het zorginhoudelijke voorstel wordt getoetst aan de hand van een door de aanvrager ingevuld plan als onderdeel van de aanvraag als bedoeld in artikel 10 van de verordening.

Artikel 5.2 Kwaliteitseisen van de met persoonsgebonden budget in te kopen zorg

1.De zorg die de budgethouder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet tenminste aan de volgende eisen:

  • a.

    de zorg wordt ingekocht bij een jeugdhulpaanbieder die voldoet aan de wettelijke eisen;

  • b.

    verleners van zorg die geen jeugdhulpaanbieders zijn, met uitzondering van de ouders van de jeugdige, beschikken over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld 4.1.6 van de wet en verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg;

  • c.

    verleners van zorg die geen jeugdhulpaanbieder zijn, verrichten geen voorbehouden handelingen of handelingen die op grond van de Norm van Verantwoorde Werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden.

Artikel 5.3 Vaststelling omvang en hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De maximale omvang van de individuele voorziening wordt bepaald met inachtneming van artikel 3.1 en artikel 4.18.

  • 2. De maximale hoogte van het persoonsgebonden budget ten behoeve van de inkoop van diensten bij een jeugdhulpaanbieder wordt berekend op basis van de omvang van de te leveren zorg vermenigvuldigd met de volgende tarieven:

    • a.

      voor begeleiding individueel geldt een uurtarief van € 35,84;

    • b.

      voor begeleiding groep geldt een dagdeeltarief van € 44,30;

    • c.

      voor begeleiding groep met vervoer geldt een dagdeeltarief van € 49,63;

    • d.

      voor persoonlijke verzorging geldt een uurtarief van € 27,02;

    • e.

      voor kortdurend verblijf geldt een tarief van € 101,00 per etmaal.

    • f.

      voor de overige vormen van zorg geldt dat het tarief wordt berekend naar de laagste prijs waarvoor de betreffende zorg door de gemeente is ingekocht.

  • 3. Voor een persoonsgebonden budget ten behoeve van de inkoop van diensten bij verleners van zorg die geen jeugdhulpaanbieder zijn, geldt een uurtarief van maximaal € 20.

Artikel 5.4 Persoonsgebonden budget voor het sociaal netwerk (niet-professionele hulp)

  • 1. Voor jeugdigen en hun ouders is het inkopen van niet-professionele hulp alleen toegestaan bij begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf.

  • 2. Jeugdigen en hun ouders aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kunnen zorg en diensten betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      dat de ondersteuning vanuit het sociaal netwerk buiten datgene valt dat redelijkerwijs van dit netwerk verwacht mag worden;

    • b.

      het uurtarief voor geboden zorg vanuit het sociale netwerk bedraagt maximaal € 20,00 per uur.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van deze nadere regels indien toepassing van deze regels gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te dienen doelen. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om omstandigheden die niet al in de nadere regels zijn verdisconteerd en waarin de strikte navolging van de nadere regels zou leiden tot een niet beoogde uitkomst.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 oktober 2015.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels op de verordening Jeugdhulp Edam-Volendam en Zeevang.

Nota-toelichting

Algemene toelichting

 

Deze nadere regels zijn opgesteld als een nadere uitwerking van de wettelijke taak van het college van burgemeester en wethouders om de bepaling en inzet van voorzieningen en de deskundige toeleiding daarheen te borgen, en van de regels vastgesteld in de Verordening Jeugdhulp van de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang (gemeenteraden 30 oktober 2014).

 

De transitie van de Jeugdwet brengt een veranderde manier van werken met zich mee voor de praktijk. Van belang is dat er geen willekeur ontstaat in werkwijzen en burgers zekerheid hebben dat afwegingen overal zoveel mogelijk gelijk worden gemaakt. Een regelset borgt dat in vergelijkbare gevallen gelijk wordt gehandeld en is bedoeld om willekeur voor burgers te vermijden. De professionals in de praktijk hebben hiertoe handvatten nodig om te komen tot invulling van hun taak tot verwijzen en bepalen van de aard en omvang van (in ieder geval de voormalige AWBZ) voorzieningen. De praktijk van vóór 2015 had handvatten om te zorgen dat eenduidig werd geïndiceerd en invloed te houden op de kosten die daaraan verbonden waren: er werd centraal geïndiceerd en met name de voormalige AWBZ voorzieningen waren vergaand en zeer gedetailleerd geregeld. In 2015 dit alles loslaten zonder dat de nieuwe praktijk is uitgekristalliseerd brengt risico’s, onduidelijkheid en kans op willekeurig handelen met zich mee. Nieuwe werkwijzen moeten zich nog ontwikkelen en bewijzen en kunnen daarna worden verankerd in de nadere regels.

 

Daarom zijn regels opgesteld die voor het grootste deel zijn gebaseerd op de beleidsregels zoals die gelden in 2014. Zij worden wel flexibel gehouden: uitgangspunt is dat de verwijzingen en de voorzieningen worden beoordeeld naar de regels van voor 2015 maar afwijken kan, mits gemotiveerd. Dit geeft ruimte om een nieuwe praktijk te ontwikkelen, het dwingt ook tot nadenken en uitleggen. Dit levert een bijdrage aan het nieuwe beleid: waar de afwijkingen van geval tot geval worden doordacht en gemotiveerd en vervolgens onderling met elkaar vergeleken, draagt dit bij aan een beleid dat vanuit de praktijk wordt vormgegeven en daar dus nauw op aansluit. Om dit te bereiken worden afwijkingen gemonitord en de opbrengsten hiervan verzameld en geëvalueerd om als input te dienen voor bijgestelde nadere regels.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Budgethouder: in de regel is de budgethouder van het persoonsgebonden budget de ouder(s) van de jeugdige. Het is echter op grond van de wet (artikel 8.1.1 tweede lid) ook mogelijk dat een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp de ouder ondersteunt bij de uitvoering van het persoonsgebonden budget.

 

D SM: de DSM (het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) is een handboek van de American Psychiatric Association dat in de praktijk van de geestelijke gezondheidszorg gebruikt wordt als dé standaard bij het classificeren en vaststellen van psychische stoornissen. De vorige versie (uit 2000) was een tekstrevisie van de vierde editie, aangeduid als DSM-IV-TR. In mei 2013 is deze opgevolgd door de DSM-5.

 

Gebruikelijke zorg: de term ‘gebruikelijk zorg’ komt voort uit het Besluit zorgaanspraken AWBZ. In de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ is het begrip en detail omschreven om duidelijk te maken wat als gebruikelijke zorg van bijvoorbeeld ouders verwacht mag worden als het gaat om het begeleiding en verzorgen van hun kind.

 

Jeugdhulpaanbieder: Een jeugdhulpaanbieder is een geregistreerde professionele aanbieder van jeugdhulp. Een eis binnen de Jeugdwet is de ‘Norm van Verantwoorde Werktoedeling[2]’(NvVW). Deze norm geldt voor zorgaanbieders, gecertificeerde instellingen, gemeenten en Veilig Thuis. De norm houdt in dat aanbieders in het jeugddomein het werk moeten toedelen aan geregistreerde jeugdprofessionals, tenzij er gegronde redenen zijn om hier vanaf te wijken. Geregistreerd betekent: ingeschreven staan in het BIS register[3] of in het Kwaliteitsregister Jeugd[4]. Meer informatie over dit laatste register is te vinden bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (https://skjeugd.nl).

 

Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank (SVB) is bij wet de uitvoerder van het trekkingsrecht rond het persoonsgebonden budget. De gemeente stelt het persoonsgebonden budget ter beschikking van de SVB. De budgethouder dient de rekeningen (facturen) naar de SVB sturen, die ze vervolgens controleert en rechtstreeks betaalt aan de zorgverlener.

 

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

 

V ierde lid

  • a.

    Begeleiding en persoonlijke verzorging voor jeugdigen met een beperking:

    • -

      Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud en/of het compenseren van de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn omgeving. De begeleiding is bedoeld voor jeugdigen die zonder deze begeleiding moeten verblijven in een instelling of zich verwaarlozen. Activiteiten in het kader van begeleiding kunnen zowel individueel als in een groep worden uitgevoerd (of een combinatie hiervan).

    • -

      Persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische of psychiatrische aandoening, beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.

 

  • b.

    Behandeling en verblijf voor jeugdigen met een verstandelijke beperking:

    • -

      Behandeling wordt geïndiceerd in de vorm van individuele behandeling, in de vorm van behandeling in groepsverband of in de vorm van verblijf met behandeling. De jeugdige heeft complexe (multi)problematiek waarbij specifieke deskundigheid op het niveau van een gedragswetenschapper noodzakelijk si. Behandeling in de verstandelijke gehandicaptenzorg is gericht op het voorkomen van gevolgen of complicaties van de aandoening (zoals ernstige gedragsproblematiek, door het aanleren van vaardigheden en gedrag.

    • -

      Verblijf omvat verblijf in een instelling met samenhangende zorg bestaande uit persoonlijke verzorging, begeleiding en behandeling, voor een jeugdige met een verstandelijke beperking indien die jeugdige is aangewezen op een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat en permanent toezicht. Veelal gaat het om kinderen of jongeren die niet veilig thuis kunnen wonen of die de veiligheid thuis in gevaar brengen.

 

  • c.

    Dyslexiezorg voor kinderen met ernstige, enkelvoudige dyslexie

De herkenning, beoordeling en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie bij jeugdigen die op het moment van aanvang van de zorg minimaal 7 of maximaal 13 jaar zijn. Het protocol Dyslexie diagnostiek en behandeling beschrijft stapsgewijs de praktijk van diagnostiek en behandeling van dyslexie. Belangrijk hierbij is de rol van de basisschool, die natuurlijk vaak als eerste een vermoeden van dyslexie heeft en een handelingsplan opstelt voor extra ondersteuning op school.

 

  • d.

    Generalistische basis jeugd GGZ

De behandeling van lichte tot matige, niet complexe psychische stoornissen. Hierbij gaat het om lichte tot matige, niet te complexe problematiek met laag en matig risico, waarbij sprake is van een goed sociaal netwerk en met een grote kans op herstel. Het kan ook gaan om jeugdigen met ernstige maar stabiele psychische problematiek die geen gespecialiseerde behandeling, maar wel een langdurige monitoring behoeven. De generalistische basis GGZ is ook verantwoordelijk voor goede nazorg, ondersteuning en terugvalpreventie bij jeugdigen die al behandeld zijn voor een psychische aandoening.

 

  • e.

    Specialistische jeugd GGZ

De gespecialiseerde GGZ kenmerkt zich door een hoge mate van complexiteit en/of een hoog risico van de behandeling, waarbij gespecialiseerde kennis nodig is.

 

  • f.

    Specialistische Jeugdhulp voor het jonge kind (dagbehandeling)

Deze specialistische jeugdhulp voor het jonge kind is bedoeld voor kinderen tussen 0 en 7 jaar met een ontwikkelingsachterstand en/of complexe gedragsproblematiek. De verwijzing voor behandeling dient voor de leeftijd van 7 jaar van het kind te worden gesteld. De behandeling kan bij het bereiken van de 7 jarige leeftijd worden afgerond. In de regio Zaanstreek-Waterland wordt specialistische jeugdhulp voor het jonge kind geboden door MOC ’t Kabouterhuis en Spirit in de volgende vormen / producten: Groepsbehandeling, Observatiegroep, Ambulant zwaar, Ambulant midden, Ambulant licht, Alert4You, Dagbehandeling, Jeugdhulp het jonge kind.

 

  • g.

    Specialistische ambulante hulp

Deze specialistische hulp wordt ingezet als de problematiek van de jeugdige en zijn gezin zodanig is dat de jeugdprofessionals uit het kernteam jeugd en gezin onvoldoende tijd of expertise hebben om de juiste hulp te bieden. Dit is het geval als bij een jeugdige waar zich meerdere problemen tegelijk voordoen en/of de problematiek zo complex is dat er specifieke programma’s of methodieken moeten worden ingezet. Vaak zijn er zorgen over verschillende domeinen, zoals onderwijs, verslaving en justitie. Deze vorm van ambulante hulp is vaak langdurend (meer dan 10 gesprekken) en/of kent een hoge intensiteit van meer dan 3 uur per week. De hulp kan individueel worden ingezet, in een groep of als combinatie van beide vormen.

 

  • h.

    Crisisopvang en crisishulp

Acute hulp en tijdelijk verblijf aan een jeugdige in een pleeggezin of in een instelling, wanneer er sprake is van een crisissituatie in een gezin waardoor op zeer korte termijn opvang en hulp voor een jeugdige buiten het gezin noodzakelijk is. De crisisopvang en –hulp bestaat uit specialistische spoedhulp door een ambulante hulpverlener, in combinatie met 24/7 bieden van veilige dag- en nachtopvang. Crisishulp en –opvang is er voor kinderen van 0 tot 18 jaar, die niet veilig thuis kunnen wonen en acute hulp nodig hebben.

 

  • i.

    Jeugdhulp voortvloeiend uit een maatregel jeugdbescherming

De maatregel jeugdbescherming wordt dwingend door de rechter opgelegd. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige ernstig wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of onvoldoende helpt of kan helpen. Er zijn drie jeugdbeschermingsmaatregelen die de rechter kan opleggen: een voorlopige ondertoezichtstelling ((V)OTS) komt het meest voor, eventueel gepaard gaand met een machtiging tot uithuisplaatsing. De andere maatregelen zijn ontheffing uit de ouderlijke macht en ontzetting uit de ouderlijke macht. Voor uitvoering van de (V)OTS geldt dat het gericht moet zijn op het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind.

 

  • j.

    Jeugdhulp voortvloeiend uit een maatregel jeugdreclassering

Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jeugdigen die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Als een leerplichtambtenaar proces verbaal opmaakt wegens schoolverzuim kan jeugdreclassering ook toegepast worden.

 

  • k.

    Jeugdhulp residentieel

Residentiele hulp is een benaming voor uiteenlopende typen van zorg voor kinderen en jongeren tot en met de leeftijd van 18 jaar (specifiek van 6-18 jaar, voor kinderen onder de 6 jaar is er sterk de voorkeur voor een pleeggezinplaatsing). Vaak wordt deze vorm van zorg ook aangeduid als verblijfshulp in een gezinshuis of instelling, omdat de betreffende kinderen hier wonen, opgroeien en worden begeleid en behandeld voor korte of langere duur. Het inzetten van residentiele jeugdhulp kan op basis van vrijwillige medewerking van de ouders of onder dwang. Indien er sprake is van acute onveiligheid, kan de kinderrechter besluiten om het kind gedwongen te plaatsen.

 

  • l.

    Jeugdhulp Plus

Een zeer zware en intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdhulp, waarbij de vrijheden van de jeugdige worden ingeperkt, om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de hulp die hij/zij nodig heeft. De hulp heeft als doel jeugdigen met ernstige gedragsproblemen te behandelen en een dusdanige gedragsverandering te bewerkstelligen dat deze jeugdigen weer kunnen participeren in de maatschappij. Daartoe wordt de jeugdige opgenomen in een gesloten accommodatie. De doelgroep bestaat uit kinderen en jongeren van 12 tot 18 jaar, waarvan de ouders (of één van de ouders bij wie het kind het verblijf heeft) woonachtig zijn in de gemeenten behorende tot de regio Zaanstreek-Waterland. De rechter beoordeelt op verzoek of voor een jeugdige deze vorm van jeugdhulp nodig is. Het verzoek kan worden ingediend, zoals bepaald in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. De rechter kan een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp afgeven.

 

  • m.

    Pleegzorg

Pleegzorg is een vorm van zorg waarin pleegouders het pleegkind verblijf, verzorging en vervanging van de oorspronkelijke opvoedingssituatie bieden, in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de ouders door een hulpverleningsinstelling. De doelgroep bestaat uit kinderen en jongeren van 0 tot en met 18 jaar, met of zonder verstandelijke en/of lichamelijke beperking. De verwijzing voor pleegzorg dient voor de leeftijd van 18 jaar van het kind te worden gesteld.

 

  • n.

    Ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan

Ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan wordt toegekend als de ouder niet zelf in staat is een plan op te stellen, en de cliëntondersteuner hierbij niet kan ondersteunen. In de regel zal deze voorziening niet worden toegekend als een van de andere voorzieningen wordt toegekend, omdat op grond van de wet de jeugdhulpaanbieder verplicht is de ouder bij binnenkomst de mogelijkheid te geven een familiegroepsplan op te stellen. Eventuele ondersteuning daarbij zal in de regel dan ook door de zorgaanbieder zelf georganiseerd worden.

 

Vijfde lid

De gemeenten Edam-Volendam en Zeevang sluiten jaarlijks contracten af met jeugdhulpaanbieders. Dit kunnen instellingen zijn, maar ook vrij gevestigde hulpverleners. Voor het jaar 2015 zijn de (meeste) contracten met jeugdhulpaanbieders afgesloten in 2014. Gedurende het jaar kunnen er aanbieders bijkomen en wegvallen. Via de publicatie van voorzieningen op een website worden de beschikbare voorzieningen actueel inzichtelijk gehouden.

 

Zorgaanbieders worden door de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang gecontracteerd voor het uitvoeren van zorg uit één of meerdere zorgcategorieën. Via de inkoop zorgen de gemeenten er voor dat alleen zorgaanbieders gecontracteerd worden die aan de kwaliteitseisen voldoen die bij betreffende zorgcategorie horen. Het is een zorgaanbieder daarom ook niet toegestaan andere zorg aan te bieden dan is afgesproken in de inkoopovereenkomst met de gemeente.

 

 

Artikel 3.1 Geldigheidsduur toekenningsbesluiten

 

Vierde lid

Deze bepaling is opgenomen omdat wanneer er een te lange periode zit tussen het besluit en de aanmelding bij de zorgaanbieder, de situatie van jeugdige en het gezin zodanig veranderd kan zijn, dat het besluit niet meer adequaat is. Het gaat hierbij om een periode van drie maanden van het moment dat de jeugdige en zijn ouders het besluit ontvangen hebben tot het moment dat zij zich aanmelden bij de zorgaanbieder.

 

Artikel 5.2 Kwaliteitseisen van de met persoonsgebonden budget in te kopen zorg

 

Tweede lid

Zie toelichting artikel 1.1 begripsbepaling Jeugdhulpaanbieder.

#_ftnref1