Verordening regelende de procedures op het gebied van burgerparticipatie in de gemeente IJsselstein 2003

Geldend van 17-04-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening regelende de procedures op het gebied van burgerparticipatie in de gemeente IJsselstein 2003

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

interactieve beleidsontwikkeling: een proces waarbij de ontwikkeling van (nieuw) gemeentelijk beleid wordt georganiseerd in samenwerking met betrokken burgers;

interactieprocedure: de wijze waarop de interactieve beleidsontwikkeling gestalte wordt gegeven;

doelgroepen: degenen die kunnen deelnemen aan interactieve beleidsontwikkeling, zijnde ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen;

interactiemoment: het deelproces binnen de beleidscyclus waarop interactieve beleidsontwikkeling van toepassing kan zijn;

burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad;

inspraak: het ten aanzien van gemeentelijke beleidsvoornemens kenbaar maken van een zienswijze en daarover van gedachten wisselen;

inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

beleidsvoornemens: het voornemen van burgemeester en wethouders om een besluit te nemen. Daaronder wordt ook begrepen het voornemen van burgemeester en wethouders om een voorstel te doen aan de gemeenteraad;

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein.

Hoofdstuk 2. Interactieve beleidsontwikkeling

Artikel 2.1. Object van interactieve beleidsontwikkeling

Interactieve beleidsontwikkeling wordt toegepast op:

de voorbereiding of de herziening van structuurplannen;

de stedelijke vernieuwing (stedenbouwkundig, sociaal, economisch cultureel, milieuhygiënische verbetering);

de ontwikkeling op het gebied van verkeersbeleid, te weten (onderdelen van) circulatieplannen, de aansluiting op provinciaal en hoofdwegennet, de herinrichting van wegen, de invoering van 30 km-zones, stedelijk en wijkgericht parkeerbeleid en de aanleg van grote parkeervoorzieningen;

de ontwikkeling van integraal veiligheidsbeleid;

de ontwikkelingen van sport- en recreatievoorzieningen;

sociaal-cultureel en maatschappelijk welzijnsbeleid;

kunst- en cultuurbeleid;

minderhedenbeleid;

jeugd- en jongerenwerk;

onderwijs, te weten vernieuwing en brede school, en educatie, te weten volwassenen, tweede kans onderwijs en cursorisch;

Beleid inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Interactieve beleidsontwikkeling wordt niet toegepast:

ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

indien inspraak bij of krachtens de wet is uitgesloten;

indien sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is.

Artikel 2.2. Interactieprocedure

Op de in deze verordening bedoelde interactieprocedure is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.3. Interactiemoment

Interactieve beleidsontwikkeling wordt toegepast op één of meer interactiemomenten.

De volgende interactiemomenten worden onderscheiden:

gezamenlijke visievorming, betreffende een probleemanalyse en een verkenning van oplossingsrichtingen;

consultatie op hoofdlijnen, betreffende consultatie van doelgroepen over de voor- en nadelen van oplossingsrichtingen;

consultatie op varianten, betreffende consultatie van doelgroepen over de voor- en nadelen van in één of meer varianten uitgewerkte oplossingsrichtingen.

inspraak als bedoeld in artikel 1 van deze verordening.

Artikel 2.4. Procedurebesluit interactieve beleidsontwikkeling

Burgemeester en wethouders stellen voor elk beleidsterrein, waarop interactieve beleidsontwikkeling wordt toegepast, een interactieprocedure vast.

De interactieprocedure wordt geregeld in een procesplan en omvat:

de onderwerpen die aan de orde worden gesteld;

de wijze waarop het proces van interactieve beleidsontwikkeling wordt vormgegeven inclusief communicatieparagraaf;

welke doelgroepen in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan de interactieve beleidsontwikkeling;

de wijze waarop de doelgroepen in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan de interactieve beleidsontwikkeling;

de wijze waarop de besluitvorming plaatsvindt;

een overzicht van activiteiten, waaruit het proces van interactieve beleidsontwikkeling bestaat;

op welk interactiemoment of welke interactiemomenten de interactieve beleidsontwikkeling betrekking heeft en een omschrijving hiervan;

de wijze waarop inspraak wordt verleend, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 4 van deze verordening;

een termijnstelling en tijdsplanning;

een omschrijving van de projectorganisatie;

een omschrijving van de beoogde resultaten:

een omschrijving van de financiële voorwaarden (voor zover mogelijk);

een omschrijving van de mate waarin en de voorwaarden waaronder de ingevolge sub c. genoemden invloed op het beleidsterrein kunnen uitoefenen.

De wijze waarop evaluatie van de procedure plaatsvindt.

Artikel 2.5. Uitzonderingen

Burgemeester en wethouders kunnen de interactieprocedure wijzigen in die gevallen waarin het beleidsterrein zulks vereist. Zij geven hiervan kennis overeenkomstig het gestelde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.6. Eindverslag

Ter afronding van interactieve beleidsontwikkeling maken burgemeester en wethouders een eindverslag op. Zij kunnen hiertoe een format ontwikkelen.

Het eindverslag bevat in ieder geval:

een overzicht van de gevolgde procedure;

een zakelijke weergave van de zienswijzen die naar voren zijn gebracht;

een reactie op deze zienswijzen waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen zou kunnen worden overgegaan.

Het procesverloop, de doelgroepen en de resultaten van het proces dienen tot aan het moment van de uiteindelijke besluitvorming zichtbaar te blijven.

Burgemeester en wethouders brengen het eindverslag onmiddellijk ter kennis van de gemeenteraad, en zenden dit verslag aan de betrokken doelgroepen en andere belanghebbenden die daarom verzoeken.

Artikel 2.7

Het college regelt de oprichting en werkwijze van een adviesraad inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning in IJsselstein.

Hoofdstuk 3. Burgerinitiatief

Artikel 3.1. Initiatiefvoorstel

De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

Ongeldig is het verzoek dat:

niet door ten minste 50 initiatiefgerechtigden in IJsselstein wordt ondersteund;

een onderwerp als bedoeld in artikel 3.3. bevat, of

niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 3.4.

Artikel 3.2. Initiatiefgerechtigden

Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die, met uitzondering van hun leeftijd, voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 3.3. Uitzonderingen

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

een vraag over het gemeentelijk beleid;

een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen;

bij wet opgenomen uitzondering naar analogie van de Tijdelijke referendumwet.

Artikel 3.4. Indiening burgerinitiatiefvoorstel

Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

Het verzoek bevat ten minste:

een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van de in bijlage I en bijlage II van deze verordening opgenomen formulieren.

Artikel 3.5. Afhandeling

De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 3.3., onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling toe te lichten.

Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Hoofdstuk 4. Inspraak

Artikel 4.1. Object van inspraak

Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur.

In elk geval wordt inspraak verleend op beleidsvoornemens betreffende:

de voorbereiding van ruimtelijke plannen of de herziening daarvan, zoals structuur-, bestemmings-, uitwerkings- en wijzigingsplannen, dan wel bij de voorbereiding van toepassing van artikel 19 eerste lid;

de stedelijke vernieuwing (stelselmatige inspanning zowel op stedenbouwkundig als op sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied);

de verkeerscirculatieplannen;

de plannen tot herinrichting van wegen tot aanleg van grote parkeervoorzieningen;

de plannen tot aanleg van speelterreinen en groenvoorzieningen;

de plannen, programma's en verordeningen op het terrein van sociaal-cultureel en maatschappelijk welzijn (onder andere geregeld in de Planprocedureverordening sociaal-cultureel werk);

de plannen en programma's op het terrein van het minderhedenbeleid en/of op die beleidsterreinen waarbij minderheden in belangrijke mate betrokken zijn;

de plannen, programma’s en verordening op het terrein van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Geen inspraak wordt verleend:

ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

indien inspraak bij of krachtens de wet is uitgesloten;

indien sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is;

indien overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze verordening een proces van interactieve beleidsontwikkeling wordt toegepast.

Artikel 4.2. Subject van inspraak

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen.

Artikel 4.3. Inspraakprocedure

Op de in deze verordening bedoelde inspraakprocedure is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.4. Procedurebesluit inspraak

Burgemeester en wethouders stellen voor elk beleidsvoornemen, waarop inspraak wordt verleend, een inspraakprocedure vast.

De inspraakprocedure wordt vastgelegd in een procesplan en omvat:

de wijze waarop inspraak wordt verleend;

de onderwerpen die aan de orde worden gesteld;

een overzicht van activiteiten, waaruit de inspraakprocedure bestaat;

een termijnstelling en tijdsplanning;

een omschrijving van de mate waarin en de voorwaarden waaronder de in artikel 4.2. genoemden invloed op het beleidsvoornemen kunnen uitoefenen;

indien er sprake is van de toepassing van artikel 19 lid 1 juncto 6A WRO wordt het beleidsvoornemen gedurende vier weken ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat gedurende deze termijn een bijeenkomst wordt gehouden waarin het beleidsvoornemen wordt toegelicht en de mogelijkheid wordt geboden mondeling zienswijzen kenbaar te maken.

Artikel 4.5. Uitzonderingen

Burgemeester en wethouders kunnen de inspraakprocedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen zulks vereist. Zij geven hiervan kennis overeenkomstig het gestelde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.6. Eindverslag

Ter afronding van de inspraak maken burgemeester en wethouders een eindverslag op.

Het eindverslag bevat in ieder geval:

een overzicht van de gevolgde procedure;

een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

een reactie op deze zienswijzen waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen zou kunnen worden overgegaan.

De inspraakresultaten dienen tot aan het moment van de uiteindelijke besluitvorming zichtbaar te blijven.

Burgemeester en wethouders brengen het eindverslag onmiddellijk ter kennis van de gemeenteraad, en zenden dit verslag aan degenen die hebben ingesproken en andere belanghebbenden die daarom verzoeken.

In afwijking van lid 4 wordt het eindverslag bij toepassing van artikel 19 lid 1 juncto 6A WRO ter kennis gebracht aan de functionele raadscommissie. Indien een dergelijke commissie niet is ingesteld geldt het bepaalde in lid 4.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. Verslaglegging

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van deze verordening en het recht van burgerparticipatie in de praktijk.

Bedoeld verslag kan worden opgenomen in het Burgerjaarverslag ex artikel 170, lid 2 Gemeentewet.

Artikel 5.2. Beklagrecht

Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen over de wijze van uitvoering van deze verordening, de interactieprocedure en de inspraakprocedure bij burgemeester en wethouders een schriftelijke klacht indienen.

Een klacht over interactieve beleidsontwikkeling of inspraak dient uiterlijk twee weken na afloop van de interactieprocedure of de inspraakprocedure te worden ingediend.

Een klacht, gericht tegen het niet toepassen van interactieve beleidsontwikkeling of het niet verlenen van inspraak op een beleidsvoornemen, dient te worden ingediend uiterlijk twee weken na het moment waarop de klager redelijkerwijs kan weten dat hiervan sprake is.

Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift omtrent de ingediende klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verdagen.

Burgemeester en wethouders brengen de beslissing over het klaagschrift onmiddellijk ter kennis van de klager en de Gemeenteraad.

Artikel 5.3. Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de burgemeester.

Artikel 5.4. Overgangsbepaling

Ten aanzien van het nemen van besluiten op een aanvraag om vrijstelling ingevolge artikel 19 eerste lid WRO die is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet, blijft het recht zoals het gold voor het tijdstip van toepassing tot het tijdstip waarop het betrokken besluit onherroepelijk is geworden.

Artikel 5.5. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening burgerparticipatie gemeente IJsselstein 2003”.

Artikel 5.6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die waarop bekendmaking heeft plaatsgevonden.

Op dat tijdstip vervalt de Algemene inspraakverordening gemeente IJsselstein vastgesteld bij raadsbesluit van 29 mei 1986, laatstelijk gewijzigd in december 1993.