Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010

Geldend van 06-12-2010 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-12-2010

Intitulé

Verordening rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010

Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond,

in overweging nemend dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) gelet op artikel 35 van de Gemeenschappelijke Regeling in beginsel de rechtspositie volgt van de gemeente Rotterdam, tenzij het Algemeen Bestuur t.a.v. sectorale aspecten anders besluit;

is van mening dat gelet op het gevoerde overleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 22 november 2010, welk overleg tot overeenstemming heeft geleid, het wenselijk is te komen tot een regeling voor de VRR analoog aan het CAR-UWO hoofdstuk 19.

Besluit:

vast te stellen de volgende Verordening:

Verordening rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing op degene die zich beschikbaar heeft gesteld als (brandweer)vrijwilliger voor de Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond en als zodanig door het bestuur is aangesteld om in de openbare dienst bij de Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond werkzaam te zijn.

Artikel 1:2 Begripsbepaling

Hoofdwerkgever: de werkgever waarbij de vrijwilliger in loondienst is.

Artikel 1:3 Overleg met vakorganisaties

Het overleg over de aangelegenheden die van algemeen belang zijn voor de rechtstoestand van de vrijwilligers vindt plaats in de op grond van artikel 1, tweede lid, van de ‘Verordening overleg met organisaties van overheidspersoneel’ ingestelde commissie voor georganiseerd overleg. Dit geldt ook voor de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid gevoerd zal worden.

Artikel 1:4 Informatievoorziening aan de vrijwilliger

  • 1. De werkgever stelt de vrijwilliger dit hoofdstuk, eventuele wijzigingen daarvan en alle andere schriftelijke regels die hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden heeft na te leven, digitaal beschikbaar.

  • 2. De vrijwilliger die regels heeft na te leven die niet schriftelijk zijn vastgesteld wordt hierover naar behoren geïnformeerd.

Artikel 1:5 Informatievoorziening aan derden

Een exemplaar van dit hoofdstuk, van de wijzigingen daarvan en van alle regels die ter uitvoering van artikel 125 van de Ambtenarenwet voor de vrijwilliger worden getroffen met inbegrip van de wijzigingen daarop, wordt digitaal en kosteloos ter beschikking gesteld aan:

- de vakorganisaties die deelnemen aan het georganiseerd overleg bedoeld in artikel 1:3;

- ieder ander die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komt.

Paragraaf 2 Aanstelling en bevordering

Artikel 2:1 Aanstelling in vaste of tijdelijke dienst

  • 1. Het bestuur kan de vrijwilliger aanstellen in vaste dienst, of in tijdelijke dienst voor een bepaalde periode.

  • 2. Een aanstelling in tijdelijke dienst wordt alleen verleend bij wijze van proef.

  • 3. Een aanstelling in tijdelijke dienst wordt voor een periode van maximaal twee jaar verleend. In bijzondere gevallen kan de tijdelijke aanstelling verlengd worden met een periode van ten hoogste een jaar.

  • 4. Het bestuur verleent de vrijwilliger een vaste aanstelling zodra de maximale termijn voor een tijdelijke aanstelling verstreken is, tenzij de proef niet geslaagd is.

Artikel 2:2 Voorwaarden voor aanstelling

  • 1. Voor aanstelling als vrijwilliger kunnen alleen die personen in aanmerking komen die voldoen aan de eisen die het Besluit brandweerpersoneel daarvoor stelt.

  • 2. Degene die in aanmerking wil komen voor aanstelling als vrijwilliger voldoet bovendien aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      hij beschikt over de voor de brandweerdienst vereiste karaktereigenschappen;

    • b.

      hij is door de aard en de plaats van zijn dagelijkse werkzaamheden en/of de ligging van zijn woning, in staat om zijn taak bij de brandweerdienst naar behoren te vervullen;

    • c.

      hij is ten minste 18 jaar.

Artikel 2:3 Bericht van aanstelling

  • 1. De vrijwilliger ontvangt voor indiensttreding kosteloos een bericht van aanstelling. Hierin wordt vermeld:

    • a.

      de naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum van de vrijwilliger;

    • b.

      de duur van de aanstelling; bij een tijdelijke aanstelling wordt de periode waarvoor de aanstelling is aangegaan zo nauwkeurig mogelijk omschreven;

    • c.

      de ingangsdatum van de aanstelling;

    • d.

      de rang waarin de vrijwilliger is aangesteld en de vergoeding die aan hem wordt toegekend.

  • 2. Het bestuur deelt wijzigingen in de punten b tot en met d zo spoedig mogelijk, kosteloos, mee aan de vrijwilliger.

Artikel 2:4 Bevordering

Het bestuur kan een vrijwilliger alleen tot een hogere rang bevorderen wanneer hij voldoet aan de eisen die het Besluit brandweerpersoneel daarvoor stelt. In het besluit tot bevordering worden ten minste de nieuwe rang en de daaraan verbonden vergoeding vermeld.

Artikel 2:5 Medische keuring

De vrijwilliger wordt overeenkomstig het hieromtrent bepaalde in het Besluit brandweerpersoneel periodiek gekeurd, teneinde te beoordelen of hij nog in staat is zijn brandweertaken uit te voeren.

Paragraaf 3 Relatie hoofdwerkgever

Artikel 3:1 Informatie over hoofdwerkgever

  • 1. De vrijwilliger die in loondienst is verstrekt het bestuur bij indiensttreding de contactgegevens van zijn hoofdwerkgever en informeert het bestuur over zijn werktijden aldaar. De vrijwilliger informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over wijzigingen.

  • 2. De vrijwilliger die werkzaam is als zelfstandig ondernemer informeert het bestuur bij zijn indiensttreding hierover en verstrekt gegevens over de aard van zijn werkzaamheden en het tijdsbeslag daarvan. De vrijwilliger informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over wijzigingen.

Artikel 3:2 Informatie aan hoofdwerkgever

De vrijwilliger bericht zijn hoofdwerkgever zo spoedig mogelijk na indiensttreding dat

  • a.

    hij aangesteld is als vrijwilliger bij de Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond;

  • b.

    hij tijdens werktijd ingezet kan worden voor brandweerwerkzaamheden;

  • c.

    de Arbeidstijdenwet van toepassing is op zijn werkzaamheden voor de Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond en dat bij de vaststelling van zijn werktijden hier rekening mee gehouden moet worden;

  • d.

    de Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond hem een vergoeding verstrekt voor brandweeractiviteiten tijdens werktijd;

  • e.

    ingeval van ziekte als gevolg van een dienstongeval bij de Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond, de hoofdwerkgever recht heeft op een vergoeding.

Paragraaf 4 Vergoedingen

Artikel 4:1 Vergoeding

De vrijwilliger ontvangt zolang de aanstelling duurt een vergoeding overeenkomstig de regels van dit hoofdstuk en de bijlage bij dit artikel.

Artikel 4:2 Jaarvergoeding

  • 1. De vrijwilliger ontvangt elk kalenderjaar een jaarvergoeding.

  • 2. De jaarvergoeding wordt vastgesteld op het bedrag dat in de bijlage bij artikel 4:1 is vermeld achter de rang waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de eerste kolom.

  • 3. In de jaarvergoeding is een netto – bedrag opgenomen van € 136, - ter vergoeding van onkosten die worden gemaakt in verband met de beroepsuitoefening.

  • 4. In de jaarvergoeding voor de officieren is tevens een netto – onkostenvergoeding opgenomen van € 2,- per in het kader van de beroepsuitoefening verrichte activiteit niet zijnde brandbestrijding of andere hulpverlening.

Artikel 4:3 Vergoeding voor oefeningen, cursussen en overige werkzaamheden

  • 1. De vrijwilliger die deelneemt aan een oefening, een cursus volgt met toestemming van het bestuur, of in opdracht van het bestuur overige werkzaamheden verricht heeft recht op een vergoeding.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage bij artikel 4:1 is vermeld achter de rang waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de tweede kolom. Wanneer de vergoeding op nul is gesteld heeft de vrijwilliger voor die activiteit geen recht op vergoeding.

  • 3. In de uurvergoeding genoemd in het tweede lid is een netto – onkostenvergoeding opgenomen van € 2 per activiteit voor vrijwilligers niet zijnde officieren.

Artikel 4:4 Vergoeding voor daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening

  • 1. De vrijwilliger die zich, na hiertoe opgeroepen te zijn, bezighoudt met daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening ontvangt hiervoor een vergoeding.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage bij artikel 4:1 staat vermeld achter de rang van de vrijwilliger, in de derde kolom.

  • 3. In de uurvergoeding genoemd in het tweede lid is een netto – onkostenvergoeding opgenomen van € 2 per activiteit voor vrijwilligers niet zijnde officieren.

Artikel 4:5 Vergoeding voor langdurige aanwezigheid

  • 1. De vrijwilliger die, in opdracht van het bestuur, vijf uur of langer ingezet wordt voor oefeningen, cursussen of overige brandweerwerkzaamheden ontvangt een vergoeding voor langdurige aanwezigheid. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage bij artikel 4:1 vermeld staat achter de rang waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de vierde kolom.

  • 2. Wanneer de vergoeding op nul is gesteld heeft de vrijwilliger geen recht op een vergoeding voor langdurige aanwezigheid.

  • 3. De vergoeding voor langdurige aanwezigheid wordt alleen verstrekt over die uren waarin de vrijwilliger daadwerkelijk geoefend heeft, een cursus gevolgd heeft of overige brandweerwerkzaamheden verricht heeft.

Artikel 4:6 Consignatievergoeding

De vrijwilliger die zich ter beschikking moet houden om opgeroepen te worden voor werkzaamheden ontvangt een consignatievergoeding.

Deze vergoeding bedraagt:

  • a.

    Per uur 16% van het bedrag genoemd in kolom twee van de bijlage bij artikel op zondagen, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd en iedere andere dag die daarnaast door het bestuur wordt aangewezen als feestdag;

  • b.

    per uur 10% van het bedrag genoemd in kolom twee van de bijlage bij artikel voor alle overige dagen.

Artikel 4:7 Kazerneringsdienst

Het bestuur kan regels stellen over de vergoeding van kazerneringsdiensten.

Artikel 4:8 Opleidingskosten

Het bestuur vergoedt de kosten van het volgen van een opleiding of een cursus, deelname aan examens en het bijwonen van bijeenkomsten, voor zover deze in opdracht van of met toestemming van het bestuur zijn gemaakt.

Artikel 4:9 Gratificatie

Het bestuur kan regels vaststellen voor het toekennen van een gratificatie.

Artikel 4:10 Fiscaal aantrekkelijke regelingen.

De vrijwilliger kan gebruik maken van een regeling met fiscaal gunstige personeelsvoorzieningen.

Artikel 4:11 Salarismutaties

De algemene salarismutaties voor de sector gemeenten zoals die in het LOGA worden overeengekomen, zijn wat betreft het percentage en de ingangsdatum van overeenkomstige toepassing op de bedragen genoemd in de bijlage bij artikel 4:1. De berekende vergoedingen worden wat betreft de jaarvergoeding afgerond op hele euro’s en wat betreft de overige vergoedingen op eurocenten.

Paragraaf 5 Verzekeringen en schadevergoeding

Artikel 5:1 Ongevallenverzekering

  • 1. Het bestuur sluit een ongevallenverzekering af voor de vrijwilliger.

  • 2. De ongevallenverzekering keert uit bij overlijden, tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval, overeenkomstig de polisvoorwaarden.

  • 3. De vrijwilliger wordt bij indiensttreding geïnformeerd over de inhoud van de verzekering.

  • 4. Wijzigingen worden zo spoedig mogelijk ter kennis van de vrijwilliger gebracht.

  • 5. De vrijwilliger ontvangt op zijn verzoek kosteloos een afschrift van de polisvoorwaarden.

Artikel 5:2 Vergoeding geneeskundige kosten

  • 1. Het bestuur vergoedt de vrijwilliger de noodzakelijk gemaakte medische kosten die ontstaan zijn als gevolg van een dienstongeval en die voor zijn rekening blijven. De vergoeding bedraagt ten hoogste het bedrag waarvoor het bestuur zich ter zake heeft verzekerd.

  • 2. Indien het verzekerde bedrag niet toereikend is om de in het eerste lid genoemde medische kosten van de vrijwilliger te vergoeden kan het bestuur in bijzondere gevallen een tegemoetkoming verstrekken in de hogere kosten.

Artikel 5:3 Verzekering zelfstandig ondernemers

  • 1. Het bestuur kan voor de vrijwilliger die zelfstandig ondernemer is een aanvullende verzekering sluiten die voorziet in een uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval.

  • 2. Het bestuur informeert de vrijwilliger die het betreft bij indiensttreding of deze verzekering voor hem is afgesloten en indien dat het geval is wordt de vrijwilliger geïnformeerd over de dekking van de verzekering.

Artikel 5:4 Schade aan kleding en uitrusting

Het bestuur vergoedt de vrijwilliger de schade aan zijn kleding, uitrusting en een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, die hij –tijdens een dienstreis- buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de door hem verrichte werkzaamheden, voor zover de schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen.

Paragraaf 6 Zwangerschap

Artikel 6:1 Zwangerschap

  • 1. De vrijwilliger meldt haar zwangerschap in een zo vroeg mogelijk stadium bij het bestuur.

  • 2. Gedurende de zwangerschap, tot zes maanden daarna en tijdens de periode van borstvoeding wordt de vrijwilliger niet ingezet voor repressieve brandweeractiviteiten.

  • 3. Deelname aan brandweeroefeningen in de in het tweede lid genoemde situaties vindt alleen plaats na voorafgaande toestemming door de bedrijfsarts.

Paragraaf 7 Beschikbaarheid en overige plichten vrijwilliger

Artikel 7:1 Beschikbaarheid van de vrijwilliger

  • 1. Het bestuur stelt regels over de beschikbaarheid van de vrijwilliger voor de brandweerdienst.

  • 2. De vrijwilliger neemt deel aan oefeningen, bijeenkomsten en cursussen die door of vanwege het bestuur zijn georganiseerd.

  • 3. De vrijwilliger die niet beschikbaar is voor de brandweerdienst, of niet kan deelnemen aan een oefening, bijeenkomst of cursus doet daarvan tijdig, onder opgave van redenen en overeenkomstig de instructie van het bestuur melding van.

Artikel 7:2 Verplichtingen

De vrijwilliger dient zijn werkzaamheden nauwgezet en ijverig te verrichten en zich te gedragen als een goed vrijwilliger.

Artikel 7:3 Eed of belofte

De vrijwilliger is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het bestuur is voorgeschreven.

Artikel 7:4 Verboden

Het is de vrijwilliger verboden:

  • a.

    de aan de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond toebehorende eigendommen aan te wenden voor persoonlijk gebruik, tenzij hiervoor toestemming is verleend door of namens het bestuur;

  • b.

    vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen, tenzij hiervoor toestemming is verleend door of namens het bestuur;

  • c.

    steekpenningen aan te nemen.

Artikel 7:5 Gebruik van motorrijtuig

Het is de vrijwilliger slechts toegestaan een motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen te gebruiken ten behoeve van zijn werkzaamheden als vrijwilliger, indien hem daartoe door het bestuur toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.

Artikel 7:6 Kledingvoorschriften

  • 1. De vrijwilliger is verplicht tijdens zijn werkzaamheden de door het bestuur voorgeschreven dienstkleding en uitrustingsstukken te dragen.

  • 2. De dienstkleding en uitrustingsstukken worden door het bestuur kosteloos in bruikleen verstrekt aan de vrijwilliger, die bij ontslag verplicht is deze bij het bestuur in te leveren.

  • 3. De vrijwilliger draagt zorg voor het onderhoud van de hem in bruikleen verstrekte dienstkleding en uitrustingsstukken en hij is verplicht deze te doen onderwerpen aan inspectie en controle, wanneer daartoe door het bestuur opdracht is gegeven.

  • 4. Het bestuur is verantwoordelijk voor reparatie van de dienstkleding en uitrustingsstukken.

Artikel 7:7 Verboden ten aanzien van de kleding

Het is de vrijwilliger verboden:

  • a.

    de dienstkleding en uitrustingsstukken te dragen wanneer hij geen werkzaamheden als vrijwilliger verricht, behalve in de gevallen waarin het bestuur daarvoor toestemming heeft verleend;

  • b.

    de dienstkleding en uitrustingsstukken aan derden in bruikleen te geven;

  • c.

    dienstkleding te dragen voorzien van:

  • -

    andere rangonderscheidingstekenen dan die verbonden aan de rang die de vrijwilliger bekleedt;

  • -

    insignes en andere onderscheidingstekenen, tenzij tot het dragen daarvan door de staat of door het bestuur toestemming is verleend.

Artikel 7:8 Vergoeding van schade

  • 1. De vrijwilliger die door zijn schuld of nalatigheid de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond schade toebrengt kan verplicht worden deze schade geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

  • 2. De vrijwilliger wordt in de gelegenheid gesteld om zijn wensen kenbaar te maken ten aanzien van de inhouding van de schadevergoeding op zijn vergoeding.

Paragraaf 8 Disciplinaire maatregelen schorsing in het belang van de dienst

Artikel 8:1 Plichtsverzuim

  • 1. De vrijwilliger die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt kan disciplinair worden gestraft.

  • 2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het overigens doen of nalaten van iets dat een goed vrijwilliger in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Artikel 8:2 Disciplinaire straffen

  • 1. De volgende disciplinaire straffen kunnen worden opgelegd:

    • a.

      schriftelijke berisping;

    • b.

      inhouding van een deel van de jaarvergoeding bedoeld in artikel 4:2;

    • c.

      schorsing voor een bepaalde tijd, al dan niet met inhouding van de vergoeding;

    • d.

      ongevraagd ontslag.

Artikel 8:3 Schorsing in het belang van de dienst

De vrijwilliger kan voor een bepaalde tijd geschorst worden:

  • a.

    wanneer hem de straf van disciplinair ontslag is opgelegd of hem het voornemen daartoe kenbaar is gemaakt;

  • b.

    wanneer tegen hem, op grond van het daartoe bepaalde in het Wetboek van Strafvordering, een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis ten uitvoer wordt gelegd;

  • c.

    wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging is ingesteld wegens misdrijf;

  • d.

    in andere gevallen waarin het belang van de dienst dit noodzakelijk maakt.

Paragraaf 9 Ontslag

Artikel 9:1 Ontslag op eigen verzoek

  • 1. Het bestuur verleent eervol ontslag aan de vrijwilliger die daarom verzoekt.

  • 2. Dit ontslag wordt verleend met ingang van een datum die ten minste een maand en ten hoogste drie maanden ligt na de datum van ontvangst van het verzoek.

  • 3. Het bestuur kan een beslissing op het verzoek om eervol ontslag aanhouden, wanneer tegen de vrijwilliger een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf loopt, of wanneer overwogen wordt de vrijwilliger disciplinair te straffen. Beslissing op het ontslagverzoek vindt plaats zodra de uitspraak van de rechter onherroepelijk geworden is, respectievelijk zodra besloten is de vrijwilliger al dan niet disciplinair te straffen.

Artikel 9:2 Ongevraagd ontslag

  • 1. Het bestuur kan de vrijwilliger ongevraagd ontslag verlenen op grond van:

    • a.

      het eindigen van de noodzaak tot beschikbaarheidsstelling of wegens verandering van de brandweerorganisatie;

    • b.

      de omstandigheid dat hij door de aard of de plaats van zijn dagelijkse werkzaamheden dan wel de ligging van zijn woning geacht moet worden niet langer in staat te zijn taak bij de brandweer te vervullen;

    • c.

      onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden op grond van ziekten of gebreken;

    • d.

      onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden anders dan op grond van ziekten of gebreken;

    • e.

      onder curatele stelling;

    • f.

      toepassing van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;

    • g.

      onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

    • h.

      een in het ontslagbesluit genoemde andere grond;

    • i.

      de omstandigheid dat uit de medische keuring is gebleken dat de vrijwilliger medisch, fysiek, of psychisch niet meer geschikt is, of binnen een redelijke termijn te maken is, voor de brandweerdienst.

  • 2. Het ongevraagd ontslag wordt eervol verleend, met uitzondering van het ontslag op de grond genoemd in het eerste lid, onderdeel g van dit artikel.

Artikel 9:3 Einde tijdelijk dienstverband

  • 1. De tijdelijke aanstelling eindigt van rechtswege op de laatste dag van de periode waarvoor deze is aangegaan. Wordt het dienstverband nadien feitelijk gehandhaafd zonder dat opnieuw een tijdelijke aanstelling is verleend, dan is de vrijwilliger met ingang van de eerste dag na het verstrijken van vorenbedoelde periode in vaste dienst.

  • 2. De tijdelijke aanstelling kan tussentijds ongevraagd beëindigd worden op een van de gronden genoemd in artikel 9:2.

Paragraaf 10 Slotbepaling

Artikel 10:1 Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2010.

Artikel 10:2 Titel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 6 december 2010.
De Secretaris,
J.D. Berghuijs
De Voorzitter,
ing. A. Aboutaleb

Nota-toelichting

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2.1

Een vrijwilliger kan in vaste of in tijdelijke dienst aangesteld worden. Een tijdelijke aanstelling kan alleen bij wijze van proef, dus om te beoordelen of de vrijwilliger goed functioneert en geschikt is voor de brandweerdienst. Een aanstelling op proef ligt vooral voor de hand als de vrijwilliger nog in opleiding is. De tijdelijke aanstelling wordt altijd aangegaan voor een van te voren omschreven periode. Deze periode wordt vermeld in de aanstelling. Een eerste tijdelijke aanstelling kan verleend worden voor ten hoogste twee jaren. Uitgangspunt is dat in die periode bekeken wordt of de vrijwilliger in aanmerking kan komen voor een vaste aanstelling, is dat niet het geval dan eindigt het dienstverband. Na afloop van de eerste tijdelijke aanstelling kan er ook nog onduidelijkheid zijn over het functioneren van de vrijwilliger; bijvoorbeeld omdat de vrijwilliger lange tijd ziek is geweest. Daarom is het mogelijk om in bijzondere situaties een tweede tijdelijke aanstelling te verlenen. De maximale termijn voor een tijdelijke proefaanstelling is drie jaar en er kunnen maximaal twee tijdelijke aanstellingen verleend worden.

Artikel 2.2

Het Besluit brandweerpersoneel stelt een aantal eisen aan de vrijwilliger. Een belangrijke voorwaarde is dat de vrijwilliger blijkens een geneeskundig onderzoek in staat geacht kan worden de op te dragen werkzaamheden naar behoren te verrichten. Dit betekent dat een vrijwilliger voordat hij aangesteld kan worden een keuring moet ondergaan. Daarna wordt de vrijwilliger periodiek gekeurd.

Artikel 2.4

Het Besluit brandweerpersoneel stelt opleidingseisen aan de verschillende rangen. Bevordering naar een volgende rang kan alleen plaatsvinden indien de vrijwilliger het daarvoor benodigde diploma heeft behaald. Het is overigens niet zo dat het behalen van een diploma recht geeft op bevordering; hierover beslist het bestuur.

Artikel 2.5

Het Besluit brandweerpersoneel stelt als eis dat het personeel periodiek onderworpen wordt aan een geneeskundig onderzoek. Mocht uit de medische keuring blijken dat de vrijwilliger medisch, fysiek, of psychisch niet meer geschikt is, of binnen een redelijke termijn te maken is, voor de brandweerdienst dan kan het bestuur de vrijwilliger ongevraagd ontslag verlenen.

Artikel 3.2

De meeste vrijwilligers hebben een baan in loondienst. Om als vrijwilliger goed inzetbaar te zijn is het van belang dat de hoofdwerkgever medewerking hieraan verleent. Het kan immers voorkomen dat een vrijwilliger onder werktijd werkzaamheden voor de brandweer moet verrichten. Ook dienen zowel de VRR als de hoofdwerkgever bij het vaststellen van de werktijden rekening te houden met de Arbeidstijdenwet; de werkzaamheden voor de brandweer worden namelijk meegeteld als arbeidstijd in het kader van de Arbeidstijdenwet. Uitrukken van de brandweer vallen sinds 1 april 2007 ook onder de Arbeidstijdenwet (ATW) en het Arbeidstijdenbesluit (ATB). Om de inzetbaarheid van brandweerpersoneel zo veel mogelijk te borgen, is het Arbeidstijdenbesluit ook gewijzigd en zijn nieuwe aanvullende bepalingen voor de vrijwillige brandweer opgenomen. De vrijwilliger moet de VRR informatie geven over zijn hoofdwerkgever die er, onder meer, toe strekt dat de VRR in contact kan komen met de hoofdwerkgever. De vrijwilliger heeft daarnaast de plicht om zijn hoofdwerkgever te informeren over een aantal praktische zaken die bij het vrijwilligerschap horen.

Artikel 4.2, 4.3 en 4.4

In deze paragraaf worden de vergoedingen geregeld. De vergoeding valt uiteen in een jaarvergoeding en een aantal vergoedingen per activiteit. De hoogte van de vergoeding verschilt per rang en per activiteit; zie hiervoor de bijlage bij artikel 4:1. Na invoering van het Besluit personeel veiligheidsregio’s wordt de huidige vergoedingentabel, die uitgaat van de rangen systematiek, vervangen door een nieuwe tabel die gebaseerd is op functies. In het Besluit rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010 wordt nog verwezen naar het Besluit brandweerpersoneel en ook de vergoedingentabel is nog geënt op de systematiek van dit besluit. Dit is omdat het Besluit personeel veiligheidsregio’s pas na invoering van Besluit rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010 in werking zal treden. Zodra het Besluit personeel veiligheidsregio’s in werking treedt wordt de daarbij behorende vergoedingentabel ingevoerd en wordt Besluit rechtspositie vrijwilligers bij de Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond 2010 daaraan aangepast.

Een deel van de vergoeding wordt door de fiscus aangemerkt als onkostenvergoeding. De onkostenvergoeding is bedoeld voor de vergoeding van de reiskosten van de vrijwilligers. In de jaarvergoeding is een bedrag begrepen ter vergoeding van onkosten die worden gemaakt in verband  met de beroepsuitoefening. Deze vergoeding bedraagt voor alle vrijwilligers € 136,- per jaar. In de jaarvergoeding voor officieren is een onkostenvergoeding begrepen van € 2,- per activiteit die in het kader van de beroepsuitoefening is verricht, niet zijnde daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening.

Voor de vrijwillige bandweerman beneden de rang van adjunct-hoofdbrandmeester (niet zijnde de brandmeester, tevens ondercommandant) werkt het iets anders. Voor elke betaalde activiteit is in de vergoeding daarvoor een onkostenvergoeding begrepen van € 2,.

Artikel 4.5

De vergoeding voor langdurige aanwezigheid is bedoeld voor activiteiten die een groot tijdsbeslag leggen op de agenda van de vrijwilliger of waarvoor de vrijwilliger verlof moet opnemen in zijn hoofdbetrekking. Als voorbeeld kan dienen het deelnemen aan oefeningen in het buitenland; dit neemt vaak meerdere dagen in beslag. Als de vrijwilliger recht heeft op de langdurigheidstoeslag komt deze in de plaats van de vergoeding uit kolom twee, de vergoeding voor oefeningen, cursussen en overige werkzaamheden. De vrijwilliger ontvangt een vergoeding voor langdurige aanwezigheid wanneer hij vijf uur of langer ingezet wordt. De vergoeding geldt voor alle uren van de inzet; duurt de inzet bijvoorbeeld zes uur dan ontvangt de vrijwilliger over alle zes uren de vergoeding voor langdurige aanwezigheid. De vergoeding wordt alleen verstrekt over die uren waarin daadwerkelijk geoefend wordt of een cursus gevolgd wordt; de reistijd bijvoorbeeld telt dus niet mee voor de berekening van de vijf uren en over deze tijd wordt ook geen vergoeding verstrekt. De vergoeding voor langdurige aanwezigheid is evenmin bedoeld als vergoeding voor kazerneringsdiensten. Ingevolge de “Beleidslijn toepassing vergoedingsregeling voor het vrijwillig brandweerpersoneel bij de VRR 2008” wordt het hoog tarief (HT) toegekend in het geval van kazernering bij incidenten (bijvoorbeeld uitval P2000 of inzet buurgemeenten en toch voorzien in basiszorg). In het geval van kazernering ter aanvulling (in beroepssterkte voor het opdoen van uitrukervaring) geldt het normaal tarief (NT).

Artikel 4.6

Deze vergoeding wordt alleen verstrekt wanneer een vrijwilliger zich buiten de kazerne ter beschikking moet houden om opgeroepen te worden.

Artikel 4.7

Dit is geregeld in de “Beleidslijn toepassing vergoedingsregeling voor het vrijwillig brandweerpersoneel bij de VRR 2008”.

Artikel 4.10

De VRR heeft voor haar medewerkers een regeling getroffen met fiscaal gunstige personeelsvoorzieningen. Omdat de VRR een dergelijke regeling heeft mag de vrijwilliger hier ook gebruik van maken. Of de vrijwilliger ook daadwerkelijk fiscaal voordeel geniet hangt van individuele factoren en of de vrijwilliger voldoet aan de eisen die de fiscus stelt aan gebruikmaking van de regeling. Het openstellen van deze regelingen voor vrijwilligers betekent dus niet automatisch dat de vrijwilliger hier ook gebruik van kan maken. De voorwaarden die in regeling van de VRR gesteld zijn ten aanzien van deelname zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijwilliger. Biedt de regeling ook andere aanspraken dan alleen de mogelijkheid van gebruikmaking van fiscaal gunstige voorzieningen, dan zijn deze andere aanspraken niet van toepassing op de vrijwilliger. Dit artikel voorziet enkel in de mogelijkheid om de vrijwilliger de mogelijkheid te geven om binnen de fiscale randvoorwaarden gebruik te maken van fiscaal gunstige regelingen.

Artikel 5.1

Het bestuur is verplicht om een ongevallenverzekering voor de vrijwilliger af te sluiten. Deze verzekering voorziet in een financiële uitkering wanneer de vrijwilliger overlijdt of tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt raakt als gevolg van een ongeval tijdens de brandweerdienst. Een goede informatievoorziening over de inhoud van de verzekering is van groot belang; daarom heeft de werkgever de plicht om de vrijwilliger bij indiensttreding te informeren en relevante wijzigingen te melden.

Artikel 5.2

De medische kosten van een vrijwilliger zullen grotendeels vergoed worden door de zorgverzekeraar. Een deel van de kosten kan echter voor rekening blijven van de vrijwilliger; de ongevallen verzekering biedt hiervoor een voorziening.

Artikel 5.3

De gevolgen van een dienstongeval zijn voor vrijwilligers die zelfstandig ondernemer zijn vaak groter dan voor vrijwilligers in loondienst. De vrijwilliger in loondienst heeft vanuit zijn hoofdbetrekking immers recht op loondoorbetaling gedurende twee jaar. Voor de zelfstandig ondernemer is dit afhankelijk van de verzekering die hij zelf tegen arbeidsongeschiktheid heeft afgesloten. Om die reden geven LOGA-partijen het advies om een aanvullende verzekering af te sluiten. Deze aanvullende verzekering is echter niet verplicht.

Artikel 5.4

Als de vrijwilliger schade lijdt als gevolg van zijn werkzaamheden wordt dit onder voorwaarden vergoed door het bestuur. Dit artikel beperkt zich tot de schade aan kleding en uitrusting en schade aan het voertuig waarmee de vrijwilliger een dienstreis maakt. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de vrijwilliger voorafgaand toestemming nodig heeft van het bestuur om bij een dienstreis gebruik te maken van de eigen auto. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding mag de werkgever rekening houden met normale slijtage. Het is niet de bedoeling dat de medewerker een onrechtvaardig voordeel geniet door standaard de schade te vergoeden op basis van de nieuwwaarde van een goed.

Artikel 6.1

De werkgever is wettelijk verplicht om ervoor te zorgen dat een vrouw veilig en gezond kan werken tijdens de zwangerschap; hierover zijn regels vastgelegd in wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden en arbeidstijden. De eisen die aan de werkgever gesteld worden, in combinatie met de aard van het brandweerwerk zijn van dien aard dat ervoor gekozen is om zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven uit de repressieve brandweerdienst te ‘halen’. Dit geldt ook voor vrouwen die korter dan zes maanden geleden zijn bevallen. Deelname aan brandweeroefeningen is alleen toegestaan nadat voorafgaand overleg is geweest met de bedrijfsarts en toestemming verleend is. Om deze regeling goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat een vrouwelijke vrijwilliger in een zo vroeg mogelijk stadium haar zwangerschap meldt.

Artikel 7.1

De organisatie van de vrijwillige brandweer verschilt per korps. Veel korpsen werken met het vrije instroomprofiel, anderen werken met consignatie- of kazerneringsdiensten voor vrijwilligers. In alle gevallen is het van belang dat de vrijwilliger voldoende beschikbaar is voor de brandweerdienst en dat de korpsleiding ervan op de hoogte is wie wel en wie niet beschikbaar is.

Artikel 7.2

Dit artikel legt een verband met de plichten die een vrijwilliger heeft op grond van zijn aanstelling. Het biedt de grondslag om een disciplinaire maatregel op te leggen wegens plichtsverzuim.

Artikel 7.3

Sinds maart 2006 is de overheidswerkgever wettelijk verplicht om nieuw aan te stellen personeel een ambtseed- of belofte af te nemen. Dit is een van de middelen om bewuster om te gaan met integriteit.

Artikel 7.4

Overtreding van deze artikelen levert plichtsverzuim op; dit kan leiden tot een disciplinaire straf. Bij persoonlijk gebruik van goederen van de Veiligheidsregio kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het gebruik van een brandweervoertuig voor een privéverhuizing.

Artikel 7.5

Gebruik van de eigen auto voor dienstreizen is alleen toegestaan wanneer het bestuur daarvoor toestemming heeft verleend. Indien de vrijwilliger zonder toestemming van het bestuur toch de eigen auto gebruikt dan zal ingeval van eventuele schade het bestuur niet gehouden zijn tot vergoeding daarvan. Het al dan niet verlenen van toestemming is niet van invloed op de aansprakelijkheid van het bestuur jegens derden ex artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die aan een derde wordt toegebracht door één van de werknemers.

Artikel 7.6

Vrijwilligers dragen dezelfde uniformen en onderscheidingstekenen als de beroepsbrandweerlieden. De bij de rangen behorende onderscheidingstekenen zijn te vinden in de Regeling uniformkleding en onderscheidingstekenen rijksbrandweerpersoneel. Grondslag voor deze regeling is Artikel 65, eerste lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement. Hierin staat dat de ambtenaar verplicht is de dienstkleding en de onderscheidingstekenen te dragen, voor zover dit door Onze Minister is voorgeschreven.

Artikel 8.2

Tijdens de periode van schorsing als disciplinaire straf wordt als regel de vergoeding ingehouden. Het gaat hier om zowel de vaste als de variabele vergoeding.