Regeling vervallen per 04-07-2019

Gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente

Geldend van 24-03-2016 t/m 03-07-2019

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente

Algemene toelichting

Als algemene toelichting op deze Gemeenschappelijke regeling worden aangemerkt het Statenvoorstel en de respectieve Raadsvoorstellen waarmee deze Gemeenschappelijke regeling ter besluitvorming aan de verschillende organen der deelnemers zijn voorgelegd.

Bij deze eerste vaststelling door de verschillende organen der deelnemers zijn ook de voor de inwerkingtreding van deze regeling zo belangrijke financiële besluiten genomen en zijn meteen althans kort daarna tevens de bestuursleden en de plaatsvervangende bestuursleden van Algemeen en het Dagelijks Bestuur benoemd en aangewezen.

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Openbaar Lichaam

  • 1. Bij de besluitvorming omtrent het treffen van deze regeling is ingesteld een Openbaar Lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, te weten de publiekrechtelijke rechtspersoon Regionaal Bedrijventerrein Twente, gevestigd te Almelo.

  • 2. De bestuursorganen van het Regionaal Bedrijventerrein Twente worden gevormd door een Algemeen Bestuur, een Dagelijks Bestuur en een voorzitter.

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • c.

      deelnemers: de aan deze regeling deelnemende provincie en gemeenten;

    • d.

      Provinciale Staten respectievelijk Gedeputeerde Staten: de respectieve organen van de provincie Overijssel, verder ook wel kortweg aan te duiden met PS en GS Overijssel;

    • e.

      de Gemeenteraden respectievelijk de Colleges van Burgemeester en Wethouders: de respectieve organen van de deelnemende gemeenten, verder ook wel kortweg aan te duiden als de Raden en de Colleges van B&W;

    • f.

      de Intentieovereenkomst: de aan deze regeling voorafgaande, tussen de deelnemers gesloten en sedert 14 december 2000 in werking getreden overeenkomst bedoeld als in sub A van de considerans van deze regeling, inclusief de verlengingen daarvan, die als bijlage 1 bij deze regeling zijn gevoegd;

    • g.

      het rechtsgebied: het totale grondgebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • h.

      het Regionaal Bedrijventerrein Twente: het Openbaar Lichaam, bedoeld in artikel 1 van de regeling en verder ook wel aan te duiden als het RBT;

    • i.

      het RBT-gebied: het al dan niet aaneengesloten gebied of de gebieden, waarop is en zal worden gerealiseerd het in de considerans sub A bedoelde bedrijventerrein, zoals weergegeven op de bij deze regeling behorende kaart(en) en zoals bij de vaststelling van deze regeling gelegen op het grondgebied van de gemeente Almelo in het gebied dat globaal wordt begrensd door het Twentekanaal (zijkanaal naar Almelo), de (door te trekken) Rijksweg 35 en de geplande Doorbraak;

    • j.

      het RBT-profiel: het profiel waaraan die bedrijven uit de sector grootschalige industriële productie en de sector transport en distributie voldoen (nader uit te werken in de staat van inrichtingen behorende bij het bestemmingsplan), wier situering op het regionaal bedrijventerrein in het bijzonder is aangewezen in verband met het te hanteren terreinquotiënt van 20 tot 50 arbeidsplaatsen per hectare en hun terreinbehoefte vanaf 2 hectare;

    • k.

      de Regio Twente: het Regionaal Openbaar Lichaam, genoemd in het besluit van GS Overijssel van 24 februari 1995, houdende de oplegging van een Gemeenschappelijke Regeling Regio Twente op grond van de Kaderwet Bestuur in verandering aan de in dat besluit genoemde en tot het grondgebied van dit lichaam behorende gemeenten;

    • l.

      Regionaal Platform Bedrijventerreinen Twente: het in de plaats van het ten tijde van de Intentieovereenkomst bestaande Programmeringsoverleg gekomen overlegcircuit waarbinnen tussen vertegenwoordigers van de diverse overheden afspraken worden gemaakt over de (wenselijke) ontwikkelingen op en ten aanzien van bedrijventerreinen in Twente;

    • m.

      Netwerkstad Twente: het samenwerkingsverband tussen de gemeenten Almelo, Borne, Enschede en Hengelo, waaraan tevens de Regio Twente en de provincie Overijssel als bestendige partners deelnemen en dat tot doel heeft een compleet samenhangend stedelijk netwerk in Twente te realiseren;

    • n.

      grondexploitatie: het overzicht van alle kosten en opbrengsten die verband houden met het ontwikkelen en realiseren en met het exploiteren en beheren van het RBT gedurende de gehele looptijd van de regeling, maar in elk geval totdat de laatste grond binnen het RBT-gebied voor het eerst is uitgegeven.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van enige wet of andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris (van de Koning) onderscheidenlijk het RBT, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

    Waar in deze regeling artikelen van enige wet of andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, de (Gemeente)raad, Burgemeester en Wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk het RBT, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Artikel 3. Algemene taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen

  • 1

  • 1. Het RBT heeft tot taak het ontwikkelen, realiseren, exploiteren en beheren van het sub A van de considerans van deze regeling bedoelde bedrijventerrein, ten tijde van de vaststelling van deze regeling bruto groot ongeveer 180 hectare.

    Onder deze taak is alles begrepen, wat in de ruimste zin des woords met de ontwikkeling en realisering en de exploitatie en het beheer samenhangt.

  • 2. Tot de te behartigen belangen worden tevens gerekend die welke gebaat zijn bij een duurzame ontwikkeling van het bedrijventerrein zoals verwoord in de Kadernotitie Duurzaamheid van januari 2003.

  • 3. Ontwikkeling en realisering betreffen alle procedures, regelingen en handelingen om het regionaal bedrijventerrein feitelijk te realiseren. Een en ander kan gefaseerd plaatsvinden.

  • 4. Exploitatie en beheer omvatten het totale instrumentarium dat zowel ten behoeve van de verdere ontwikkeling en realisering van dit regionaal bedrijventerrein als ten behoeve van de instandhouding ervan kan worden ingezet.

  • 5. Als onderdeel van – en sturingsmiddel binnen – deze ontwikkeling, realisering, exploitatie en beheer is een belangrijk instrument de grondexploitatie, waarmee de in dit artikel omschreven doelen bereikt kunnen worden.

  • 6. Onder kosten vallen behalve de kosten die rechtstreeks met genoemde doelen verband houden ook die, welke zijn te duiden als instandhoudingskosten van het RBT, waaronder tevens begrepen personeels- en bestuurskosten.

  • 7. Onder opbrengsten worden naast de verkoopopbrengsten van de bouwrijpe gronden ook begrepen subsidies en andere mogelijke inkomsten van het RBT.

  • 8. Onder beheer is mede begrepen het feitelijk beheer van het bedrijventerrein, bestaande uit de feitelijke uitvoering van allerhande beheersmaatregelen in de openbare ruimte, waartoe in ieder geval behoren de wegen en trottoirs, de groenvoorzieningen en de (ondergrondse) infrastructuur, teneinde deze openbare ruimte op een adequate manier in goede orde te kunnen onderhouden, totdat de daartoe behorende onroerende zaken in eigendom worden overgedragen aan de gemeente Almelo.

  • 9. Ter uitwerking van de in dit artikel omschreven taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen zijn bij de als bijlage 1 bij deze regeling horende Intentieovereenkomst, en de verlengingen daarvan, reeds afspraken gemaakt, welke onverkort gelden tenzij die afspraken in het raam van deze regeling zijn vervallen danwel vervat in een nieuw kader als bedoeld in het volgende lid van dit artikel.

  • 10. Ter uitwerking van de in dit artikel omschreven taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen is bij deze regeling ook voorzien in een kader waarbinnen afspraken moeten worden gemaakt, aan welk afsprakenkader de deelnemers zich bij en door de vaststelling van deze regeling geconformeerd hebben. Indien en voorzover de in dit artikellid bedoelde afspraken nadere schriftelijke vastlegging of anderszins nadere uitwerking behoeven, geschiedt dat door toedoen van het RBT en wel zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee kalenderjaren na inwerkingtreding van deze regeling. De in dit lid bedoelde afspraken en plannen worden geplaatst op de als bijlage 2 bij deze regeling behorende lijst van nader te maken of uit te werken afspraken en plannen.

  • 11. Indien zulks voor een betere behartiging van de uit deze regeling voortvloeiende, en met de ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein samenhangende parallelle belangen nodig is, danwel indien zulks op zeker moment in de rede ligt, kan er organisatorische en/of facilitaire samenwerking worden gezocht met de in het totale rechtsgebied van de regeling steeds nadrukkelijker in beeld komende Netwerkstad Twente.

  • 12. Indien zulks ter uitvoering van de omschreven (deel)taken nodig wordt geacht kan het RBT besluiten tot de oprichting van rechtspersonen teneinde bepaalde ondernemingsgerichte activiteiten op privaatrechtelijke wijze te doen uitvoeren.

  • 13. Ter behartiging van de in deze regeling met de ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein gemoeide belangen is – indien zulks onvermijdelijk is – een samenwerking met private partijen in P(ubliek) P(rivaat) S(amenwerkings)-verband niet op voorhand uitgesloten, doch wel een laatste optie.

Artikel 4. Het afsprakenkader waarbinnen – de wijzen waarop – en de weg waarlangs de te bereiken doelen binnen het raam van de beoogde belangenbehartiging zullen worden gerealiseerd

  • 2

  • A. Ten aanzien van de (ruimtelijke) ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein

    • 1.

      Teneinde de in artikel 3 hiervoor omschreven doelen te kunnen bereiken worden tussen het RBT en de gemeente Almelo enerzijds en de provincie Overijssel anderzijds afspraken gemaakt over de door deze deelnemers met het oog op de gefaseerde ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein te verlenen medewerking aan – en de maximaal te leveren inspanning bij – de te voeren procedures op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieu.

    • 2.

      Zo zullen de provincie Overijssel en de gemeente Almelo hun ruimtelijk beleid en (streek)planologie blijven afstemmen en inrichten op de ontwikkeling en realisering van het regionaal bedrijventerrein ter plaatse en waar mogelijk ook ten behoeve van een optimale exploitatie en verantwoord beheer van dit regionaal bedrijventerrein handhaven.

      Ook zal de provincie Overijssel via haar streekplanbeleid en in het kader van het Regionaal Platform Bedrijventerreinen Twente de ontwikkeling in de regio van bedrijventerreinen coördineren en afstemmen op de ontwikkeling van het RBT en zal zij de vestiging van nieuwe bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel op bedrijventerreinen in andere Twentse gemeenten ontmoedigen en waar mogelijk tegengaan, een en ander in samenhang met het te ontwikkelen regionaal grond(prijs)beleid.

    • 3.

      Voorts worden (vergunning)aanvragen door het RBT in goed overleg met het daartoe bevoegde gezag opgesteld, waarna dat gezag zich maximaal zal inspannen om tot een vlotte afwerking van de vereiste procedures te komen.

    • 4.

      Het RBT zal nadere afspraken maken met de gemeente Almelo en de provincie Overijssel over de behandeling van verzoeken tot hetzij de vergoeding van schaden, voortkomend uit publiekrechtelijke procedures, waarbij of waarvoor deze overheden bevoegd gezag zijn, hetzij de tegemoetkoming in enig door derden uit anderen hoofde ondervonden nadeel.

      Deze afspraken betreffen tevens de wijze waarop tussen de deelnemers een verrekening zal plaatsvinden van de naar aanleiding van dit soort verzoeken gedane financiële uitkeringen. Wat de hier bedoelde verrekeningswijze aangaat, wordt de hierna in het artikel 22 over ‘Exploitatie, inbreng en risico’ staande en tussen de deelnemers geldende verdeelsleutel (voor steden en provincie elk 23%, voor Borne 8%) toegepast.

      De in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel bedoelde afspraken staan in bijlage 2 behorende bij deze regeling.

    • 5.

      In het geval zich ten aanzien van de in dit artikel bedoelde (streek)planologische procedures danwel in verband met de al dan niet op basis daarvan benodigde vergunningverlening problemen voordoen danwel aankondigen, die geheel of gedeeltelijk in de weg staan van een verdere ontwikkeling en realisering van het regionaal bedrijventerrein, zijn de deelnemers gehouden om aan de hand van een daartoe strekkend advies van het Algemeen Bestuur ieder afzonderlijk te besluiten of de regeling met inachtneming van het daaromtrent hierna in de artikelen over ‘Wijziging’ en over ‘Opheffing’ bepaalde moet worden gewijzigd danwel opgeheven.

    • 6.

      Wat de feitelijke ontwikkeling en realisering aangaat dient de planologie in elk geval de vestiging mogelijk te maken van bedrijven met een zogenaamd RBT-profiel.

    • 7.

      In de gedeelten van het RBT-gebied, waar volgens het stedenbouwkundig plan van oktober 2004 bedrijven in het groen zijn gepland, dient ingevolge de bestemmingsplanvoorschriften ook de vestiging van bedrijven uit andere dan de in het vorige lid van dit artikel genoemde sectoren mogelijk te worden gemaakt.

    • 8.

      Ontwikkeling en realisering zijn steeds in overeenstemming met de sedert de eerste vaststelling van deze regeling geldende en nadien gewijzigde/te wijzigen uitgangspunten van het door partijen in het kader van deze regeling te voeren grondexploitatiebeleid, waarvan ten aanzien van het RBT-gebied behalve een grondverwervingsplan ook deel uitmaakt de jaarlijks bij te stellen grondexploitatie, waarin tevens rekening is en wordt gehouden met het feit dat het RBT bijdraagt aan het fonds Bovenwijkse voorzieningen van de gemeente Almelo zoals laatstelijk vastgelegd in de Perspectiefnota 2002 van het grondbedrijf van de gemeente Almelo zoals vastgesteld bij Raadsbesluit van 19 september 2002 met dien verstande dat vanaf 2010 de bijdrage jaarlijks wordt geïndexeerd op grond van de loon-/prijsontwikkeling in de grond, weg en waterbouw, tot ten hoogste het bedrag dat op dat moment volgens het geldende Raadsbesluit van toepassing is.

    • 9.

      In het kader van het grondexploitatiebeleid worden tussen de deelnemende gemeenten en het RBT afspraken gemaakt over de verwervingsprijzen van gronden ten behoeve van de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Ingevolge die afspraken verplichten de deelnemende gemeenten zich in elk geval te werken met vergelijkbare verwervingsprijzen in vergelijkbare omstandigheden.

    • 10.

      Het grondexploitatiebeleid is geënt op het grondverwervingsplan, ziet toe op een aan dat plan gerelateerd uitgiftetempo, op de gehanteerde en te hanteren uitgifteprijzen en op de na te noemen compensatieverplichting, en wordt in beginsel jaarlijks getoetst aan de meerjarenraming en aan de daarbinnen passende grondexploitatie en uitgangspunten van het financiële beleid en het financieel beheer van het RBT.

    • 11.

      Het in dit artikel bedoelde grondexploitatiebeleid geldt voor een periode van 5 jaren. Indien het beleid niet reeds eerder tussentijds gewijzigd is, wordt het uiterlijk na 5 jaren herzien. Tot herziening van het grondexploitatiebeleid kan in het Dagelijks Bestuur slechts unaniem worden besloten. Indien te dezen niet unaniem is besloten, kan de herziening door het Algemeen Bestuur wel met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen achteraf worden bekrachtigd.

    • 12.

      Het in dit artikel bedoelde grondverwervingsplan staat in bijlage 2 behorende bij deze regeling en wordt binnen één jaar na inwerkingtreding van deze regeling in overeenstemming met de vigerende meerjarenraming en grondexploitatie door het Algemeen Bestuur vastgesteld.

    • 13.

      Het grondverwervingsplan bevat – behalve de (voorlopige) resultaten van het nader onderzoek naar de wijze hoe om te gaan met private partijen die thans een positie hebben verworven binnen het RBT-gebied – een overzicht van de gronden welke onder de werking van de Intentieovereenkomst reeds ten behoeve van het RBT in eigendom zijn verworven en ook een overzicht van de gronden, welke vallen onder de werking van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Daarbij wordt tevens aangegeven wanneer de termijnen verstrijken inzake de werkingsduur van het recht ingevolge laatstbedoelde wet en of die termijnen nog verlengd kunnen worden alsmede een raamwerk gegeven om ten aanzien van deze gronden te komen tot een in gang te zetten administratieve procedure om te komen tot onteigening van in het RBT-gebied gelegen gronden.

      Bij het plan wordt verder aangegeven wie door het RBT is aangewezen om als onafhankelijke derde de onderhandelingen te voeren teneinde de gronden in het RBT-gebied langs minnelijke weg voor het RBT in eigendom te verwerven. Ten slotte bevat dit plan een paragraaf, waarin inzicht wordt verschaft over de ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT door een of meer van de deelnemers aangevraagde en al dan niet reeds toegekende subsidies.

    • 14.

      Het regionaal bedrijventerrein zal feitelijk gefaseerd worden gerealiseerd, totdat alle grond binnen het RBT-gebied voor het eerst is uitgegeven. Het bouwrijp maken van het bedrijventerrein geschiedt in opdracht van het RBT, zal eveneens gefaseerd plaatsvinden, waarbij de fasering zal worden afgestemd op het tempo, waarin de grond door het RBT kan worden uitgegeven.

  • B. Ten aanzien van de exploitatie en het beheer van het bedrijventerrein

    • 15.

      Ter uitvoering van een de in artikel 3 omschreven doelen hebben deelnemende gemeenten

      – ook met het oog op de in dat artikel beoogde belangenbehartiging – de verplichting om bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel en die zich binnen het rechtsgebied willen vestigen danwel verplaatsen, naar het regionaal bedrijventerrein te verwijzen.

    • 16.

      Van de in het vorige lid bedoelde verplichting kan in zeer incidentele gevallen door een deelnemende gemeente worden afgezien op voorwaarde dat de betrokken gemeente een financiële compensatie aan het RBT voldoet. Zolang niet alle grond in het RBT-gebied is uitgegeven bedraagt die compensatie 25% van de verkoopwaarde van een even groot stuk grond in het RBT-gebied van het laagste prijsniveau. In uitzonderlijke gevallen kan het voltallige Dagelijkse Bestuur van het RBT bij unaniem besluit afzien van deze compensatieverplichting.

    • 17.

      Telkens wanneer de betrokken deelnemende gemeente gedurende de eerste 5 jaar van de eerste uitgifteperiode van het terrein nogmaals van de hiervoor in lid 15 bedoelde verplichting wenst af te zien, stijgt het in het vorige lid bedoelde compensatiepercentage met 15% van de in lid 16 bedoelde verkoopwaarde.

      De in lid 16 bedoelde compensatieverplichting wordt uiterlijk in het vijfde uitgiftejaar herijkt en zo nodig herzien. Tot herziening wordt in het Algemeen Bestuur besloten met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.

    • 18.

      De hiervoor bedoelde compensatieverplichting geldt ook en onverkort indien de gronduitgifte na de inwerkingtreding van de regeling te eniger tijd door of samen met een private partij in PPS-verband plaatsvindt, voorzover dat PPS-verband wordt aangegaan na 1 juni 2005.

    • 19.

      Indien een grootschalig bedrijf van binnen danwel van buiten het rechtsgebied van het RBT zelf uitdrukkelijk de voorkeur geeft aan vestiging op het regionaal bedrijventerrein, maar dit bedrijf niet geheel binnen het RBT-profiel past, kan het Dagelijks Bestuur in bijzondere gevallen hiervan in redelijkheid en billijkheid ontheffing verlenen. Het kader voor deze gevallen wordt door het Algemeen Bestuur zo nodig binnen het raam van het hiervoor genoemde grondexploitatiebeleid verder uitgewerkt.

    • 20.

      Tot de feitelijke taken in het kader van exploitatie en beheer van het regionaal bedrijventerrein behoren het onderhoud en het beheer van de openbare ruimte, totdat de daartoe behorende onroerende zaken aan de gemeente Almelo in eigendom worden overgedragen.

      Wat betreft het beheer en onderhoud van het regionaal bedrijventerrein wordt gewerkt aan de invoering van een zogenaamd bedrijventerreinenmanagement, waarbij het wenselijk geoordeelde kwaliteitsniveau wordt gebaseerd op het stedenbouwkundig plan van oktober 2004 en op het nader op te stellen beeldkwaliteitplan, ook wel Welstandsnota genoemd, en tevens aansluiting wordt gezocht bij de bij de deelnemers gebruikelijke eisen voor kwaliteit en veiligheid.

    • 21.

      De dekking van de reëel te maken kosten hiervoor worden vergoed uit de door de gemeente Almelo verkregen opbrengsten uit de aan de eigenaren en gebruikers van gronden in het RBT-gebied opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelasting (OZB), zulks aan de hand van een daartoe door het Dagelijks Bestuur in overleg met de gemeente Almelo opgesteld, en door het Algemeen Bestuur jaarlijks vastgesteld overzicht van de te verwachte kosten voor onderhoud en beheer en van de inkomsten uit de OZB.

    • 22.

      De in het kader van de exploitatie en beheer door het RBT te plegen acquisitie is gericht op bedrijven met een RBT-profiel. De deelnemers richten hun acquisitieactiviteiten daarop eveneens en stemmen het overigens binnen hun eigen gemeente te voeren acquisitiebeleid daarop zoveel mogelijk af. Indien door het RBT met private partijen nadere afspraken worden gemaakt om de in artikel 3 omschreven taken en/of de in dit artikel beschreven wijzen waarop deze ten uitvoer worden gelegd in PPS-verband te doen uitvoeren blijft het in dit artikellid beschreven acquisitiebeleid onverminderd van kracht.

    • 23.

      In het kader van het door het RBT te voeren grondexploitatiebeleid en met het oog op de Europees-rechtelijke en mededingingsrechtelijke implicaties zullen door het RBT ten slotte ook nog regels worden geformuleerd inzake de door het RBT te hanteren gronduitgifteprijzen, welke op termijn zullen worden vastgelegd in Algemene voorwaarden voor gronduitgifte alsmede een aanbestedingsprotocol worden opgesteld.

    • 24.

      De regels met betrekking tot de prijzen houden in dat – behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het Dagelijks Bestuur – als uitgifteprijs minimaal de werkelijke kostprijs van de betreffende onroerende zaak of het recht daarop zal worden gehanteerd met daarbovenop eventueel een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen winstopslag, waarvan het maximale percentage jaarlijks door het Algemeen Bestuur in de begroting zal worden vastgesteld.

    • 25.

      De verplichting om te komen tot de opstelling van deze Algemene voorwaarden en het aanbestedingsprotocol wordt voorafgegaan door een onderzoek naar de mogelijkheden van gronduitgifte in eigendom of in erfpacht en staat in bijlage 2 bij deze regeling. Daaraan dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de regeling te zijn voldaan. Indien grond in eigendom wordt overgedragen aan gegadigde bedrijven, dan wordt in de leveringsakte bij kwalitatieve verplichting bedongen dat de grond niet in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan omtrent het gebruik en/of in strijd met andere wet- en regelgeving mag worden gebruikt. Dit wordt ook overgenomen in voornoemde Algemene voorwaarden.

Hoofdstuk II. Bestuur

Artikel 5. Het Algemeen Bestuur

  • 3

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit tien leden die als volgt worden benoemd:

    • • twee, door Provinciale Staten van Overijssel aan te wijzen, leden van het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel, en

    • • twee, door de Raad van Almelo aan te wijzen, leden van het College van B&W van Almelo, en

    • • twee, door de Raad van Borne aan te wijzen, leden van het College van B&W van Borne, en

    • • twee, door de Raad van Enschede aan te wijzen, leden van het College van B&W van Enschede, en

    • • twee, door de Raad van Hengelo aan te wijzen, leden van het College van B&W van Hengelo.

  • 2. Voor alle leden worden tevens op gelijke wijze plaatsvervangende leden aangewezen.

  • 3. Het Algemeen Bestuur wijst in verband met een eventueel wenselijk te achten roulerend voorzitterschap als eerste voorzitter aan het lid, dat als zodanig wordt voorgedragen door en uit GS Overijssel en kan tevens bepalen hoe lang die voorzitter in functie blijft alsook door wie die voorzitter nadien in beginsel wordt opgevolgd.

  • 4. Het Algemeen Bestuur wijst plaatsvervangende voorzitters aan en bepaalt hun volgorde van optreden.

  • 5. Het Algemeen Bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan zijn vergaderingen deel te nemen.

  • 6. De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd en aangewezen voor een periode, gelijk aan die van de zittingsduur van respectievelijk PS Overijssel en de Raden van de deelnemende gemeenten.

  • 7. De benoeming geschiedt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen dertien weken na installatie van PS Overijssel respectievelijk de Gemeenteraden.

    Voor de eerste maal geschiedt de benoeming bij vaststelling van deze regeling waarbij het RBT wordt ingesteld, doch uiterlijk binnen acht weken daarna.

  • 8. Aftredende leden en plaatsvervangende leden kunnen opnieuw worden benoemd. De leden en plaatsvervangende leden kunnen te allen tijde schriftelijk ontslag nemen.

  • 9. Het betrokken College van GS en/of van B&W voorziet met inachtneming van lid 1 van dit artikel zo spoedig mogelijk in de tussentijdse vacature, doch uiterlijk binnen acht weken na het ontstaan daarvan.

    Hetzelfde geldt voor de tussentijdse aanwijzing van plaatsvervangende leden.

  • 10. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, lid 2 van de wet, blijft degene die ontslag neemt als lid van het Algemeen Bestuur de functie waarnemen tot in de opvolging is voorzien.

  • 11. Wanneer door een lid van het Algemeen Bestuur gehandeld is in strijd met het bepaalde in artikel 52, lid 1 jo. artikel 20, lid 1 van de wet is op de voet van artikel 52, lid 2 van de wet het bepaalde in artikel X 7, lid 1 tot en met 5 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Bevoegdheden Algemeen Bestuur

  • 4

  • 1. Aan het Algemeen Bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

  • 2. De volgende bevoegdheden van het Algemeen Bestuur zijn niet overdraagbaar:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting, van de grondexploitatie, van de meerjarenraming en het vaststellen van de jaarrekening;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van een reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur;

    • c.

      het overeenkomstig artikel 212 Gemeentewet jo. artikel 216 Provinciewet vaststellen en wijzigen van een verordening over de uitgangspunten voor het financiële beleid, en van regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie;

    • d.

      het overeenkomstig artikel 213/213a Gemeentewet jo. artikel 217 Provinciewet vaststellen en wijzigen van een verordening met regels voor de controle op het financiële beheer, en van de inrichting van de financiële organisatie;

    • e.

      het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling in verband met uitbreiding van het RBT-gebied, met de toetreding tot of de uittreding uit de regeling van een of meer deelnemers en in verband met de opheffing van deze gemeenschappelijke regeling.

  • 3. Besluiten met betrekking tot de in dit artikel genoemde bevoegdheden kunnen met een gewone meerderheid van stemmen binnen het Algemeen Bestuur worden genomen, tenzij in deze regeling anders is aangegeven.

Artikel 7. Informatie- en verantwoordingsplicht tussen Algemeen Bestuur en gemeenteraden en Provinciale Staten

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 16, 23, 25 en 52, lid 1 van de wet geeft het Algemeen Bestuur zo mogelijk binnen één maand, doch uiterlijk binnen twee maanden aan PS Overijssel respectievelijk aan de Raad van de deelnemende gemeente de door één of meer van hun leden schriftelijk gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur is onverminderd het bepaalde in de artikelen 16, 23, 25 en 52, lid 1 van de wet aan PS Overijssel respectievelijk de Raad die hem heeft benoemd verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door het betrokken overheidsorgaan nader te stellen regels.

  • 3. PS Overijssel respectievelijk de Raden zijn gelet op het bepaalde in artikel 16, lid 4 van de wet bevoegd de zijdens de provincie respectievelijk zijdens de betrokken gemeente benoemde leden van het Algemeen Bestuur ontslag te verlenen, indien deze hun vertrouwen niet meer bezitten.

Artikel 7a. Informatie- en verantwoordingsplicht tussen Algemeen Bestuur en Colleges B&W en Gedeputeerde Staten

  • 1. Het Algemeen Bestuur geeft aan de colleges van de deelnemers gevraagd danwel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan Raden en Staten of het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door Raden en Staten of dat college, of een of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur is aan Raden en Staten of het college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid.

Artikel 8. Het Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit vijf leden van het Algemeen Bestuur, één lid van elke deelnemer. Het Algemeen Bestuur wijst daartoe de door de respectieve colleges van GS en B&W voorgedragen leden aan.

  • 2. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters van het Algemeen Bestuur bekleden dezelfde functie in het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Het einde van het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur impliceert van rechtswege het einde van lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur.

  • 4. In geval van ontstentenis van een lid van het Dagelijks Bestuur of van een naar het oordeel van de voorzitter te langdurige verhindering anderszins tot het vervullen van zijn taak als zodanig treedt het voor dit bestuurslid aangewezen plaatsvervangende lid van de deelnemer op als lid van het Dagelijks Bestuur.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan zijn vergaderingen deel te nemen.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur kan een taakverdeling vaststellen voor de leden.

  • 7. Op leden van het Dagelijks Bestuur is het bepaalde in artikel 5, lid 11, hiervoor van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 5

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen op de voet van artikel 6, sub h, door het Algemeen Bestuur zal worden voorgesteld aan de deelnemers en van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing wordt voorgelegd, voorzover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

    • b.

      het uitvoeren van besluiten van het Algemeen Bestuur, waaronder die met betrekking tot de uitvoering van de grondexploitatie, de grondaankoop en gronduitgifte;

    • c.

      het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het RBT;

    • d.

      het nemen van besluiten tot het voeren van rechtsgedingen en tot het aangaan van minnelijke schikkingen ter voorkoming danwel beëindiging daarvan alsmede het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

    • e.

      het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het RBT, alsmede op al wat het RBT aangaat;

    • f.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel;

    • g.

      het behartigen van de belangen van het RBT bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het RBT van belang is;

    • h.

      het afkondigen van besluiten, waarvan de afkondiging bij de wet, bij deze regeling of bij besluit van het Algemeen Bestuur is voorgeschreven;

    • i.

      het desgevraagd dienen van bericht en raad over alle zaken, het RBT betreffende, aan de departementen van het landelijk bestuur, aan het provinciaal bestuur van Overijssel en aan de besturen van de deelnemende gemeenten, tenzij zulks van het Algemeen Bestuur wordt verlangd;

    • j.

      het vaststellen der plannen en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering der werken en leveranties, welker vaststelling het Algemeen Bestuur zich niet heeft voorbehouden;

    • k.

      het houden van toezicht op de handelingen van de directeur;

    • l.

      het vaststellen en wijzigen van een bezoldigingsverordening;

    • m.

      het vaststellen en wijzigen van het directiestatuut;

    • n.

      het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met uitzondering van die als bedoeld in artikel 31 van de wet.

  • 2. Besluiten met betrekking tot de in het vorige lid genoemde bevoegdheden kunnen met een gewone meerderheid van stemmen binnen het Dagelijks Bestuur worden genomen.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan de in het eerste lid genoemde taken, voorzover zij daarvoor in aanmerking komen, mandateren aan één of meer van zijn leden, de secretaris, of de directeur.

  • 4. Ten behoeve van een slagvaardig bestuur en beheer kan het Dagelijks Bestuur ook wijzigingsbesluiten nemen ten aanzien van de begroting en de grondexploitatie alsmede wijzigingsbesluiten nemen ten aanzien van de onderwerpen, genoemd in artikel 6, onder c tot en met e, mits deze besluiten bij unanimiteit van stemmen in het Dagelijks Bestuur zijn genomen en – voorzover dat niet het geval is – door het Algemeen Bestuur wel met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen achteraf worden bekrachtigd. Wijzigingsbesluiten inzake de begroting en/of de grondexploitatie, waaraan financiële gevolgen zijn verbonden die uitstijgen boven het bij de eerste vaststelling van deze regeling bestaande – of bij het nadien met inachtneming van deze regeling gewijzigd – vastgestelde tekort en risico kunnen door het Dagelijks Bestuur slechts bij unanimiteit worden genomen en dienen door het Algemeen Bestuur achteraf ook steeds bij unanimiteit worden bekrachtigd.

  • 5. Ten behoeve van een slagvaardig bestuur en beheer kan het Dagelijks Bestuur de in dit artikel genoemde taken en bevoegdheden uitoefenen door middel van het nemen van besluiten die – mits passend binnen het totaal van de begroting – in financieel opzicht 10% mogen afwijken van hetgeen ingevolge het vigerende grondexploitatiebeleid en de geldende grondaankoop- en gronduitgifteprijzen zou hebben te gelden.

Artikel 10. Informatie- en verantwoordingsplicht Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden verstrekken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen één maand de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het Algemeen Bestuur verantwoording af over het door het Dagelijks Bestuur of één van zijn leden gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde van het Algemeen Bestuur houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het Dagelijks Bestuur de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

Artikel 11. Vergaderingen

  • 6

  • 1. In de vergadering van het Dagelijks en Algemeen Bestuur worden geen besluiten genomen indien niet ten minste de meerderheid van de leden, waaronder in ieder geval de voorzitter, van het bestuur aanwezig is.

  • 2. Voor het nemen van een besluit wordt de volgende stemverdeling toegepast: de provincie Overijssel en de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo elk twee (2) stemmen en de gemeente Borne één (1) stem.

  • 3. Op het houden en de orde van vergaderingen van het Algemeen Bestuur en op het opleggen van geheimhouding van het in besloten vergaderingen behandelde en omtrent de inhoud van aan het Algemeen Bestuur overgelegde stukken zijn ingevolge artikel 52, lid 1, sub f van de wet niet de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 32 van de Gemeentewet maar dezelfde artikelen van de Provinciewet van toepassing.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of twee van zijn leden dit verzoeken.

  • 5. Voor de besluitvorming in het Dagelijks Bestuur en de (oplegging en opheffing van de) verplichting tot geheimhouding zijn de bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Provinciewet voor het College van Gedeputeerde Staten van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De door het Algemeen Bestuur vastgestelde reglementen van orde voor hun vergaderingen alsmede de daarin aan te brengen wijzigingen worden zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 7. In vergaderingen van het Algemeen Bestuur wordt met gewone meerderheid van stemmen van de leden besloten, tenzij in deze regeling anders is aangegeven.

    Er kan bij volmacht worden gestemd en bij het staken der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 8. In vergaderingen van het Dagelijks Bestuur wordt met gewone meerderheid van stemmen de leden besloten, tenzij in de regeling anders is aangegeven.

    Er kan bij volmacht worden gestemd en bij het staken der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Artikel 12. De voorzitter

  • 1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Hij tekent met de secretaris de stukken, die van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3. Hij vertegenwoordigt het RBT in en buiten rechte en kan die vertegenwoordiging onder de goedkeuring van het Dagelijks Bestuur overdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde. In het geval de provincie danwel een der andere deelnemers partij is in een geding waarin het RBT is betrokken, wordt het RBT zo nodig vertegenwoordigd door een ander door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. Hij is belast met het toezicht op de uitvoering van de besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

Artikel 13. Vergoedingen

  • 1. De leden van het Algemeen en Dagelijks Bestuur en de leden van een adviescommissie kunnen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21 en 24 van de wet een door het Algemeen Bestuur vast te stellen vergoeding in de kosten ontvangen.

  • 2. De leden van een adviescommissie die geen deel uitmaken van de besturen van de deelnemers kunnen voor het bijwonen van de vergaderingen een vergoeding ontvangen waarvan de hoogte door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld.

Artikel 14. Adviescommissies

  • 1. Indien het Algemeen Bestuur op de voet van het bepaalde in artikel 24 van de wet adviescommissies instelt en de bevoegdheden en de samenstelling daarvan regelt, is het bepaalde in artikel 92 Provinciewet van overeenkomstige toepassing terwijl – als het gaat om commissieleden die geen orgaan zijn van een van de deelnemers of daarvan geen deel uitmaken – op de ontvangst van vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen van deze commissies niet de artikelen 96 tot en met 99 Gemeentewet doch de artikelen 93 tot en met 96 Provinciewet van toepassing zijn.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur met het oog op de behartiging van bepaalde in artikel 3 van deze regeling bedoelde belangen een commissie heeft ingesteld, de bevoegdheden en samenstelling daarvan heeft geregeld en voor de leden van die commissie tevens tegemoetkomingen in, of vergoedingen van de al dan niet bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen heeft vastgesteld, zijn de artikelen 92 en 96 van de Provinciewet van toepassing.

Hoofdstuk III. Personeel

Artikel 15. Secretaris

  • 7

  • 1. Het Dagelijks Bestuur benoemt een secretaris. De secretaris kan niet zijn een lid van het Algemeen of Dagelijks Bestuur of van de organen waaruit en waardoor die leden zijn benoemd of aangewezen en geen andere functie in dienst van de rechtspersoon bekleden.

  • 2. Artikel 20 van de wet is op hem van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de secretaris met machtiging daartoe van het Dagelijks Bestuur handelingen als bedoeld in artikel 20, lid 1 van de wet mag verrichten.

  • 3. De jaarwedde van de secretaris wordt vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 16. Taken van de secretaris

  • 1. De secretaris heeft tot taak het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in alles, wat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam te zijn. Tot zijn taken behoren onder meer de controlling van besluiten van de directeur, zoals bedoeld in artikel 17.

  • 2. Door de secretaris worden alle stukken, die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan mede ondertekend.

  • 3. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis wordt de (plaatsvervangend) secretaris vervangen op de wijze door het Dagelijks Bestuur te bepalen.

Artikel 17. De directeur

  • 8

  • 1. Het Dagelijks Bestuur benoemt een directeur. De directeur kan niet zijn een lid van het Algemeen of Dagelijks Bestuur of van de organen waaruit en waardoor die leden zijn benoemd of aangewezen en hij kan geen (plaatsvervangend) secretaris van het RBT zijn.

  • 2. De taken, bevoegdheden en verplichtingen van de directeur worden geregeld in een directiestatuut dat door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld.

  • 3. De directeur mag – behoudens machtiging daartoe van het Dagelijks Bestuur – geen handelingen verrichten als bedoeld in artikel 20, lid 1 van de wet.

  • 4. De directeur woont de vergaderingen bij van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur. Hij heeft in de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur een adviserende stem.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan een plaatsvervanger voor de directeur aanwijzen.

  • 6. De directeur mag geen andere bezoldigde betrekkingen of ambten bekleden zonder toestemming van het Dagelijks Bestuur.

  • 7. De jaarwedde van de directeur wordt door het Dagelijks Bestuur vastgesteld.

Artikel 18. Rechtspositieregelingen

  • 9

  • 1. De bezoldiging van het personeel wordt geregeld door het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Tenzij het Dagelijks Bestuur anders bepaalt, zijn op hen alsmede op de secretaris en de directeur, de rechtspositieregelingen, zoals die gelden voor de medewerkers van de Regio Twente van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV. Financiën

Artikel 19. Inrichting van het financieel beheer

  • 10

  • 1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht, overeenkomstig bij Algemene Maatregel van Bestuur gegeven regels.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 212 en 213 en 213a Gemeentewet jo. 216 en 217 Provinciewet verordeningen vast waarin behalve regels met betrekking tot de inrichting van de financiële organisatie van het RBT de uitgangspunten zijn vervat betreffende het financiële beleid en het financieel beheer van het RBT en de exploitatie van het RBT-gebied. In deze verordening staan tevens voorschriften opgenomen met betrekking tot de controle op het financiële beheer door en op de inrichting van de financiële organisatie van het RBT.

  • 3. De onafhankelijke rekenkamer(functie) van de provincie Overijssel fungeert tevens als onafhankelijke rekenkamer(functie) voor de financiën van het RBT.

Artikel 20. Begroting

  • 11

  • 1. Het Dagelijks Bestuur zendt jaarlijks zo tijdig mogelijk, doch uiterlijk 8 weken voor de vaststelling,  de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, onder bijvoeging van de grondexploitatie en voorzien van een memorie van toelichting alsmede een nota betreffende de financiële toestand en een meerjarenraming voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren toe aan PS Overijssel en aan de Raden van de deelnemende gemeenten. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

    Op de ontwerpbegroting zijn de artikelen 212 en 213 en 213a Gemeentewet jo. 216 en 217 Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Provinciale Staten en de Raden van de deelnemende gemeenten dienen binnen acht weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde ontwerpbegroting het Dagelijks Bestuur schriftelijk van hun gevoelen daaromtrent te doen blijken. Het Dagelijks Bestuur voegt deze schriftelijke blijken van hun gevoelen, eventueel voorzien van een schriftelijke reactie daarop bij de ontwerpbegroting, zoals die aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt vervolgens uiterlijk 15 juli de begroting vast. In het geval de begroting financiële gevolgen heeft die uitstijgen boven het bij de eerste vaststelling van deze regeling bestaande, of bij het nadien met inachtneming van deze regeling gewijzigd vastgestelde tekort en risico, wordt de begroting door het Algemeen Bestuur slechts bij unanimiteit vastgesteld. In alle andere gevallen is een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen vereist.

  • 4. Twee weken nadat deze is vastgesteld, doch uiterlijk 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, zendt het Dagelijks Bestuur – zo nodig – de begroting aan PS Overijssel en de Raden van de deelnemende gemeenten, die de minister van Binnenlandse Zaken van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 5. In afwijking van het voorgaande stelt het Dagelijks Bestuur zo spoedig mogelijk de ontwerpbegroting voor het lopende jaar 2005 én die voor 2006 in één besluit vast, zulks waar mogelijk met inachtneming van het overigens in de leden 1 tot en met 4 hiervoor en in elk geval met inachtneming het in artikel 4, lid 24, bepaalde.

    Deze eerste vaststelling van de ontwerpbegroting kan alleen bij unanimiteit van de binnen het Dagelijks Bestuur uitgebrachte stemmen geschieden en dient in de daarop volgende vergadering van het AB met ten minste een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen te worden bekrachtigd.

Artikel 21. Jaarrekening

  • 12

  • 1. Het Dagelijks Bestuur legt voor 1 april aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het afgelopen dienstjaar, onder overlegging van de jaarrekening, het ingediende jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en indien noodzakelijk een berekening van de door de deelnemers te betalen bijdragen ten behoeve van de exploitatie van het RBT alsmede het rapport van de met de controles belaste registeraccountant.

  • 2. De jaarrekening, de berekening van de bijdragen en het verslag als in het vorige lid van dit artikel bedoeld worden gelijktijdig aan PS Overijssel en aan de Raden van de deelnemende gemeenten toegezonden die – binnen acht weken na ontvangst daarvan – schriftelijke bezwaren kunnen indienen bij het Algemeen Bestuur.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt vervolgens de jaarrekening alsmede de hierin opgenomen bijdragen in het eventuele exploitatietekort van het RBT voor 1 juli vast.

  • 4. Twee weken nadat deze is vastgesteld, doch uiterlijk 15 juli volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, zendt het Dagelijks Bestuur de jaarrekening aan de minister van Binnenlandse Zaken.

  • 5. Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening strekt – voorzover het de daarin opgenomen baten en lasten betreft – het Dagelijks Bestuur tot décharge behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 22. Exploitatie, inbreng en risico

  • 1. De RBT-gebied wordt als één bedrijventerrein geëxploiteerd.

  • 2. Het Algemeen Bestuur besluit of een nadelig exploitatiesaldo van het RBT:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk wordt afgeschreven ten laste van de algemene reserve, danwel

    • b.

      geheel of gedeeltelijk in rekening wordt gebracht bij de deelnemers.

  • 3. Het Algemeen Bestuur besluit of een positief saldo van de jaarrekening van het RBT:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk zal worden gestort in de algemene reserve, danwel

    • b.

      geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers.

  • 4. Indien bij besluit van het Algemeen Bestuur tekorten in rekening worden gebracht bij de deelnemers of een positief saldo wordt uitgekeerd geschiedt dat in de volgende verhouding:

    • • 23% provincie Overijssel;

    • • 23% gemeente Almelo;

    • • 23% gemeente Enschede;

    • • 23% gemeente Hengelo; en

    • • 8% gemeente Borne.

  • 5. Bij de eerste vaststelling van de onderhavige gemeenschappelijke regeling dragen de deelnemers er zorg voor dat het RBT over voldoende middelen kan beschikken om haar taken te kunnen (doen) uitvoeren. De deelnemers stellen zich conform de hiervoor bedoelde verdeelsleutel borg voor het gecalculeerde tekort per 1 januari 2004 (NCW) alsook voor de per die datum gecalculeerde risico’s.

  • 6. Tot wijziging van de in dit artikel bedoelde verdeelsleutel of van de per enig jaar nader gecalculeerde tekorten en/of risico’s kan met inachtneming van het hierna in het artikel over ‘Wijziging’ bepaalde alleen bij unanimiteit worden besloten.

  • 7. Door de vaststelling van de in dit artikel bedoelde verdeelsleutel komen alle in de Intentieovereenkomst afgesproken andere verdeelsleutels te vervallen.

  • 8. Ingebracht worden voorts de aanspraken op zowel de door een of meer van de deelnemers ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT aangevraagde en toegekende subsidiebedragen, voorzover deze niet reeds zijn uitgekeerd en verdisconteerd in reeds in eigendom verworven onroerende zaken als op de door een of meer van de deelnemers aan te vragen subsidies.

Hoofdstuk V. Overige bepalingen

Artikel 23. Onroerende zaken

  • 1. De in het kader van het grondverwervingsplan genoemde onroerende zaken zijn nodig voor de in de artikelen 3 en 4 genoemde taken, afspraken en plannen van het RBT.

  • 2. De op de voet van artikel 9 van de Intentieovereenkomst aan de gemeente Almelo in eigendom toebehorende percelen worden binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze regeling aan het RBT in eigendom overgedragen.

    Het RBT is verplicht deze eigendom te aanvaarden overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.6 van de Intentieovereenkomst, dat in zoverre van kracht blijft.

  • 3. Indien en voorzover de provincie Overijssel of een van de andere deelnemende gemeenten dan Almelo de eigendom heeft van onroerende zaken in het RBT-gebied en waarover het RBT in het kader van zijn doelstelling als eigenaar dient te beschikken, worden die zaken tegen vergoeding van de verwervingskosten en van de bijkomende kosten aan het RBT in eigendom overgedragen.

  • 4. Indien en voorzover noch de provincie Overijssel noch een van de deelnemende gemeenten de eigendom van in het RBT-gebied gelegen onroerende zaken heeft, worden op instigatie van het RBT en op de voet van het daaromtrent bepaalde in het grondverwervingsplan pogingen ondernomen om die zaken minnelijk in eigendom te verwerven. Zo nodig verricht de gemeente Almelo op de voet van artikel 78 Onteigeningswet datgene, wat nodig is ter verkrijging van de eigendom door een onteigening ten name van het RBT.

  • 5. Op de verdeling tussen de deelnemers van de in de leden 3 en 4 van dit artikel gemaakte en te maken kosten is – ná aftrek van alle ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT verkregen en nog te verkrijgen subsidies voorzover deze niet reeds zijn geïnd en verdisconteerd in reeds in eigendom verworven onroerende zaken – de in het vorige artikel van deze regeling staande verdeelsleutel van toepassing.

Artikel 24. Archief

  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden, met inachtneming van de bepalingen van de Archiefwet.

  • 2. De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Het Algemeen Bestuur wijst een archiefbewaarplaats aan van de op grond van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden.

Artikel 25. Toetreding en uittreding

  • 13

  • 1. Toetreding van andere gemeenten tot deze regeling is slechts mogelijk per 1 januari van enig jaar en behoeft de op een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen berustende instemming van het Algemeen Bestuur, dat daaraan voorwaarden verbindt. Die voorwaarden behelzen in ieder geval dat de toetredende deelnemer zich garant stelt voor een evenredig deel van het per moment van toetreding voorziene risico.

  • 2. De deelnemers kunnen tevoren van hun gevoelen doen blijken over ieder hun daartoe tijdig, dat wil zeggen minimaal acht weken voordien door het Dagelijks Bestuur toegezonden concept van een toetredingsbesluit vergezeld van de daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Het Algemeen Bestuur regelt zo nodig tevens de gevolgen van toetreding door andere gemeenten voor de overige deelnemers.

  • 4. Het besluit tot toetreding van andere gemeenten tot deze regeling wordt door het Dagelijks Bestuur behalve in afschrift aan de toetredende gemeenten ook aan de andere deelnemers toegezonden, zulks mede met het oog op de opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5. Te rekenen vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van de regeling is uittreding uit de regeling door de deelnemers gedurende een periode van 7 kalenderjaren niet mogelijk.

    Daarna is uittreden slechts mogelijk per 1 januari van enig jaar en alleen met inachtneming van na te noemen termijnen.

  • 6. Van een door één der deelnemers genomen besluit tot uittreding wordt – na het verstrijken van de 7 kalenderjaren – tevoren schriftelijk kennisgegeven aan het Algemeen Bestuur en aan de overige deelnemers.

    Bij de kennisgeving wordt in verband met afwikkeling van de financiële gevolgen van de uittreding – behoudens het bepaalde in het volgende lid – een termijn van ten minste 2 jaren na verzending van de kennisgeving in acht genomen.

  • 7. Indien de kennisgeving van een door één der deelnemers genomen besluit tot uittreding uit deze regeling voor of uiterlijk op 15 maart van enig jaar door het RBT is ontvangen, kan uittreding op een kortere termijn dan twee jaar plaatsvinden. De feitelijke uittreding kan dan

    – onverminderd de alsdan wellicht nog voor de uittredende deelnemer bestaande financiële verplichtingen – plaatsvinden op een termijn van één jaar en minstens 9½ maand na ontvangst van de kennisgeving.

    Na 15 maart van enig jaar ontvangen kennisgevingen worden geacht te zijn ontvangen op 31 december van dat jaar.

  • 8. Indien twee of meer deelnemers tegelijk danwel na elkaar kennis geven van hun besluit om uit te treden danwel indien één der deelnemers reeds is uitgetreden en er een nieuwe kennisgeving inzake uittreding wordt gedaan, wordt de regeling met inachtneming van het bepaalde omtrent ‘Opheffing’ in deze regeling opgeheven, tenzij door de overige deelnemers unaniem wordt besloten om de regeling in stand te houden.

  • 9. Het Algemeen Bestuur regelt, na overleg met de uittredende deelnemer(s), de financiële consequenties alsmede de overige gevolgen van de uittreding met dien verstande dat een uittredende deelnemer de overeenkomstig artikel 22, lid 5 van deze regeling eventueel ingebrachte middelen terugkrijgt onder aftrek van het tekort op de exploitatieopzet, zulks in de verhouding als in artikel 22 van deze regeling bepaald en zoals te begroten naar de stand van, en per peildatum van het moment van uittreden, een en ander onder handhaving van diens borgstelling voor het in dat artikel bedoelde en per datum voormelde peildatum geldende risico. De consequenties betreffen in elk geval de rente en aflossing van de geldleningen; de overige gevolgen kunnen onder meer betrekking hebben op het personeel van het RBT.

  • 10. De uittreding is pas volledig geëffectueerd als is voldaan aan alle daaraan door het Algemeen Bestuur gestelde voorwaarden.

  • 11. Zowel toetreding als uittreding impliceren geen inhoudelijke wijziging van de regeling, aangezien daartoe door het Algemeen Bestuur kan worden besloten.

Artikel 26. Wijziging

  • 14

  • 1. Voor zover de wijziging (mede) betrekking heeft op uitbreiding van overgedragen bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 lid 2, tweede volzin van de wet is unanimiteit vereist. Een wijziging van de regeling waarbij geen van de aanpassingen betrekking heeft op artikel 10 lid 2 van de wet komt tot stand wanneer een tweederde (2/3) meerderheid van de stemmen zich daartoe hebben verklaard. 

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het Algemeen Bestuur, dat daartoe eventueel ook kan worden uitgenodigd door één of meer van de deelnemers.

  • 3. Voorstellen tot wijziging uitgaande van het Algemeen Bestuur worden door het Algemeen Bestuur vergezeld van een toelichting toegezonden aan de deelnemers, die binnen dertien weken na ontvangst terzake een besluit nemen en dat terstond of uiterlijk daags daarna aan het Algemeen Bestuur mededelen.

  • 4. Voorstellen tot wijziging op uitnodiging van één of meer deelnemers worden door het Dagelijks Bestuur toegezonden aan het Algemeen Bestuur, dat dergelijke voorstellen na deze met een 2/3 meerderheid stemmen te hebben geaccordeerd tezamen met zijn beschouwingen terzake en vergezeld van een toelichting binnen acht weken aan de deelnemers doet toekomen met de uitnodiging om daartoe uitdrukkelijk te besluiten.

  • 5. Indien nodig includeert een voorstel tot wijziging van de regeling tevens een nadere regeling van de gevolgen daarvan zowel voor de zittende, voor de reeds toegetreden en/of de toetredende deelnemers als voor de reeds uitgetreden en/of uittredende deelnemers, waarbij zij aangetekend dat deze de 2 laatstgenoemde groepen van deelnemers nimmer tot groter nadeel kunnen strekken dan indien zij niet waren uitgetreden.

  • 6. Nadat unaniem is besloten tot wijziging wordt door het Dagelijks Bestuur van het RBT in afschrift toegezonden aan de deelnemers, zulks mede met het oog op opname daarvan in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 7. Wijziging van de regeling kan ook betrekking hebben op een wijziging of een uitbreiding van het RBT-gebied, doch ook daartoe kan slechts unaniem door de deelnemers worden besloten.

Artikel 27. Opheffing en liquidatie

  • 15

  • 1. De gemeenschappelijke regeling wordt opgeheven bij een besluit, dat berust op ten minste 2/3 van het aantal in het Algemeen Bestuur uitgebrachte stemmen.

  • 2. Indien tot opheffing is besloten wordt door het Algemeen Bestuur, de deelnemers gehoord, voorzien in een afwikkeling van de gevolgen van de opheffing alsmede een liquidatieplan opgesteld. De in dit lid bedoelde afwikkeling voorziet in de wijze waarop de exploitatie van de eigendommen, werken en inrichtingen van het RBT worden beëindigd of overgedragen en geeft inzicht in zowel de financiële gevolgen van de opheffing voor het personeel en als in de wijze waarop de vereffening van het vermogen plaatsvindt in geval van de ontbinding van het RBT.

  • 3. Bij een dergelijke afwikkeling geldt als basisuitgangspunt dat activa en passiva na aftrek van alle met de opheffing en liquidatie samenhangende kosten worden verdeeld naar rato van de verhoudingen zoals die golden ten tijde van de inbreng of het ontstaan van die activa en die ten tijde van het ontstaan van de passiva.

  • 4. De activa worden gewaardeerd door een commissie, waarin zitting hebben een jurist, een accountant, een fiscalist en een rentmeester-taxateur.

    De commissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Wordt geen meerderheid verkregen, dan heeft de jurist bij een volgende stemming slechts een adviserende rol.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende partijen tot voldoening of overneming van de (financiële) verplichtingen van het RBT alsook in de overige gevolgen van de opheffing, waaronder die welke de opheffing heeft voor het personeel van het RBT.

  • 6. Indien nodig blijft het Algemeen Bestuur na het tijdstip van opheffen in functie ter afwikkeling van de liquidatie. Het RBT blijft ook na zijn ontbinding voortbestaan indien zulks tot vereffening van zijn vermogen nodig is.

  • 7. Een besluit tot opheffing wordt door het Dagelijks Bestuur van het RBT verzonden aan de deelnemers, zulks mede met het oog op de opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 28. Geschillenregeling

  • 1. Alle geschillen worden zoveel mogelijk in onderling overleg opgelost. Er is sprake van een geschil als één van de deelnemers de andere deelnemers schriftelijk per brief heeft laten weten, dat daarvan sprake is.

  • 2. Indien er naar aanleiding van deze regeling en/of naar aanleiding van de daaruit voortvloeiende besluiten en/of (rechts)handelingen geschillen mochten ontstaan, dan zijn de deelnemers gehouden om deze eerst te trachten op te lossen met behulp van mediation overeenkomstig het reglement van de Stichting Nederland Mediation Instituut, zoals dat luidt op de aanvangsdatum van de mediation. Partijen zijn in het bezit van een afschrift van het thans geldende reglement.

  • 3. Indien er naar aanleiding van deze regeling en/of naar aanleiding van de daaruit voortvloeiende besluiten en/of (rechts)handelingen geschillen zijn ontstaan, die zich er – naar het al dan niet schriftelijk door één van de deelnemers aan de andere deelnemers kenbaar gemaakte oordeel – niet toe lenen om in onderling overleg of met behulp van mediation tot een oplossing te kunnen worden gebracht, dan worden deze onverminderd de bevoegdheid van de President in Kort geding in eerste aanleg voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter bij de Rechtbank Almelo.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29. Werking(sduur), slot– en overgangsbepalingen

  • 16

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor in beginsel onbepaalde tijd en treedt in de plaats van de in de considerans genoemde Intentieovereenkomst, en de verlengingen daarvan.

  • 2. De bij deze regeling behorende bijlagen zijn een geïntegreerd onderdeel van de regeling. Wat – al dan niet voortbouwend op het in bijlage 1 bij deze regeling bepaalde – in deze regeling opnieuw is vastgelegd en omschreven heeft – tenzij uitdrukkelijk anders bepaald – gelding boven de wijze waarop het in die bijlage is vastgelegd en omschreven.

  • 3. Voorzover in deze regeling wordt verwezen naar het bepaalde in de wet danwel naar het bepaalde in andere wettelijke regelingen en deze wet of die andere wettelijke regelingen na inwerkingtreding van deze regeling gewijzigd in werking treden, wordt het bepaalde in deze regeling zoveel mogelijk geacht daarmee vanaf dat moment in overeenstemming te zijn en – indien nodig – zo spoedig mogelijk daarna daarmee expliciet in overeenstemming te worden gebracht.

Artikel 30. Inwerkingtreding

  • 17

  • 1. Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel maken de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten en in de Provincie Overijssel bekend door kennisgeving van de inhoud in de Staatscourant met inachtneming van artikel 27 van de wet.

  • 2. De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag volgende op die waarop de wijziging van de regeling bekend is gemaakt doch niet eerder dan 1 januari 2016.

  • 3. Deze regeling dient ter vervanging van de bestaande gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente (inwerkingtreding per 18 mei 2005).

  • 4. Na inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de voorgaande gemeenschappelijke regeling opgenomen besluiten op deze regeling.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente wordt belast met de inzending van deze regeling aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 31. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente’.

Bijlage I

Bijlage bij de Gemeenschappelijke regeling RBT

De intentieovereenkomst als bedoeld in artikel 2, sub f van de Gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente (zonder bijlagen)Intentieovereenkomst Regionaal Bedrijventerrein Twente

De ondergetekenden,

1. de provincie Overijssel, gevestigd te Zwolle, te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin mr. J.A.M. Hendrikx, handelend ter uitvoering van het besluit van Provinciale Staten van 31 oktober 2001, hierna te noemen ‘de provincie Overijssel’, en

2. de gemeente Almelo, te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester mr. M.A.J. Knip, handelend ter uitvoering van het besluit van de Raad van 28 februari 2002, hierna te noemen ‘de gemeente Almelo’, en

3. de gemeente Borne, te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester drs. C.G.A.A. Brekelmans, handelend ter uitvoering van het besluit van de Raad van 20 december 2001, hierna te noemen ‘de gemeente Borne’, en

4. de gemeente Enschede, te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester drs. J.H.H. Mans, handelend ter uitvoering van het besluit van de Raad van 17 december 2001, hierna te noemen ‘de gemeente Enschede’, en

5. de gemeente Hengelo, te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester drs. F.A.M. Kerckhaert, handelend ter uitvoering van het besluit van de Raad van 18 december 2001, hierna te noemen ‘de gemeente Hengelo’;

gezamenlijk ook te noemen ‘partijen’.

In aanmerking te nemen dat:

  • a.

    partijen nadrukkelijk de wens hebben uitgesproken om een, qua verschijningsvorm hoogwaardig en grootschalig, duurzaam bedrijventerrein te realiseren, dat de gunstige ligging op de West-Oost Corridor en het corridorknooppunt, dat de stedenband Twente daarbinnen vormt, uitbuit en de Twentse (inter)nationale positie versterkt;

  • b.

    ter voorbereiding van de uitvoering van de hiervoor vermelde wens, partijen het bestuurlijk overleg hebben gestart hetwelk heeft plaatsgevonden binnen het zogenoemde Bestuurlijk Programmeringsoverleg Bedrijventerrein Twente;

  • c.

    het Bestuurlijk Programmeringsoverleg Bedrijventerrein Twente op 8 juni 2000 het Programma van Eisen Regionaal Bedrijventerrein Twente heeft vastgesteld en op 24 april 2001 heeft aangepast;

  • d.

    het Bestuurlijk Programmeringsoverleg Bedrijventerrein Twente op 19 oktober 2000 de gezamenlijke visie van partijen met betrekking tot de ontwikkeling van het Regionaal Bedrijventerrein heeft vastgesteld;

  • e.

    onder verantwoordelijkheid van het Bestuurlijk Programmeringsoverleg Bedrijventerrein Twente is inmiddels de MER-procedure gestart. Op basis van de Locatie MER-procedure een voorstel is gedaan voor nader onderzoek van de locatie van het bedrijventerrein in het gebied Almelo-Zuid (zie plankaart bijlage 5);

  • f.

    de gemeente Borne inmiddels op dit gebied de Wet Voorkeursrecht Gemeenten (WVG) van toepassing heeft verklaard. En dat met ingang van 1 januari 2001 de toepassing daarvan, als gevolg van de gemeentelijke herindeling, van rechtswege is overgenomen door de gemeente Almelo;

  • g.

    partijen de intentie hebben te komen tot een gezamenlijke ontwikkeling, realisatie en beheer van het Regionaal Bedrijventerrein Twente;

  • h.

    partijen van mening zijn dat de initiatieffase van het Regionaal Bedrijventerrein Twente zodanig is gevorderd dat zij thans vervolgafspraken met betrekking tot het project meer gedetailleerd wensen vast te leggen in deze intentieovereenkomst;

  • i.

    daarmee de onderlinge verhouding tussen partijen gedurende de volgende fase van het project door middel van de afspraken zoals vastgelegd in deze overeenkomst is geregeld.

Komen het navolgende overeen:

A. Algemene bepalingen

Artikel 1. Doel van de overeenkomst

  • 1.1. Het gezamenlijk doen of laten doen van een aantal (deel)onderzoeken om te komen tot goede beargumentering van een, door partijen, te nemen besluit over het al dan niet in ontwikkeling nemen van het plan voor een Regionaal Bedrijventerrein Twente op de locatie Almelo-Zuid.

  • 1.2. Te bezien op welke wijze en binnen welke randvoorwaarden tot een verdergaande samenwerking tussen partijen kan worden gekomen teneinde bij een positief besluit ook tot feitelijke realisering van het Regionaal Bedrijventerrein Twente te kunnen overgaan.

  • 1.3. Het maken van afspraken omtrent de verdeling van (financiële) risico’s met betrekking tot de verwerving van grond.

Artikel 2. Definities

  • In deze overeenkomst worden de navolgende definities gebruikt, waaraan door partijen de navolgende betekenis wordt toegekend:

  • 1. Gezamenlijke visie

    De gezamenlijke visie van de provincie Overijssel, en de gemeenten Almelo, Borne, Hengelo en Enschede inzake de ontwikkeling van het Regionaal Bedrijventerrein Twente, zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Programmeringsoverleg van 19 oktober 2000, en als bijlage 1 aan deze overeenkomst gehecht.

  • 2. Programma van Eisen Regionaal Bedrijventerrein Twente

    Het Programma van Eisen Regionaal Bedrijventerrein Twente, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg op 8 juni 2000 en aangepast op 24 april 2001 en als bijlage 2 aan deze overeenkomst gehecht.

  • 3. Programmeringsoverleg Bedrijventerrein Twente

    Het door partijen ingesteld gremium op bestuurlijk niveau met als doel het voeren van bestuurlijk overleg dienende tot afstemming met betrekking tot planning en uitvoering betreffende de realisering van een samenhangend, gedifferentieerd en hoogwaardig pakket van bedrijventerreinen.

    Verder te noemen ‘het programmeringsoverleg’.

    Het instellingsbesluit is al bijlage 3 aan deze overeenkomst gehecht.

  • 4. Regionaal Bedrijventerrein Twente

    Het bedrijventerrein dat moet worden gerealiseerd in de regio Twente ter grootte van 130 hectare netto, uit te voeren in twee fasen. Verder te noemen het ‘RBT’.

  • 5. Stappenplan

    Het tijdsplan dat is opgesteld voor de haalbaarheidsfase (in detail) en voor de verdere fase (globaal) en dat als bijlage 4 aan deze overeenkomst is gehecht.

  • 6. Haalbaarheidsfase

    De fase van het project waarin door middel van (voor)onderzoeken op tal van gebieden de haalbaarheid wordt onderzocht alvorens tot de uitvoering van het project, het ‘go’ of ‘no go’, kan worden besloten door de betrokken partijen. De haalbaarheidsfase begeeft zich tussen de initiatieffase en het feitelijke besluit al dan niet tot werkelijke uitvoering van het project te komen.

  • 7. Ontwikkeling

    Onder de ontwikkeling van het RBT wordt verstaan het geheel aan procedures, regelingen en handelingen teneinde het project feitelijk te realiseren. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is voltooid, als het terrein is opgeleverd en de beheersfase kan intreden, Dit kan gefaseerd plaatsvinden. De grondexploitatie is onderdeel van, en sturingsmiddel binnen, de ontwikkeling.

  • 8. Grondexploitatie

    Onder de grondexploitatie wordt verstaan het geheel aan kosten en opbrengsten dat wordt gemaakt teneinde de ontwikkeling van het bedrijventerrein mogelijk te maken. Onder kosten vallen slechts die kosten die rechtstreeks met het project verband houden. Onder opbrengsten worden naast de verkoopopbrengsten van de bouwrijpe gronden ook begrepen subsidies en andere mogelijke inkomsten binnen het project.

  • 9. Beheer

    Onder het beheer van het bedrijventerrein wordt verstaan het feitelijk uitvoeren van allerhande beheersmaatregelen in de openbare ruimte, waaronder in ieder geval wordt begrepen de wegen en trottoirs, de groenvoorzieningen en de (ondergrondse) infrastructuur, teneinde deze openbare ruimte op een adequate manier in goede orde te kunnen onderhouden.

Artikel 3. Projectbeschrijving

  • 3.1. Partijen onderschrijven het belang en de behoefte aan een Regionaal Bedrijventerrein Twente. Deze overeenkomst geeft de intentie van partijen weer om te komen tot de gezamenlijke ontwikkeling en het beheer van het Regionaal Bedrijventerrein Twente.

  • 3.2. Partijen stemmen in met de haalbaarheidsfase en spreken uit op grond van de conclusies van de haalbaarheidsfase een definitief ‘go’-/‘no go’-besluit te nemen omtrent de gezamenlijke ontwikkeling en het beheer van het RBT. De ontwikkeling van het bedrijventerrein betreft het gemeenschappelijk ontwikkelen en het uiteindelijk beheren van het Regionaal Bedrijventerrein Twente waarbij de ambitie vastligt en de gezamenlijke visie en het Programma van Eisen (waarvan de inhoud woordelijk als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd) Partijen zullen hun (in het Programeringsoverleg vastgestelde) gezamenlijke visie als leidraad bij het proces hanteren.

Artikel 4. Projectorganisatie en coördinatie

  • 4.1. Voor de begeleiding op hoofdlijnen van de planvoorbereiding en uitvoering, en het onderling afstemmen daarover, heeft het Programmeringsoverleg een initiërende rol gespeeld.

  • 4.2. Onder de verantwoordelijkheid van het Programmeringsoverleg is de Werkgroep Samenwerkingsvormen ingesteld met als taak onderzoek te doen naar de mogelijke samenwerkingsvormen aan de hand waarvan het Regionaal Bedrijventerrein Twente kan worden ontwikkeld en beheerd.

  • 4.3. Thans wensen partijen de organisatie en uitvoering van het project verder zelf ter hand te nemen. Daartoe zullen partijen voor de haalbaarheidsfase een Stuurgroep RBT instellen met als taak het aansturen van het project, het coördineren van de formele besluitvorming (van de gemeentelijke colleges en raden en college en Staten van provincie) en het (zo mogelijk) in mandaat nemen van besluiten strekkende tot de afronding van de haalbaarheidsfase (i.c. de dagelijkse gang van zaken). Partijen zullen het Programmeringsoverleg regelmatig op de hoogte houden van de stand van zaken van de haalbaarheidsfase. De Stuurgroep zal functioneren tenminste totdat een besluit is genomen over de instelling van een juridische entiteit waar de ontwikkeling van het RBT kan worden ondergebracht, tenzij eerder een onverhoopt ‘no go’-besluit is genomen.

  • 4.4. De Stuurgroep bestaat in ieder geval uit de gedeputeerde van Economische Zaken van de provincie Overijssel (voorzitter), de portefeuillehouder Economische Zaken van de gemeente Borne, en de wethouders Economische Zaken van de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo.

  • 4.5. Partijen zullen nader overeenkomen welke project- c.q. werkgroepen en extern projectmanagement onder gezag van de Stuurgroep (deel)activiteiten zullen gaan ontplooien.

B. Locatieontwikkeling

Artikel 5. Gezamenlijke ontwikkeling en duurzaamheid

  • 5.1. Het gezamenlijke voornemen van partijen ten aanzien van de haalbaarheidsfase van het RBT bestaat hieruit dat wordt gestreefd naar een gezamenlijke grondexploitatie alsmede een gezamenlijke vorm van beheer.

  • 5.2. Met nadruk onderschrijven partijen het uitgangspunt van duurzaamheid bij de gehele ontwikkeling. Dit betekent dat het bedrijventerrein ook een functie heeft voor de volgende generatie. Daarbij is een zorgvuldige voorbereiding essentieel.

  • 5.3. Partijen zullen streven het stappenplan, als bijlage 4 aan deze overeenkomst gehecht te realiseren. Van het tijdsplan maken onderdeel uit de gewenste data voor het nemen van besluiten door respectievelijke Colleges van Burgemeester en Wethouders, Gemeenteraden, College van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten.

Artikel 6. Organisatievorm

  • 6.1. Partijen zijn van mening dat in het kader van het duurzaamheidprincipe en adequate organisatievorm noodzakelijk is, Een organisatievorm die niet alleen ziet op de totstandkoming van het RBT maar ook ziet op het daarna volgende beheer. Onder auspiciën van de Stuurgroep zullen partijen onderzoek doen naar mogelijke organisatiestructuren.

Artikel 7. Beschikbaar stellen van capaciteit en voorbereidingskrediet

  • 7.1. Partijen zullen de benodigde personele capaciteit en financiën beschikbaar stellen die nuttig en noodzakelijk zijn voor het doorlopen van de haalbaarheidsfase.

Artikel 8. Private partijen

  • 8.1. Partijen, allen publiekrechtelijke lichamen, realiseren zich dat het niet ondenkbaar is indien in het kader van de ontwikkeling en realisering van het RBT een publiek/private samenwerking tot stand zou kunnen komen.

    Indien en voorzover een private partij gesprekspartner c.q. onderhandelingspartner zou willen zijn van een der partijen met betrekking tot het RBT zullen partijen uitsluitend gezamenlijk optreden. In deze fase van de ontwikkeling zullen vorenbedoelde onderhandelingen uitsluitend kunnen worden geïnstigeerd door partijen gezamenlijk. Hiertoe zal alsdan voor een aanspreekpunt voor de marktpartijen kunnen worden besloten door de Stuurgroep.

    Ieder der partijen zal zich onthouden van het alleen voeren van gesprekken welke juridische en/of financiële consequenties met zich zou kunnen brengen ten aanzien van de ontwikkeling van het RBT.

Artikel 9. Grondverwerving in de haalbaarheidsfase

  • 9.1. De gemeente Almelo kan in de haalbaarheidsfase grond verwerven in het WVG-gebied.

  • 9.2. In de haalbaarheidsfase wordt uitgegaan van een verwervingsprijs (exclusief opstallen en bijkomende schades), die wordt bepaald door de Stuurgroep.

  • 9.3. Voor elke aangeboden onroerende zaak wordt door de gemeente Almelo een advies (met bijbehorend taxatierapport) opgesteld dat wordt voorgelegd aan de door de Stuurgroep in te stellen Werkgroep Verwerving RBT.

    Indien dit advies unaniem door de Werkgroep Verwerving wordt overgenomen legt de Werkgroep Verwerving het advies voor aan de wethouder grondzaken van de gemeente Almelo, die een besluit neemt namens de Stuurgroep. Indien de Werkgroep Verwerving geen unaniem advies geeft wordt het verdeeld advies voorgelegd aan de Stuurgroep die een unaniem besluit neemt.

    Dit besluit tot verwerving behoeft dan overigens nog de formele goedkeuring van het daartoe bevoegde orgaan van de gemeente Almelo, voor zolang deze gemeente de eigendomsverkrijging voorfinanciert.

  • 9.4. Partijen spreken af dat in de haalbaarheidsfase het maximumbedrag voor verwerving van gronden en opstallen vooralsnog NLG 50.000.000,-- (EUR 22.689.010,80), incl. BTW bedraagt, voor welk bedrag partijen zich garant zullen stellen, volgens de verdeelsleutel die in artikel 13.2 is aangegeven.

  • 9.5. De gemeente Almelo zal de grondverwerving voorfinancieren en hiervoor een inzichtelijke administratie voeren.

  • 9.6. De gemeente Almelo zal de gronden bij een ‘go’-besluit aan het einde van de haalbaarheidsfase (tegen historische kostprijs, rente, beheerskosten en bijkomende kosten) inbrengen in de op grond van het ‘go’-besluit op te richten juridische entiteit tussen partijen.

    Over deze bijkomende kosten zal zo snel mogelijk een voorstel worden ontwikkeld en ter besluitvorming aan de Stuurgroep worden voorgelegd, waarbij het rentepercentage, de beheerskosten in feitelijke uurkosten danwel in een percentage van de koopsom, en de bijkomende kosten zullen worden benoemd.

  • 9.7. Partijen zullen bij een onverhoopt ‘no go’-besluit over het RBT gezamenlijk afspraken maken over een passende aanwending van de, na 14 december 2000, verworven gronden. De gemeente Almelo zal in dat geval een maximale inspanning leveren om het deel van het WVG-gebied benoorden de Hoofdgasleiding, met uitzondering van het deel van de toetsingszone dat van bebouwing is uitgezonderd, in de zin van de WRO te bestemmen tot regulier lokaal bedrijventerrein. De gemeente Almelo verplicht zich de gronden die in dit deel van de locatie zijn verworven aan te wenden voor eigen risico mits de gemeente Almelo op basis van een vastgesteld streekplan de planologische toestemming verkrijgt om in dat gebied een bedrijventerrein te ontwikkelen.

  • 9.8. Partijen zullen na het eventuele ‘no go’-besluit, binnen zes maanden, verdere afspraken maken over de definitieve afwikkeling, waarbij partijen zich realiseren dat uiteindelijk op de verworven eigendommen wellicht een verlies kan ontstaan welk verlies door partijen gezamenlijk wordt gedragen, volgens de daarvoor overeengekomen verdeling.

Artikel 10. Parkmanagement

  • 10.1. Partijen zullen onderzoek doen naar de vorm en inhoud van het toekomstig beheer van het RBT. Partijen zijn van mening dat parkmanagement in het kader van de gewenste duurzaamheid essentieel is.

Artikel 11. Afstemming doelgroep RBT

  • 11.1. Partijen zijn van mening dat het RBT grotendeels aanvullend zal zijn op de ontwikkeling van bedrijventerreinen voor de reguliere vraag naar bedrijventerreinen in Twente. Conform het vastgesteld Programma van Eisen Regionaal Bedrijventerrein Twente betekent dit dat voor de doelgroep van grote ruimtevragers wordt vastgelegd dat het RBT in principe het enige terrein is waar deze bedrijven zich in Twente kunnen vestigen. Enige uitzondering betreft de verplaatsing/uitbreiding van bedrijven in de gemeenten binnen de regio die in verband met de economische en werkgelegenheidsaspecten gebonden zijn aan blijvende vestiging in deze gemeenten. Vestiging van deze bedrijfstypes in andere gemeenten binnen de regio, en niet op het RBT, zal daarentegen worden uitgesloten.

  • 11.1. Partijen zijn van mening dat het RBT grotendeels aanvullend zal zijn op de ontwikkeling van bedrijventerreinen voor de reguliere vraag naar bedrijventerreinen in Twente. Conform het vastgesteld Programma van Eisen Regionaal Bedrijventerrein Twente betekent dit dat voor de doelgroep van grote ruimtevragers wordt vastgelegd dat het RBT in principe het enige terrein is waar deze bedrijven zich in Twente kunnen vestigen. Enige uitzondering betreft de verplaatsing/uitbreiding van bedrijven in de gemeenten binnen de regio die in verband met de economische en werkgelegenheidsaspecten gebonden zijn aan blijvende vestiging in deze gemeenten. Vestiging van deze bedrijfstypes in andere gemeenten binnen de regio, en niet op het RBT, zal daarentegen worden uitgesloten.

C. Provinciaal beleid

Artikel 12. Publiekrechtelijke medewerking overheden

  • 12.1. De provincie Overijssel zal, uitgaande van de daadwerkelijke realisering van het RBT, zich inspannen om te zorgen dat het provinciaal planologisch beleid ten aanzien van de ontwikkeling van andere nieuwe bedrijventerreinen in samenhang zal worden gezien met de komst van het RBT. De provincie Overijssel zal daar waar mogelijk in dit kader sturend c.q. beperkend optreden ten aanzien van locaties voor bedrijventerreinen indien afzonderlijke gemeenten met nieuwe plannen komen.

  • 12.2. De gemeente Almelo zal zorgdragen voor de noodzakelijke planologische besluiten en het verlenen van daarop gebaseerde bouwvergunningen.

D. Financiën

Artikel 13. Risicoverdeling gedurende de haalbaarheidsfase

  • 13.1. Partijen zullen voor de volgende aandelen participeren in de kosten (tot een maximum van NLG 1.500.000,-- (EUR 680.670,32) excl. BTW) en baten gedurende de haalbaarheidsfase: provincie Overijssel 30%, gemeenten Enschede, Hengelo en Almelo ieder 20% en de gemeente Borne 10%.

  • 13.2. Voor de verdeling van de risico’s die voortvloeien uit de grondverwerving (zie artikelen 9.4 en 9.8) wordt de volgende verdeelsleutel gehanteerd: provincie Overijssel, de gemeenten Enschede, Hengelo en Almelo ieder 22,5% en de gemeente Borne 10%.

  • 13.3. Teneinde de kosten met betrekking tot het onderzoek naar de haalbaarheid te kunnen betalen zal de gemeente Almelo optreden als voorfinancier onder garantstelling van de andere partijen, waarbij de verdeelsleutel van artikel 13.1 wordt gehanteerd.

Artikel 14. Grondexploitatie

  • 14.1. Partijen zullen uitdrukkelijk streven naar een sluitende grondexploitatie (inclusief eventuele rijksbijdragen en subsidies).

  • 14.2. De gemeente Almelo zal de voorbereidingskosten voorfinancieren. Deze kosten zullen als historische kosten worden meegenomen in de gemeenschappelijke exploitatie, tenzij partijen gedurende de haalbaarheidsfase anders besluiten.

  • 14.3. Om te komen tot een voldoende onderbouwd voorstel ten aanzien van de besluitvorming van de feitelijke realisatie van het Regionaal Bedrijventerrein Twente is inzicht noodzakelijk in de volgende aspecten met betrekking tot de grondexploitatie en zal een verwervingsplan worden opgesteld.

     Er wordt in opdracht van partijen een normatieve grondexploitatie opgesteld, waarin op basis van de ervaringscijfers en gehanteerde normen in vergelijkbare projecten wordt gekomen tot een inzicht in de financiële consequenties van het project. Deze normatieve grondexploitatie wordt waar mogelijk voorzien van terrein- en projectspecifieke omstandigheden.

    Ten behoeve van deze normatieve grondexploitatie zal een aantal deelonderzoeken nodig zijn waaronder:

    • 1.

      een onderzoek naar de gronduitgifteprijzen op basis van marktconformiteit;

    • 2.

      aangevuld met een inschatting van de uitgiftesnelheid van de bouwrijpe grond;

    • 3.

      een inventarisatie van de verwervingskosten van het benodigde onroerend goed op grond van geveltaxaties voor de te verwerven opstallen en aannamen per vierkante meter te verwerven grond;

    • 4.

      de kosten van de mogelijke verplaatsing van de gasleiding in de locatie en de effecten op de realisering van bebouwing en uitgeefbaarheid in de strook langs deze (eventueel verplaatste) gasleiding;

    • 5.

      een onderzoek naar de wijze van ontsluiting van het projectgebied, de aansluiting op de snelweg en de kostendragers van deze aansluiting;

    • 6.

      een onderzoek naar de mogelijke kosten van riolering;

    • 7.

      de compenserende maatregelen.

  • 14.4. De resultaten van de normatieve grondexploitatie zullen mede afhankelijk zijn van de uitgangspunten ten aanzien van duurzaamheid en uitgeefbaarheid van het project, alsmede de landschappelijke inpassing, stedenbouwkundige kwaliteit en de cultuurhistorische aspecten. Bij de besluitvorming zal ook aan deze randvoorwaarden expliciet aandacht worden besteed.

  • 14.5. Ten aanzien van het project zal een onderzoek worden gedaan naar de subsidiemogelijkheden.

Artikel 15. Fiscaliteit

Teneinde een zo gunstig mogelijk fiscaal regime te verkrijgen zal de grondexploitatie worden beoordeeld op haar fiscaliteit. Doelstelling daarbij is een fiscaal zo gunstig mogelijk exploitatie te verkrijgen waardoor een maximale BTW-verrekening kan ontstaan.

Zo nodig kan in het kader van deze fiscale beoordeling overleg plaatsvinden met de bevoegde eenheden van de Belastingsdienst.

Ook het oprichten van een juridische entiteit zal op haar fiscale merites worden beoordeeld. Ook hier zal vooroverleg met de fiscale autoriteiten wenselijk kunnen zijn.

E. Geschillenregeling

Artikel 16. Bestuursgeschil

  • 16.1. Zoals wettelijk voorgeschreven zullen partijen indien een geschil zal ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende handelingen c.q. overeenkomsten, het geschil voorleggen aan Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel overeenkomstig artikel 174 van de Provinciewet. Partijen zullen zich tot het uiterste inspannen het geschil via deze wijze op te lossen.

Artikel 17. Mediation

  • 17.1. Mochten partijen onverhoopt het geschil niet conform artikel 174 Provinciewet kunnen regelen, dat zal het geschil worden opgelost met behulp van mediation overeenkomstig het reglement van de Stichting Nederland Mediation Instituut te Rotterdam, zoals dat luidt op de aanvangsdatum van de mediation. Partijen hebben een afschrift van dit reglement ontvangen.

Artikel 18. Gewone rechter

  • 18.1. Indien het niet mogelijk is gebleken een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, waaronder begrepen het geval waarin een van de partijen per aangetekende brief aan de andere partij heeft laten weten het geschil niet vatbaar voor mediation te achten, zal het geschil beslecht worden naar Nederlands recht door de daartoe bevoegde rechter in het Arrondissement Almelo.

F. Slotbepalingen

Artikel 19. Overige bepalingen

  • 19.1. Partijen zijn niet gerechtigd hun rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk over te dragen, tenzij de andere partijen daarvoor vooraf schriftelijk en uitdrukkelijk toestemming hebben verleend.

  • 19.2. Wijzigingen in en aanvullingen op deze overeenkomst binden partijen uitsluitend indien en voorzover die wijzigingen en aanvullingen schriftelijk en uitdrukkelijk zijn overeengekomen, onder vermelding van het moment met ingang waarvan de wijzigingen en/of aanvullingen gelden.

  • 19.3. Einde overeenkomst. Deze overeenkomst zal zijn beëindigd op het moment dat door de betrokken partijen is besloten tot een ‘go’ danwel ‘no go’ en eindigt uiterlijk op 1 juni 2003.

  • 19.4. De bijlagen maken een geïntegreerd onderdeel uit van deze overeenkomst.

  • 19.5. Bij strijdigheid van de bijlagen met de tekst van de overeenkomst prevaleert de tekst van deze overeenkomst. Bij strijdigheid tussen de tekst van de onderlinge bijlagen geldt als prioriteitsvolgorde de nummers zoals aangegeven op bladzijde 3 van deze overeenkomst.

  • 19.6. Deze overeenkomst en de totstandkoming daarvan wordt beheerst door Nederlands recht.

  • 19.7. Deze overkomst zal na ondertekening door partijen met terugwerkende kracht gelden vanaf 14 december 2000 zijnde de datum van vestiging van het voorkeursrecht door de gemeente Borne. 

Bijlage II

Bijlage bij de Gemeenschappelijke regeling RBT

Lijst van nader te maken (uitwerkings)afspraken

  • a.

    De afspraken als bedoeld in artikel 4, leden 1 tot en met 3, in verband met de te volgen publiekrechtelijke procedures.

  • b.

    De afspraken als bedoeld in artikel 4, lid 4, in verband met de behandeling van verzoeken om vergoeding van schade en nadeelcompensatie en de verdeelsleutel volgens welke te werk gegaan wordt bij de verrekening van de uit dezen hoofde uitgekeerde bedragen.

  • c.

    Het grondverwervingsplan als bedoeld in artikel 4, leden 12 en 13 van deze regeling.

  • d.

    De Algemene voorwaarden voor gronduitgifte en het aanbestedingsprotocol als bedoeld in artikel 4, leden 23 en 25 van deze regeling.

Bijlage III


Noot
1

[Toelichting: De bedoeling van de afspraken als bedoeld in artikel 4, leden 1 tot en met 4 van deze regeling is dat de daartoe bevoegde organen van zowel de provincie Overijssel als de gemeente Almelo zich met de nodige voortvarendheid doch ook met inachtneming van hun wettelijke taken en bevoegdheden en onverminderd de rechten van derden op bezwaar en beroep tot het uiterste zullen inspannen om:

  • 1de planologie ter plaatse en in de omgeving van het RBT-gebied ten behoeve van de realisering van het bedrijventerrein aan te passen en de financiële gevolgen daarvan onderling te regelen; die afspraken hebben aldus ook betrekking op de wijze waarop de deelnemers zullen omgaan met in verband met de ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein ingediende verzoeken om vergoeding van planschade en om een tegemoetkoming in enig door derden ondervonden financieel nadeel uit anderen hoofde alsmede over de verhouding waarin de deelnemers in de vergoeding van een en ander dienen te participeren;
  • 2de binnen het RBT-gebied aangevraagde vergunningen, vrijstellingen en/of ontheffingen, vooral die op het gebied van het omgevingsrecht zo (spoedig) mogelijk te verlenen. ]
Noot
2

[Toelichting: De bedoeling van de afspraken als bedoeld in artikel 4, leden 1 tot en met 4 van deze regeling is dat de daartoe bevoegde organen van zowel de provincie Overijssel als de gemeente Almelo zich met de nodige voortvarendheid doch ook met inachtneming van hun wettelijke taken en bevoegdheden en onverminderd de rechten van derden op bezwaar en beroep tot het uiterste zullen inspannen om:

  • 1de planologie ter plaatse en in de omgeving van het RBT-gebied ten behoeve van de realisering van het bedrijventerrein aan te passen en de financiële gevolgen daarvan onderling te regelen; die afspraken hebben aldus ook betrekking op de wijze waarop de deelnemers zullen omgaan met in verband met de ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein ingediende verzoeken om vergoeding van planschade en om een tegemoetkoming in enig door derden ondervonden financieel nadeel uit anderen hoofde alsmede over de verhouding waarin de deelnemers in de vergoeding van een en ander dienen te participeren;
  • 2de binnen het RBT-gebied aangevraagde vergunningen, vrijstellingen en/of ontheffingen, vooral die op het gebied van het omgevingsrecht zo (spoedig) mogelijk te verlenen. ]
Noot
3

[Toelichting: Op grond van artikel 13, lid 1 van de WGR (en, vanwege de deelname van de provincie aan deze regeling, artikel 52) worden de leden van het Algemeen Bestuur door de Raad uit zijn midden, de voorzitter daarbij inbegrepen en uit de wethouders (resp. door de Staten, de voorzitter daarbij inbegrepen en uit de gedeputeerden) aangewezen. In deze regeling is aanvullend daarop vastgelegd dat de Raden (resp. Staten) alleen uit de Colleges van B&W en GS leden aanwijzen voor het Algemeen Bestuur. De getalsverhouding 2-2-2-2-1 in het Algemeen Bestuur is gekozen in verband met de afgesproken verdeelsleutel voor exploitatie, inbreng en risico (4 x 23% en 1 x 8%, zie artikel 22). ]

Noot
4

[Toelichting: Deze artikelen handelen over de taken en bevoegdheden en over de wijze waarop de besluitvorming (dienaangaande) binnen het Bestuur plaatsvindt.

Artikel 6, lid 3 en artikel 9, lid 2 en de leden 6 en 7 van artikel 11 bevatten de hoofdregels omtrent de wijze van besluiten.

In lid 1 van artikel 11 is het quorum vastgelegd (besluitvorming alleen indien meerderheid van leden aanwezig is, inclusief voorzitter).

In lid 5 van artikel 11 zijn sanctiebepalingen uit de Kieswet voor leden van Provinciale Staten van overeenkomstige toepassing verklaard voor situaties waarin een lid van het Algemeen bestuur functies vervult of activiteiten verricht die niet verenigbaar zijn met het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur.

Op grond van de Kieswet kan het Dagelijks Bestuur het betreffende lid schorsen en kan het Algemeen Bestuur het lidmaatschap van het betreffende lid vervallen verklaren.

Soortgelijke bepalingen rond onverenigbaarheid van functies en activiteiten komen voor in de Gemeentewet en Provinciewet (beide artikel 15).

Bijzondere besluitvormingsbepalingen zijn opgenomen in artikel 4, lid 11 (grondexploitatie) en lid 17 (compensatieverplichting), artikel 9, lid 5 (wijzigingsbesluiten waaronder die voor de begroting en grondexploitatie), artikel 20, lid 3 (begroting) en lid 5 (begroting 2003 en 2004), en in de artikelen 25 (toetreding en uittreding), 26 (wijziging) en 27 (opheffing en liquidatie). 

Voor een compleet overzicht van de bij het vergaderen en het stemmen over besluiten in acht te nemen regels ware het goed om het bepaalde in de in artikel 11, lid 2, genoemde artikelen van de Provinciewet nog eens woordelijk op te nemen in (de toelichting bij) het reglement van orde dat op grond van artikel 11, lid 5, dient te worden opgesteld. ]

Noot
5

[Toelichting: Deze artikelen handelen over de taken en bevoegdheden en over de wijze waarop de besluitvorming (dienaangaande) binnen het Bestuur plaatsvindt.

Artikel 6, lid 3 en artikel 9, lid 2 en de leden 6 en 7 van artikel 11 bevatten de hoofdregels omtrent de wijze van besluiten.

In lid 1 van artikel 11 is het quorum vastgelegd (besluitvorming alleen indien meerderheid van leden aanwezig is, inclusief voorzitter).

In lid 5 van artikel 11 zijn sanctiebepalingen uit de Kieswet voor leden van Provinciale Staten van overeenkomstige toepassing verklaard voor situaties waarin een lid van het Algemeen bestuur functies vervult of activiteiten verricht die niet verenigbaar zijn met het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur.

Op grond van de Kieswet kan het Dagelijks Bestuur het betreffende lid schorsen en kan het Algemeen Bestuur het lidmaatschap van het betreffende lid vervallen verklaren.

Soortgelijke bepalingen rond onverenigbaarheid van functies en activiteiten komen voor in de Gemeentewet en Provinciewet (beide artikel 15).

Bijzondere besluitvormingsbepalingen zijn opgenomen in artikel 4, lid 11 (grondexploitatie) en lid 17 (compensatieverplichting), artikel 9, lid 5 (wijzigingsbesluiten waaronder die voor de begroting en grondexploitatie), artikel 20, lid 3 (begroting) en lid 5 (begroting 2003 en 2004), en in de artikelen 25 (toetreding en uittreding), 26 (wijziging) en 27 (opheffing en liquidatie). 

Voor een compleet overzicht van de bij het vergaderen en het stemmen over besluiten in acht te nemen regels ware het goed om het bepaalde in de in artikel 11, lid 2, genoemde artikelen van de Provinciewet nog eens woordelijk op te nemen in (de toelichting bij) het reglement van orde dat op grond van artikel 11, lid 5, dient te worden opgesteld. ]

Noot
6

[Toelichting: Deze artikelen handelen over de taken en bevoegdheden en over de wijze waarop de besluitvorming (dienaangaande) binnen het Bestuur plaatsvindt.

Artikel 6, lid 3 en artikel 9, lid 2 en de leden 6 en 7 van artikel 11 bevatten de hoofdregels omtrent de wijze van besluiten.

In lid 1 van artikel 11 is het quorum vastgelegd (besluitvorming alleen indien meerderheid van leden aanwezig is, inclusief voorzitter).

In lid 5 van artikel 11 zijn sanctiebepalingen uit de Kieswet voor leden van Provinciale Staten van overeenkomstige toepassing verklaard voor situaties waarin een lid van het Algemeen bestuur functies vervult of activiteiten verricht die niet verenigbaar zijn met het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur.

Op grond van de Kieswet kan het Dagelijks Bestuur het betreffende lid schorsen en kan het Algemeen Bestuur het lidmaatschap van het betreffende lid vervallen verklaren.

Soortgelijke bepalingen rond onverenigbaarheid van functies en activiteiten komen voor in de Gemeentewet en Provinciewet (beide artikel 15).

Bijzondere besluitvormingsbepalingen zijn opgenomen in artikel 4, lid 11 (grondexploitatie) en lid 17 (compensatieverplichting), artikel 9, lid 5 (wijzigingsbesluiten waaronder die voor de begroting en grondexploitatie), artikel 20, lid 3 (begroting) en lid 5 (begroting 2003 en 2004), en in de artikelen 25 (toetreding en uittreding), 26 (wijziging) en 27 (opheffing en liquidatie). 

Voor een compleet overzicht van de bij het vergaderen en het stemmen over besluiten in acht te nemen regels ware het goed om het bepaalde in de in artikel 11, lid 2, genoemde artikelen van de Provinciewet nog eens woordelijk op te nemen in (de toelichting bij) het reglement van orde dat op grond van artikel 11, lid 5, dient te worden opgesteld. ]

Noot
7

[Toelichting: Hoewel er op grond van de wet geen beletsel bestaat, is er tevens voor gekozen om de functie van secretaris en directeur met elkaar onverenigbaar te achten.

De secretaris heeft in het bijzonder een controllingfunctie ten opzichte van besluiten van de directeur.

De inhoud van de functies wordt nader omschreven in het functieprofiel en het directiestatuut (artikel 17, lid 3). ]

Noot
8

[Toelichting: Hoewel er op grond van de wet geen beletsel bestaat, is er tevens voor gekozen om de functie van secretaris en directeur met elkaar onverenigbaar te achten.

De secretaris heeft in het bijzonder een controllingfunctie ten opzichte van besluiten van de directeur.

De inhoud van de functies wordt nader omschreven in het functieprofiel en het directiestatuut (artikel 17, lid 3). ]

Noot
9

[Toelichting: Indien het om welke reden dan ook meer in de rede ligt om aansluiting te zoeken bij andere rechtspositieregelingen, kan daartoe altijd nader worden besloten.]

Noot
10

[Toelichting: De in het eerste lid bedoelde AMvB is het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, Stb. 2003 27, dat op 1 februari 2003 in werking is getreden.

De instelling van een onafhankelijke rekenkamer(functie) is volgens de 12 maart 2003 in werking getreden Wet dualisering provinciebestuur verplicht gesteld. Het ligt voor de hand om deze rekenkamer(functie) ook in het kader van deze regeling te laten werken. Provinciale Staten van Overijssel en van Gelderland hebben per 1 januari 2005 de Rekenkamer Oost-Nederland opgericht. ]

Noot
11

[Toelichting: De RBT-grondexploitatie is door de sub C van de considerans van deze regeling genoemde Stuurgroep vastgesteld op 17 november 2004.

De vaststellingsbesluiten inzake de Begroting en de Jaarrekening dienen door het Algemeen Bestuur te worden genomen. Bij de besluitvorming daaromtrent hebben de deelnemers overigens ook nog de nodige inspraak. Zij kunnen op de voet van het bepaalde in artikel 59, lid 4 van de wet zo nodig zelfs de minister van Binnenlandse Zaken adiëren. ]

Noot
12

[Toelichting: Ook de jaarrekening dient naar de minister van Binnenlandse Zaken te worden gestuurd. ]

Noot
13

[Toelichting: Het Algemeen Bestuur besluit tot toetreding en uittreding en de voorwaarden waaronder een en ander kan geschieden, ook al is daartoe eerder bevoegdelijk door de deelnemers besloten. De regeling behoeft daarvoor niet te worden gewijzigd, aangezien een toetredings- of uittredingsbesluit niet los gezien kan worden van de vigerende regeling.

Toetreders en uittreders zijn natuurlijk niet aansprakelijk voor de (financiële gevolgen van) vóór hun toetreding respectievelijk ná hun uittreding door het RBT gemaakte fouten, indien deze na hun toetreding respectievelijk uittreding aan het licht komen en alsnog tot de verplichting tot schadevergoeding leiden.

De periode van 7 jaar is gekozen uitgaande van de verwachting dat dan de verwerving van (een deel van) de gronden in het RBT-gebied (althans binnen afzienbare termijn daarna) gerealiseerd is. Uittreding op kortere termijn dan 7 jaren is via het bepaalde omtrent ‘Geschillenregeling' in deze regeling eventueel wel mogelijk.

Per saldo komt uittreding door een van de deelnemers op zijn vroegst neer op een periode van bijna 9 jaar. Een kortere periode om te kunnen uittreden kan op verzoek van één der deelnemers en er vanuit gaande dat dit voor het Algemeen Bestuur niet bespreekbaar is slechts door tussenkomst van een mediator of van de rechter worden bewerkstelligd.

De berekening van het in dit artikel bedoelde tekort op de exploitatieopzet is altijd een schatting, doch als de meerjarenraming jaarlijks nauwkeurig wordt bijgesteld, dan heeft men in het jaar voordat wordt uitgetreden een vrij juist beeld van dat tekort.

De berekening gaat uit van de premissen "geen tekort geen aftrek", en "bij een overschot, krijgt de uittreder niets, tenzij het per moment van uittreden geldende risico nihil is". ]

Noot
14

[Toelichting: Tot wijziging van de regeling kan slechts bij unanimiteit door de deelnemers worden besloten, zulks mede omdat wijzigingen doorgaans waarschijnlijk ook financiële consequenties voor de deelnemers zullen hebben.

In dit artikel wordt uitgegaan van één stem per deelnemer, ook al kunnen er binnen de deelnemende partijen wellicht meerdere organen bij de besluitvorming ten aanzien van een wijziging betrokken zijn.]

Noot
15

[Toelichting: Het primaat van de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de in dit artikel staande onderwerpen berust weer bij het Algemeen Bestuur. ]

Noot
16

[Toelichting: Alle deelnemers dienen de regeling na vaststelling onverwijld op te nemen in een register als bedoeld in artikel 27 van de wet. Opname in dat register is een voorwaarde voor inwerkingtreding. Publicatie van de door de deelnemers vastgestelde regeling wordt centraal verzorgd door Gedeputeerde Staten van Overijssel ]

Noot
17

[Toelichting: Alle deelnemers dienen de regeling na vaststelling onverwijld op te nemen in een register als bedoeld in artikel 27 van de wet. Opname in dat register is een voorwaarde voor inwerkingtreding. Publicatie van de door de deelnemers vastgestelde regeling wordt centraal verzorgd door Gedeputeerde Staten van Overijssel ]