Regeling vervallen per 10-10-2019

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen

Geldend van 22-07-2015 t/m 09-10-2019

Intitulé

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

gelet op het bepaalde in de Algemene subsidieverordening 2013, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende:

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen

De gemeente Best wil gelijke en optimale ontwikkelingskansen bieden voor alle kinderen in de leeftijd van 0-13 jaar. Zij streeft daarbij naar één plek waar kinderopvang, educatie en ontwikkelingsstimulering hand in hand gaan en van waaruit alle kinderen de kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen en een soepele overstap te maken naar het basisonderwijs. Dit betekent dat de gemeente samen met het onderwijs en de kinderopvangorganisaties werken aan Integrale Kindcentra (IKC) van 0-13 jaar. De overgang van de peuterspeelzalen naar de kinderopvangorganisaties is een eerste stap. Deze regeling draagt bij aan toegankelijke peuteropvang voor alle kinderen tussen 2,5 en 4 jaar en zorgt ervoor dat zo veel mogelijk kinderen met een (risico op) taalachterstand deelnemen aan een programma voorschoolse educatie.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Best;

  • b.

    Het bevoegd gezag: een door de gemeente Best gecertificeerde voorschoolse voorziening/VVE locatie die als zodanig onder de Wet kinderopvang is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen;

  • c.

    Gecertificeerde voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderopvang die aan gemeentelijke eisen voldoet zoals verwoord in bijlage 1;

  • d.

    VVE-plaats: een kindplaats met een omvang van tenminste 2 momenten van totaal 5 uur per week voor reguliere peuters en nog eens 2 momenten van totaal 5 uur voor geïndiceerde peuters, in totaal dus 10 uur voor geïndiceerde peuters, op een gecertificeerde voorschoolse voorziening waar het kind een erkend programma voor vroeg- en voorschoolse educatie krijgt aangeboden;

  • e.

    Geïndiceerde VVE peuter: Een peuter met een door het consultatiebureau afgegeven verklaring waarbij wordt aangegeven dat sprake is van taal-en/of ontwikkelingsachterstand volgens de vastgestelde Bestse criteria (zie toelichting blz. 5 art.1)

  • f.

    Peuter: een kind in de leeftijd 2,5 tot 4 jaar dat een peuterarrangement of VVE-plaats heeft op een in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen opgenomen, gecertificeerde voorschoolse voorziening;

  • g.

    Doelgroep: peuters woonachtig in de gemeente Best in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar die gebruik maken van een door de gemeente Best gecertificeerde voorschoolse voorziening;

  • h.

    Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen; een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen in Nederland;

  • i.

    Peutertoeslag/subsidie: Een financiële bijdrage van de gemeente Best in de kosten van peuterarrangementen;

  • j.

    Voorschoolse voorziening: een locatie/groep waar een peuterarrangement in combinatie met een VVE programma wordt aangeboden;

  • k.

    Peuterarrangement: een arrangement voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool, dat er tevens op gericht is ouders in staat te stellen arbeid en zorg te combineren;

  • l.

    WKO: wet kinderopvang. Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de WKO, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag (KOT). De KOT wordt uitgekeerd door de Belastingdienst;

  • m.

    Niet WKO: Ouders die niet voldoen aan de eisen artikel 1 lid l ontvangen een tegemoetkoming van de gemeente Best.

Artikel 2 Doel

Met deze nadere regeling wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een gecertificeerde voorschoolse voorziening te laten bezoeken.

Artikel 3 Subsidie aanvrager

  • 1. Voor subsidie komt in aanmerking de ouder/verzorger van een peuter tussen 2,5 en 4 jaar woonachtig in de gemeente Best, die gebruik maakt van een door de gemeente Best gecertificeerde voorschoolse voorziening. In principe gaat het hierbij om ouders die niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag, tenzij hun kind een geïndiceerde VVE peuter is. In dat geval worden 5 uur van de totale 10 uur peuterarrangement ook gesubsidieerd.

  • 2. De subsidie voor de ouders wordt aangevraagd door het bevoegd gezag van de voorschoolse voorziening.

Artikel 4 Aanvraag- en beslistermijn

  • 1. De aanvraag voor de subsidie dient uiterlijk vóór 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend te worden;

  • 2. De beslistermijn op de aanvraag is uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie ouderbijdrage

  • 1. Het college verleent de peutertoeslag voor 5 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar als het een kind betreft in de leeftijd vanaf 2,5 jaar tot 4 jaar;

  • 2. In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 10 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind door het consultatiebureau als geïndiceerde VVE peuter is beoordeeld;

  • 3. In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 10 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind door het consultatiebureau als geïndiceerde VVE peuter is beoordeeld;

  • 4. De subsidie wordt betaald aan het bevoegd gezag zijnde een gecertificeerde voorschoolse voorziening;

  • 5. Deze verrekent de subsidie met de door ouders te betalen eigen bijdrage en voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag met de basis-uurprijs, gebaseerd op de landelijke richtlijnen voor kinderopvangtoeslag het zogeheten normtarief kinderopvang.

  • 6. Het college bepaalt jaarlijks het maximale subsidiebedrag per peuter per uur (peutertoeslag). Per geplaatste peuter mag alleen het aantal peuterarrangementuren worden gedeclareerd van maximaal 10 uur per week voor een geïndiceerde VVE peuter en 5 uur per week voor een niet geïndiceerde peuter voor een maximum van 40 weken per jaar. Het maximale subsidiebedrag (peutertoeslag) bedraagt per 1-1-2016 € 9,14 per geplaatste peuter per uur.

Artikel 6 Subsidieduur

  • 1. De subsidie wordt jaarlijks als voorschot verleend aan het bevoegd gezag (artikel 1b) en wordt na vaststelling van de jaarrekening vastgesteld op basis van de werkelijke aantallen peuters.

  • 2. Het voorschot wordt in vier termijnen betaald. Bij een bedrag onder € 5.000 wordt het voorschot in een keer betaald.

  • 3. De subsidie gaat in op de eerste of de vijftiende van de maand waarin de peuter een VVE-plaats of een reguliere plaats bezet;

  • 4. De subsidie eindigt met ingang van de eerste of de vijftiende van de maand waarin de betreffende peuter om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat;

Artikel 7 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag bevat informatie over:

  • · de aantallen geplaatste en in het nieuwe jaar te plaatsen reguliere peuters en informatie over de door het consultatiebureau geïndiceerde peuters waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • · een onderverdeling naar categorieën peuters die in aanmerking komen voor een toeslag vanuit de Wet Kinderopvang en peuters die hiervoor niet in aanmerking komen; VVE geïndiceerde peuters en niet-geïndiceerde peuters;

  • · De locaties waar de betreffende peuters zijn geplaatst;

  • · De met de betreffende locaties samenwerkende (IKC) onderwijspartner;

  • · Een onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie;

  • · Per geplaatste peuter mag alleen het aantal peuterarrangementuren worden gedeclareerd van maximaal 10 uur per week voor geïndiceerde peuters en 5 uur per week voor niet-geïndiceerde peuters.

Artikel 8 Verplichtingen

  • 1. Het bevoegd gezag (artikel 1b) bepaalt aan de hand van de door ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens, welke ouders in aanmerking komen voor de subsidie;

  • 2. Het bevoegd gezag (artikel 1b) brengt de subsidie in mindering voor ouders die niet onder de WKO financiering vallen door het te betalen uurtarief voor gebruik van de peuterplaats te compenseren, rekening houdend met een ouderafhankelijke bijdrage. Voor ouders die wel onder de WKO financiering vallen wordt de peuterplaats na de inkomstenvaststelling en daarbij behorende ouderbijdrage, gecompenseerd door het rijk via de fiscus. Voor alle ouders van geïndiceerde VVE peuters wordt 5 uur (van in totaal 10 uur) niet in rekening gebracht door de kinderopvang. Deze gemeente betaald voor 5 uur het jaarlijks vastgestelde subsidiebedrag per uur aan het bevoegd gezag (artikel 1b).

  • 3. Het bevoegd gezag (artikel 1b) rapporteert per kwartaal cumulatief per geplaatste peuter: - WKO/niet-WKO; - Geïndiceerd of niet-geïndiceerd; - Inkomenstoets; - BSN nummer; - Geboortedatum; - Startdatum; - Einddatum (indien relevant); - IKC partner of IKC partner in wording; - Naam organisatie kinderopvang; - Leeftijdsgroep (2,5 tot 4 jaar); - Bij VVE peuters: toeleidingsbewijs door consultatiebureau (ja/nee) en op basis van welk criterium.

Artikel 9 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. Uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op de periode waarin de subsidie is ontvangen rapporteert het bevoegd gezag (artikel 1b) over het totaal van de hiervoor vermelde per kwartaal verkregen gegevens;

  • 2. Conform de mogelijkheid van de ASV (artikel 11, lid 2) wordt voor subsidies tot € 5.000 ook een inhoudelijke verantwoording gevraagd;

  • 3. De subsidie wordt uiteindelijk vastgelegd en afgerekend op de daadwerkelijk bestede uren per peuter.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking en is van toepassing op aanvragen om subsidie voor de uitvoering vanaf 1 januari 2016.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 7 juli 2015

Het college van burgemeesters en wethouders van Best,

[ Ondertekening.Ondertekening1]

[ Ondertekening.Ondertekening2]

Anton van Aert

burgemeester

Ceciel Noordman

gemeentesecretaris

TOELICHTING

Algemeen deel

De sinds 1 augustus 2010 geldende Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) regelt dat de gemeente alle kinderen die dat nodig hebben voorschoolse educatie aanbiedt.

Om deze voorschoolse educatie voor iedereen financieel bereikbaar te maken, het doelgroepbereik te vergroten en de integratie te bevorderen, komt de gemeente Best ouders van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar met een subsidiebijdrage tegemoet. Door de ouders te financieren en hen zelf te laten kiezen voor een erkende voorschoolse voorziening, wordt (omkleed met een systeem van toeleiding, monitoring en verrekening) ongeoorloofde staatssteun voorkomen en de marktwerking bevorderd.

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift in verband met rechtszekerheid en een doelmatige besteding van overheidsuitgaven.

Staatssteun: De Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun is niet van toepassing omdat de subsidies aan burgers worden verstrekt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsomschrijving

Bestse criteria doelgroepkinderen VVE

Van een doelgroepkind voorschoolse educatie is sprake als het kind tussen de 2,5 en 4 jaar oud is en er tenminste aan één van onderstaande criteria wordt voldaan:

Code 0 aan het kind wordt een extra “gewicht” toegekend op basis van de criteria uit de gewichtenregeling in het basisonderwijs (artikel 27 besluit bekostiging WPO): het opleidingsniveau van de ouders is hierin doorslaggevend. (indicatie door het consultatiebureau)

Code A3 in de thuissituatie van het kind wordt niet of gebrekkig Nederlands gesproken (indicatie door het consultatiebureau)

Code B1 er is sprake van observeerbare problemen in de taal- en/ of spraakontwikkeling (indicatie door het consultatiebureau)

Artikel 5 Hoogte van de subsidie ouderbijdrage

Er is sprake van een horizontale groep bestaande uit 2,5 tot 4 jarigen. Het VVE-programma voor niet-geïndiceerde kinderen omvat 5 uur en het VVE-programma voor geïndiceerde kinderen omvat 10 uur. Er wordt gewerkt met het landelijk erkend VVE-programma in samenspraak met de IKC partner. Een VVE-groep telt maximaal 16 kinderen. De beroepskracht-kind ratio bedraagt 1:8.

De houder van de voorschoolse voorziening maakt bovendien bindende afspraken met de IKC partner over:

  • Horizontaal samengestelde groepen (2,5 tot 4 jarigen);

  • Het terugdringen van taal- en/of ontwikkelingsachterstand, waardoor geïndiceerde kinderen zonder of met slechts beperkte taalachterstand in groep 1 van het basisonderwijs kunnen starten;

  • Actieve ouderbetrokkenheid.

De hoogte van de gemeentelijke subsidie wordt bepaald door de relatie tussen het gezamenlijke ouderinkomen, de eventuele kinderopvangtoeslag en de mogelijke indicering door het consultatiebureau. Alle ouders van peuters in Best van 2,5 tot 4 jaar komen in aanmerking.

Door de bepaling op te nemen dat de hoogte van de toeslag jaarlijks wordt vastgesteld door het college, is aan de voorwaarden van de Awb voldaan. Dit is vooral van belang is wanneer er wijzigingen plaatsvinden in overige regelgeving, waardoor er plotseling meer ouders in aanmerking zouden kunnen komen voor de peutertoeslag dan op het moment van vaststelling van deze verordening. De gemeente kan dan eerst nieuw beleid opstellen over hoe met de ontstane situatie om te gaan.

Artikel 6 Bevoorschotting

De houder is verplicht, op grond van de ASV, te melden of er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. In dit geval is te denken aan een meer dan gemiddelde toename of afname van VVE-plaatsen. De gemeente kan, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag uitgekeerd aan de subsidieontvanger. Het resterende bedrag is het vastgestelde subsidiebedrag verminderd met de verleende voorschotten.

Artikel 7 Bij aanvraag in te dienen gegevens

Er worden geen nadere gegevens van de houder zelf gevraagd. In de eerste plaats omdat de houders via opname in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen aantoonbaar voldoen aan de kwaliteitseisen. En in de tweede plaats omdat de houders alleen doorgeefluik zijn van de subsidie in de ouderbijdrage. Op deze wijze zijn het subsidiebedrag en de lasten die met de subsidieverstrekking gepaard gaan proportioneel. De ouders komen alleen voor vergoeding in aanmerking als zij hun kinderen plaatsen op een door de gemeente gecertificeerde VVE instelling. Het consultatiebureau Best hanteert een lijst waarop de gecertificeerde instellingen staan.

Ouders zijn vrij in hun keuze voor een instelling en locatie.

Bijlage 1:

Gemeentelijke kwalilteitseisen voor voorschoolse instellingen in de gemeente Best 2016

De kwaliteitseisen zijn gekoppeld aan de nadere regeling subsidieverstrekking peuterarrangementen. Deze regeling betreft peuters, die gebruik maken van een door de gemeente Best gecertificeerde voorschoolse voorziening uitgevoerd onder de Wet kinderopvang. De GGD inspecteert jaarlijks de onderstaande eisen en adviseert de gemeente Best hoe om te gaan met de constateringen.

Doel : Bewaken, beheersen en verbeteren van VVE kwaliteit in de gemeente Best.

Looptijd : Dit eisenpakket gaat in per 1-1-2016 en eindigt per 31-12-2016. Voor 1 november

2016 vindt er een evaluatie plaats aangaande de hieronder beschreven eisen en worden de eisen voor kalenderjaar 2017 vastgesteld.

Nr.

Omschrijving

1

Devoorschoolse instelling voldoet aan de wettelijke vereisten (‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’, het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’, ‘het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ en de ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’). Een van deze vereisten betreft de continuïteit van personeel op de groep (artikel 5 lid 3):

“Aan een kind worden ten hoogste drie vaste beroepskrachten

toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in

de groep van dat kind. Indien er vanwege de grootte van de groep met

drie beroepskrachten tegelijkertijd gewerkt wordt dan worden er ten

hoogste vier beroepskrachten toegewezen aan een kind.”

2

De voorschoolse instelling verzorgt VVE in een groep van kinderen vanaf minimaal 2 jaar (subsidie mogelijkheid vanaf 2,5 jaar). Bij eventuele gesplitste verticale stamgroepen ten behoeve van de peuteropvang voldoet tijdens de uren van de VVE-peuteropvang de beroepskracht-kindratio voor deze separate peuteropvang alsmede die van een eventuele baby-dreumesgroep. De beroepskracht-kindratio wordt tijdens die uren per leeftijdsgroep berekend.

Vanaf 2,5 jaar tot het kind 4 jaar wordt, wordt gedurende tenminste 2 momenten van in totaal 5 uur (reguliere peuters) en/of nog eens 2 momenten van in totaal 5 uur extra voor de door het consultatiebureau geïndiceerde peuters per week een programma aangeboden. Het VVE programma wordt minimaal 40 weken per jaar uitgevoerd.

Integratie* wordt planmatig en qua dagindeling en werkwijze bevorderd en vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan.

*Integratie: Doel moet zijn dat kinderen met en zonder VVE indicatie gezamenlijk leren en spelen in een groep.

3

Er is sprake van een inspanningsverplichting in een actueel Pedagogisch Educatief Raamplan vastgelegde samenwerking tussen de partners binnen het IKC of IKC in wording (doorgaande lijn).

Het Pedagogisch Educatief Raamplan bevat naast afspraken over meerjaren samenwerking, voor het actuele schooljaar geldende, op het VVE toezichtskader van de onderwijsinspectie gebaseerde (verbeter)afspraken over:

-A. Condities (o.a. GGD inspecties, groepsgrootte, opleidingsplan);

-B. Ouders (o.a. gericht ouderbeleid)

-C. Kwaliteit van de uitvoering van VVE (programma, pedagogisch klimaat, educatief handelen);

-D. Ontwikkelingsbegeleiding en zorg; Ontwikkelings- en opbrengstgericht werken.

-E. Kwaliteitszorg (voor- en vroegschool);

-F. VVE advies, doorgaande lijn, bevorderen integratie.

4

De voorschoolse instelling verstrekt jaarlijks alle voor de gemeentelijke VVE monitorvereiste gegevens en verwerkt de locatie specifieke uitkomsten van de VVE monitor vervolgens in de onder “3” genoemde verbeterafspraken.

5

Vaste medewerkers zijn geschoold of zijn in opleiding voor een gecertificeerde VVE methodiek. Op dit moment hanteert de gemeente Best de methode Startblokken. Indien op IKC niveau door de partners gezamenlijk besloten wordt een andere VVE gecertificeerde methodiek te hanteren is dat mogelijk.

Indien er op dat moment geen opleidingsmogelijkheid is, staan zij ingeschreven/is een startmoment gepland om uiterlijk binnen een jaar na de vaste aanstelling te starten met de opleiding. De desbetreffende medewerker is tot die tijd wel aantoonbaar bezig met het inwerken in de methodiek door bijvoorbeeld coaching op de werkvloer en/of leeropdrachten (verdiepen in een bepaald aspect) en werken met de methodiek tijdens de uren peuteropvang, vooruitlopend op het starten van de opleiding.

6

De voorschoolse instelling heeft schriftelijk vastgelegd hoe pedagogisch medewerkers met de voorbereidings- en evaluatietijd (voor- en nawerk), oudercontactmomenten en overlegmomenten binnen het IKC dienen om te gaan. Uit de schriftelijke vastlegging blijkt, dat sprake is van planmatig (Plan-Do-Check-Act), op het verbeteren van de pedagogisch didactische aanpak gericht, handelen.

7

De voorschoolse instelling hanteert een kind volgsysteem en stemt de resultaten af met haar schoolpartner. De voorschoolse voorziening gebruikt het Bestse overdrachtsformulier in de overdracht naar de basisschool. Alle peuters worden `warm` overgedragen.