Regeling vervallen per 01-07-2023

Besluit participatievoorzieningen Werk en Inkomen Lekstroom

Geldend van 08-07-2019 t/m 30-06-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2019

Intitulé

Besluit participatievoorzieningen Werk en Inkomen Lekstroom

In dit besluit worden de participatievoorzieningen die in de Participatieverordening WIL, zoals vastgesteld in het AB van 24 juni 2015 en in de Participatieverordening van Houten, zoals vastgesteld door de raad van 9 juni 2015 en de Participatieverordening van Nieuwegein, zoals vastgesteld door de raad van 28 mei 2015, worden genoemd nader uitgewerkt. Deze nadere regels vormen de grondslag voor te nemen besluiten.

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom

gelet op artikel 8a en artikel10b, vierde lid van de Participatiewet;

gelet op artikel 2 van de Participatieverordening WIL;

gelet op artikel 2 van de Participatieverordening WIL (Houten);

gelet op artikel 2 van de Participatieverordening WIL (Nieuwegein);

besluit de volgende nadere regels voor participatievoorzieningen vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zoals bedoeld in artikel 1 van de Participatieverordening WIL zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels.

Artikel 2. Meldingsplicht en medewerkingsplicht

  • 1. De belanghebbende aan wie een bijdrage voor scholing is toegekend is verplicht onverwijld een melding te doen aan het DB zodra aannemelijk is dat de scholing niet of niet geheel zal plaatsvinden, of dat niet aan de overige verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. Degene aan wie de bijdrage voor scholing of een startersbonus of een loonkostentegemoetkoming is toegekend, is verplicht desgevraagd alle medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de rechtmatigheid en/of doelmatigheid van de verstrekte voorziening.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor klantgroep 1, 2 en 3

STARTERSBONUS

Artikel 3. Startersbonus

  • 1. Voor de startersbonus komt de werkgever in aanmerking die een belanghebbende in dienst neemt, met dien verstande dat de dienstbetrekking wordt aangegaan voor tenminste zes maanden en voor minimaal 16 uur per week.

  • 2. De werkgever moet:

    • a.

      ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      geen werkzaamheden verrichten die strijdig zijn met de publieke taak van de deelnemende gemeenten;

    • c.

      meewerken aan de afspraken, neergelegd in het traject, behorende bij de dienstbetrekking.

  • 3. De werkgever kan niet zowel een startersbonus ontvangen als een loonkostentegemoetkoming als bedoeld in artikel 11 voor dezelfde belanghebbende.

Artikel 4. Hoogte startersbonus

  • 1. De startersbonus bedraagt € 1000,- bij een werkweek van tenminste 16 uur

  • 2. De startersbonus bedraagt € 2000,- indien de werknemer zoveel uren werkt dat hij niet langer aanspraak maakt op een bijstandsuitkering, IOAW- of IOAZ-uitkering.

  • 3. [Vervallen] miv 1 januari 2016

  • 4. [Vervallen] miv 1 januari 2016

Artikel 5. Aanvraag startersbonus

  • 1.

    De aanvraag voor de startersbonus wordt vóór aanvang van het dienstverband ingediend.

  • 2.

    De werkgever maakt voor het aanvragen van de startersbonus gebruik van het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 3.

    De startersbonus wordt slechts eenmaal per belanghebbende verstrekt aan dezelfde werkgever.

  • 4.

    Een werkgever kan maximaal vijf keer per jaar aanspraak maken op de startersbonus.

SCHOLING

Artikel 6. Bijdrage voor scholing (Scholingsvoucher)

Belanghebbende komt in aanmerking voor een bijdrage voor scholing, indien de scholing naar het oordeel van het DB bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Artikel 7. Bedrag voor scholing

  • 1. De te verstrekken bijdrage voor scholing bedraagt 100% van de werkelijke kosten van de scholing, tot een maximum van € 750,–, inclusief BTW, per belanghebbende.

  • 2. In individuele situaties kan naar het oordeel van het DB afgeweken worden van het maximum bedrag als genoemd in eerste lid.

Artikel 8. Aanvraag bijdrage scholing

  • 1. De aanvraag voor de bijdrage voor scholing wordt vóór aanvang van de scholing ingediend.

  • 2. Belanghebbende maakt voor het aanvragen van de bijdrage gebruik van het daartoe bestemde aanvraagformulier.

Artikel 9. Weigeren bijdrage scholing

  • 1.

    Er bestaat geen recht op de bijdrage voor scholing indien belanghebbende onderwijs of een beroepsopleiding wil volgen waarvoor een beroep gedaan kan worden op de Wet studiefinanciering 2000 of op hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 2.

    Er bestaat geen recht op de bijdrage voor scholing als de bijdrage uit een voorliggende voorziening gefinancierd kan worden.

NO RISK

Artikel 10. [Vervallen] miv 1 januari 2016

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor klantgroep 2 en 3

LOONKOSTENTEGEMOETKOMING

Artikel 11. Loonkostentegemoetkoming

  • 1. Voor de loonkostentegemoetkoming komt de werkgever in aanmerking die een belanghebbende in dienst neemt, met dien verstande dat de dienstbetrekking wordt aangegaan voor tenminste zes maanden en voor minimaal 16 uur per week.

  • 2. De werkgever moet:

  • a. ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel;

  • b. geen werkzaamheden verrichten die strijdig zijn met de publieke taak van de deelnemende gemeenten;

  • c. meewerken aan de afspraken, neergelegd in het traject, behorende bij de dienstbetrekking.

  • 3. De werkgever kan niet zowel een loonkostentegemoetkoming ontvangen als een startersbonus als bedoeld in artikel 3 voor dezelfde belanghebbende.

Artikel 12. Duur loonkostentegemoetkoming

  • 1. De loonkostentegemoetkoming wordt maximaal zes maanden verstrekt.

  • 2. De loonkostentegemoetkoming kan met maximaal zes maanden verlengd worden als belanghebbende dreigt terug te vallen in de Participatiewet.

Artikel 13. Hoogte loonkostentegemoetkoming

  • 1. De loonkostentegemoetkoming bedraagt € 375,- per maand bij een werkweek van tenminste 16 uur.

  • 2. De loonkostentegemoetkoming bedraagt € 750,- per maand voor maximaal zes maanden als belanghebbende niet langer aanspraak maakt op een uitkering.

  • 3. Oude lid 3 [Vervallen] miv 1 januari 2016

  • 3. Indien de loonkostentegemoetkoming na zes maanden verlengd wordt, worden de genoemde bedragen gehalveerd.

  • 5. [Vervallen] miv 1 januari 2016

Artikel 14. Aanvraag loonkostentegemoetkoming

  • 1. De aanvraag voor de loonkostentegemoetkoming wordt vóór aanvang van het dienstverband ingediend.

  • 2. De werkgever maakt voor het aanvragen van de loonkostentegemoetkoming gebruik van het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 3. De loonkostentegemoetkoming wordt slechts eenmaal per belanghebbende verstrekt aan dezelfde werkgever.

  • 4. Een werkgever kan maximaal vijf keer per jaar aanspraak maken op de loonkostentegemoetkoming.

Artikel 15. Betaling loonkostentegemoetkoming

De loonkostentegemoetkoming wordt maandelijks achteraf aan de werkgever uitbetaald.

Hoofdstuk 4 Voorziening in het kader van de banenafspraak

Artikel 16. Jobcoaching

  • 1. Het DB bepaalt of jobcoaching noodzakelijk is. Het DB kan zich hierbij laten adviseren door een externe partij. Jobcoaching heeft tot doel de belanghebbende te begeleiden naar een situatie waarin hij uiteindelijk zonder begeleiding bij een werkgever werkzaam kan zijn. Jobcoaching is dan ook een tijdelijke voorziening.

  • 2. Indien jobcoaching geïndiceerd is, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      maximale duur is 2 jaar;

    • b.

      maximaal aantal uren is 52 uur per jaar;

    • c.

      maximaal uurtarief is gelijk aan het bedrag dat jaarlijks wordt vastgesteld door het UWV (*).

      (*) dit tarief wordt jaarlijks vastgesteld door het UWV in het "Besluit UWV normbedragen voorzieningen (jaartal)" en tevens in de Staatscourant gepubliceerd.

  • 3. Het is mogelijk om de begeleidingsuren van het tweede jaar deels over te hevelen naar het eerste jaar, mits er sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal 1 jaar, waarbij de intentie er is om de arbeidsovereenkomst na 1 jaar met minimaal een half jaar te verlengen.

  • 4. Er zijn drie verschillende manieren waarop jobcoaching kan worden ingezet:

    • a.

      jobcoaching via een jobcoach-organisatie. De jobcoach-organisatie dient te voldoen aan

      het op dat moment geldende Erkenningskader uitvoering persoonlijke ondersteuning

      van het UWV;

    • b.

      jobcoaching via de werkgever. De jobcoach beschikt aantoonbaar over minimaal een diploma/certificaat van een erkend opleidingsinstituut;

    • c.

      jobcoaching door eigen WIL-medewerkers.

  • 5. De keuze voor de in te zetten manier van jobcoaching wordt in overleg met werkgever en belanghebbende bepaald. Er zijn twee elementen die van belang zijn bij de keuze voor de jobcoach:

    • a.

      jobcoaching is een werknemersvoorziening. De werknemer moet zich goed, veilig en vertrouwd voelen bij de jobcoach, zodat de kans op succes vergroot wordt.

    • b.

      de werkgever heeft er baat bij dat het aantal jobcoaches in zijn bedrijf beperkt blijft. Daarom wordt gestreefd naar zo min mogelijk jobcoaches per bedrijf.

  • 6. Jobcoaching kan ook worden ingezet gedurende een proefplaatsing.

Artikel 16a Werkplekaanpassing

  • 1. Als een aanpassing van de werkplek noodzakelijk is voor de belanghebbende met een

    arbeidsbeperking om zijn/haar werk uit te voeren, kan belanghebbende hiervoor een aanvraag indienen.

  • 2. Het DB biedt een werkplekaanpassing aan de belanghebbende aan als aan ieder van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      noodzakelijkheid: de werkplekaanpassing is nodig om belanghebbende zijn/haar werk te

      kunnen laten uitvoeren; en

    • b.

      belanghebbende staat geregistreerd in het doelgroepenregister en ontvangt een bijstandsuitkering; en

    • c.

      er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6

      maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het toekennen van een werkplekaanpassing

      gedurende een proefplaatsing behoort tot de mogelijkheden op voorwaarde dat er zekerheid is dat er na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst volgt; en

    • d.

      er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld een bouwbesluit waaruit

      blijkt dat de desbetreffende werkgever zelf verantwoordelijk is voor de werkplekaanpassing of een vergoeding via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw, Wmo of een andere regeling; en

    • e.

      werkplekaanpassingen die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoren c.q.

      algemeen gebruikelijk zijn in het bedrijfsleven worden niet vergoed; en

    • f.

      de kosten van de werkplekaanpassing dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing opweegt tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn worden onder andere betrokken:

    • -

      de kosten van de werkplekaanpassing;

    • -

      de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden / jaren /bepaalde tijd / onbepaalde tijd);

    • -

      de omvang van de overeenkomst in termen van het aantal uren dat de belanghebbende gaat werken;

    • -

      de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de Wmo) in relatie tot de kosten van de werkplekaanpassing.

  • 3. De werkplekaanpassing die het DB aanbiedt is de meest adequate en goedkoopste oplossing, maar wel kwalitatief verantwoord .

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.

  • 2. De beleidsregels scholingsvouchers, inwerkpremie en loonkostensubsidie zoals vastgesteld op 30 januari 2014 en de Uitwerking Participatieverordening zoals vastgesteld op 30 januari 2014, worden ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3. Voorzieningen die toegekend zijn op grond van de beleidsregels genoemd in het tweede lid blijven van kracht tot de voorziening is afgerond.

Artikel 18. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit participatievoorzieningen WIL.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom van 24 juni 2015.

de voorzitter, de directeur,

C.van Dalen R. Esser