Regeling vervallen per 01-04-2022

Verordening individuele studietoeslag Werk en Inkomen Lekstroom

Geldend van 18-07-2015 t/m 31-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Werk en Inkomen Lekstroom

Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

gelet op artikel 4, tweede lid en artikel 5, eerste tot en met derde lid van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

gelet op artikel 8, lid 1 aanhef en onder c en lid 3 Participatiewet;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom d.d. 5 februari 2015;

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

-DB: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend door middel van een door het DB vastgesteld formulier.

Artikel 3. Voorwaarden studietoeslag

De studietoeslag wordt verstrekt, zolang de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 4. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het DB kan zich door een externe organisatie laten adviseren met betrekking tot het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Artikel 5. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 6. De hoogte en duur van de studietoeslag

  • 1. De hoogte van de studietoeslag bedraagt 20% van het wettelijk minimumloon dat voor de belanghebbende geldt.

  • 2. De individuele studietoeslag kan voor een maximale periode van zes maanden toegekend worden.

  • 3. Het bedrag dat voortvloeit uit het percentage genoemd in het eerste lid wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 7. De frequentie van de betaling

Uitbetaling van de studietoeslag vindt maandelijks plaats.

Artikel 8. Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

Het DB kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag WIL.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom, gehouden op 24 juni 2015.
de secretaris, de voorzitter,
R.Esser C. van Dalen

Toelichting Verordening individuele studietoeslag WIL

Algemeen

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het DB de mogelijkheid om aan mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het dagelijks bestuur (dit volgt uit artikel 36b lid 1 Participatiewet). Het is niet mogelijk om geheel af te zien van het verstrekken van deze toeslag.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het DB. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Indienen verzoek

Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet kan eenverzoek om een individuele studietoeslag worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het DB vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid,10 van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag voor zover hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • -

    18 jaar of ouder is;

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag – aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Artikel 4. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het DB beoordeelt aan de hand van beschikbare gegevens van eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit draagt in grote mate bij aan de uitvoerbaarheid van de studietoeslag. Pas als dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige ingewonnen of bij het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV).

Artikel 5. De hoogte en duur van de studietoeslag

In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. De toeslag bedraagt, gedurende een periode van zes maanden, maandelijks 20% van het wettelijk minimumloon dat voor de leeftijd van belanghebbende van toepassing is. Dat staat ongeveer gelijk aan één dag per week werken in een bijbaan. Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger het bedrag dat betrokkenen ontvangen.

Bepaald is dat een persoon slechts eenmaal per zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal per zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na zes maanden nog steeds en voldoet hij nog aan de voorwaarden, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele studietoeslag voorbeiden geldt. Dit betekent dat als zij afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen, zij ook afzonderlijk inaanmerking komen voor de toeslag.

Artikel 7. De frequentie van de betaling

Gelet op de aard van de studietoeslag (een inkomensondersteunende maatregel), is gekozen is voor een maandelijkse uitbetaling. De individuele studietoeslag wordt dus in een periode van zes maanden, in gelijke delen, maandelijks uitbetaald. Daarbij wordt aangesloten bij de betaling van algemene bijstand voor levensonderhoud.

Artikel 8. Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Behoeft geen toelichting.

Artikel 10. Citeertitel

Behoeft geen toelichting.