Regeling vervallen per 01-07-2017

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

Geldend van 19-03-2015 t/m 30-06-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Loon op Zand, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk,

overwegende dat:

  • -

    ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondheid de gemeenten zorgen voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten;

  • -

    het voor een optimale behartiging van deze taak wenselijk is dat zij samenwerken;

  • -

    zij daartoe een openbaar lichaam willen instellen;

  • -

    zij aan dat openbaar lichaam de behartiging van de in deze regeling aan te geven belangen willen opdragen, bevoegdheden willen overdragen en middelen ter beschikking willen stellen;

  • -

    het bestuur en het beheer van het openbaar lichaam zo moet zijn ingericht dat de gemeente-besturen zoveel mogelijk betrokken blijven bij die belangenbehartiging;

  • -

    het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur daarbij het beleid van de GGD Hart voor Brabant gestalte geven en de uitvoering ervan controleren, waarbij de bedrijfsvoering bij de directie ligt;

  • -

    de financiële risico's voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering daarbij zo laag mogelijk moeten blijven;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN

onder gelijktijdige intrekking van de geldende regeling vast te stellen de

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling verstaat onder:

    • a.

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      regeling: Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant;

    • c.

      gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • e.

      raad: raad van een gemeente;

    • f.

      werkgebied: gebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • g.

      Midden-Brabant: de regio die bestaat uit het gebied van de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;

    • h.

      Meierij: de regio met de gemeenten Boxtel, Haaren, 's-Hertogenbosch, Schijndel, Sint-Michielsgestel en Vught;

    • i.

      Brabant-Noordoost: de regio met de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel;

    • j.

      gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant;

    • k.

      GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hart voor Brabant;

    • l.

      geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.

Artikel 2 Het openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam, genaamd GGD Hart voor Brabant, gevestigd te Tilburg.

HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 3 Algemene doelstelling

De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de publieke gezondheidszorg.

Artikel 4 Taken

  • 1. De gemeenten dragen aan de GGD de uitvoering op van de gemeentelijke taken die worden genoemd in de Wet publieke gezondheid en van de toezichtstaken die worden genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen kinderopvang.

  • 2. Gemeenten of derden kunnen aan de GGD de uitvoering van producten (doen) opdragen in het kader van de geneeskundige hulpverlening.

  • 3. De taken van de GGD zijn ondergebracht in het basispakket en in de plustaken. Het basis-pakket vloeit voort uit wettelijke verplichtingen en de keuzes van het algemeen bestuur en vormt naar omvang een verplicht pakket.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt het basispakket vast bij de vaststelling van de begroting.

  • 5. De afname van plustaken door een gemeente is vrijwillig.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt de tarieven vast voor de lokale accenten binnen het basispakket en voor de plustaken.

  • 7. De GGD levert de producten uit de lokale accenten binnen het basispakket en de plustaken verder op basis van voorwaarden die het dagelijks bestuur vaststelt.

HOOFDSTUK 3 DE BESTUURSORGANEN - SAMENSTELLING

Artikel 5 Samenstelling bestuur

  • 1. Het bestuur van de GGD bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de GGD.

  • 3. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

Artikel 6 Samenstelling, benoeming en ontslag van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd. Elk college wijst het lid zo spoedig mogelijk uit zijn midden aan, na de benoeming van de wethouders na de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de wethouders van de betreffende gemeente aftreden, als bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet.

  • 3. Als de leden van het algemeen bestuur ophouden wethouder of burgemeester van hun gemeente te zijn, eindigt ook hun lidmaatschap van het algemeen bestuur. Burgemeester en wethouders voorzien zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature.

  • 4. Het college meldt elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur aan de voorzitter.

  • 5. Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing. Op dit besluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 6. Het college waarvan het algemeen bestuur een lid aanwijst als lid van het dagelijks bestuur heeft het recht een tweede lid van het algemeen bestuur aan te wijzen. Wanneer het in lid 7 genoemde eerst aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van het dagelijks bestuur, vervalt het recht van het college om een tweede lid in het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 7. Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 7 Samenstelling, benoeming en ontslag van het dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur wijst bij het begin van elke zittingsperiode uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes of zeven leden, de voorzitter daaronder begrepen.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst drie leden van het dagelijks bestuur aan uit de leden die de gemeenten vertegenwoordigen van meer dan 75.000 inwoners

  • 4. Bij de verdere zetelverdeling streeft het algemeen bestuur naar een spreiding over het werkgebied en over de gemeentegroottes.

  • 5. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt ook op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 6. Als tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in lid 5 van dit artikel en lid 4 van artikel 6 blijft degene die geen lid meer is van het dagelijks bestuur zijn zetel waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.

  • 8. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of een of meer leden daarvan ontslag verlenen als deze(n) het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit of bezitten, nadat hij of zij de gelegenheid heeft gekregen om zich te verantwoorden en verder met overeenkomstige toepassing van de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 9. Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 8 Aanwijzing voorzitter en plaatsvervangend voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit zijn midden aan.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 3. De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die van het openbaar lichaam uitgaan. Het algemeen bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de secretaris.

Artikel 9 Vergoeding bestuur

  • 1. De leden van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur kunnen, als het algemeen bestuur daartoe besluit, een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2. Het algemeen bestuur brengt besluiten over deze vergoeding ter kennis van gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK 4 DE BESTUURSORGANEN - BEVOEGDHEDEN

Artikel 10 Algemene bevoegdheidstoedeling

  • 1. Aan het dagelijks bestuur behoren alle bevoegdheden behalve de volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur:

  • - het besluiten over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing, zoals bedoeld in hoofdstuk 9;

  • - het vaststellen van de jaarrekening en het vaststellen en/of wijzigen van de begroting en de basistaken;

  • - het besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat op aan de directie. Een door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatie-verordening beschrijft de taken van de directie en de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.

HOOFDSTUK 5 VERANTWOORDING EN INLICHTINGEN

Artikel 11 Verantwoording- en inlichtingenplicht

  • 1. Het algemeen bestuur is verplicht de gemeentebesturen desgevraagd en in ieder geval binnen zes weken te informeren en inlichtingen te verschaffen over alle zaken over deze regeling.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd om, gevraagd of ongevraagd, aan een of meer gemeente-besturen advies te geven of voorstellen te doen, die hij in verband met deze regeling nodig acht.

  • 3. Elk lid van het algemeen bestuur is verplicht de door een of meer leden van de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt de gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd.

  • 4. Elk lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde beleid aan de raad van zijn gemeente. Hij legt deze verantwoording zo spoedig mogelijk af nadat hem daarom gevraagd is.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur en geven hierover alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang en in ieder geval binnen zes weken.

HOOFDSTUK 6 DE BESTUURSORGANEN - WERKWIJZE

Artikel 12 Vergaderingen van het algemeen bestuur

  • 1. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur, voor zover daarvan bij de wet niet is afgeweken.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig vindt of tenminste vijf leden dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 3. Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, waarbij de burgemeester van de gemeente de openbare kennisgeving verzorgt.

  • 4. Elk lid heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur één stem.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden en regelt hoe de ambtelijke bijstand wordt verleend aan het bestuur.

Artikel 13 Openbaarheid

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer tenminste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. De artikelen 23 en 25 van de Gemeentewet zijn verder van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen.

Artikel 14 De werkwijze van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.

  • 2. De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29, 30 en 56 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Elk lid heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.

  • 4. De stemming in het dagelijks bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één der leden verzoekt om schriftelijke stemming.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

Artikel 15 Commissies

Het algemeen bestuur kan commissies van advies en commissies ter behartiging van bepaalde belangen instellen. De secretaris heeft in deze commissies een adviserende stem.

HOOFDSTUK 7 PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 16 De directie

  • 1. De directie is belast met de dagelijkse leiding en het beheer van de dienst. Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat de directie.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten om een tweehoofdige directie aan te stellen.

  • 3. De directie is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. De artikelen 102 tot en met 105 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij een tweehoofdige directie functioneert de door het dagelijks bestuur aangewezen directeur als secretaris.

  • 5. De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en heeft daarin een adviserende stem.

  • 6. De directie is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 17 Rechtspositieregeling

Het dagelijks bestuur stelt de rechtspositieregeling voor zijn personeel vast en volgt daarbij het VNG-model van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst.

Artikel 18 Ombudscommissie

De behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vindt plaats door de ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Artikel 19 Organisatieverordening

Het dagelijks bestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van de ambtelijke organisatie, de op te dragen bevoegdheden en de medische verantwoordelijkheid.

Artikel 20 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de GGD en stelt daarvoor een regeling vast.

  • 2. De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Bij opheffing van de regeling gaan de archiefbescheiden naar in een door het dagelijks bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

  • 4. De gemeentearchivaris van de gemeente 's-Hertogenbosch oefent de inspectie uit op het beheer van de archiefbescheiden, als bedoeld in artikel 25, lid 2, van de Archiefwet.

HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 21 Middelenbeheer

  • 1. De geldmiddelen van de GGD worden afzonderlijk beheerd.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt bij of krachtens een verordening nadere regels voor de financiële administratie en het geldverkeer.

  • 3. Voor de controles op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Dienstjaar

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 23 De begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt elk jaar op voorstel van de directie een ontwerpbegroting voor het komend dienstjaar en een meerjarenraming, met een toelichting en specificaties.

  • 2. Uiterlijk 15 april stuurt het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting, de meerjarenraming en een raming van de door elke gemeente verschuldigde inwonersbijdrage toe aan de gemeenten.

  • 3. De besturen van de gemeenten leggen de ontwerpbegroting voor een ieder ter inzage, stellen deze algemeen verkrijgbaar en geven hiervan openbaar kennis.

  • 4. De inwonersbijdragen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, voor de activiteiten bedoeld onder artikel 4, lid 1 worden vastgesteld op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voor het dienstjaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De overige bijdragen van de gemeenten en van derden worden bepaald op grond van de tarieven zoals het algemeen bestuur die heeft vastgesteld.

  • 5. De raden van de gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur schriftelijk hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 6. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting zoals hij deze aanbiedt aan het algemeen bestuur. Daarna stelt het algemeen bestuur de begroting vast.

  • 7. Het dagelijks bestuur stuurt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling toe aan de raden van de gemeenten. Als deze begroting niet afwijkt van de ontwerpbegroting kan het dagelijks bestuur volstaan met een schriftelijke mededeling daarover.

  • 8. De raden kunnen hierover schriftelijk bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren brengen en sturen dan hiervan een afschrift aan het dagelijks bestuur.

  • 9. Als de begroting en de begrotingswijzigingen de goedkeuring behoeven van gedeputeerde staten, moet onder het achtste lid gelezen worden dat de begroting ter goedkeuring aan gedeputeerde staten wordt toegezonden. Artikel 208 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Op een wijziging van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, voor zover die wijziging leidt tot een verhoging van de inwonersbijdragen voor de taken van artikel 4, lid 1. Andere begrotingswijzigingen kan het algemeen bestuur vaststellen zonder toepassing van de leden 5 en 6 van dit artikel.

  • 11. De gemeenten zorgen ervoor dat de GGD altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen.

  • 12. Als blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, verzoekt het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 24 De jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de jaarrekening op over het voorgaande jaar. Hij zendt uiterlijk 15 april deze jaarrekening met de daarbij behorende stukken aan de gemeenten en naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het accountantsrapport uit te brengen.

  • 2. De jaarrekening bevat de door elke gemeente werkelijk verschuldigde bijdrage. Het bepaalde in artikel 25, lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast op of voor 1 juli.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenten in kennis van de vaststelling van de jaarrekening.

  • 5. De vaststelling van de jaarrekening ontlast de leden van het dagelijks bestuur en de controller van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 25 Bijdragen gemeenten en derden

  • 1. De gemeenten betalen de helft van de in de begroting geraamde inwonersbijdrage vóór respectievelijk 16 februari en 16 juli, behalve wanneer het algemeen bestuur anders besluit. Bij te late betaling is de wettelijke rente verschuldigd.

  • 2. De betaling van de activiteiten genoemd onder artikel 4 lid 7 vindt plaats na declaratie.

  • 3. Een mogelijk nadelig saldo zoals dat in de jaarrekening is vastgesteld, wordt verrekend met hiertoe te vormen reserves als bedoeld in artikel 26.

Artikel 26 Reservevorming

Het algemeen bestuur kan reserves en voorzieningen vormen overeenkomstig door de door hem vast te stellen Nota reserves en voorzieningen.

HOOFDSTUK 9 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

Artikel 27 Toetreding

  • 1. Voor de toetreding van een gemeente volstaat het besluit van het college van die gemeente. Die toetreding behoeft de instemming van het algemeen bestuur.

  • 2. Aan de toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

  • 3. Het algemeen bestuur geeft van elk bericht van toetreding kennis aan de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Artikel 28 Uittreding

  • 1. Elke gemeente kan bij besluit van het college de deelname aan deze regeling opzeggen met ingang van twee kalenderjaren na het jaar waarin dit besluit is genomen. De gemeente brengt zo'n besluit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van de uittreding.

  • 3. Als het algemeen bestuur bij meerderheid van tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen daartoe besluit, kan hij een kortere termijn toestaan dan de in lid 1 genoemde termijn.

  • 4. Het algemeen bestuur brengt elk besluit tot uittreding terstond ter kennis van de gemeenten en gedeputeerde staten.

Artikel 29 Wijziging en opheffing

  • 1. De gemeenten gaan deze regeling aan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de colleges van tenminste twee derde van de gemeenten, die samen twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied omvatten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de colleges van tenminste vijf gemeenten.

  • 3. Als een voorstel als bedoeld in het vorige lid uitgaat van colleges, dienen zij dit in bij het algemeen bestuur. Het Algemeen bestuur legt het voorstel ter beslissing voor aan de colleges.

  • 4. Bij opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur een regeling vast voor de gevolgen van de opheffing. Deze regeling voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de GGD te verdelen op een in de regeling te bepalen wijze.

  • 5. De bestuursorganen blijven functioneren tot de liquidatie voltooid is.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALING

Artikel 30

  • 1.

    Deze regeling heet 'Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant' en heeft een toelichting.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 3.

    De gemeenten zorgen voor de bekendmaking van deze regeling.

  • 4.

    Het gemeentebestuur van Tilburg is het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26 van de wet.

  • 5.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

Vastgesteld door het college van de gemeente

in zijn vergadering van

de secretaris,

de voorzitter,

Vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Loon op Zand, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk.

18 december 2014,

het dagelijks bestuur van de GGD Hart voor Brabant,

de secretaris,

de voorzitter.

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant - toelichting

Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Hieronder volgt, waar nodig, een toelichting op de artikelen. Overal waar 'hij' of 'zijn' staat, zou ook 'zij' of 'haar' kunnen staan.

Aanhef

De Wet publieke gezondheid (artikel 14) verplicht gemeenten om een gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden voor de uitvoering van taken genoemd in die wet. Om deze verantwoordelijkheid optimaal te behartigen, hebben de genoemde gemeenten een gemeenschappelijke regeling ingesteld.

In de aanhef staan enkele uitgangspunten voor het bestuursmodel dat is vastgelegd in de regeling.

Het bestuursmodel van de GGD hangt nauw samen met de relatie tussen gemeenten en GGD en de werkwijze van de GGD. Centraal hierin staat dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun gezondheidsbeleid. De functies van de GGD - preventie en acute zorg - zijn bij uitstek overheids-taken, uit te voeren door de gemeentelijke gezondheidsdienst.

De gemeente formuleert zijn gezondheidsbeleid en stuurt de GGD vanuit dat kader aan. De GGD moet dan ook genoeg keuzevrijheid bieden en voldoende flexibel zijn om aan te sluiten op de lokale wensen. Maar hij moet ook bedrijfsmatig optimaal kunnen opereren om daarmee de risico's voor de gemeenten te minimaliseren.

De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn dan ook:

  • -

    gemeenten hebben een regierol. Daarnaast moeten zij de GGD zo nodig direct kunnen inzetten.

  • -

    er moet ruimte zijn voor gemeenten om de GGD zowel individueel als gezamenlijk aan te sturen;

  • -

    de GGD functioneert binnen de (gemeentelijke) kaders als een zelfstandige, professionele organisatie;

  • -

    gemeenten moeten kunnen ingrijpen als de GGD de taken niet goed uitvoert.

Van belang is dat de GGD een slagvaardige bedrijfsvoering kan voeren, die leidt tot het behalen van de door de gemeenten geformuleerde doelen. Daarbij kunnen de gemeenten inhoudelijke kaders stellen en op afstand toezicht houden op het beheer van de GGD.

Het algemeen bestuur richt zich vooral op de beleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich vooral op de toezicht op de directie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4 Taken

Artikel 4 van deze regeling beschrijft het pakket van de GGD in globale termen. Hierdoor houdt het algemeen bestuur zijn expliciete bevoegdheid om zelf de omvang en de inhoud van dat pakket bij te stellen als hij dat nodig vindt. Het moment daarvoor is de jaarlijkse vaststelling van de begroting.

De Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) beschrijft de basistaken van de gemeenten. De uitvoering van het uniform pakket kan per gemeente verschillen: niet alle gemeenten of klanten zullen evenveel gebruik maken van dit uniforme aanbod. Soms is dit afhankelijk van incidenten (bijv. een infectieziekte of een crisis op een school), soms van de bevolking (bijvoorbeeld bij gezondheidsverschillen) of van het beroep dat men doet op de GGD (bijvoorbeeld het documentatiecentrum of de website). En natuurlijk is de klant niet verplicht om gebruik te maken van het GGD-aanbod (bijvoorbeeld bij gezondheidsonderzoeken of lespakketten).

Het begrip 'plustaak' is bewust niet gedefinieerd. Dit geeft het algemeen bestuur de mogelijkheid om producten uitdrukkelijk als plustaak te benoemen. Maar het is ook mogelijk om dit begrip een louter financiële betekenis te geven, bijvoorbeeld door als plustaak te benoemen elk product waarvoor betaald wordt buiten de inwonersbijdrage. Gemeenten en derden kunnen er op contract-basis voor kiezen deze taken bij de GGD af te nemen.

Hieronder volgen nog enkele relevante bepalingen uit de Wet publieke gezondheid.

Artikel 2

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

  • a.

    het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking,

  • b.

    het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie,

  • c.

    het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen,

  • d.

    het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering,

  • e.

    het bevorderen van medisch milieukundige zorg,

  • f.

    het bevorderen van technische hygiënezorg,

  • g.

    het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen.

(…)

Artikel 5

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

  • a.

    het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,

  • b.

    het ramen van de behoeften aan zorg,

  • c.

    de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voorkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma,

  • d.

    het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,

  • e.

    het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

(…)

Artikel 6

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:

  • a.

    het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied,

  • b.

    het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,

  • c.

    bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 21, 22, 25 en 26.

(…)

Artikel 10 Algemene bevoegdheidsverdeling

Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de GGD. Hij mandateert een deel van zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden aan de directie en houdt daarop toezicht. Accountancy en controlling verzekeren de bestuurlijke positie.

De keuze voor een brede mandatering van de directie wordt vooral ingegeven door het feit dat bilaterale afspraken tussen GGD en gemeenten een belangrijke rol spelen bij de aansturing van de GGD. Voor de relatie tussen dagelijks bestuur en directie is er een organisatieverordening.

Op de mandaatverlening is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, die onder andere bepaalt dat de gemandateerde bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het bestuursorgaan. De verantwoordelijkheid voor het in mandaat genomen besluit blijft dus bij het mandaterende orgaan, waarbij van elk besluit duidelijk moet zijn dat het namens het bestuursorgaan genomen is. De mandaatgever kan instructies geven voor de uitoefening van een verleend mandaat.

Artikel 12 Vergaderingen van het algemeen bestuur

De vergaderfrequentie van het algemeen bestuur volgt de planning & controlcyclus van de GGD. Deze cyclus sluit aan bij de beleidscyclus van de gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op het beleid en de financiële kaders van de GGD en deze daarna meenemen in hun eigen beleid.

Artikel 23 en 24 Begroting en Jaarrekening

Aan de opstelling van de begroting gaat de voorjaarsnota vooraf. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren en de globale financiële gevolgen daarvan. Het algemeen bestuur bespreekt deze nota in april.

Gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen op de begroting, die het dagelijks bestuur opstelt nadat het algemeen bestuur de voorjaarsnota heeft vastgesteld.

Het algemeen bestuur stelt de begroting in juli vast (wettelijke termijn) en daarbij ook de (verplichte) inwonersbijdrage voor het basispakket.

De GGD volgt hierbij de indexsystematiek van de gemeente Tilburg. Jaarlijks voorspelt deze gemeente de loon- en prijsstijgingen en corrigeert dan ook voor de werkelijke ontwikkeling in het vorige jaar. Naast deze aanpassing voor nominale ontwikkelingen is er principe geen budgetaanpassing.

Daarnaast stelt het dagelijks bestuur in december een beheersbegroting vast, die de middeleninzet beschrijft van personeel, huisvesting en kapitaallasten.

De jaarrekening geeft een beredeneerd financieel verslag over het afgelopen jaar, inclusief accountantsverklaring. Het algemeen bestuur stelt deze vast in juli.