Verordening Wet Inburgering Gemeente Boekel

Geldend van 01-09-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Gemeente Boekel

De raad van de gemeente Boekel;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Boekel inzake Invoering Wet inburgering van 23 februari 2007;

 

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 335 van de Wet Inburgering;

 

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE BOEKEL

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boekel;

    • b.

      de wet: de Wet Inburgering

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college beoordeelt bij de periodieke evaluatie van de uitvoering van de wet ook de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen

  • b.

    Niet-uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen zonder inkomsten, die als werkzoekende geregistreerd zijn bij het Centrum voor Werk en Inkomen.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet mondeling dan wel schriftelijk.

  • 2. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 4 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2. De ‘Boeteverordening WIN 2005’ wordt op het tijdstip bedoeld in het eerste lid ingetrokken.

Artikel 11 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Boekel.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Boekel,
Gehouden op 5 april 2007.

Toelichting

Algemene toelichting

 

De Wet Inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij of zij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

 

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

 

Aangezien de gemeente Boekel afziet van het opleggen van een eigen bijdrage, worden hierover geen bepalingen in de verordening opgenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

 

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

 

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vorm de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden.

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI). Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

 

Het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan asielmigranten en geestelijk bedienaren is geregeld in de wet. Deze groepen worden derhalve niet opgenomen in de verordening. Ook het aanbieden aan voorzieningen aan niet-inburgeringsplichtigen wordt niet opgenomen in de verordening. Dit is geregeld in Regeling 2007.

 

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

 

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening.

Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten makken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Artikel 5 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.

 

In de gemeente Boekel zal het doen van het aanbod onderdeel zijn van gesprekken met de inburgeringsplichtige. Indien nodig wordt dit schriftelijk gedaan. Wanneer met de inburgeringsplichtige overeenstemming is over het aanbod, wordt dit vastgelegd in een beschikking. Voor inburgeringsplichtigen in een uitkeringssituatie maakt het inburgeringsaanbod deel uit van het gehele traject van reïntegratie.

Een inburgeringsplichtige zonder inkomsten en uitkering is vrij in het aanvaarden van het aanbod. Wanneer daarbij niet tot overeenstemming gekomen wordt, wordt er geen aanbod gedaan. Betrokkene blijft zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de inburgeringsplicht, zonder het gemeentelijk aanbod.

 

Artikel 7 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

 

Onderdeel d heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat).

 

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. Deze bedragen zijn overgenomen in deze verordening.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 8, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt artikel 9 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde en eventueel daaropvolgende) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt artikel 9 dat het college wederom de hogere bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

De ‘Boeteverordening WIN 2005’, zoals vastgesteld op 7 april 2005, is overbodig geworden en wordt op genoemd tijdstip ingetrokken.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.