Regeling vervallen per 01-01-2015

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v.

Geldend van 27-07-2016 t/m 31-12-2014

Intitulé

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v.

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    natuur- en landschapsbeleid: de nota’s Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig, Programma Natuur- en landschapsbeleid 2013 -2020 (inclusief het programma Natuur en Landschap 2013-2015) en Limburgse Land- en tuinbouw Loont (inclusief het onderliggende uitvoeringsprogramma);

  • b.

    steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in art. 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt beschouwd;

  • c.

    Social Return on Investment: het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings- en subsidieverleningstrajecten zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het provinciaal beleid ten aanzien van:

    • -

       Het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie.

    • -

       Het bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, sport en bewegen, onderwijs, (informele) zorg, burgerparticipatie, welzijn en vrijwilligerswerk.

Artikel 2 Subsidieverstrekking

  • 1 Deze verordening is niet van toepassing op subsidies waarop de Subsidieregeling Natuurbeheer Limburg, de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Limburg of de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg van toepassing is.

  • 2 Deze verordening is niet van toepassing op aanvragers waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de markt is verklaard.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het gebiedsgerichte beleid en die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening.

  • 4 Voor zover de in het derde lid genoemde subsidie een steunmaatregel als bedoeld in art. 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is en niet bij of krachtens genoemd Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een steunmodule.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen slechts subsidies verstrekken voor zover dit niet in strijd is met Europeesrechtelijke verplichtingen dan wel / Europeesrechtelijke regelgeving.

  • 6 Er wordt alleen steun toegekend aan (landbouw)ondernemingen die geen ondernemingen in moeilijkheden zijn.

  • 7 De subsidie dient een stimulerend effect te hebben. De subsidie wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde vóórdat de werkzaamheden aan het project of de activiteiten zijn begonnen, een aanvraag voor subsidie bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend.

  • 8 Subsidie wordt slechts verstrekt:

    • a.

      voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;

    • b.

      als de begroting sluitend is.

  • 9 Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

  • 10 Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.

  • 11 Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen, al dan niet voor bepaalde categorieën van activiteiten.

  • 12 Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger ten aanzien van Social Return on Investment nadere verplichtingen opleggen.

Artikel 3 Niet subsidiabele kosten

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag;

  • c.

    verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • d.

    kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • e.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • f.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • g.

    kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • h.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • i.

    exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

Aanvraag en subsidieverlening

Artikel 4 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen tijdstippen of periodes vaststellen voor het indienen van een aanvraag, al dan niet voor afzonderlijke categorieën van activiteiten. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij selectiecriteria aangeven of prioriteiten naar gebied, gemeente, doelstelling of activiteit.

Artikel 5 Gegevens

Naast het formulier zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 4 bevat de aanvraag in ieder geval:

  • a.

    een liquiditeitsprognose gedurende de looptijd van het project bij een aanvraag vanaf € 125.000,00;

  • b.

    de aanvraag moet bevoegdelijk (indien van toepassing conform de statuten, inschrijving KvK) ondertekend zijn;

Artikel 6 Beslistermijn verlening

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen op een subsidieaanvraag binnen twaalf weken na ontvangst of, in voorkomend geval, binnen twaalf weken na afloop van een termijn als bedoeld in artikel 4, tweede lid, mits deze aanvraag aan alle vereisten voldoet.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Voorschotten

Artikel 7 Bevoorschotting provinciale subsidie

  • 1 Op subsidies tot € 125.000,00 zal direct bij de subsidieverleningsbeschikking een voorschot worden verleend van 90%.

  • 2 Voor subsidies vanaf € 125.000,00 zal in de subsidieverleningsbeschikking op basis van de ingediende liquiditeitsprognose van de aanvrager, een schema voor een automatische bevoorschotting worden opgenomen tot maximaal 90%.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8 Uitvoering activiteiten

  • 1 De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de subsidieverleningsbeschikking een andere termijn is bepaald.

  • 2 De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de subsidieverleningsbeschikking anders is bepaald.

  • 3 De activiteiten mogen niet zijn gestart, voordat de aanvraag voor subsidieverlening bij de Provincie Limburg is ingediend.

Artikel 9 Opdrachten aan derden

Indien de subsidieontvanger geen aanbestedende dienst of anderszins aanbestedingsplichtig is, dient deze voor het verstrekken van opdrachten aan derden de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring toe te passen.

Artikel 10 Boekhouding

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

    • a.

      alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

  • 2 De administratie wordt bewaard tot 5 jaar na vaststelling van de subsidie, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.

Artikel 11 Voortgang uitvoering

  • 1 De subsidieontvanger brengt eenmaal per jaar, of zo vaak als in de subsidieverleningsbeschikking is bepaald, aan de hand van het daarvoor bestemd formulier, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking als bedoeld in het eerste lid bepalen dat rapportage over de voortgang geheel achterwege kan blijven.

Artikel 12 Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de Provincie Limburg.

Artikel 13 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder bijvoorbeeld verzoeken tot zijn faillissement of tot surseance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Vaststelling

Artikel 14 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidievaststelling in na afloop van de activiteiten. In de subsidieverleningsbeschikking wordt daarvoor een termijn opgenomen.

  • 2 De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende gegevens als het gaat om:

    • a.

      de vaststelling van een verleend subsidiebedrag dat € 125.000,00 of meer bedraagt: het financieel overzicht van de gerealiseerde subsidiabele projectkosten en de gerealiseerde inkomsten, gespecificeerd overeenkomstig de definitieve begroting, moet zijn voorzien van een (goedkeurende) controleverklaring van een onafhankelijke accountant;

    • b.

      de vaststelling van een verleend subsidiebedrag dat minder dan € 125.000,00 bedraagt: facturen en bewijsstukken van de betaling aan de hand van de daarvoor bestemde formulieren. Waar dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door stukken met vergelijkbare bewijskracht;

  • 3 De subsidieontvanger verstrekt naast de gegevens in het tweede lid, van dit artikel bij de aanvraag tot subsidievaststelling een inhoudelijke eindrapportage.

  • 4 De aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 15 Beslistermijn vaststelling

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, mits deze aanvraag aan alle vereisten voldoet.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3 Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ontvangen, kunnen Gedeputeerde Staten na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 16 Instandhouding

De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zo lang als in de desbetreffende paragraaf in de bijlage bij deze verordening of in de beschikking staat vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.

Artikel 17 Terugbetaling vergoeding

  • 1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

  • 2 De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de activiteiten worden door een ander overgenomen;

    • b.

      de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar;

    • c.

      de activa en passiva worden tegen boekwaarde overgenomen.

Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 18 Intrekking en terugvordering

  • 1 De subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken als subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de Provincie geldende verplichtingen.

  • 2 Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

  • 3 De wijziging of intrekking werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de wijziging of intrekking anders is bepaald.

Artikel 19 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover van toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 2, vierde lid, en 3, onderdelen a, c en g.

  • 3 . De afwijkingsbevoegdheid bedoeld in het eerste lid geldt niet als de toepassing ervan in strijd met Europeesrechtelijke verplichtingen is.

Artikel 20 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.

Artikel 21 Overgangsbepaling in verband met intrekking bestaande subsidieverordening

  • 1.

    De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg d.d. 18 februari 2014 (Prov. Blad 2014/13) wordt ingetrokken.

  • 2.

    Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de verordening genoemd in het eerste lid van dit artikel van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject

  • 3.

    Aanvragen die op basis van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg d.d. 18 februari 2014 (Prov. Blad 2014/13) zijn ingediend en waarover bij inwerkingtreding van deze Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v. nog niet is beslist, worden geacht op basis van deze Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v. te zijn ingediend, tenzij Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de aanvrager in zijn belangen wordt geschaad. In dat laatste geval handelen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de ingetrokken verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg 2015 e.v.. Voor de bijlagen kunt u klikken op onderstaande link

Bijlage bij Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2015

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter
mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris

Toelichting algemeen

Het plattelandsbeleid en de daarop gerichte provinciale subsidies

De Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg) beoogt een vereenvoudiging van het wettelijk landinrichtingsinstrumentarium en decentralisatie van taken van het Rijk naar de provincies en deregulering. Op 20 september 2011 sloten het Rijk en het IPO het zogenoemde “onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur” waarin afspraken zijn opgenomen over decentralisatie van de middelen voor gebiedsgericht beleid en afronding van het stelsel van het investeringsbudget landelijk gebied. De decentralisatie van het natuurbeleid is per 1 januari 2014 verankerd via de wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbudget Wilg). De wijziging van de Wilg is het sluitstuk van bestuurlijke afspraken tussen rijk en provincies over de afronding van het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied). De middelen voor het gebiedsgerichte beleid zullen volgens de wetswijziging door het Rijk niet meer beschikbaar worden gesteld in de vorm van een specifieke uitkering, maar als onderdeel van de algemene uitkering die de provincies uit het provinciefonds ontvangen. De wetswijziging bevat daarnaast enkele verbeteringen met betrekking tot de landinrichting. Met de wijziging van de Wilg is het ILG afgesloten.

De provincie heeft in de beleidsnota Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL) en de beleidsnota’s inzake natuur, landschap en water haar doelen geformuleerd voor deze beleidsvelden. Deze verordening geeft de juridische basis voor het verstrekken van subsidies. Zij regelt alle subsidies die de provincie verleent voor de inrichting van het landelijk gebied conform PS-nota Natuurbeleid: Natuurlijk Eenvoudig, het provinciaal waterbeleid, de beleidsnota Limburgse Land- en tuinbouw Loont, maar niet de subsidies voor agrarisch en particulier natuurbeheer aangezien daarvoor twee aparte provinciale verordeningen gelden (zie artikel 2, eerste lid).

Beleidskaders

De verordening bevat de juridische grondslag voor subsidieverstrekking en daarnaast in hoofdzaak procedurele aspecten (in ruime zin), evenals subsidiabele kosten, algemene subsidievoorwaarden, rapportageplicht, evaluatie en toezicht. In de PS-nota Natuurbeleid: Natuurlijk Eenvoudig, het provinciaal waterbeleid en de beleidsnota Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL) is aangegeven voor welke doelen subsidies kunnen worden verstrekt. In de bijlage bij deze verordening wordt een subsidiekader gegeven: hoe en aan wie subsidie kan worden verstrekt, waarvoor en onder welke voorwaarden. Tevens is in de bijlage er rekening mee gehouden hoe in voorkomende gevallen subsidie zal worden verstrekt met inachtneming van de Europese vrijstellingsverordeningen of overeenkomstig door de Europese Commissie goedgekeurde steunmodules. Dit biedt niet alleen flexibiliteit in de uitvoering maar ook transparantie en werkbaarheid van de verordening.

Deze subsidieverordening is gebaseerd op de mogelijkheden voor subsidie op basis van Europese en nationale kaders (o.a. de Vrijstellingsverordening Landbouw). Het is bekend dat het Europese POP3-programma in 2015 in werking treedt. Dit kan aanleiding geven tot het aanpassen van de onderhavige subsidieverordening.

Staatssteun en steunmodules

Hoewel een groot deel van de subsidies geen staatssteun zullen betreffen, bijvoorbeeld die aan overheden, moet het anderzijds van tevoren toch wél voldoende duidelijk zijn hoe aan belangrijke vereisten, zoals die van de EU voor staatssteun, wordt voldaan. Op grond van de- minimisverordening (EU) nr. 1407/2013 en de-minimisverordening landbouw (EU) nr. 1408/2013 mag in een periode van drie belastingjaren per ondernemer niet meer dan € 200.000,00 respectievelijk € 15.000,00 steun worden verleend. Het gaat hier om steun in welke vorm dan ook en van welke overheid dan ook. Deze de-minimis steun is vrijgesteld van de goedkeuringsprocedure zoals bedoeld in artikel 108 van VWEU.

Vervolgens zijn er Europese vrijstellingsverordeningen (EU) nr. 651/2014 en (EU) nr. 702/2014 voor de landbouw. Als subsidie wordt verstrekt met toepassing van deze verordeningen kan worden volstaan met een kennisgeving aan de Europese Commissie. De provincie maakt van deze vrijstellingsverordeningen gebruik door de toepassing ervan op te nemen in het subsidiekader In de derde plaats kan de Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten 2007, waarmee de Europese Commissie heeft ingestemd, een basis voor subsidies vormen. Tenslotte kan subsidie worden verstrekt overeenkomstig de daarvoor geldende steunmodule, die eveneens door de Europese Commissie is goedgekeurd. Deze worden in samenwerking tussen alle provincies, dan wel de provincies die het aangaat, en het Rijk ontwikkeld en door Gedeputeerde Staten vastgesteld en gepubliceerd.

Versterking van de voortgang in de uitvoering

Een aantal bepalingen zijn gericht op een versterking van de voortgang in de uitvoering. De Provincie wil hier, met als uitgangspunt dat projecten uitvoeringsgereed zijn en na de subsidieverlening onmiddellijk kunnen starten, bevorderen dat de projecten ook professioneel en snel worden uitgevoerd en afgerekend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bevoorschotting (artikel 7) de uitvoering (artikel 8) en uit de manier waarop de voortgangsrapportages worden geregeld (artikel 10).

Aanvraagformulieren

Er zijn formulieren beschikbaar voor de aanvraag tot verlening van een subsidie, de aanvraag van een voorschot en de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Ook is er een formulier voor voortgang- en eindrapportages.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dit artikel geeft de grondslag voor het verstrekken van subsidie.

In het eerste lid is aangegeven dat voor subsidies voor agrarisch en particulier natuurbeheer twee aparte regelingen gelden, waardoor de verordening op deze subsidies van toepassing is. Een subsidie op grond van deze verordening kan niet worden verstrekt aan aanvragers waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat naar aanleiding van onrechtmatig verleende steun. Daarnaast dient een subsidie in overeenstemming te zijn met Europese regelgeving. In een programma natuur en landschap (als uitwerking van de PS-Nota Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig) of LLtL of bij gelegenheid van het uitschrijven van tenders of het vaststellen van subsidieplafonds kan de mogelijkheid van subsidiëring worden gepreciseerd. In de bijlage is aangegeven hoe subsidie zal worden verstrekt in concrete gevallen.

Het zevende lid vereist dat de begroting van een project, met inbegrip van de gevraagde subsidie, sluitend is.

In het achtste lid is geregeld dat Gedeputeerde Staten voor een goede uitvoering van deze verordening nadere regels kunnen stellen. Het betreft dus onderwerpen die op de uitvoering betrekking hebben, zoals bij de aanvraag te verstrekken gegevens, precisering van subsidiabele kosten, de bekendmaking van resultaten van activiteiten of het geven van informatie over gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger, of andere nadere technische uitwerkingen.

Op grond van het tiende lid kunnen Gedeputeerde Staten een algemeen subsidieplafond instellen dan wel voor afzonderlijke categorieën activiteiten of in verband met uit te schrijven tenders.

Artikel 3

In dit artikel worden beperkingen gesteld aan de subsidiabele kosten.

Kosten die op grond van een andere regeling of ander besluit al zijn of worden gesubsidieerd kunnen niet ook nog eens op grond van deze verordening worden gesubsidieerd. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat door stapeling in totaal meer subsidie wordt verkregen dan de werkelijke kosten. Dit betekent dus dat binnen een project of projectonderdeel stapeling met subsidies die uit andere regelingen worden ontvangen in principe wel mogelijk is. Dit kent echter wel zijn grenzen: stapeling van subsidies aan ondernemers kan aanlopen tegen plafondbedragen of -percentages die voortvloeien uit Europese staatssteunkaders.

Onder voorbereidingskosten als bedoeld onder b wordt mede verstaan de kosten van gronden die in het verleden werden aangekocht en voor het gesubsidieerde project worden ingezet. Op die manier kan, afhankelijk van de mate van subsidie, een deel van de verwervingskosten worden vergoed.

Investeringen in milieumaatregelen, waarmee slechts wordt voldaan aan bestaande wettelijke eisen, of investeringen of activiteiten die behoren tot de goede landbouwpraktijk of andere kwaliteitseisen zijn nooit subsidiabel.

Ook kosten van maatregelen waartoe men zich reeds verplicht heeft op grond van een overeenkomst bijvoorbeeld gesloten in het kader van de toepassing van de bouwkavel op maat plus (BOM+) systematiek, de regeling Ruimte voor Ruimte, Rood voor Groen of het Contourenbeleid en de daaraan gekoppelde verhandelbare ontwikkelingsrechtenmethode (VORm) komen niet voor subsidie in aanmerking.

Exploitatiekosten met betrekking tot een activiteit die gesubsidieerd wordt, komen alleen in de aanloopfase voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt niet gedoeld op de andersoortige exploitatiekosten van organisaties die hun activiteiten richten op de bevordering van provinciale doelen. Bijdragen voor laatstgenoemde activiteiten van dergelijke organisaties zijn mogelijk.

Artikel 8

Gesubsidieerde activiteiten dienen binnen twee maanden na de subsidieverleningsbeschikking te worden gestart. Gedeputeerde Staten kunnen een andere termijn stellen. Datzelfde geldt voor de termijn waarbinnen de activiteiten moeten worden afgerond.

Artikel 10

De administratie moet 5 jaar na vaststelling van de subsidie bewaard worden. De subsidieontvanger dient een administratie te voeren die de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht van de activiteiten.

Artikel 11

Het uitgangspunt is dat ten minste eenmaal per jaar een voortgangsrapportage moet worden gedaan. In de gevallen dat een hogere frequentie nodig is of als gelet op de aard of omstandigheden van een project een lagere frequentie of helemaal geen rapportage mogelijk wordt gevonden zal in de beschikking terzake een voorschrift worden gegeven.

Artikel 14

Artikel 14, tweede lid, sub a: een (goedkeurende)controleverklaring van de onafhankelijke accountant moet voldoen aan het “Controleprotocol eindverantwoording verleende subsidies Provincie Limburg” (te vinden op website www.limburg.nl/subsidies > subsidiestelsel 2012). Voor de opmaak van de controleverklaring kan gebruik worden gemaakt van het bij het controleprotocol gevoegde format.

Artikel 17

De Provincie zal een vergoeding eisen bij overdracht van activiteiten aan een ander, tenzij aan alle drie de genoemde vereisten wordt voldaan.

Artikel 18

Intrekking en wijziging van verleende subsidies, tussentijds of bij gelegenheid van de vaststelling, is in meerdere situaties en om meerdere redenen mogelijk, zoals aangegeven in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

In ieder geval, zo is de strekking van het eerste lid, is dat ook mogelijk bij strijd met de Europese bepalingen. Op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 (Pb 1999 L83) kan de Europese Commissie immers beschikken dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen moet nemen om onrechtmatige steun van de begunstigde terug te vorderen.

De Commissie geeft daarbij aan welk wettelijk rentepercentage passend is. Deze is dan verschuldigd vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot aan de daadwerkelijke terugbetaling.

Het tweede lid biedt de publiekrechtelijke grondslag die ingevolge jurisprudentie (bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak, 11 januari 2006, zaaknummer 200503463/1) voor de terugvordering van wettelijke rente vereist is. Zo wordt voorkomen dat ingevolge de genoemde jurisprudentie óók een civielrechtelijke procedure zou moeten worden gevoerd.

Artikel 22

De verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie in het Provinciaal Blad.

Toelichting bij de bijlage

Deze bijlage bevat het subsidiekader dat hoort bij de doelen opgenomen in de nota Natuurbeleid: natuurlijk eenvoudig (ondertitel: programma Natuur- en landschapsbeleid 2013 -2020) en het ambitiedocument Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL). De inhoud van LLtL is vertaald in maatregelen en hebben betrekking op de periode 2012 - 2015.

Op grond van het in deze bijlage opgenomen subsidiekader wordt beoordeeld of projecten en activiteiten die worden ondernomen ter uitvoering van een bepaald doel voor subsidie in aanmerking komen. De operationele doelen en maatregelen zijn ingedeeld in een aantal thema’s.

Het betreft:

Hoofdstuk 1 Landbouw

Hoofdstuk 2 Natuur

Hoofdstuk 3 Landschap en cultuurhistorie

Hoofdstuk 4 Water en bodem

Hoofdstuk 5 Platteland algemeen – internationale samenwerking / stad en land

Elk hoofdstuk is ingedeeld in paragrafen. Een paragraaf bevat het subsidiekader voor een operationeel doel/ maatregel. In sommige gevallen is uit het oogpunt van doelmatigheid het subsidiekader voor meerdere doelen in één paragraaf opgenomen. Elke paragraaf heeft de volgende indeling:

Nummer paragraaf en naam van het doel

Doel

Hier wordt het provinciaal beleid(sdoel) vermeld waar de subsidieverlening op is gericht.

Beoogde activiteiten

Voor zover nodig is het doel/ maatregel hier verder omschreven. Dit is zo beperkt mogelijk gehouden. Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag zal altijd getoetst worden of het project past binnen de inhoud van de beleidskaders.

Hier staat in sommige paragrafen ook het aantal projecten vermeld dat kan worden gesubsidieerd. Als het hier genoemde aantal projecten is gesubsidieerd en de maximum subsidie die voor dit doel beschikbaar is, bereikt. Dat betekent dat eventuele nieuwe subsidieaanvragen zullen worden afgewezen.

Aanvrager

Hier staat wie subsidie kunnen aanvragen. Met aanvrager wordt tevens bedoeld degene aan wie de subsidie uiteindelijk ten goede komt, de eindbegunstigde.