Verordening ondergrondse infrastructuur Asten 2014

Geldend van 26-10-2018 t/m 12-10-2022

Intitulé

Verordening ondergrondse infrastructuur Asten 2014

De raad van de gemeente Asten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 september 2014 met zaaknummer AST/2014/008809;

gehoord het advies van de Commissie RUIMTE van 14 oktober 2014;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de Verordening Ondergrondse Infrastructuur Asten 2014.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    beleidsregels: de door het college, aanvullend aan deze verordening, gestelde regels met betrekking tot nadeelcompensatie.

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    coördinatieverplichting: de coördinerende rol van het college over de aanleg, ligging, instandhouding en opruiming van alle kabels of leidingen in de gehele openbare grond;

  • d.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1, van de Belemmeringenwet Privaatrecht of in artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet of via een (publiekrechtelijke) vergunning;

  • e.

    grondroerder: degene, waaronder de netbeheerder, onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht;

  • f.

    (huis)aansluiting: het gedeelte van de kabel of leiding dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt, dan wel dit gedeelte ten behoeve van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet Waardering Onroerende Zaken;

  • g.

    instemmingsbesluit: besluit van het college op een melding van voorgenomen werkzaamheden aan kabels ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid van de Telecommunicatiewet;

  • h.

    kabel- en leidingentunnel: voor de geleiding van kabels of leidingen aangebrachte infrastructuur, waarvan door één of meerdere grondroerders gebruik kan worden gemaakt;

  • i.

    kabels of leidingen: kabels of leidingen als onderdeel van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden (stalen) kasten t.b.v. schakel-, verdeel- en onderstations geschikt voor het plaatsen op de openbare weg, voorzieningen en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer, en ook omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, elektriciteitskabels, gasleidingen, waterleidingen en kabels of leidingen ten behoeve van industriële netwerken uitgezonderd kabels- en leidingennetwerken van de gemeente;

  • j.

    kunstwerk: civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen, kabels of leidingen, niet bedoeld voor permanent verblijf;

  • k.

    nadere regels: de door het college, aanvullend aan deze verordening, gestelde regels, voorwaarden en voorschriften opgenomen in een separaat handboek kabels en leidingen;

  • l.

    netbeheerder: de rechtspersoon die handelt als beheerder van een net of netwerk voor de levering van elektriciteit, gas, water, aardwarmte of Warmte Koude Opslag, dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk;

  • m.

    net of netwerk: een ondergrondse kabel of leiding, daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • n.

    niet-openbare kabels of leidingen: kabels of leidingen (dan wel het netwerk waartoe deze behoren) die niet gebruikt worden om openbare diensten aan te bieden;

  • o.

    openbaar elektronisch communicatienetwerk: openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de Telecommunicatiewet;

  • p.

    openbare gronden: openbare gronden als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet;

  • q.

    omwonenden: de bewoners en bedrijfsmatige gebruikers van alle percelen, grenzend aan het tracé van kabels of leidingen;

  • r.

    registratiesysteem: geautomatiseerd systeem van het college waarin instemmingen of meldingen van (graaf)werkzaamheden aan kabels of leidingen en alles wat daarmee samenhangt worden verwerkt door of namens het college of de grondroerder;

  • s.

    Sleuf: in de bodem uitgegraven of uitgehakte of geboorde langwerpige smalle opening;

  • t.

    spoedeisende werkzaamheden: reparatie of onderhoudswerk waarvan uitstel niet mogelijk is als een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net is opgetreden;

  • u.

    vergunning: vergunning op basis van deze verordening die bij het college aangevraagd moet worden voor voorgenomen werkzaamheden aan kabels of leidingen;

  • v.

    werkzaamheden: handmatige of mechanische (graaf)werkzaamheden, inclusief het opbreken en herstel van de sleufverharding, in de openbare grond in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels of leidingen;

  • w.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • 1.

      het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen; reparaties of onderhoudswerk aan kabels of leidingen met een gezamenlijke lengte van minder dan vijfentwintig (25) meter en niet vallend onder spoedeisende werkzaamheden;

    • 2.

      Het maken van incidentele (huis)aansluitingen, tot een gezamenlijke lengte van vijfentwintig (25) meter, inclusief nieuwbouwprojecten;

    • 3.

      Het maken van een montagegat of lasgat, dat wil zeggen; een opbreking met een afmeting van maximaal 2 m², die wordt gemaakt ten behoeve van het plaatsen van een handhole, de toegang tot een handhole, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabel of leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden;

Artikel 1.2. Toepasselijkheid

1.Deze verordening is van toepassing op de aanleg, de ligging, het (in stand) houden, het onderhoud, de exploitatie, het verleggen/verplaatsen en het verwijderen van kabels of leidingen in of op openbare gronden, voor zover de gemeente deze gronden beheert, in bezit heeft dan wel daarover coördinatieverplichtingen heeft in of op kunstwerken.

Artikel 1.3. Nadere regels

  • 1. Het college stelt ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast.

  • 2. Deze nadere regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij de aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels of leidingen;

    • b.

      ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels of leidingen;

    • c.

      de omgang met kabels of leidingen in verontreinigde gronden, rond watergangen en stedelijk groen, en op verhardingen boven kabels of leidingen.

Hoofdstuk 2: Werkzaamheden inzake kabels of leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk

Artikel 2.1. Vergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college of in afwijking van een verleende vergunning kabels of leidingen in, op of boven openbare gronden en in of op kunstwerken:

  • a. aan te leggen en of te houden;

  • b. te liggen

  • c. te onderhouden of te exploiteren;

  • d. te wijzigen;

  • e. te verplaatsen;

  • f. een andere functie te geven of;

  • g. te verwijderen.

  • 2. Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen vergunning, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf aan het college.

Artikel 2.2. Aanvragen en melden

  • 1. Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de grondroerder verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. De vergunning dient 8 weken voor aanvang werkzaamheden te worden aangevraagd.

  • 3. Een grondroerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college om de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid voor te bereiden.

  • 4. Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het (voor)overleg tussen de grondroerder en de overige gedoogplichtige(n).

  • 5. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard dienen minimaal vijf (5) werkdagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld te worden.

  • 6. Spoedeisende werkzaamheden worden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt de melding uiterlijk vóór 09.00 uur op de eerste werkdag na de start van de uitvoering gedaan aan het college. Indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden vergunningplichtig zijn, wordt er alsnog een vergunning aangevraagd.

  • 7. Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor de uitzonderingsbepalingen voor spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, niet van toepassing zijn.

Artikel 2.3. Weigeren, wijzigen of intrekken vergunning

  • 1. Het college kan de vergunning weigeren in het belang van:

    • a.

      De openbare orde

    • b.

      De openbare veiligheid

    • c.

      De volksgezondheid

    • d.

      De bescherming van het milieu

  • 2. Het college kan de vergunning wijzigen of intrekken, indien:

    • a.

      de grondroerder niet binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b.

      de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;

    • c.

      de netbeheerder kabel(s) of leiding(en) definitief buiten gebruik heeft gesteld;

    • d.

      de vergunning is verleend op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • e.

      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • f.

      de grondroerder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

    • g.

      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

    • h.

      dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs nodig is vanwege de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden van openbaar belang en algemeen nut;

    • i.

      er sprake is van verkoop van gronden in eigendom van gemeente, behorende tot de openbare ruimte, aan derden.

  • 3. Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning voordat het college de houder van de vergunning de gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 4. Aan het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning kan de verplichting worden verbonden om de betreffende kabel(s) of leiding(en) te verleggen/verplaatsen of deze te verwijderen. 

Artikel 2.4. Intrekken vergunning op verzoek netbeheerder

  • 1. Het college trekt de vergunning in indien de netbeheerder schriftelijk aan het college heeft verklaard van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

  • 2. Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de kabel of leiding na de verklaring nog in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als netbeheerder tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere natuurlijke dan wel rechtspersoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als netbeheerder wordt beschouwd.

Hoofdstuk 3: Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk

Artikel 3.1. Instemmingsbesluit

1.Het is verboden zonder instemmingsbesluit of in afwijking van een verleende instemmingsbesluit kabels in, op of boven openbare gronden en in of op kunstwerken:

a) aan te leggen en of te houden;

b) te onderhouden of te exploiteren;

c) te wijzigen;

d) te verplaatsen;

e) een andere functie te geven of;

f) te verwijderen.

  • 2.

    Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf aan het college.

  • 3.

    Het instemmingsbesluit vervalt indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt binnen één jaar na de datum waarop het besluit onherroepelijk is geworden.

Artikel 3.2. Aanvragen en melden

  • 1. Een instemmingsbesluit wordt door het college op aanvraag aan de grondroerder verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Een grondroerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college om de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 3. Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente Asten wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het (voor)overleg tussen de grondroerder en de overige gedoogplichtige(n).

  • 4. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard worden minimaal vijf (5) werkdagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld.

  • 5. Spoedeisende werkzaamheden worden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt de melding uiterlijk vóór 09.00 uur op de eerste werkdag na de start van de uitvoering gedaan aan het college. Indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden instemmingsplichtig zijn, wordt er alsnog een instemmingsbesluit aangevraagd.

  • 6. Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor de uitzonderingsbepalingen voor spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, niet van toepassing zijn.

Artikel 3.3. Intrekken instemmingsbesluit

1.Indien een grondroerder zich niet houdt aan de voorschriften en beperkingen uit het instemmingsbesluit, kan het college het instemmingsbesluit intrekken of wijzigen. Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning voordat het college de houder van het instemmingsbesluit de gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Aan het besluit tot intrekking of wijziging van het instemmingsbesluit kan de verplichting worden verbonden om de betreffende kabel(s) te verleggen/verplaatsen of deze te verwijderen.

Artikel 3.4. (Mede)gebruik van voorzieningen

  • 1. Een grondroerder is verplicht om bij de aanleg van kabels of leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere netbeheerders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.2., tweede lid, dan wel een door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de grondroerder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de grondroerder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe leidingen, dient de grondroerder een alternatief tracé te kiezen, of aan een netbeheerder een billijk verzoek tot medegebruik van leidingen te doen, op grond van artikel 5.12, van de Telecommunicatiewet.

Hoofdstuk 4: Algemene bepalingen

Artikel 4.1. Gegevensverstrekking

  • 1. Voor het aanvragen van een vergunning of een instemmingsbesluit wordt gebruik gemaakt van daartoe door het college vastgestelde formulieren of registratiesysteem.

  • 2. Bij een aanvraag om een vergunning of een aanvraag voor een instemmingsbesluit worden de navolgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een schriftelijke machtiging als het een aanvraag betreft voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels of leidingen voor of namens een netbeheerder;

    • b.

      naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de eigenaar, beheerder en exploitant van de kabels of leidingen en van de (onder)aannemer(s) die belast zijn met de werkzaamheden, en de naam en telefoonnummer van de uitvoerder voor de werkzaamheden;

    • c.

      een opgave van het aantal, de soort en het beoogde gebruik van de kabels of leidingen;

    • d.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en aard van de werkzaamheden;

    • e.

      Een (digitale) tekening in pdf-formaat van het gewenste tracé ingetekend op de GBKN (schaal 1:500) voor bestaand gebied, waarbij de tekening is voorzien van:

      • i)

        een tekeninghoofd met een uniek tekeningnummer en een datum waarbij de datum van de laatste wijziging geldt;

      • ii)

        een noordpijl;

      • iii)

        voor Synfra-partners een Gemma-nummer waaruit blijkt dat de werkzaamheden zijn aangemeld;

      • iv)

        Het aantal kabels of leidingen inclusief de materiaalsoort en tevens de diameter van de leiding(en).

    • f.

      Voor gebieden die in ontwikkeling zijn wordt de kabel- of leidingtracétekening, zoals vastgesteld door het college, gebruikt voor de aanvraag van een vergunning dan wel een instemmingsbesluit;

    • g.

      een opgave van de objecten, zowel van permanente als tijdelijke aard, die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst en de situering daarvan op de tekening;

    • h.

      de doorsnede van de kabel of leiding(goot) en lengte en breedte van de te graven sleuf;

    • i.

      een omschrijving van eventuele opbrekingen;

    • j.

      het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden.

  • 3. Indien de werkzaamheden betrekking hebben op kabels van elektronische communicatienetwerken dienen, aanvullend op het tweede lid, bij de aanvraag tevens de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • a.

      een opgave van het aantal kabels dat direct in gebruik wordt genomen;

    • b.

      een opgave van het aantal kabels dat niet direct in gebruik wordt genomen.

  • 4. Bij een melding (ten behoeve van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard), worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een schriftelijke machtiging indien het een aanvraag betreft voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen voor of namens een netbeheerder;

    • b.

      naam, adres en woonplaatsgegevens van de eigenaar, beheerder en exploitant van de kabels of leidingen, naam en adres van de (onder)aannemer(s) die belast zijn met de werkzaamheden, en de naam en telefoonnummer van de uitvoerder voor de werkzaamheden;

    • c.

      het adres van de graaflocatie;

    • d.

      de dagtekening van de melding;

    • e.

      de lengte van de sleuf die wordt opengebroken;

    • f.

      het oppervlak dat wordt opengebroken indien het alleen een montagegat betreft;

  • 5. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de gegevens die bij de aanvraag moeten worden verstrekt en over de wijze waarop deze worden verstrekt.

  • 6. Het college stelt nadere regels vast over welke gegevens en documenten noodzakelijk zijn voor de beoordeling van bijzondere constructies. 

Artikel 4.2. Beslistermijnen

  • 1. Een beslissing op een aanvraag om een vergunning of een aanvraag voor een instemmingsbesluit wordt genomen uiterlijk acht weken na de dag van ontvangst van de aanvraag. Het college kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen.

  • 2. Betreft het een aanvraag waarbij meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken dan beslist het college binnen acht weken na de dag van ontvangst van een volledige aanvraag.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 4.3. Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan aan de vergunning en het instemmingsbesluit nadere voorschriften of beperkingen verbinden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      veiligheid, waaronder mede verstaan wordt de verkeersveiligheid of een goede doorstroming van het verkeer;

    • c.

      het voorkomen of beperken van schade of overlast; waaronder mede verstaan wordt de bescherming van eventuele archeologische vondsten, van groenvoorzieningen, bomen en beplantingen en van het uiterlijke aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bereikbaarheid van gronden of gebouwen; waaronder mede verstaan wordt het veilig en doelmatig gebruik van openbare gronden en gebouwen en het doelmatig beheer en onderhoud ervan en het belang van nader aan te geven grote lokale evenementen als weekmarkten en kermissen;

    • e.

      de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor reeds in de grond aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder mede verstaan worden werken ten behoeve van de riolering en de levering of het transport van elektronische informatie, gas, water en elektriciteit.

  • 2. De voorschriften of beperkingen, zoals genoemd in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a.

      het tijdstip, de plaats en wijze van uitvoering bij aanleg, instandhouding, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels of leidingen;

    • b.

      het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, die door derden of de het college tegen marktconforme prijzen ter beschikking worden gesteld;

    • c.

      het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken;

    • d.

      afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren behorende bij het netwerk, niet zijnde een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

  • 3. De grondroerder start de werkzaamheden binnen een jaar na de datum van vergunningverlening of instemmingsbesluit en voltooit de werkzaamheden zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na aanvang, tenzij in de vergunning of het instemmingsbesluit anders is bepaald.

  • 4. De grondroerder informeert omwonenden schriftelijk van de uit te voeren werkzaamheden over aanvang, duur, aard en plaats van de werkzaamheden.

  • 5. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels of leidingen en medegebruik van voorzieningen gebeurt volgens de door het college vastgestelde nadere regels.

  • 6. De grondroerder vergoedt aan het college de schade voortvloeiend uit de werkzaamheden, waarbij de omvang beperkt is tot vergoeding van de marktconforme kosten van de door het college ter beschikking gestelde voorzieningen en van de meerdere marktconforme kosten van onderhoud.

  • 7. De grondroerder is verplicht na het einde van de werkzaamheden de grond, eventuele verhardingen en beplanting terug te brengen in de oude staat, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hier zelf zorg voor te willen dragen.

  • 8. Het college stelt nadere regels op voor het in rekening brengen van de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van uitgevoerde werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte.

  • 9. Indien een grondroerder/netbeheerder binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden werkzaamheden wil uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de grondroerder.

  • 10. Ten aanzien van het herstellen van bijzondere bestrating stelt het college nadere regels vast.

Hoofdstuk 5: Overige bepalingen

Artikel 5.1. Nadeelcompensatie

Het college kan beleidsregels opstellen voor een door het college op aanvraag toe te kennen financiële tegemoetkoming (bij wijze van nadeelcompensatie) in het geval dat een netbeheerder als gevolge van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.3, tweede lid onderdeel g, h of i, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en de vergoeding van deze schade niet op een andere wijze is verzekerd.

Artikel 5.2. Eigendom

  • 1. Indien eigendom, exploitatie of beheer van de kabel of leiding wordt overgedragen aan een andere netbeheerder, gaan de rechten en plichten volgens deze verordening die betrekking hebben op de kabel of leiding van rechtswege over op de nieuwe netbeheerder.

  • 2. De netbeheerder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel of leiding verandert.

  • 3. Op het eigendom van de kabels of leidingen zijn de desbetreffende wettelijke bepalingen van toepassing.

Artikel 5.3. Niet-openbare kabels en leidingen

1.Bij werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van niet-openbare kabels of leidingen in openbare wegen en wateren is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.4. Informatieplicht

  • 1. De netbeheerder stelt het college onverwijld en schriftelijk in kennis van het feit dat een kabel of leiding niet langer ten dienste staat van een net of netwerk in of op openbare gronden.

  • 2. In dit kader kan van de netbeheerder een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels of leidingen worden verlangd. De bewijslast van ingebruikname ligt bij de netbeheerder.

Artikel 5.5. Overleg

  • 1. Het college kan periodiek een overleg organiseren, waarvoor de bij de gemeente Asten bekende netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen worden uitgenodigd.

  • 2. In dit overleg worden de plannen van het college en van de diverse netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen besproken en eventueel afgestemd in het kader van de bepalingen van deze verordening.

Hoofdstuk 6: Handhavings- en toezichtsbepalingen

Artikel 6.1. Toezicht en handhaving

1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 6.2. Bevoegdheid college

1.Het college is bevoegd de werkzaamheden stil te leggen, indien er wordt gewerkt:

  • a.

    zonder voorafgaande aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit of melding (ten behoeve van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard);

  • b.

    zonder vergunning of instemmingsbesluit of zonder toestemming ingeval van meldingsplicht;

  • c.

    in afwijking van de uitvoeringsvoorschriften;

  • d.

    in afwijking van de voorschriften uit de vergunning of het instemmingsbesluit;

Artikel 6.3. Strafbepaling bij overtreding

1. Overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste dire maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1. Overgangsbepalingen

  • 1. Voor kabels of leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke instemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning- respectievelijk instemmingsbesluit krachtens deze verordening.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Asten 2012, maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 7.2. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Ondergrondse Infrastructuur Asten 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 25 september 2018.
De raad voornoemd,
de griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
de voorzitter,
mr. H.G. Vos

Toelichting op de Verordening ondergrondse Infrastructuur Asten 2014

Algemeen

Het doel van deze toelichting is informatie, aanvulling en nadere uitleg met betrekking tot de Verordening Ondergrondse Infrastructuren (verder aangeduid als VOI), zowel voor gebruik binnen de gemeente als door de netbeheerders en grondroerders.

Deze VOI heeft als doel de regie en coördinatie uniform te regelen met betrekking tot (graaf)werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg, ligging, het (in stand) houden en opruiming van alle kabels of leidingen in openbare gronden binnen de gemeentegrenzen. In deze verordening zijn zowel regels gesteld betreffende kabels of leidingen voor openbare elektronische netwerken alsmede regels voor de overige kabels of leidingen.

Volgens de VOI wordt iedere aanvraag van elke netbeheerder eenduidig behandeld. Het verschil in wettelijke grondslag (Telecommunicatiewet e.a.) is geen reden om de aanvragen verschillend te behandelen. In deze verordening is voor elk regime een apart onderdeel met bepalingen opgenomen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op de werkzaamheden in de categorie overige kabels of leidingen. Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden voor wat betreft kabels die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

De VOI reguleert de werkzaamheden in de openbare ruimte, waarbij de (weg)verharding, maar ook bermen en groenvoorzieningen etc. worden opgebroken. De VOI is onder andere gericht op minimalisatie van overlast en maatschappelijke kosten ten gevolge van (graaf)werkzaamheden in de openbare ruimte: proactieve regie ; meer grip en sturing op werkzaamheden; het waarborgen van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie tijdens werkzaamheden; uniforme regels en sanctiemogelijkheden en een efficiënt gebruik van de openbare ruimte.

Belangrijk uitgangspunt is dat werkzaamheden alleen in de openbare ondergrond mogen worden uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het college.

De VOI geeft ook invulling aan de conform de Telecommunicatiewet verplichte Telecommunicatieverordening. De regels voor werkzaamheden betreffende een elektronisch communicatienetwerk waren voorheen opgenomen in de gemeentelijke Telecommunicatieverordening uit 2012. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de nieuwe VOI wordt de bestaande Telecommunicatieverordening als afzonderlijke verordening ingetrokken.

Kaders voor de gemeentelijke bevoegdheden en rollen

De gemeentelijke bevoegdheden vloeien onder andere voort uit de Gemeentewet, de Belemmeringenwet Privaatrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening, de WION, de Telecommunicatiewet en uit contractuele afspraken met netbeheerders.

De gemeente is in vele rollen betrokken bij (graaf)werkzaamheden in de openbare ruimte onder andere als grondeigenaar, ruimtelijk planner, aanlegger van infrastructuur, verkeersregelaar, bodembeschermer, etc. etc.. In het belang van de gemeente, burgers, bedrijven en netbeheerders moet een zorgvuldig, uniform en integraal beleid gevoerd worden bij voorbereiding, uitvoering en nazorg van (graaf)werkzaamheden in openbare gronden.

Ondanks de verschillende uitgangsposities van partijen wordt door de gemeente harmonisering en uniformering en gelijke behandeling nagestreefd. Het opbreken van de openbare ruimte dient tot zo min mogelijk overlast en schade te leiden, met waarborging van veiligheid en bereikbaarheid en voorkoming van verstoring van openbare orde en ondergrondse ordening.

De grondroerders zijn verantwoordelijk voor juiste en tijdige gegevensverwerking en voldoen aan de wettelijke plicht tot zorgvuldig graven. Ten aanzien van het ontwerp, voorbereiding, uitvoering en beheer van de (graaf)werkzaamheden dient voldaan te worden aan de uniforme (uitvoerings-)eisen die door het college zijn vastgelegd in het Handboek Kabels & Leidingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1 onderdeel b (college)

Het college is bevoegd de taken voortvloeiende uit de VOI af te handelen, waarbij deze voor wat betreft de uitvoering naar wens en behoefte uit praktische overweging gemandateerd kunnen worden aan één of meer daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 1.1 onderdeel d (gedoogplichtige)

De gemeentelijke betrokkenheid is vooral gericht op haar rol als beheerder van de openbare gronden. In deze hoedanigheid is de gemeente voor wat betreft de elektronische openbare communicatienetwerken gedoogplichtige althans voor zover van toepassing conform de Telecommunicatiewet. Het begrip gedoogplichtige slaat ook op andere partijen en personen die krachtens de wet en/of vergunning gedoogplichtig zijn. Gedoogplichtigen moeten de aanleg, ligging, het (in stand) houden en opruiming van kabels of leidingen toestaan in en op hun gronden.

Artikel 1.1 onderdeel e (grondroerder)

Artikel 1.1 onderdeel e (grondroerder)

De grondroerder is de partij die daadwerkelijk de graafwerkzaamheden verricht of laat verrichten. Dit zal vaak een aannemer of installateur zijn, maar kan ook een interne afdeling van een netbeheerder betreffen als die dergelijke werkzaamheden zelf uitvoeren. Als een grondroerder namens een netbeheerder optreedt, wordt nu expliciet naar een machtiging gevraagd, dit ter wille van rechtszekerheid en rechtsgeldigheid. Ook kan de grondroerder een partij zijn die voor eigen naam en rekening netwerken aanlegt, maar niet zelf exploiteert en het netwerk of netwerkcapaciteit daarna verhuurt of verkoopt. De grondroerder is verplicht om een melding van de voorgenomen graafwerkzaamheden te verzorgen richting het college van burgemeester en wethouders en eventuele overige betrokken partijen.

De grondroerder dient over een vergunning of instemmingsbesluit te beschikken voor aanvang van de werkzaamheden.

Artikel 1.1 onderdeel f ((huis)aansluiting)

(Huis)aansluitingen worden door de relatief beperkte omvang van de werkzaamheden uitgezonderd van diverse algemene regels van de VOI. Daarvoor is een lichter formeel regime van toepassing waarvoor nadere regels zijn gesteld.

Artikel 1.1 onderdeel g / onderdeel t (Instemmingsbesluit / vergunning)

Werkzaamheden als bedoeld in deze verordening moeten vooraf (digitaal) gemeld worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • 1.

    reguliere (graaf)werkzaamheden;

  • 2.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard;

  • 3.

    spoedeisende werkzaamheden.

Voor de reguliere (graaf)werkzaamheden geldt dat pas gestart mag worden met die werkzaamheden als op basis van een aanvraag een vergunning of instemmingsbesluit is verleend. Het college hanteert in het algemeen een doorlooptijd acht weken voor aanvragen voor reguliere werkzaamheden.

Voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf. Na melding kan in het algemeen binnen een termijn van vijf werkdagen met de werkzaamheden gestart worden.

Voor spoedeisende werkzaamheden kan het zo zijn dat melden vooraf onmogelijk is. Alleen in dit uitzonderingsgeval is het toegestaan het werk achteraf te melden. Echter, indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden omvangrijk zijn geweest en dus vergunning- of instemmingsplichtig zijn, dient er achteraf alsnog een vergunning of instemmingsbesluit aangevraagd te worden.

Artikel 1.1 onderdeel h (kabel- en leidingentunnel)

Artikel 1.1 onderdeel h (kabel- en leidingentunnel)

Voorbeelden van kabel- en leidingentunnels zijn:

  • ·

    Mantelbuizen;

  • ·

    Leidingenviaducten;

  • ·

    in kunstwerken (bouwkundige zin) aanwezige voorzieningen t.b.v. de geleiding van kabels of leidingen.

Artikel 1.1. onderdeel i (kabels of leidingen)

Verzamelbegrip; kabels of leidingen zijn onderdeel van een totaal net(werk), met uitzondering van bovengrondse hoogspanningsleidingen, daaronder ook begrepen de daarmee verbonden (stalen) kasten tbv. transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen(afsluiters, brandkranen, lassen etc.) en andere hulpmiddelen, behalve voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer. Ook omvattende: lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken (zoals mantelbuizen, kabelgoten, handholes, lasdozen, duikers) en beschermingswerken. Voorbeelden van kabels of leidingen zijn telecommunicatie- en omroepkabels, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen), leidingen voor warmte-koude opslag, waterleidingen en kabels of leidingen voor industriële netwerken, uitgezonderd kabels en leidingennetwerken van de gemeente. Inhoudelijk is er procedureel geen onderscheid gemaakt in de begrippen kabels of leidingen.

Artikel 1.1. onderdeel l (netbeheerder)

Het begrip netbeheerder wordt gehanteerd als uniforme term voor de beheerders van de netten voor de levering van water en energie en tevens de aanbieders van (niet-)openbare elektronische communicatienetwerken. Vaak zal de netbeheerder in het geval van voorgenomen graafwerkzaamheden de rol van opdrachtgever op zich nemen. In aansluiting bij de recente wet- en regelgeving op het gebied van graafrechten wordt de opdrachtgever meer dan voorheen medeverantwoordelijk gehouden voor een juiste uitvoering en naleving van de rechten en verplichtingen met betrekking tot graafwerkzaamheden.

Artikel 1.1. onderdeel m (net of netwerk)

De definitie is afgeleid van de omschrijving zoals die gehanteerd wordt in de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION). De omschrijving maakt met name duidelijk dat het om ondergrondse netten gaat, en dan zowel de distributie- en transportnetten voor energie (gas, water, elektriciteit) als de elektronische communicatienetwerken (zoals specifiek geregeld in en krachtens de Telecommunicatiewet). In de tekst wordt geen inhoudelijk onderscheid gemaakt tussen de termen net en netwerk.

Artikel 1.1. onderdeel p (openbare gronden)

Hiertoe worden conform wettelijke omschrijving gerekend de openbare wegen inclusief trottoirs/voetpaden, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, duikers, tunnels, beschoeiingen en andere werken, evenals wateren inclusief bruggen, plantsoenen, pleinen, en andere plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

Artikel 1.1 onderdeel s (Sleuf)

In de bodem uitgegraven of uitgehakte of geboorde langwerpige smalle opening.

Artikel 1.1. onderdeel t (spoedeisende werkzaamheden)

Hiervoor geldt een lichter procedureel regime. De netbeheerder moet duidelijk maken dat dit werk redelijkerwijs geen uitstel kan dulden op grond van de aangegeven belangen.

Artikel 1.1. onderdeel u (werkzaamheden)

(Graaf)werkzaamheden, inclusief het opbreken en herstel van de sleufverharding, in de openbare grond in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels of leidingen.

Hoewel gezien de consequenties ervan de regelingen van de VOI vooral betrekking hebben op mechanische werkzaamheden, vallen handmatige werkzaamheden er ook onder. Deze zijn vaak van toepassing op het werken nabij bomen of groenvoorzieningen en de separaat onderscheiden categorieën spoedeisende werkzaamheden of niet ingrijpende werkzaamheden.

Artikel 1.1. onderdeel w (werkzaamheden van niet ingrijpende aard)

Het onderscheid tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard vloeit voort uit artikel 5.4, lid 5 van de Telecommunicatiewet. Naast huisaansluitingen (tot een bepaalde lengte) worden andere niet ingrijpende werkzaamheden aan een lichter regime onderworpen, omdat ze veelal slechts gedurende relatief korte tijd in een beperkt gedeelte van het netwerk worden verricht, en waarvan de impact relatief beperkt en kortstondig is. Hieronder wordt dus verstaan één huisaansluiting en niet verschillende huisaansluitingen tegelijkertijd. Nieuwbouwprojecten vallen ook onder dit licht regime. Voor deze niet ingrijpende werkzaamheden geldt een verkorte procedure. De definitie geeft op hoofdlijnen aan voor welke situaties deze lichtere procedure van toepassing kan zijn. Vaak gaat het om werkzaamheden aan reeds bestaande kabels of leidingen en betreft het een beperkte lengte of oppervlakte die niet of nauwelijks het normale gebruik van de openbare gronden beperkt. Daarbij kan van belang zijn of rijbanen en andere verhardingen of wateren, dan wel groenvoorzieningen, gekruist worden of dat boringen noodzakelijk zijn.

Artikel 1.2. TOEPASSELIJKHEID

Deze VOI geeft invulling aan de wettelijke verplichting voor de raad om een Telecommunicatieverordening op te stellen. Vooralsnog is niet voorzien in een algemene wettelijke grondslag voor een vergelijkbare regeling voor de energienetten en waterleidingen. Daarom wordt vooruitlopend op mogelijke toekomstige nationale basisregelgeving hiermee voorzien in uniforme afspraken met daarbij een zo gelijk mogelijke behandeling van alle netbeheerders.

Daarnaast heeft de gemeente een coördinatieverplichting met betrekking tot de aanleg, instandhouding en opruiming van alle kabels of leidingen in de gehele openbare grond binnen de gemeentelijke grenzen. Onder het uitvoeren van de coördinerende rol worden o.a. werkzaamheden verstaan als een onderzoek naar de haalbaarheid van het gevraagde tracé en het onderzoeken of meerdere partijen tegelijkertijd gebruik willen maken van het tracé. Ook worden, indien noodzakelijk, voor het uiteindelijke tracé aanvullende uitvoeringseisen gesteld. De feitelijke situatie is zo dat de fysieke ondergrond vol raakt met een veelheid aan kabels of leidingen, dit maakt betere afstemming van werkzaamheden en belangen noodzakelijk.

Van belang is op te merken dat in beginsel alle kabels of leidingen in de openbare ruimte (waaronder ook rioolbuizen) waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. De term “openbare ruimte” dient in dit verband geïnterpreteerd te worden als algemeen toegankelijk voor het publiek dan wel zonder veel belemmeringen bereikbaar voor het publiek.

Het bereik van de verordening is niet beperkt tot de kabels of leidingen die in de grond liggen, maar ziet ook op kabels of leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over kunstwerken zijn gelegd. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor kabels of leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een barrière (zoals een snelweg of een waterweg) over te kunnen steken. Hierbij valt te denken aan kabel- en leidingentunnels en -viaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 1.2 is de reikwijdte van de verordening expliciet aangegeven. Bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn uitgezonderd van de definitie van “kabels of leidingen” en vallen dus niet onder de vergunning- of instemmingsplicht van de verordening.

Artikel 1.3. NADERE REGELS

Dit artikel biedt de grondslag voor het college van burgemeester en wethouders om ter uitvoering en nadere uitwerking van de verordening nadere regels te stellen. Deze zullen worden opgenomen in het Handboek Kabels & Leidingen.

Beoogd is hierin voornamelijk procedurele en technische voorschriften op te nemen op het gebied van veiligheid van kabels of leidingen en de uitvoering van werkzaamheden.

Hoofdstuk 2: Werkzaamheden inzake kabels of leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk

Artikel 2.1. VERGUNNING

Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel bij het regime voor de overige kabels of leidingen (niet zijnde openbare elektronische communicatienetwerken). Het is verboden om kabels- of leidingen aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te liggen, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de netbeheerder in het bezit is van een vergunning.

Het onderscheid tussen reguliere werkzaamheden en werkzaamheden van niet ingrijpende aard (ook spoedeisende werkzaamheden) wordt m.b.t. de instemmingsprocedure in dit artikel duidelijk gemaakt.

Artikel 2.2. AANVRAGEN EN MELDEN

Dit bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en de nadere regels, zoals gesteld in het Handboek Kabels & Leidingen. Een vergunning moet 8 weken voor aanvang van de werkzaamheden te worden aangevraagd.

In het derde lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de aanvraag overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de beslistermijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald.

Vijf werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier of digitaal meldsysteem, melding gemaakt te worden van het voornemen daartoe. In geval van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten geldt de meldtermijn van vijf werkdagen niet. Deze dienen uiterlijk voor 09.00 uur op de eerste werkdag na aanvang van de werkzaamheden gemeld te zijn.

Artikel 2.3. WEIGEREN, WIJZIGEN OF INTREKKEN VERGUNNING

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning te weigeren, in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het eerste lid of tweede lid genoemde situaties.

Een vergunning kan worden ingetrokken indien de netbeheerder niet binnen een jaar is begonnen met het werk en in de situatie waarin de werkzaamheden langer dan een periode van zes maanden stil liggen. Ook in de situatie waarin de betreffende kabel of leiding definitief buiten gebruik wordt gesteld, kan de vergunning worden ingetrokken. In gevallen waarin kabels of leidingen nog wel worden onderhouden of waarbij sprake is van kabels of leidingen die nog in reserve worden gehouden zal er in beginsel geen sprake zijn van het intrekken van een vergunning.

De belangrijkste grond betreft het intrekken van de vergunning indien de netbeheerder de voorschriften van de verordening, de nadere regels zoals neergelegd in het Handboek Kabels & Leidingen en de vergunning(voorschriften) niet naleeft.

Onderdeel g is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in stand houden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen.

Onderdeel h betreft het geval indien er werken van openbaar belang en algemeen nut ter plaatse van de vergunde kabel of leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze kabel of leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast. Het betreft hier met name de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden. Gedacht kan worden aan de aanleg van een rotonde of het verplaatsen van een watergang.

Onderdeel i is beperkt tot de verkoop aan derden van gronden die gemeentelijk eigendom zijn en behoren tot de openbare ruimte. In die gevallen zal er voor het liggen van kabels of leidingen in deze gronden een zakelijk recht moeten worden gevestigd ten behoeve van de netbeheerder. De kosten voor het vestigen van een dergelijk zakelijk recht komen voor rekening van de koper van de betreffende gronden. In het geval de betreffende kabel of leiding met het oog op voorgenomen bouwplannen op deze gronden verlegd moet worden zal ook hiervoor een vergunning moeten worden aangevraagd door de netbeheerder.

De hoorplicht in lid 3 vloeit voort uit de eisen die de Algemene wet bestuursrecht stelt aan de zorgvuldige voorbereiding van besluiten.

Lid 4 geeft het college de bevoegdheid om aan het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning de verplichting te koppelen om de betreffende kabel of leiding te verleggen/verplaatsen of deze zelfs in zijn geheel te verwijderen. Wordt deze verplichting opgelegd dan geeft dit de netbeheerder vervolgens de mogelijkheid om een beroep te doen op de Verlegregeling, waarin de procedure en voorwaarden voor tegemoetkoming in de schade die netbeheerder door de opgelegde verplichting lijdt, is geregeld. Overigens zal per geval ook altijd worden bezien of verwijdering van kabel- of leidingdelen wel wenselijk is en ook technisch mogelijk is.

Artikel 2.4. INTREKKEN VERGUNNING OP VERZOEK NETBEHEERDER

In geval dat de netbeheerder niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan ons college. Deze zal in reactie hierop de vergunning intrekken met daarbij zo nodig de verplichting om de betreffende kabel of leiding ook te verwijderen. Met het intrekken van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan.

Om te voorkomen dat een netbeheerder door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat hij nog steeds wordt beschouwd als netbeheerder in de zin van deze verordening. De verwijderingplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de kabel of leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als netbeheerder beschouwd.

Hoofdstuk 3: Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk

Artikel 3.1. INSTEMMINGSBESLUIT

Dit artikel vormt de kern van het instemmingsbesluit bij het regime voor openbare elektronische communicatienetwerken. Het is verboden om kabels aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de netbeheerder in het bezit is van een instemmingsbesluit.

Het onderscheid tussen reguliere werkzaamheden en werkzaamheden van niet ingrijpende aard (ook spoedeisende werkzaamheden) wordt m.b.t. de instemmingsprocedure in dit artikel duidelijk gemaakt.

Het college kan de werkingsduur van het instemmingsbesluit beperken om te voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd na afgifte. Immers, het intussen gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan het aanleggen van een telecomkabel onwenselijk maken.

Artikel 3.2. AANVRAGEN EN MELDEN

Dit bepaalt dat het instemmingsbesluit wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en de nadere regels, zoals gesteld in het Handboek Kabels & Leidingen.

In het tweede lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de aanvraag overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de beslistermijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald.

Vijf werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier of digitaal meldsysteem, melding gemaakt te worden van het voornemen daartoe. In geval van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten geldt de meldtermijn van vijf werkdagen niet. Deze dienen uiterlijk voor 09.00 uur op de eerste werkdag na aanvang van de werkzaamheden gemeld te zijn.

Artikel 3.3. INTREKKEN INSTEMMINGSBESLUIT

Het college heeft de mogelijkheid de verleende instemming in te trekken als er niet voldaan is aan de voorschriften en beperkingen.

Artikel 3.4 (MEDE)GEBRUIK VAN VOORZIENINGEN

Dit artikel beschrijft dat een grondroerder op verzoek van een gedoogplichtige gebruik moet maken van reeds aanwezige voorzieningen als deze tegen een marktconforme prijs worden aangeboden. Het doel hiervan is te voorkomen dat onnodig gegraven wordt in gemeentegrond of overige voorzieningen in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 4: Algemene bepalingen

Artikel 4.1. GEGEVENSVERSTREKKING

In dit artikel is verduidelijkt op welke wijze een aanvraag moet worden gedaan en welke gegevens daarbij verstrekt moeten worden. Het betreft informatie die de het college als coördinator van de openbare gronden nodig heeft om een juiste beoordeling te maken en inzicht te krijgen in de belangen die door de voorgenomen werkzaamheden worden geraakt. Duidelijk is ook gemaakt dat vergunning of instemming steeds op aanvraag van de verzoekende partij zal plaatsvinden en niet op eigen initiatief van het college.

De aanvraag moet (digitaal) gebeuren door middel van de door het college vastgestelde formulieren. Voor aanvragen voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard moeten slechts een beperkt aantal gegevens verstrekt worden. Voor reguliere aanvragen moeten meer gegevens verstrekt worden.

Op grond van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) is registratie van de kabels of leidingen bij het Kadaster wettelijk verplicht. Van de netbeheerders wordt verwacht dat zij hun kabels of leidingen zo registreren dat steeds inzicht kan worden geboden. Er is samenhang tussen WION (nationale wetgeving) en VOI (gemeentelijke verordening).

De WION heeft betrekking op het voorkomen van graafschade via een plicht tot zorgvuldig graven én een plicht tot zorgvuldige en tijdige informatie-uitwisseling. De WION bepaalt in artikel 44 dat het onverlet laat dat de raad in het belang van openbare orde en veiligheid bij verordening voorschriften kan geven over graafwerkzaamheden, waaronder het binden aan een vergunning of instemmingsbesluit.

Bij de aanvraag voor een instemming voor kabels van elektronische communicatienetwerken moeten meer gegevens worden aangeleverd. De reden is dat het college wil weten of een kabel wel of niet in gebruik is genomen.

Artikel 4.2. BESLISTERMIJNEN

De beslistermijn van het college is maximaal acht weken en is afgeleid uit de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van de Awb is het college verplicht binnen een redelijke termijn een besluit te nemen, waarbij die redelijke termijn geacht te zijn verstreken na verloop van acht weken. In navolging van de Wet Dwangsom en Beroep bij niet tijdig beslissen moet het college zich bewust zijn van het belang van de voortgang van de activiteiten en zich inspannen om de termijn tot besluitvorming zo kort mogelijk te houden. Het college kan onder bepaalde voorwaarden de termijn tot besluitvorming verlengen.

De Lex Silencio Positivo is de rechtsfiguur waarbij er automatisch sprake is van een positieve beschikking als een bestuursorgaan niet binnen de voorgeschreven beslistermijn een besluit op een aanvraag heeft genomen, de zogenaamde van rechtswege verleende beschikking (geregeld in paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht). Het uitsluiten van de Lex Silencio Positivo is alleen mogelijk wanneer dit gerechtvaardigd kan worden door dwingende redenen van algemeen belang. In de VOI wordt beschreven wat de procedure is om zaken grondig af te wegen, waarbij juist onderdelen van openbare veiligheid en verkeersveiligheid een grote rol spelen. Een Lex Silencio Positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang met name openbare orde, openbare veiligheid, verkeersveiligheid en volksgezondheid. Derhalve is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht in de VOI niet van toepassing verklaard.

Artikel 4.3. VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

Grondroerders moeten aan een aantal verplichtingen voldoen als zij werkzaamheden gaan verrichten zoals bedoeld in de VOI. Daarnaast kan het college aan de vergunning en het instemmingsbesluit aanvullende voorschriften of beperkingen verbinden. Omwille van de uniformiteit is in de verordening geregeld onder welke voorwaarden dit kan en welke soort voorschriften en beperkingen dit zijn. De voorschriften hebben vooral te maken met de wijze van uitvoering en zijn gericht op de (deels wettelijk vastgelegde) belangen die de gemeente geacht wordt te behartigen. Daarnaast kunnen door het college lokaal geldende regels van toepassing worden verklaard als die er ten aanzien van de aanleg van kabels of leidingen zijn.

Dit artikel benadrukt dat bewoners van percelen langs het tracé, maar ook de bedrijfsmatige gebruikers worden geïnformeerd. Hieronder vallen o.a. winkeliers en gebruikers van kantoorpanden, die gelijk bewoners behandeld moeten worden.

Dit artikel omschrijft ook dat toegebrachte schade vergoed moet worden en op basis waarvan de hoogte van deze vergoeding berekend wordt. Uitgangspunt hierbij is dat de vergoeding beperkt is tot de marktconforme kosten. De grondroerder moet eventuele verhardingen en beplanting terugbrengen in de oude staat, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hiervoor zelf zorg te dragen.

Ook is geregeld dat als binnen 5 jaar na uitvoering van groot onderhoud werkzaamheden uitgevoerd moeten worden speciale eisen gesteld kunnen worden met betrekking tot schadeherstel, zoals het inschakelen van een specifieke aannemer. Dit geldt ook voor gebieden waar bijzondere bestrating is toegepast. Zodoende kan de uniformiteit van het openbaar gebied worden gewaarborgd. Dit naar oordeel van het college.

Hoofdstuk 5: Overige bepalingen

Artikel 5.1. NADEELCOMPENSATIE

Op het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels of leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk op verzoek van het college, zijn de wettelijke regels conform Art. 5.8 van de Telecommunicatiewet van toepassing.

Op het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels of leidingen die ten dienste staan van een netwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen in of op openbare gronden gelden de geformuleerde bepalingen, in samenhang met eventuele geldende privaatrechtelijke overeenkomsten met de netbeheerder(s) die gerespecteerd worden voor zover deze regelingen niet aanvullend daarop zijn. Een netbeheerder is verplicht maatregelen te nemen als dat noodzakelijk is voor werken door of vanwege het college, zoals o.a. het verplaatsen van kabels en leidingen. Het college zal dus de noodzakelijkheid moeten aantonen. De eventuele compensatie van kosten van de het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, worden vooralsnog berekend aan de hand van de tussen partijen van toepassing zijnde afspraken, totdat er algemeen geldende regels zijn vastgesteld.

Alle hierboven bedoelde kosten van het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels of leidingen, op verzoek van het college zijn onvermijdelijke maatschappelijke kosten die zo laag mogelijk gehouden dienen te worden. Dat is een van de redenen waarom op initiatief van de gemeente proactieve regie wordt gevoerd. Hierbij worden de plannen van de gemeente én van de netbeheerders vanuit een lange termijn planning zoveel als mogelijk inzichtelijk gemaakt en gemonitord teneinde werkzaamheden zoveel als mogelijk op elkaar af te stemmen of te combineren. In welke omstandigheden en onder welke voorwaarden het college een aangevraagde vergoeding verstrekt zal worden opgenomen in de beleidsregels nadeelcompensatieregeling.

Artikel 5.2. EIGENDOM

Het zakelijk karakter van de verkregen vergunning of instemming is gewenst, opdat de nieuwe netbeheerder die gebruik maakt van de kabel of leiding de betreffende graafrechten heeft en tevens gehouden is aan de geldende voorschriften.

Het college moet op de hoogte gesteld worden van het feit dat het eigendom wordt overgedragen. De wettelijke bepalingen zijn van toepassing op het eigendom van netwerken in grond van anderen.

Artikel 5.3. NIET-OPENBARE KABELS OF LEIDINGEN

Met niet-openbare kabels of leidingen worden kabels of leidingen bedoeld die niet gebruikt worden om openbare diensten aan te bieden. Een voorbeeld hiervan is een point-to-point glasvezelverbinding tussen twee bankgebouwen als deze (gedeeltelijk) in openbare grond is aangelegd door de bankinstelling zelf. Ook wordt hieronder de landelijke/specifieke netwerken bedoeld zoals o.a. Gasunie, Tennet, DPO enz. Het college gedoogt (onder voorwaarden) kabels of leidingen met een publieke of openbare functie in de openbare ruimte. Het college kan echter ook aanvragen krijgen van particuliere partijen. Vanwege het intensieve gebruik van de ondergrondse ruimte en de veiligheidsrisico’s is de tendens dat in het algemeen geen toestemming wordt verleend voor de aanleg van niet-openbare kabels of leidingen van particulieren of bedrijven. Particulieren die een eigen verbinding wensen, dienen bij voorkeur gebruik maken van openbare aanbieders. Toch zijn er uitzonderingssituaties en indien de beschikbare (ondergrondse) ruimte het toestaat kan het college onder strikte voorwaarden daarvoor toestemming geven. Bij werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van niet-openbare kabels of leidingen in openbare wegen en wateren is het bepaalde in de VOI van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.4. INFORMATIEPLICHT

Wettelijk is voor wat betreft openbare elektronische communicatienetwerken voorzien in regels ten aanzien van kabels (en bijbehorende voorzieningen) voor wat betreft de duur van de gedoogplicht. Artikel 5.2, lid 8 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat aan de gedoogplicht een einde komt als gedurende tien jaar een kabel geen onderdeel uitmaakt van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Om die reden is het van belang dat de gedoogplichtige gemeente in kennis wordt gesteld van het in- of uit gebruik stellen van kabels ten einde bij overschrijding van die termijn over te kunnen gaan tot het verzoeken van verwijdering van de kabel.

Op grond van artikel 5 lid 2b van de WION verstrekt het Kadaster op verzoek aan bestuursorganen gebiedsinformatie voor zover deze noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. Op deze wijze voorziet deze wet in de informatiebehoefte van de gemeente over de in het openbaar gebied liggende kabels of leidingen. De WION registreert echter niet of de kabels of leidingen al dan niet in gebruik zijn. Vandaar de aanvullende verplichting voor de netbeheerders om elke wijziging in eigendom van het netwerk zelf aan het college te melden.

Wijzigingen kunnen ook optreden door het vervallen van het openbare karakter van gronden. Dit heeft ook gevolgen voor het karakter van kabels of leidingen in deze gronden.

Artikel 5.5. OVERLEG

Ter afstemming van allerlei zaken en het voeren van proactieve regie kan er regelmatig een periodiek (lange termijn) overleg gepland worden tussen het college en netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen. Dit gebeurt op initiatief van het college. Het kan ook in samenwerking met andere gemeenten of overheden gebeuren.

Hoofdstuk 6: Handhavings- en toezichtsbepalingen

Artikel 6.1. TOEZICHT EN HANDHAVING

Dit artikel maakt alle betrokken partijen bewust van het niet-vrijblijvende karakter van de VOI. Uitgangspunt is dat partijen zich houden aan de bepalingen van de VOI, waarmee nagestreefde doeleinden bereikt kunnen worden.

Dit artikel geeft aan dat het college ambtenaren kan aanwijzen die belast zijn met toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens deze VOI. Als één of meer partijen zich echter niet houden aan de voorschriften en beperkingen van deze VOI behoudt het college zich nadrukkelijk het recht voor gebruik te maken van de haar toekomende bevoegdheden en mogelijkheden zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk en eventueel strafrechtelijk. Bestuursrechtelijk zijn met name de Awb en de Gemeentewet van belang met de huidige bepalingen inzake bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boete. Civielrechtelijk blijven de opties van onrechtmatige daad van toepassing. Strafrechtelijk is naast het wetboek van Strafrecht in algemene zin ook de Wet op de economische delicten relevant, omdat daarin rechtstreeks bepalingen uit de Telecommunicatiewet van toepassing zijn verklaard.

Artikel 6.2. BEVOEGDHEID COLLEGE

Afgezien van voornoemde preventieve en vooral correctieve of repressieve acties kan het college in voorkomende gevallen ook ingrijpen in het lopende proces en werkzaamheden (onder bepaalde voorwaarden) ook tijdelijk stil leggen. In dit artikel staat beschreven in welke gevallen dit kan.

Artikel 6.3. Strafbepaling bij overtreding

In artikel 154 van de Gemeentewet is bepaald dat de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen en van die van organen waaraan ingevolge artikel 156 verordende bevoegdheid is gedelegeerd, straf kan stellen maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 6.3 van de VOI is van de bevoegdheid om een strafbepaling op te nemen gebruik gemaakt. In het artikel is bepaald dat overtreding van de bij of krachtens de VOI gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijnde bij de categorieën behorende bedragen vastgelegd.

Artikel 6.3 van de VOI heeft vooral ten doel alle partijen bewust te maken van het niet-vrijblijvende karakter van de VOI. Partijen dienen zich te houden aan de bepalingen van de VOI, zodat de daarmee nagestreefde doelen bereikt kunnen worden.

Naast de strafrechtelijke handhaving van de VOI door middel van de strafbepaling van artikel 6.3 door het Openbaar Ministerie kan tegen de overtreding van de VOI (eventueel tegelijkertijd) bestuursrechtelijk handhavend opgetreden worden, door middel van de inzet van de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.

Daarnaast wordt volledigheidshalve opgemerkt dat de overtreding van (sommige bepalingen uit) de Telecommunicatiewet strafbaar is gesteld in de Wet op de Economische Delicten (zie artikel 1 onder 4° van de WED).

Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1. OVERGANGSBEPALINGEN

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze kabels of leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk dan wel door middel van een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2014 – een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige netbeheerders hoge kosten moeten maken is er voor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning of instemming in de zin van deze verordening. Overigens geldt voor kabels of leidingen die zonder vergunning of toestemming in de openbare ruimte liggen hoe dan ook dat een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning of instemmingsbesluit op grond van deze verordening te kunnen verkrijgen.

Artikel 7.2. SLOTBEPALINGEN

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. Op hetzelfde tijdstip wordt de Telecommunicatieverordening ingetrokken.