Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Schouwen - Duiveland

Geldend van 17-12-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Schouwen - Duiveland

De raad van de gemeente Schouwen – Duiveland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de :

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Schouwen - Duiveland

Artikel 1. Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachtingen binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

Artikel 2. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    a. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen

    • b.

      op last of bevel van de overheid binnen de gemeente verblijf houdt;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000,die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8,letters c,d,f,g,h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :

    • a.

      kampeermiddelen, standplaatsen, niet –permanente standplaatsen en zomerseizoen : zie hiervoor de begrippenlijst als opgenomen in de door de raad in de vergadering van 30 juni 2011vastgestelde “Nota kamperen”;

    • b.

      permanente standplaatsen : In afwijking van de omschrijving als opgenomen in de onder sub a genoemde “Nota kamperen”, wordt hieronder verstaan : standplaatsen bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf en waarbij de standplaatsen niet ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

    • c.

      seizoenplaatsen : standplaatsen, permanent of niet – permanent, die ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van een kampeermiddel gedurende een zomerseizoen, dat na afloop van het seizoen van de plaats verwijderd wordt en waarbij de standplaatsen niet ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen;

    • d.

      beroepsmatig verhuurd kampeermiddelen : kampeermiddelen die door de exploitant of de eigenaar ervan gedurenden meer dan 30 dagen al dan niet aaneengesloten in het belastingjaar verhuurd worden;

    • e.

      arrangement : een reservering op een niet – permanente plaats voor een gezin, echtpaar of samenreizend personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

    • f.

      voorseizoenarrangement : een arrangement lopend vanaf het begin van het zomerseizoen en eindigd de maand juni;

    • g.

      verlengd voorseizoenarrangement : een arrangement lopend vanaf het begin van het zomerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

    • h.

      naseizoenarrangement : een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het zomerseizoen;

    • i.

      maandarrangement : een arrangement met een looptijd van één maand gedurenden de maand juni of september;

    • j.

      winterarrangement : een arrangement met een looptijd van ongeveer vijf maanden, startend bij de afloop van het zomerseizoen en eindigend bij de start van het volgende zomerseizoen.

  • 2. Voor kampeermiddelen op :

    • a.

      permanente standplaatsen en op seizoenplaatsen;

    • b.

      niet – permanente standplaatsen indien sprake is van een voorseizoenarrangement, verlengd voorseizoenarrangement, naseizoenarrangement, maandarrangement en winterarrangement;

      kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op permanente standplaatsen of op seizoenplaatsen, ook wel aan te duiden als A- forfait, wordt per standplaats:

    • a.

      het aantal overnachtendepersonen gesteld op 2,7 personen.

    • b.

      het aantal nachten gesteld op 76 nachten.

  • 4. Ten aanzien van het bepaalde in het derde lid wordt op de uitkomst van

    het aantal overnachtingen, zijn de som van het product van het derde

    lid, sub a en het derde lid, sub b, per kampeermiddel een korting toegepast van 15,2 overnachtingen

  • 5. Bij de forfaitaire berekening voor beroepsmatig verhuurde kampeermiddelen op permanente standplaatsen of op seizoenplaatsen, ook wel aan te duiden als B- forfait, wordt per standplaats:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op 4 personen.

    • b.

      het aantal nachten gesteld op 75 nachten.

  • 6. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op niet –

    permanente standplaatsen wordt per standplaats:

    • a.

      1 het aantal overnachtende personen gesteld op 2,6 personen

      indien sprake is van een voorseizoenarrangement.

    • a.

      2 het aantal overnachtende personen gesteld op 2,6 personen

      indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

    • a.

      3 het aantal overnachtende personen gesteld op 2,4 personen

      indien sprake is van een naseizoenarrangement;

    • a.

      4 het aantal overnachtende personen gesteld op 2,1 personen

      indien sprake is van een maandarrangement

    • a.

      5 het aantal overnachtende personen gesteld op 2,1 personen

      indien sprake is van een winterarrangement.

    • b.

      1 het aantal nachten gesteld op 29 nachten indien sprake is van

      een voorseizoenarrangement;

    • b.

      2 het aantal nachten gesteld gesteld op 39 nachten indien sprake

      is van een verlengd voorseizoenarrangement;

    • b.

      3 het aantal gesteld op 14 nachten indien sprake is van een

      naseizoenarrangement;

    • b.

      4 het aantal nachten gesteld op 12 nachten indien sprake is

      van een maandarrangement;

    • b.

      5 het aantal nachten gesteld op 16 nachten indien sprake is

      van een winterarrangement;

Artikel 6. Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,09.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 9. Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden tot 31 december in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de hiervoor gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 13. Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden verblijf houdende te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2. Het college van burgemeesters en wethouders stelt genoemd nachtverblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nachtverblijfregister.

  • 4. De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

Artikel 14. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting en nadere voorschriften geven omtrent de inrichting en gebruik van het nachtregister.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014” van 14 november 2013, het laatst gewijzigd op 19 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 4. De verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting Schouwen - Duiveland 2015”.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen - Duiveland in zijn openbare vergadering van 13 november 2014
de griffier, de voorzitter,
T.van Oostenbrugge G.C.G.M. Rabelink