Verordening tegenprestatie Participatiewet Rotterdam 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening tegenprestatie Participatiewet Rotterdam 2015

Gemeenteblad 2014

Verordening tegenprestatie Participatiewet Rotterdam 2015

De Raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014 (raadsvoorstel nr. 2014-114); raadsstuk 14bb7226;

gelet op 8a, eerste lid, aanhef en onder b van de Participatiewet;

besluit:

de Verordening tegenprestatie Participatiewet Rotterdam 2015 vast te stellen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    werkzoekende: een persoon die een gemeentelijke uitkering ontvangt;

  • -

    gemeentelijke uitkering: een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW en/of de IOAZ;

  • -

    tegenprestatie: maatschappelijk nuttige werkzaamheden (onbeloond) die door het college aan een werkzoekende met een gemeentelijke uitkering kan worden opgelegd en die kunnen worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

  • -

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of voor de samenleving. Vrijwilligerswerk kan in georganiseerd of ongeorganiseerd verband worden uitgevoerd;

  • -

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Hoofdstuk 2 Beleid tegenprestatie

Artikel 2 Meerjarig beleidsplan en verslag

  • 1. Het college stelt een meerjarig beleidsplan ten aanzien van tegenprestatie op, dat wordt vastgesteld in de gemeenteraad.

  • 2. Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de uitvoering en resultaten van het beleid betreffende tegenprestatie.

  • 3. Het verslag, zoals bedoeld in het tweede lid, bevat het oordeel van de Cliëntenraad.

Hoofdstuk 3 Tegenprestatie naar vermogen

Artikel 3 Doel tegenprestatie

Doel van de tegenprestatie is het leveren van een bijdrage door werkzoekenden aan de samenleving (wederkerigheid). Het doen van een tegenprestatie kan bijdragen aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt.

Artikel 4 Inhoud tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan aan een werkzoekende met een gemeentelijke uitkering een tegenprestatie opleggen, waarbij het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond plaatsvinden. De werkzaamheden zijn additioneel van aard.

  • 2.

    Van een werkzoekende wordt verwacht dat hij zelf invulling geeft aan de tegenprestatie en daarvoor met voorstellen komt. Indien nodig kan daarbij ondersteuning worden geboden. Het college beoordeelt deze voorstellen.

  • 3.

    De tegenprestatie kan als volgt worden ingevuld:

    A:

    • -

      het verrichten van vrijwilligerswerk;

    • -

      het leveren van mantelzorg;

    • -

      overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden;

B:

  • -

    het volgen van taal- of beweegtraining;

  • -

    het werken aan persoonlijke problemen met als doel het invulling kunnen geven aan één van de hiervoor genoemde vormen van tegenprestatie. Dit kan worden gezien als een eerste fase in het doen van een tegenprestatie.

    • 4.

      Als een werkzoekende al maatschappelijk nuttige werkzaamheden verricht, zoals bedoeld in het derde lid, kan het college het verrichten van deze werkzaamheden aanmerken als het verrichten van een tegenprestatie.

    • 5.

      De tegenprestatie is niet bedoeld als re-integratie instrument en mag toeleiding naar de arbeidsmarkt of het verkrijgen van betaald werk niet in de weg staan.

    • 6.

      De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing van regulier werk op de arbeidsmarkt. Het college stelt een adviescommissie in, die adviseert naar aanleiding van signalen over eventuele verdringing.

    • 7.

      De tegenprestatie kan worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid.

Artikel 5 Opleggen verplichting tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie kan als verplichting worden opgelegd aan een werkzoekende, zolang hij nog niet (volledig) kan worden toegeleid naar arbeid. Daarnaast kan het college aan de werkzoekende die deelneemt aan re-integratieactiviteiten aanvullend een tegenprestatie als verplichting opleggen. Indien een werkzoekende betaalde arbeid verricht en deels een beroep doet op een aanvullende uitkering van de gemeente, kan er een tegenprestatie worden gevraagd, ter beoordeling door het college.

  • 2. De werkzoekende is zelf verantwoordelijk voor de invulling van de tegenprestatie. Indien nodig kan de gemeente hierbij ondersteuning bieden.

  • 3. Als de werkzoekende verzuimt binnen de gestelde termijn een voorstel voor de invulling van de tegenprestatie te doen, dan wel het voorstel niet voldoet, kan het college een maatregel opleggen.

Artikel 6 Duur en omvang tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie wordt opgedragen voor 20 uur per week of naar vermogen, waarbij rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden van de werkzoekende.

  • 2. Als werkzoekenden betaald werk verrichten en deels nog een beroep doen op een aanvullende uitkering kan het college aanvullend een tegenprestatie vragen, ter beoordeling aan het college. Omvang en duur worden in overleg met de werkzoekende vastgesteld.

  • 3. In overleg met de werkzoekende kan het college besluiten om na ten minste zes maanden een andere invulling van de tegenprestatie te vragen, gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de werkzoekende. De tegenprestatie is blijvend van toepassing.

Artikel 7 Ontheffing verplichting tegenprestatie

Het college kan ontheffing van de verplichting tot tegenprestatie verlenen, indien de individuele omstandigheden van de werkzoekende daartoe aanleiding geven.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet Rotterdam 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2014.

De griffier,

J.G.A. Paans

De voorzitter,

R.Buijt, plv.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 17 december 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Toelichting

Algemeen

Voor alle werkzoekenden is het uitgangspunt, dat zij er alles aan moeten doen om betaald werk te vinden en uit te stromen uit de uitkering. Wanneer dat op korte of langere termijn niet aan de orde is, kan een tegenprestatie worden opgelegd.

Op grond van de Participatiewet stelt het college het beleid over de tegenprestatie op en worden de regels vastgelegd in de verordening tegenprestatie Participatiewet.

Het college is bevoegd om een tegenprestatie op te leggen aan alle werkzoekenden met een gemeentelijke uitkering (Participatiewet, IOAW, IOAZ).

Het doel van de tegenprestatie is het leveren van een bijdrage aan de samenleving op basis van wederkerigheid. Het doen van de tegenprestatie kan bijdragen aan de vergroting van kansen op de arbeidsmarkt en versterkt de ontwikkeling van de werkzoekende. De tegenprestatie is niet primair gericht op uitstroom naar betaald werk.

Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet kan het college een tegenprestatie opleggen. Het college legt een tegenprestatie op voor 20 uur per week of naar vermogen, waarbij zo mogelijk rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden van de werkzoekende, ter beoordeling door het college.

Werkwijze

Het college verwacht dat werkzoekenden zelf invulling geven aan de tegenprestatie, waarbij rekening wordt gehouden met individuele wensen en mogelijkheden van werkzoekenden. Waar nodig kan het college ondersteuning bieden bij het vinden en invullen van de tegenprestatie. De werkzoekenden worden opgeroepen voor een afspraak. Vervolgens worden er afspraken gemaakt en deze worden vastgelegd, waarbij de werkzoekende akkoord gaat met de gemaakte afspraken. Daarnaast worden er in verschillende wijken in samenwerking met de belangrijkste partners uit de wijk bijeenkomsten en vrijwilligersmarkten georganiseerd.

De tegenprestatie kan bestaan uit het doen van vrijwilligerswerk, mantelzorg, taal- of beweegtraining of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond zijn.

Als er sprake is van individuele omstandigheden (schulden, psychosociale problematiek, huiselijke omstandigheden, zorgtaken, ontbreken van kinderopvang) die het doen van een tegenprestatie belemmeren, kan de tegenprestatie er uit bestaan dat (eerst) wordt gewerkt aan het oplossen van deze problemen.

Als er sprake is van individuele omstandigheden die het doen van een tegenprestatie voor korte of langere tijd niet mogelijk maken, kan er ontheffing worden verleend. Hierbij is het reguliere ontheffingenbeleid van toepassing.

Van werkzoekenden die re-integratieactiviteiten ondernemen gericht op toeleiding naar betaald werk, kan aanvullend een tegenprestatie worden gevraagd waar dat van toepassing en mogelijk is. Dit wordt beoordeeld door het college. Het doen van een tegenprestatie mag re-integratie van de werkzoekenden niet belemmeren. Een tegenprestatie is geen re-integratieinstrument, maar kan aanvullend op de re-integratieactiviteiten worden opgelegd door het college.

Als een werkzoekende zijn afspraken over de tegenprestatie niet nakomt, kan er een maatregel worden opgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Tegenprestatie

Tegenprestatie is het doen van maatschappelijk nuttige werkzaamheden (onbeloond) en kan plaatsvinden in de vorm van:

  • -

    vrijwilligerswerk;

  • -

    mantelzorg;

  • -

    taal- of beweegtraining;

  • -

    overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden ter beoordeling door het college;

  • -

    het werken aan individuele problematiek ter beoordeling door het college.

Vrijwilligerswerk

Werk waarvoor geen loon wordt ontvangen en in georganiseerd verband voor anderen of voor de samenleving uitgevoerd wordt. Het gaat niet om werk dat in loondienst wordt verricht of werkzaamheden die leiden tot inkomsten. Het gaat om additioneel werk dat niet in regulier dienstverband wordt uitgevoerd.

Mantelzorg

Bij mantelzorg gaat het om de uitvoering van zorgtaken die als volgt kunnen worden gekenmerkt: Er is een bestaande sociale relatie tussen zorgvragen en zorgverlener. Mantelzorg wordt niet verricht in georganiseerd verband. Het verlenen van mantelzorg is niet afdwingbaar. Het gaat veelal om langdurige zorg en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten of verwanten overstijgt.

Werkzoekenden

Alle werkzoekenden met een door de gemeente ontvangen uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ. Van personen die andere uitkeringen ontvangen wordt geen tegenprestatie gevraagd.

Artikel 2. Meerjarig beleidsplan en verslag

De gemeente is op grond van de Participatiewet verantwoordelijk om beleid met betrekking tot de tegenprestatie te ontwikkelen en uit te voeren. Het college legt het beleid ter vaststelling voor aan de gemeenteraad. Ten minste 1 keer per jaar wordt verslag gedaan van de uitvoering en de resultaten van de tegenprestatie en aan de gemeenteraad voorgelegd. Daarbij wordt het oordeel van de cliëntenraad betrokken op grond van artikel 47 van de Participatiewet. In het verslag over het beleid wordt het oordeel van de cliëntenraad opgenomen.

Artikel 3. Doel tegenprestatie

Doel van de tegenprestatie is het leveren van een bijdrage door werkzoekenden aan de samenleving (wederkerigheid). Het doen van een tegenprestatie kan bijdragen aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt.

Door het verrichten van een tegenprestatie bouwen werkzoekenden werkervaring op, worden sociale contacten vergroot en ontstaat er meer dagritme. Dit draagt bij aan de zelfredzaamheidsbevordering en de ontwikkeling van werkzoekenden en vergroot – op termijn – de kansen op toeleiding naar betaald werk. Uitstroom naar betaald werk is niet het primaire doel van de tegenprestatie, maar kan door het doen van een tegenprestatie daaraan wel bijdragen.

Als werkzoekenden al actief zijn met vrijwilligerswerk, mantelzorg of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden wordt dat aangemerkt als tegenprestatie en geregistreerd door het college.

De tegenprestatie is geen re-integratieinstrument en mag re-integratie en toeleiding naar de arbeidsmarkt niet in de weg staan. Voor alle werkzoekenden blijft altijd het uitgangspunt dat zij er alles aan moeten doen om betaald werk te vinden en uit te stromen uit de uitkering. Wanneer dat op korte of langere termijn niet aan de orde is, kan een tegenprestatie worden opgelegd.

Aan werkzoekenden die kansen hebben op de arbeidsmarkt, kan een re-integratievoorziening worden aangeboden door het college. Waar dat van toepassing is, bijvoorbeeld qua mogelijkheden of in de tijd, kan aanvullend een tegenprestatie worden gevraagd, mits dat toeleiding naar betaald werk niet in de weg staat. Dat wordt met inachtneming van de individuele omstandigheden beoordeeld.

Als vrijwilligersorganisaties een vergoeding verstrekken aan vrijwilligers (waaronder werkzoekenden die een tegenprestatie invullen met vrijwilligerswerk), kan dat tot een maximale grens worden vrijgelaten bovenop de uitkering die zij ontvangen. Daarvoor gelden de vigerende regels met betrekking tot vrijlating van inkomsten.

Het college stelt een adviescommissie in die adviseert naar aanleiding van signalen over mogelijke verdringing van regulier werk als gevolg van het doen van een tegenprestatie. Organisaties en burgers (waaronder werkzoekenden) kunnen hun signalen ter kennis van de adviescommissie brengen, die vervolgens een advies verstrekt. Het advies van de commissie heeft geen bindend karakter. De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de organisatie die het vrijwilligerswerk aanbiedt.

In voorkomende gevallen waarbij mogelijk sprake is van verdringing kan de gemeente besluiten om niet met deze organisaties samen te werken.

Artikel 4. Inhoud tegenprestatie

Werkzoekenden kunnen zelf invulling geven aan de tegenprestatie. Die invulling wordt ter beoordeling voorgelegd aan het college. Het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden die additioneel van aard zijn en regulier werk niet verdringen. Bij het opleggen van de tegenprestatie moet altijd rekening worden gehouden met de individuele omstandigheden en mogelijkheden van werkzoekenden. Het kan gaan om vrijwilligerswerk, mantelzorg, taal- of beweegtraining of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden die door werkzoekenden ter beoordeling aan het college worden voorgelegd. Het werken aan persoonlijke ontwikkeling als tegenprestatie is van tijdelijke aard, zodat daarna de vervolgstap gemaakt kan worden naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk als tegenprestatie.

Als er individuele problemen zijn die het uitvoeren van een tegenprestatie belemmeren, zoals schulden, sociale problematiek, verslavings-problematiek, huiselijke omstandigheden of zorgtaken, wordt het werken aan oplossingen voor deze problematiek aangemerkt als eerste fase in de invulling van de tegenprestatie.

Artikel 5. Opleggen verplichting tegenprestatie

Het college kan aan werkzoekenden een tegenprestatie opleggen. Deze bevoegdheid is al sinds 1 januari 2012 wettelijk geregeld. De werkzoekende is zelf verantwoordelijk voor de invulling van de tegenprestatie. Wanneer er hierbij ondersteuning nodig is, kan dit geboden worden door de gemeente.

Het college legt geen tegenprestatie op aan werkzoekenden waaraan ontheffing is verleend. Als werkzoekenden actief zijn met re-integratieactiviteiten gericht op toeleiding naar betaald werk, wordt alleen aanvullend een tegenprestatie gevraagd als dat van toepassing is en hiervoor voldoende tijd is. Als dat niet het geval is, wordt er (nog) geen tegenprestatie opgelegd.

Als werkzoekenden betaald werk verrichten en deels nog een beroep doen op een aanvullende uitkering van de gemeente, kan het college aanvullend een tegenprestatie vragen, van 20 uur per week of naar vermogen, ter beoordeling door het college. De omvang van de tegenprestatie wordt bepaald afhankelijk van het aantal uren dat een werkzoekende betaald werk verricht.

Als de werkzoekende zelf verzuimt binnen de gestelde termijn een voorstel over de invulling van de tegenprestatie te doen, dan wel in het geval het voorstel niet voldoet kan het college een maatregel opleggen.

Artikel 6. Duur en omvang tegenprestatie

De tegenprestatie wordt opgelegd voor 20 uur per week of naar vermogen, waarbij rekening wordt gehouden met individuele omstandigheden. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 5.

Na ten minste zes maanden kan het college besluiten om een andere invulling van de tegenprestatie door werkzoekenden te vragen, gericht op de bevordering van de persoonlijke ontwikkeling. Dat zal worden beoordeeld op grond van individuele omstandigheden en mogelijkheden. De tegenprestatie is blijvend van toepassing.

Artikel 7. Ontheffing verplichting tegenprestatie

Door het college kan ontheffing op de tegenprestatie worden verleend, bijvoorbeeld op sociale of medische gronden. Als individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt door het college besloten tot een ontheffing, die altijd tijdelijk van aard is. Als een werkzoekende inkomsten heeft uit parttime werk voor 20 uur per week en daarnaast een beroep op een gemeentelijke uitkering doet, kan dat een reden zijn om geen tegenprestatie op te leggen. Dat zal op grond van individuele omstandigheden worden beoordeeld.