Regeling vervallen per 01-01-2018

Mandateringsbesluit gemeente Haarlem

Geldend van 05-12-2013 t/m 07-09-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2013

Intitulé

Mandateringsbesluit gemeente Haarlem

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem en de burgemeester van Haarlem, een ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

overwegende,

dat het voor het efficiënt functioneren van de gemeente Haarlem wenselijk is een mandaatregeling vast te stellen;

gelet op de wettelijke voorschriften, in het bijzonder de bepalingen van afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 156, 165, 168, 171 en 178 van de Gemeentewet;

b e s l u i t e n:

I.het krachtens mandaat nemen van besluiten, welke zijn vermeld op de bij deze regeling behorende mandatenlijsten, op te dragen aan de daarbij genoemde functionarissen,

en

II.ten aanzien van de uitoefening van deze mandaten de navolgende regeling vast te stellen, te weten:

het “Mandateringsbesluit gemeente Haarlem”

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • b.

    volmacht: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • c.

    machtiging: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan handelingen te verrichten, geen besluiten en/of privaatrechtelijke rechtshandelingen zijnde;

  • d.

    mandaatgever: het bestuursorgaan dat aan een bij functie in de mandatenlijsten genoemde functionaris de bevoegdheid geeft om in naam van het bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • e.

    gemandateerde: de functionaris, die van de mandaatgever de bevoegdheid heeft gekregen om in naam van de mandaatgever besluiten te nemen;

  • f.

    mandatenlijst of mandatenregister: een overzicht in tabelvorm van door de mandaatgever aan gemandateerde opgedragen bevoegdheden.

Artikel 2 Mandaat, plaatsvervanging en ondermandaat

  • 1. Mandaat wordt verleend aan functionarissen die zijn vermeld in de bij dit besluit behorende bijlagen.

  • 2. Mandaat wordt slechts verleend aan de algemeen directeur en de directeur, hoofdafdelingsmanagers en afdelingshoofden c.q. managers van afdelingen. Mandaat kan tevens worden verleend aan functionarissen met een bijzondere bevoegdheid of aanwijzing.

  • 3. Indien mandaat is toegekend op een lager niveau dan de hoofdafdelingsmanager, zijn ook de hoofdafdelingsmanager en de algemeen directeur c.q. de directeur bevoegd.

  • 4. De algemeen directeur c.q. de directeur heeft het recht specifieke mandaten tijdelijk en uitsluitend aan zich te trekken, ingeval de uitoefening van de betreffende gemandateerde bevoegdheid uit het oogpunt van risicobeheersing, of anderszins noodzakelijk, tijdelijk een centrale aansturing vereist.

  • 5. Bij verhindering of afwezigheid van de gemandateerde oefent zijn schriftelijk aangewezen plaatsvervanger het mandaat uit, voor zover niet anders is bepaald.

  • 6. Voor zover niet anders is bepaald, kan een gemandateerde ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid schriftelijk rechtstreeks ondermandaat verlenen aan medewerkers, indien de aard van de bevoegdheid in verhouding staat tot de functionele positie van de betreffende medewerker.

Artikel 3 Overige mandaten

Onverminderd het bepaalde in artikel 2, kan mandaat worden verleend aan:

  • a.

    leden van het college van burgemeester en wethouders; en

  • b.

    niet-ondergeschikten.

Artikel 4 Ondertekening en ondertekeningsmandaat

  • 1. Een in mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

  • 2. Stukken die van een bestuursorgaan uitgaan inzake niet-gemandateerde bevoegdheden kunnen worden ondertekend door het afdelingshoofd, indien het ontwerp van het uitgaande stuk was gevoegd bij het advies aan het bestuursorgaan en het bestuursorgaan overeenkomstig dat advies en dat ontwerp heeft besloten.

  • 3. Bij uitoefening van het mandaat ondertekent de gemandateerde op de volgende wijze:

    • a.

      Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

      namens het college,

      <de functienaam van de gemandateerde en zijn naam en handtekening>.

    • b.

      De burgemeester van Haarlem,

      namens deze,

      <de functienaam van de gemandateerde en zijn naam en handtekening>.

  • 4. In geval van uitoefening van ondermandaat ondertekent de ondergemandateerde als volgt:

    • a.

      Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

      namens het college,

      <de functienaam van de gemandateerde>,

      voor deze,

      <de naam en de handtekening van de ondergemandateerde>.

    • b.

      De burgemeester van Haarlem,

      namens deze,

      <de functienaam van de gemandateerde>,

      voor deze,

      <de naam en de handtekening van de ondergemandateerde>.

Artikel 5 Omvang mandaat

  • 1. Het mandaat strekt uitsluitend tot het genoemde onderwerp. De uitoefening van het mandaat wordt beperkt door de grenzen van de voor het onderwerp geldende wet- en regelgeving en het geformuleerde beleid, inclusief eventuele richtlijnen en instructies.

  • 2. Wanneer wetsartikelen genoemd in het mandateringsbesluit en de bijhorende bijlagen wijzigen, geldt, tot aan het moment van aanpassing in het mandateringsbesluit, het vervangende artikel.

  • 3. Het mandaat omvat naast het nemen en ondertekenen van besluiten, tevens het verrichten van alle voorbereidings- en uitvoeringshandelingen die bij de uitoefening van de bevoegdheid behoren, zoals:

    • a.

      het verstrekken van mondelinge en/of schriftelijke informatie en gegevens van feitelijke en objectieve aard;

    • b.

      het verzenden van ontvangstbewijzen;

    • c.

      het voeren van overige correspondentie;

    • d.

      het vragen van adviezen en inwinnen van inlichtingen;

    • e.

      het verzorgen van publicaties.

  • 4. De gemandateerde is bevoegd tot het nemen van besluiten als vermeld in de bijgevoegde mandaatlijsten, tenzij:

    • a.

      advies nodig is van andere organisatieonderdelen of externe partijen en het verkregen advies niet aansluit op respectievelijk niet tot dezelfde conclusie leidt als het eigen standpunt;

    • b.

      het besluit een afwijking zou inhouden van het bestaande beleid, richtlijnen, voorschriften en dergelijke;

    • c.

      de mandaatgever vooraf te kennen heeft gegeven zelf te willen beslissen;

    • d.

      uit het besluit financiële gevolgen voortvloeien die niet zijn voorzien in de begroting;

    • e.

      vóór het nemen van het besluit zienswijzen of bedenkingen hiertegen naar voren zijn gebracht.

    Indien zich een of meer van de onder a tot en met e omschreven situaties voordoet, dan besluit het ter zake bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 6 Uitgesloten van mandatering

Geen mandaat wordt verleend voor uitoefening van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het beslissen op een bezwaarschrift, behoudens de mogelijkheid van mandaatverlening aan een collegelid;

  • b.

    het vaststellen van beleidsregels en algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 7 Informatieverstrekking

De gemandateerde informeert het ter zake bevoegd bestuursorgaan desgewenst en indien nodig over de krachtens (onder)mandaat genomen besluiten en over de wijze waarop het mandaat overigens wordt uitgeoefend.

Artikel 8 Schakelbepaling volmachten en machtigingen

Deze mandaatregeling is van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een functionaris, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als ‘Mandateringsbesluit gemeente Haarlem’ en treedt in werking op 1 november 2013.

  • 2. Op de datum van inwerkintreding vervalt het ‘Mandateringsbesluit gemeente Haarlem ingaande 1 januari 2012’.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen – onderscheid mandaat, volmacht, machtiging

De gemeente kan verschillende handelingen verrichten: bestuursrechtelijke rechtshandelingen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. Afhankelijk van de soort (rechts)handeling kan deze worden opgedragen aan de uitvoerende organisatie. Juridisch spreken we dan over mandaat, volmacht en machtiging. In de Awb zijn volmacht en machtiging door middel van een schakelbepaling onder de werking van de bepalingen over mandaat gebracht (artikel 10:12 Awb). Wat geldt voor de mandaten, geldt ook voor de volmachten en de machtigingen. Ook in het Mandateringsbesluit van de gemeente Haarlem zijn volmachten en machtigingen onder de werking ervan gebracht (zie de schakelbepaling in artikel 8). Zij zijn dan ook, samen met de mandaten, opgenomen in de bij het Mandateringsbesluit behorende mandatenlijsten.

Mandaat

De gemeentelijke bestuursorganen voeren bestuursrechtelijke rechtshandelingen uit. Voorbeelden: de burgemeester verleent een vergunning of het college verstrekt een subsidie. Al deze bevoegdheden steunen op een bestuursrechtelijke wet, waarin die bevoegdheid zijn grondslag kent.

Als een bestuursorgaan een bestuursbevoegdheid opdraagt aan een ambtenaar noemen we dat mandaat. De ambtenaar oefent die bevoegdheid uit namens het bestuursorgaan. Het verschil met delegatie is dat het bestuursorgaan bij mandaat de bevoegdheid niet verliest. De verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheid is en blijft bij het bestuursorgaan. Hierbij mag het bestuursorgaan op elk moment de bevoegdheid zelf uitoefenen en tussentijds algemene en bijzondere instructies geven aan de ambtenaar over de wijze waarop de bevoegdheid wordt uitgeoefend.

Voorwaarde voor de juridische binding is dat het besluit is genomen binnen de grenzen van de gemandateerde bevoegdheid. Dit spreekt voor zichzelf, omdat buiten de grenzen van hetgeen is gemandateerd geen bevoegdheid bestaat. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter controleert ambtshalve op eventuele bevoegdheidsgebreken, ook als dit door partijen niet wordt ingebracht in de procedure.

Mandaat en budgethouderschap

De gemeenteraad stelt budgetten beschikbaar door de begroting vast te stellen (budgetrecht artikel 191 Gemeentewet). Het college voert de begroting uit (taak van college op grond van artikel 160 Gemeentewet). In de Budgethoudersregeling Haarlem is geregeld welke functionaris op welke wijze over bepaalde budgetten kan beschikken. Om budgetten te kunnen aanwenden is het nodig dat bepaalde bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke of feitelijke handelingen worden verricht. Er moet bijvoorbeeld een overeenkomst met een leverancier worden gesloten. Het is belangrijk om te beseffen dat de budgethouder niet automatisch op grond van zijn budgethouderschap de nodige bijbehorende handelingen mag verrichten, maar hiervoor aparte mandaten, volmachten en machtigingen nodig heeft van het ter zake bevoegd bestuursorgaan. Bovendien dient te worden opgemerkt dat financiële bevoegdheden los staan van datgene wat in het Mandateringsbesluit wordt geregeld. Daarop is de Budgethoudersregeling van toepassing.

Volmacht

De gemeente kan ook als ´gewone´ rechtspersoon deelnemen aan het rechtsverkeer en voert in die hoedanigheid privaatrechtelijke rechtshandelingen uit. Voorbeelden: het aan- of verkopen van grond, het sluiten van een contract, het verlenen van een opdracht tot onderzoek of het aanschaffen van een product. De privaatrechtelijke tegenhanger van mandaat is de volmacht.

Machtiging

Naast bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen verricht de gemeente ook feitelijke handelingen. Dit zijn de gewone dagelijkse handelingen die geen rechtsgevolgen hebben. Voorbeelden daarvan zijn: het planten van een boom, het voeren van verweer bij de rechtbank, het uitoefenen van toezicht in de stad, het verstrekken van informatie aan burgers of het aanleggen van een uitrit.

Artikel 2 Mandaat, plaatsvervanging en ondermandaat

Lid 1 en lid 2

Mandaat is in de regel een opdracht aan een hiërarchisch ondergeschikte. Het college mandateert bijvoorbeeld het hoofd van de afdeling Omgevingsvergunning van de hoofdafdeling Veiligheid Vergunningen en Handhaving om namens het college omgevingsvergunningen te verlenen. Of het hoofd van de afdeling Jeugd Onderwijs en Sport van de hoofdafdeling Stadszaken krijgt de bevoegdheid opgedragen om subsidies te verstrekken. Het is ook mogelijk mandaat te verlenen aan functionarissen met een bijzondere bevoegdheid of aanwijzing. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan functionarissen als de havenmeester, de marktmeester en de security officer.

Voor de duidelijkheid: het in mandaat uitoefenen van een bevoegdheid omvat niet alleen het toekennen, maar ook het weigeren en intrekken. Voorbeeld: als je mag aanstellen, mag je ook ontslaan. Indien je mag besluiten over een aanvraag om een vergunning, mag je deze verlenen, maar ook weigeren en, indien dit aan de orde is, intrekken. Alleen in de expliciet aangegeven gevallen in dit Mandateringsbesluit ligt dit anders.

Bij de vermelding van de specifieke mandaten wordt onder meer gesproken over regulering, handhaving en subsidieverstrekking. Onder deze begrippen wordt in het kader van dit Mandateringsbesluit het volgende verstaan:

Regulering houdt in: alle bevoegdheden rondom vergunningverlening, waaronder het verlenen van een ontheffing van een verbod en de inname en afhandeling van meldingen. Zie in de betreffende regeling zelf wat van toepassing is. Regulering houdt niet in: beleidsregels of algemeen verbindend voorschriften op stellen (ook niet: aanwijzingsbesluiten). Dergelijke besluiten zijn niet gemandateerd en blijven voorbehouden aan het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan.

Handhaving omvat: controle, toezicht en feitelijke/juridische handhaving te weten: het aanschrijven, het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, het instemmen met een verzoek om handhaving, het weigeren van een verzoek om handhaving, het besluiten tot het innen van een dwangsom, het feitelijk overgaan tot bestuursdwang, het besluiten tot het intrekken van een last onder bestuursdwang, het intrekken van een besluit tot toepassing van bestuursdwang en het opstellen van een verweerschrift.

Bij subsidieverstrekking onderscheiden we onder meer de beoordeling van subsidieaanvragen (inclusief de weigering van subsidie), de verlening van subsidies, de verstrekking van voorschotten, het uitvoeren van controlewerkzaamheden, de vaststelling van subsidie alsmede de eventuele terugvordering van subsidie. Overigens zijn besluiten over toepassing van de hardheidsclausule op grond van de toepasselijke subsidieregeling niet gemandateerd.

Lid 3

Wanneer op lager niveau dan de hoofdafdelingsmanager mandaat is verleend, kunnen de hoofdafdelingsmanager en de algemeen directeur (c.q. de tweede directeur) hun bevoegdheid blijven uitoefenen. Dit is een gevolg van de hiërarchische bevoegdheid van de hoger geplaatste managers.

Lid 4

Het kan noodzakelijk zijn dat de algemeen directeur (en bij vervanging de directeur) tijdelijk gemandateerde bevoegdheden uitoefent, waarbij de oorspronkelijke functionaris die het mandaat in eerste instantie heeft gekregen gedurende die periode niet bevoegd is. In de bepaling is opgenomen dat dit vanuit een oogpunt van risicobeheersing kan plaatsvinden, waarbij is aangesloten bij de budgethoudersregeling waarin eenzelfde bepaling ten aanzien van specifieke budgetbevoegdheden is opgenomen. Maar ook andere redenen kunnen leiden tot de wens of de noodzaak van een tijdelijke centrale sturing vanuit de directie. Om die reden is de zinsnede ‘of anderszins noodzakelijk’ toegevoegd.

Lid 5

Wanneer een gemandateerde afwezig is, is diens plaatsvervanger bevoegd om het mandaat uit te oefenen. Plaatsvervangers worden, tenzij anders bepaald, bij voorkeur altijd horizontaal aangewezen.

Lid 6

Het verlenen van ondermandaat is op grond van de Awb een mogelijkheid, maar bestuursorganen moeten hiertoe wel uitdrukkelijk besluiten. In het Mandateringsbesluit is deze bepaling opgenomen in artikel 2, vijfde lid. In de mandatenlijsten staat in de kolom ‘bijzonderheden’ in voorkomende gevallen vermeld wanneer wordt afgeweken van deze algemene bepaling. Ook hier is het uitgangspunt dat bij afwezigheid van de ondergemandateerde in beginsel altijd sprake moet zijn van bij voorkeur horizontale plaatsvervanging. Voor het verlenen van ondermandaat is op InSite een format opgenomen.

Artikel 3

Onder a

Bestuurlijke mandaten zijn mandaten waarbij het college de uitoefening van een bevoegdheid opdraagt aan één van zijn leden. Een voorbeeld is de beslissing op bezwaarschriften op het gebied van sociale zekerheid: deze zijn in Haarlem opgedragen aan de wethouder belast met de portefeuille sociale zekerheid. Het is overigens niet toegestaan dat een lid van het college beslist op een bezwaar tegen een besluit dat in primo door het bestuursorgaan zelf is genomen.

Onder b

Mandatering aan niet-ondergeschikten is in bepaalde gevallen eveneens mogelijk. Voor sommige besluiten is bijzondere deskundigheid nodig die niet binnen de gemeente aanwezig is. Ook kunnen in het kader van intergemeentelijke samenwerking of uitbesteding van taken bevoegdheden worden gemandateerd aan niet-ondergeschikten.

Artikel 4 Ondertekening en ondertekeningsmandaat

De burger die met een besluit wordt geconfronteerd dat in mandaat is genomen dient hierover te worden geïnformeerd, zo bepaalt artikel 10:10 van de Awb. Deze informatieplicht vloeit voort uit het meer omvattende beginsel van de rechtszekerheid. Het krachtens mandaat genomen besluit moet dan ook vermelden namens welk bestuursorgaan het is genomen. In artikel 3 van het Mandateringsbesluit staat beschreven hoe besluiten die in (onder)mandaat zijn genomen moeten worden ondertekend.

Artikel 5 Omvang mandaat

Lid 1

Omdat mandaatverlening een vorm van opdracht is waarbij het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid, is het van belang dat de gemandateerde functionaris zich bij het gebruik van het mandaat beweegt binnen de grenzen van de wet, overige hogere en/of gemeentelijke regelgeving en vastgesteld beleid. Ook is de gemandateerde gebonden aan bestaande richtlijnen en instructies. Met deze bepaling wordt nog eens nadrukkelijk onderstreept dat mandaat een uitvoerend karakter heeft en slechts kan resulteren in gebonden besluiten.

Lid 2

Wet- en regelgeving wijzigen doorlopend. Om te voorkomen dat bij welke wijziging in wetten of andere regelgeving het mandateringsbesluit niet langer geldt en er geen gebruik kan worden gemaakt van het verleende mandaat, is bepaald dat ingeval van wetswijzigingen het gewijzigd artikel geldt tot het moment van aanpassing van het Mandateringsbesluit. Hiermee wordt bereikt dat er steeds bevoegd in mandaat kan worden gehandeld en er voldoende gelegenheid is om het mMndateringsbesluit te actualiseren.

Lid 3

Mandaat is beslissen én ondertekenen. In het verleden werd dikwijls een onderscheid gemaakt tussen beslissingsmandaat en ondertekeningsmandaat. Bekeken in het licht van artikel 10:1 Awb is het echter niet juist om bij louter ondertekening namens een bestuursorgaan te spreken van mandaat. Veeleer zou je hier moeten spreken van ambtelijke afdoening. Vertrekpunt is dat degene die een besluit neemt dit besluit ook ondertekent. Een bevoegdheid in mandaat uitoefenen houdt zowel beslissingsbevoegdheid als ondertekeningsbevoegdheid in.

(N.B. De enige uitzondering hierop is als men de besluitvorming op zichzelf bij het bevoegde bestuursorgaan wil laten, maar wil voorkomen dat (bijvoorbeeld) burgemeester en secretaris stapels brieven moeten tekenen. Dan kan het desbetreffende bestuursorgaan een algemene machtiging ter ondertekening aan bepaalde medewerkers geven. Een en ander conform het bepaalde in art. 10:11 Awb.)

Een gemandateerde bevoegdheid omvat ook de daarbij behorende voorbereiding en uitvoering, zoals het inwinnen van de nodige inlichtingen, het doen van mededelingen over bestaand beleid, correspondentie over de uitvoering van besluitvorming enz.

Lid 4

In het Mandateringsbesluit worden grenzen gesteld aan de omvang van de mandaatverlening, in die zin dat er situaties zijn waarin het mandaat niet geldt en het besluit door het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan wordt genomen. Als regel wordt bijvoorbeeld gesteld dat besluiten geen afwijking van het bestaande beleid tot gevolg mogen hebben. Of als er gebruik moeten worden genaakt van de zogenoemde hardheidsclausule. Besluiten die afwijken van het beleid, moeten aan het bestuur worden voorgelegd. Alvorens een van het beleid afwijkend besluit wordt genomen, heeft het bestuur op deze wijze de gelegenheid het onderliggende beleid nog eens te heroverwegen. Ook moet een besluit aan het bevoegd bestuursorgaan worden voorgelegd als er geen eensluidend ambtelijk advies is. Verder kunnen besluiten waarvoor geen financiële dekking aanwezig is, niet in mandaat worden afgedaan.

De verantwoordelijkheid en de beslissing om in de artikel 2 beschreven situaties niet van het gegeven mandaat gebruik te maken ligt bij de gemandateerde functionaris. Bij twijfel kan worden overlegd met de portefeuillehouder

Artikel 6 Uitgesloten van mandatering

Onder a

Op grond van het bepaalde in artikel 10:3, vijfde lid van de Awb mag degene die krachtens mandaat een besluit heeft genomen waartegen een bezwaar zich richt niet ook de beslissing op dit bezwaarschrift nemen. Gelet op de aard van de bezwaarschriftprocedure, namelijk een bestuurlijke heroverweging van het primair genomen besluit, is ervoor gekozen om de beslissing op bezwaar niet te mandateren, doch deze besluitvorming voor te behouden aan het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan. Zoals eerder vermeld is het wel mogelijk een bestuurlijk mandaat hiervoor te verlenen, zoals thans de wethouder sociale zaken heeft voor beslissingen op bezwaarschriften op het gebied van de sociale zekerheid.

Onder b

Algemeen verbindend voorschriften zijn een vorm van regelgeving die externe werking hebben (zij binden de burgers). Beleidsregels zijn regels waarmee het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze hij met de hem gegeven bevoegdheid omgaat. Beleidsregels hebben weliswaar geen externe werking (zij binden het bestuursorgaan zelf, niet de burgers), niettemin zijn zij algemeen van aard en worden zij ervaren als een vorm van regelgeving. Het opstellen van algemene regels, hetzij algemeen verbindend voorschriften, hetzij beleidsregels, past niet bij de aard van mandaatverlening.

Artikel 7 Informatieverstrekking

Informatie over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden wordt verstrekt op verzoek en waar nodig, maar kan ook structureel plaatsvinden, b.v. in de vorm van de management- of bestuursrapportages.

Artikel 8 Schakelbepaling volmachten en machtigingen

In artikel 10:12 van de Awb is bepaald dat alle bepalingen in de Awb die betrekking hebben op mandaat (artikel 10:1 tot en met 10:11) van overeenkomstige toepassing zijn indien een bestuursorgaan volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen of machtiging verleent tot het verrichten van feitelijke handelingen. Bij het toepassingsbereik van het Mandateringsbesluit is hierbij aangesloten. De achtergrond hiervan is dat het ongewenst zou zijn indien de regeling van mandaat, volmacht en machtiging binnen de gemeente verschillend zou zijn.

Artikel 9 Slotbepalingen

Deze bepaling behoeft geen nadere toelichting.

Bijlage Mandaatbesluit gemeentelijke belasting

i249599.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage Mandatenregister

i242857.pdf [Klik hier om het document te downloaden]