Regeling vervallen per 02-03-2023

Stimuleringsregeling collectieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015

Geldend van 24-07-2014 t/m 01-03-2023

Intitulé

Stimuleringsregeling collectieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

overwegende dat het met het oog op verduurzaming van de bestaande woningvoorraad wenselijk is om het treffen van collectieve investeringen te stimuleren;

gelet op de Verordening stimuleringsleningen Apeldoorn 2010;

besluit vast te stellen de Stimuleringsregeling collectieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze regeling verstaat onder:

a.aanvraag:

een gedocumenteerd verzoek tot het verstrekken van een of meer Stimuleringsleningen gericht op het collectief treffen van voorzieningen ter verduurzaming van ten minste vier woningen of appartementen van een wooncomplex.

  • b.

    aanvrager:

    • -

      rechtspersoon zonder winstoogmerk, niet zijnde een verhuurder, die ten behoeve van een wooncomplex optreedt op basis van een hem verleende rechtsgeldige titel;

    • -

      eigenaar-bewoner van een woning of appartement in een wooncomplex;

    • -

      vereniging van eigenaren van een woongebouw, mits optredend voor ten minste tien appartementen en waarbij ten aanzien van eventuele huurappartementen geldt dat deze in de aanvraag mogen worden betrokken mits het aantal daarvan maximaal een derde bedraagt van het aantal koopappartementen in de aanvraag.

  • c.

    wooncomplex:

    • -

      grondgebonden woningen die in elkaars directe nabijheid liggen en in dezelfde bouwperiode zijn gebouwd alsmede dezelfde typologie hebben en met hetzelfde bouwsysteem zijn gebouwd;

    • -

      appartementen die deel uit maken van een woongebouw of de gemeenschappelijke ruimten daarvan.

  • d.

    Stimuleringslening: een gemeentelijke stimuleringslening ter financiering van de bij e genoemde voorzieningen, die ieder afzonderlijk of gezamenlijk een bijdrage leveren aan de daarbij genoemde doelen.

  • e.

    voorzieningen:

    • -

      voorzieningen ter vermindering van het primaire energieverbruik van een wooncomplex;

    • -

      voorzieningen ter opwekking van duurzame energie in of aan een wooncomplex of in de buitenruimte daarvan;

    • -

      voorzieningen ter opheffing van gebreken aan het casco van een wooncomplex;

    • -

      voorzieningen ter verbetering van de toegankelijkheid of toekomstwaarde van een wooncomplex;

alle zoals nader omschreven in artikel 7.

  • f.

    EPA-maatwerkadvies: rapport dat voldoet aan beoordelingsrichtlijn BRL 9500-02, is opgesteld door een gecertificeerd bedrijf en de energieprestatie van een woning of een appartement aangeeft voor het treffen van voorzieningen en dat inzicht biedt in de bouwkundige en installatietechnische verbetermaatregelen en in het effect van de voorzieningen op de energieprestatie van de woning of het appartement.

  • g.

    labelstap: een zodanige verbetering van de energie-index van de woning of het appartement die het bestaande energielabel verbetert in het naastgelegen energielabel.

  • h.

    SVn: stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten.

college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn.

Artikel 2

In het revolverend fonds als bedoeld in de Verordening stimuleringsleningen Apeldoorn 2010 wordt een fondsdeel ingericht voor het verstrekken van Stimuleringsleningen als bedoeld in artikel 1 sub d.

Artikel 3

Deze regeling is uitsluitend van toepassing op bestaande wooncomplexen binnen de gemeente Apeldoorn, geschikt en bestemd voor permanente bewoning.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en voorzieningen

Artikel 4

Na vooroverleg verzoekt aanvrager om toekenning van een Stimuleringslening door indiening van het bij het vooroverleg uitgereikte volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier Stimuleringslening bij het college.

Artikel 5

  • 1. Een aanvrager doet zijn aanvraag vergezeld gaan van:

    • a.

      een EPA-maatwerkadvies.

    • b.

      a. is niet van toepassing als de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op voorzieningen ter opwekking van duurzame energie of uitsluitend betrekking heeft op voorzieningen ter verbetering van de toegankelijkheid en toekomstwaarde.

    • c.

      een kopie van de offertes van de te treffen voorzieningen.

    • d.

      een opgave van ontvangen of nog te ontvangen subsidie voor een of meerdere van de te treffen voorzieningen in of aan de betreffende woningen of appartementen.

    • e.

      een kopie van de omgevingsvergunning, indien vereist.

  • 2. Een rechtspersoon zonder winstoogmerk doet de aanvraag tevens vergezeld gaan van een kopie van de hem verleende rechtsgeldige titel.

  • 3. Een vereniging van eigenaren doet de aanvraag tevens vergezeld gaan van:

    • a.

      een meerjarenonderhoudsplanning, opgesteld door een onafhankelijk bouwkundig bureau, welke inzicht biedt in de technische staat van het woongebouw en een planning bevat van de aanpak van de onderhoudswerkzaamheden voor een periode welke ten minste gelijk is aan de looptijd van de lening.

    • b.

      a. is niet van toepassing als de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op voorzieningen ter opwekking van duurzame energie.

    • c.

      een verslag van de ledenvergadering waarin rechtsgeldig is besloten de lening aan te vragen.

    • d.

      een kopie van de toestemming van de eigenaar van eventuele huurappartementen.

Artikel 6

  • 1.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Indien de aanvraag niet alle gegevens en bescheiden bevat die het college voor het nemen

van een beslissing noodzakelijk acht, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid deze

binnen een termijn van maximaal vier weken aan te vullen.

  • 3.

    Het college handelt de volledig ingediende aanvragen in volgorde van binnenkomst af.

  • 4.

    Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing.

  • 5.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij

niet-tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 7

1.Met een Stimuleringslening kunnen worden gefinancierd de noodzakelijke kosten van het

volgende advies en de volgende voorzieningen in of aan een wooncomplex ter vermindering

van het primaire energieverbruik. De voorzieningen moeten voldoen aan de eisen in bijlage 1.

    • a.

      EPA-maatwerkadvies.

    • b.

      vloer-, gevel- en dakisolatie.

    • c.

      ramen, deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructie-onderdelen inclusief isolerende beglazing.

    • d.

      kruipruimte-isolatie met Drowa-chips of vergelijkbaar product.

    • e.

      leidingisolatie.

    • f.

      kierdichting.

    • g.

      voorziening om warmte uit douchewater terug te winnen.

    • h.

      voorziening om warmte uit ventilatielucht terug te winnen.

    • i.

      HR-107-verwarmingsketel of ketel met een beter rendement.

    • j.

      micro-warmtekrachtsysteem (HRe-ketel).

    • k.

      warmtepomp gestookt door gas of elektriciteit voor ruimte- en/of tapwaterverwarming.

    • l.

      energiezuinige gelijkstroompomp en -ventilator.

    • m.

      lage-temperatuur-afgiftesysteem (LTV-systeem) waarvan de ontwerp-aanvoertemperatuur maximaal 55 graden Celsius bedraagt.

    • n.

      thermostatische mengkraan voor de douche.

    • o.

      zelfregulerend ventielatierooster.

    • p.

      vraaggestuurd of CO2-gestuurd ventilatierooster.

    • q.

      hotfill-aansluiting voor de was- en/of afwasmachine.

    • r.

      waterzijdige inregeling van de verwarmingsinstallatie.

    • s.

      stooklijnregeling voor de verwarmingsinstallatie.

  • 2.

    Met een Stimuleringslening kunnen worden gefinancierd de noodzakelijke kosten van de volgende voorzieningen in of aan een wooncomplex ter opwekking van duurzame energie. De voorzieningen moeten voldoen aan de eisen in bijlage 1.

  • a.

    zon-pv-systeem, bestaande uit een of meerdere zonnepanelen met fotovoltaïsche zonnecellen en de bijbehorende spanningsomvormer(s).

  • b.

    zonneboilersysteem voor het verwarmen van tapwater en/of ruimteverwarming via zonlicht, bestaande uit een of meerdere zonnecollectoren en een warmte-opslagvat met een al dan niet geïntegreerde cv-brander.

  • c.

    pelletkachel.

  • d.

    houtsnipper- of pelletketel.

  • e.

    kleine windturbine die geschikt is voor de stedelijke omgeving en de daarbij behorende spanningsomvormer(s).

  • 3.

    Met een Stimuleringslening kunnen worden gefinancierd de noodzakelijke kosten van de

volgende voorzieningen in of aan een wooncomplex ter opheffing van gebreken aan het

casco:

a.herstel van fundering, gevels, vloeren en daken.

4. Met een Stimuleringslening kunnen worden gefinancierd de noodzakelijke kosten van de

volgende voorzieningen in of aan een woongebouw ter verbetering van de toegankelijkheid

en toekomstwaarde:

  • a.

    installatie voor het automatisch openen en sluiten van de toegangsdeuren

  • b.

    liftinstallatie

  • c.

    opheffen van hoogteverschillen bij de toegang van het gebouw en de appartementen.

  • d.

    verbeteren van de ingangspartij of het trappenhuis

Hoofdstuk 3 Toekenning en verstrekking

Artikel 8

Onder voorbehoud van de in artikel 9 bedoelde verstrekking door SVn kan het college aan de aanvrager(s) (een) Stimuleringslening(en) toekennen met inachtneming van de volgende criteria en randvoorwaarden:

  • a.

    de te treffen voorzieningen worden genoemd in artikel 7 en voldoen aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 1.

  • b.

    voor het treffen van de voorzieningen is voor grondgebonden woningen met energielabel C of beter (A+, A, B) één labelstap voldoende; voor grondgebonden woningen met energielabel D of slechter zijn ten minste twee labelstappen vereist. De labelstap(pen) moet(en) blijken uit het EPA-maatwerkadvies.

  • c.

    het gestelde sub b is niet van toepassing wanneer de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op voorzieningen ter opwekking van duurzame energie.

  • d.

    voor het treffen van voorzieningen ter opheffing van gebreken aan het casco van appartementen dienen de betreffende cascodelen tevens energetisch zodanig te worden verbeterd dat deze voldoen aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 1.

  • e.

    in alle woningen of appartementen waarop de aanvraag betrekking heeft worden, voor zover technisch mogelijk en noodzakelijk, dezelfde voorzieningen toegepast.

  • f.

    indien de aanvraag betrekking heeft op rijtjeswoningen dienen in of aan iedere woning van het betreffende rijtje dezelfde voorzieningen op dezelfde wijze te worden uitgevoerd.

  • g.

    de noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 7 bedragen, na aftrek van ontvangen of nog te ontvangen subsidie als bedoeld in artikel 5, lid 1 sub d, tenminste € 1.600,- gemiddeld per woning of appartement en tenminste € 20.000,- in totaal voor het wooncomplex.

Artikel 9

  • 1. Met het oog op verstrekking van de toegekende Stimuleringslening stuurt het college het toekenningsbesluit en de onderliggende aanvraagstukken naar SVn.

  • 2. SVn besluit tot verstrekking van de toegekende Stimuleringslening(en) nadat aan de SVn-eisen omtrent bij haar in te dienen stukken en gegevens is voldaan, de SVn-krediettoets tot een positieve uitkomst heeft geleid en (een) door haar uitgebrachte leningofferte(s) is (zijn) aanvaard.

  • 3. De Stimuleringslening wordt door SVn verstrekt aan de aanvrager of aan de eigenaar-bewoner(s) van de woning(en) of appartementen die de investeringen in de voorzieningen voor zijn of hun rekening neemt of nemen.

Hoofdstuk 4 Weigering en intrekking

Artikel 10

  • 1. Onverminderd de in artikel 6 van de Verordening stimuleringsleningen Apeldoorn 2010 opgenomen weigeringsgronden kan het college de toekenning van een Stimuleringslening weigeren dan wel een toegekende Stimuleringslening intrekken indien:

    • a.

      de aanvrager niet voldoet aan de bepalingen van deze regeling.

    • b.

      de uitvoering van de werkzaamheden is gestart voordat de aanvraag is ingediend.

    • c.

      de Stimuleringslening is toegekend op grond van verstrekte onjuiste informatie.

    • d.

      voor dezelfde woningen of appartementen eerder een stimuleringslening is toegekend.

  • 2. Bij intrekking van het besluit tot toekenning van een Stimuleringslening kan het college de contante waarde van het reeds genoten en/of toekomstige rentevoordeel geheel of gedeel-telijk terugvorderen.

Hoofdstuk 5 Stimuleringslening

Artikel 11

  • 1. De Stimuleringslening is een annuïteitslening. Op Stimuleringsleningen zijn van toepassing de productspecificaties en uitvoeringsregels zoals opgenomen in de SVn-informatiemap, die deel uit maakt van de deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Apeldoorn en SVn.

  • 2. Het college stelt de hoofdsom van de Stimuleringslening in beginsel vast op het bedrag van de kosten van de voorzieningen, verminderd met ontvangen of nog te ontvangen subsidie van derden als bedoeld in artikel 5, lid 1 sub d.

  • 3. Het college stelt de hoofdsom van de Stimuleringslening vast op maximaal € 5.000,- per woning of appartement, verhoogd met € 5.000,- per labelstap, doch niet hoger dan € 20.000,- per woning of appartement.

  • 4. De rente van de Stimuleringslening is vast en bedraagt 2% (twee procent).

  • 5. De looptijd van de Stimuleringslening is bij een (gemiddelde) hoofdsom per woning of appartement tot en met € 5.000,- 90 maanden, van € 5.001,- tot en met € 10.000,- 120 maanden, van € 10.001,- tot en met € 15.000,- 150 maanden en van € 15.001,- tot en met € 20.000,- 180 maanden.

  • 6. In uitzonderlijke gevallen, ter beoordeling van het college, kan op een gemotiveerd schriftelijk verzoek van aanvrager(s) een van het vijfde lid afwijkende looptijd worden toegepast tot maximaal 300 maanden.

  • 7. Vervroegde aflossing van de Stimuleringslening is te allen tijde boetevrij toegestaan.

  • 8. Krediettoetskosten en afsluitkosten van de Stimuleringslening en het Bouwkrediet komen ten laste van het revolverend fonds als bedoeld in artikel 2.

Artikel 12

  • 1. Een Stimuleringslening komt via een Bouwkrediet van SVn tot uitbetaling op basis van facturen van door derden uitgevoerde werkzaamheden, door middel van door het college geaccordeerde declaratieformulieren.

  • 2. Op het Bouwkrediet zijn van toepassing de productspecificaties en procedures zoals opgenomen in de SVn-informatiemap, die deel uit maakt van de deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Apeldoorn en SVn.

Hoofdstuk 6 Mandatering en hardheidsclausule

Artikel 13

Het college mandateert de haar krachtens de artikelen 6, 8, 9, 10, 11 en 12 toekomende bevoegdheden aan de manager van de Eenheid Ruimtelijke Leefomgeving.

Artikel 14

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van deze regeling naar het oordeel van het college zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het college afwijken van het bepaalde in deze regeling.

Hoofdstuk 7 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als Stimuleringsregeling collectieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015 en treedt in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Regeling duurzaamheidslening Apeldoorn 2013.

Bijlage 1 Eisen voorzieningen als bedoeld in artikel 7, leden 1 en 2 van de regeling

Algemeen

Aan voorzieningen ter vermindering van energieverbruik en ter opwekking van duurzame energie worden specifieke eisen gesteld; de eisen zijn opgenomen in deze bijlage. Adequate informatie, documentatie, omschrijvingen, kwaliteitsverklaringen e.d. over deze voorzieningen dienen bij de aanvraag te worden gevoegd.

EPA-maatwerkadvies

Zie de definitie in artikel 1 sub f van de regeling en de toelichting daarop.

Vloerisolatie begane grond/plafonds grenzend aan onverwarmde ruimten

Informatie waaruit blijkt dat de warmteweerstand van het isolatiemateriaal minimaal 3,5 m²K/W is. Dit dient te worden aangetoond middels:

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal¹ (minerale wol (glaswol, steenwol), EPS, XPS, PUR, Resolschuim e.d) en de dikte van het isolatiemateriaal (minimaal 140 mm). In de regeling wordt een warmteweerstand van de constructie van ten minste 3,5 nagestreefd. Volgens de ISSO 82.1 is dat bij de meeste materialen gewaarborgd bij een dikte van 140 mm. Of

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal, omschrijving van de wijze waarop en de dikte waarin het materiaal wordt toegepast en een kwaliteitsverklaring² van het isolatiemateriaal.

Gevelisolatie

Informatie waaruit blijkt dat de warmteweerstand van het isolatiemateriaal minimaal 3,5 m²K/W is. Dit dient te worden aangetoond middels:

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal¹ (minerale wol, EPS, PUR e.d.) en de dikte van het isolatiemateriaal. In de regeling wordt een warmteweerstand van de constructie van ten minste 3,5 nagestreefd ongeacht het materiaal. Afhankelijk van het isolatie-materiaal is dit bij de meeste materialen bij 130 mm zeker haalbaar. Of

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal, omschrijving van de wijze waarop en de dikte waarin het materiaal wordt toegepast en een kwaliteitsverklaring² van het isolatiemateriaal.

Gevelisolatie in de vorm van spouwmuurisolatie

Informatie waaruit blijkt dat de warmteweerstand van het isolatiemateriaal minimaal 1,1 m²K/W is. Dit dient te worden aangetoond middels:

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal¹ (minerale wol, EPS, PUR e.d.) en de dikte van het isolatiemateriaal (afhankelijk van het gebruikte materiaal is minimaal 40 mm voldoende). Of

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal, omschrijving van de wijze waarop en de dikte waarin het materiaal wordt toegepast en een kwaliteitsverklaring² van het isolatiemateriaal.

Gevelisolatie in de vorm van isolerende gevelpanelen

De warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van het isolatiemateriaal mag maximaal 0,7 W/m²K zijn. Dit dient te worden aangetoond middels:

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal¹ (minerale wol, (glaswol, steenwol), EPS, XPS, PUR, Resolschuim e.d.) en de dikte van het isolatiemateriaal (minimaal 40 mm). Of

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal, omschrijving van de wijze waarop en de dikte waarin het materiaal wordt toegepast en een kwaliteitsverklaring² van het isolatiemateriaal.

Dakisolatie

Informatie waaruit blijkt dat de warmteweerstand van het isolatiemateriaal minimaal 3,5 m²K/W is. Dit dient te worden aangetoond middels:

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal¹ (minerale wol (glaswol, steenwol), EPS, XPS, PUR of Resolschuim e.d.) en de dikte van het isolatiemateriaal (in de meeste gevallen afhankelijk van de materiaalsoort minimaal 130 mm). In de regeling wordt een warmteweerstand van de constructie van ten minste 3,5 nagestreefd. Volgens de ISSO 82.1 wordt met een dikte van 130 mm met de meeste isolatie-materialen een warmteweerstand van 3,5 gerealiseerd. Of

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal, omschrijving van de wijze waarop en de dikte waarin het materiaal wordt toegepast en een kwaliteitsverklaring² van het isolatiemateriaal.

Kruipruimte-isolatie in combinatie met vloerisolatie

Het aanbrengen van hoogwaardig isolatiemateriaal op de bodem van de kruipruimte, even- tueel in combinatie met hoogwaardige vloerisolatie (als onderdeel van de begane grondvloer). Totale warmteweerstand minimaal 3,5²K/W. Dit dient te worden aangetoond door:

  • -

    Beschrijving van het soort isolatiemateriaal¹ met omschrijving van de wijze waarop en de dikte waarin het materiaal wordt toegepast.

  • -

    Een kwaliteitsverklaring².

Let op! Bij bodemisolatie is in het algemeen sprake van een al dan niet geventileerde luchtlaag tussen de isolatie en de begane grondvloer. Hierdoor gaat een deel van de isolatiewaarde ver-loren hetgeen tot gevolg heeft dat de isolatielaag beduidend dikker dient te zijn dan bijvoorbeeld isolatie direct onder de vloer. Controleer daarom altijd of van het product een kwaliteitsverklaring beschikbaar is en of in die specifieke toepassing de vereiste warmteweerstand van 3,5 m²K/W wordt gerealiseerd.

Isolerende beglazing

Informatie waaruit blijkt dat de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van het glas kleiner dan of gelijk is aan 1,1 W/m²K is. Dit kan middels een kwaliteitsverklaring² van het glas.

Let op! Niet alle HR++ glas heeft de vereiste kwaliteit. Controleer daarom altijd de warmte- doorgangscoëfficiënt in de kwaliteitsverklaring. Bij het aanbrengen van hoogrendements-beglazing is vervanging van kozijnen toegestaan. Indien een aluminium kozijn wordt aan- gebracht geldt de eis dat er informatie beschikbaar moet worden gesteld waaruit blijkt dat de warmtedoorgangscoëfficient (U-waarde) van het kozijnprofiel kleiner dan of gelijk is aan 2,4 W/m²K is. Een houten of kunststof kozijn voldoet altijd.

Isolerende deuren

Tussen het voor- en achterblad van de deur dient isolatiemateriaal aanwezig te zijn.

Voorziening om warmte uit ventilatielucht terug te winnen

Omschrijving van de installatie en de toe te passen ventilatie-unit. Verder dient een kwaliteits-verklaring² te worden toegevoegd waaruit blijkt dat het rendement van de warmtewisselaar (WTW) ten minste 90% is.

HR-107 verwarmingsketel

CV-ketel, al of niet gecombineerd met warmtapwatervoorziening, voorzien van het HR107-label.

Micro-warmtekrachtsysteem (HRe-ketel)

Een HRe-ketel of micro-WKK is een installatie waarbij de productie van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaatsvindt, met een geproduceerd elektrisch vermogen van minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe, bestemd voor ruimteverwarming van een bestaande woning, waarbij een rendement voor ruimteverwarming geldt van minimaal 107% op onder- waarde (gemeten volgens NEN-EN 677 onder deellastcondities). Onder energiebron wordt verstaan: aardgas, biogas, propaan, butaan of waterstof.

Warmtepomp

Een warmtepomp die is bestemd als hoofd- of basisverwarming van een woning en die niet primair gericht is op actieve koeling of verwarming van tapwater, waarbij warmte wordt ont-trokken aan de bodem, het grondwater, het oppervlaktewater, de buitenlucht of ventilatie-afvoerlucht. De bron bepaalt voor een belangrijk deel het rendement.

Onderstaande eisen gelden als minimaal uitgangspunt:

  • -

    Bij een elektrisch aangedreven warmtepomp met water/water systemen is een COP 4,0 algemeen gangbare basiskwaliteit (bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511) en voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP van 2,4. Bij een elektrisch aangedreven warmtepomp met brine/water systemen is een COP 3,2 algemeen gangbare basiskwaliteit (bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511) en voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP van 2,4.

  • -

    Bij een gasgedreven warmtepomp is een thermisch vermogen van 25 kWth en een PER 1,4 een algemeen gangbare basiskwaliteit (bepaald conform NEN-EN 12309, bij de testcondities die overeenkomen met het systeemontwerp en die warmte onttrekt aan (buiten)lucht, bodem, grondwater of oppervlaktewater).

  • -

    Een lucht/waterwarmtepomp is een installatie die is bestemd voor ruimteverwarming, waarbij de warmtepomp warmte onttrekt aan de buitenlucht of aan de ventilatielucht van de woning en warmte afgeeft met behulp van een warmte-afgiftesysteem met water als distributiemedium. Een COP 3,6 is algemeen gangbare basiskwaliteit (bepaald conform NEN-EN 14511, bij de testconditie A7/W35 voor warmtepompen op buitenlucht of A20/W45 voor warmtepompen op ventilatielucht).

Zon-pv-systeem

Bij een zon-pv-systeem is een opbrengst van 135 Wattpiek per m² paneel, een algemeen gangbare basiskwaliteit. Voor zonnepanelen is het kwaliteitskeurmerk Zonnekeur-installateur beschikbaar. Dit keurmerk geeft aan dat het bedrijf voldoet aan bepaalde eisen inzake vaardigheid (aantoon-baar bekwaam), bedrijfsvoering conform geldende normen en voorschriften en de kwaliteit van producten.

Het keurmerk is geen verplichting voor de Stimuleringsregeling. Als hulpmiddel om een instal-lateur te vinden kunt u ook gebruik maken van: http://www.vindinstallateurdurzameenergie.nl

Zonneboilersysteem

De energieopbrengst van een zonneboiler wordt over het algemeen uitgedrukt in GigaJoule (GJ). Hoe meer GJ, hoe hoger de opbrengst. Een hulpmiddel dat gebruikt kan worden om een goede zonneboiler te kiezen is ‘Advies op maat‘ van Milieu Centraal: http://www.milieucentraal.nl/

Voor zonneboilers zijn de volgende kwaliteitskeurmerken beschikbaar: Zonnekeur-boiler en Zonnekeur-installateur. Deze keurmerken zijn geen verplichting voor de Stimuleringsregeling.

Zonnekeur-boiler waarborgt de kwaliteit van de boiler en Zonnekeur-installateur geeft aan dat het bedrijf voldoet aan bepaalde eisen inzake vaardigheid (aantoonbaar bekwaam), bedrijfs-voering conform geldende normen en voorschriften en de kwaliteit van producten.

Houtsnipper- of pelletketel

Een biomassaketel die bestemd is voor ruimteverwarming en/of de warmtapwatervoorziening van de gehele woning met een vermogen kleiner dan 50 kW. De rookgassen moeten aantoon-baar voldoen aan de emissiegrenswaarden in het vigerend Activiteitenbesluit milieubeheer. Tot 1 januari 2015 is de emissiegrenswaarde voor totaal stof van 150 mg/normaal m³ rookgas van kracht.

Noten

¹

Het toe te passen isolatiemateriaal dient maximaal een warmtegeleidingscoëfficiënt (-waarde) te hebben van 0,07 W/m²K. Materialen zoals glaswol, steenwol, minerale wol, EPS, XPS, PUR, Resolschuim e.d. voldoen hier zonder meer aan. De keuze in materiaalsoort bepaalt met welke dikte de warmtegeleidingscoëfficiënt behaald wordt.

²

Een kwaliteitsverklaring dient een erkende kwaliteitsverklaring te zijn:

  • ·

    ISSO http://www.isso.nl/werkvelden/energie-milieu/epa/gelijkwaardigheidsverklaringen/.

  • ·

    KOMO http://www.komo.nl/certificaten/erkende-komo-kwaliteitsverklaringen/.

Toelichting

Inleiding

De gemeente is ambitieus qua energieneutraliteit en wil deze houding op het gebied van de bestaande woningvoorraad kracht bijzetten door financieel aantrekkelijke leningen aan te bieden, in nauwe samenwerking met de stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn).

De basis hiervoor is de door de gemeenteraad vastgestelde Verordening stimuleringsleningen Apeldoorn 2010. In de verordening is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een of meer specifieke regelingen vaststelt waarin nadere regels zijn opgenomen. Een daarvan is deze Stimuleringsregeling collectieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015.

De stimuleringsregeling is aanvullend ten opzichte van het sinds januari 2014 bestaande Nationaal Energiebespaarfonds op grond waarvan particuliere huiseigenaren individueel een Energiebespaarlening kunnen aangaan. Kenmerkend voor de stimuleringsregeling is dat deze collectief van aard is: er moeten minimaal vier woningen of appartementen tegelijk worden aangepakt. Het aangrijpingspunt is dan ook het in de regeling omschreven begrip wooncomplex.

Werken aan energieneutraliteit verloopt langs twee sporen, te weten duurzame energieproductie en energiebesparing; beide zijn opgenomen in de stimuleringsregeling. Daarnaast bevat de rege-ling mogelijkheden ten aanzien van cascogebreken en verbetering van de toegankelijkheid en toekomstwaarde van wooncomplexen. Alle mogelijkheden zien op verduurzaming en verbetering van de bestaande woningvoorraad.

A Algemene toelichting op de regeling.

Er kunnen een of meer laagrentende (2%) Stimuleringsleningen worden aangevraagd gericht op het collectief treffen van voorzieningen. Zoals gezegd: collectief is minimaal vier woningen of appartementen. Dit kunnen eigenwoningen of huurwoningen zijn, zij het dat verhuurders zoals woningcorporaties of particuliere verhuurders niet van de regeling gebruik kunnen maken. De regeling kent namelijk drie categorieën aanvragers:

  • -

    rechtspersoon zonder winstoogmerk, niet zijnde een verhuurder;

  • -

    eigenaar-bewoner(s);

  • -

    vereniging van eigenaren.

Bij de eerste categorie kan gedacht worden aan duurzaamheidsorganisaties en via deze lijn is het mogelijk om ook complexen huurwoningen te bedienen. Bij eigenaar-bewoner(s) gaat het om buurtgenoten of bewoners van een woongebouw die de handen ineen slaan en een collectief verduurzamings- c.q. verbeteringsproject van hun woningen of appartementen laten uitvoeren.

Ook een vereniging van eigenaren (VVE) kan optreden als aanvrager, mits voor ten minste tien appartementen in het woongebouw waaronder eventueel een beperkt aantal huurappartementen.

De te treffen voorzieningen moeten betrekking hebben op energiebesparing, opwekking van duur-zame energie, opheffing van cascogebreken of verbetering van de toegankelijkheid of toekomst-waarde van het wooncomplex. De voorzieningen moeten concreet bij de aanvraag worden aange-geven en voldoen aan de eisen die ook in het kader van de Energiebespaarlening op rijksniveau worden gesteld. Tevens moeten aantoonbare duurzaamheidsverbeteringen worden bereikt zoals energielabelstappen.

De kosten van de voorzieningen moeten gemiddeld per woning of appartement minimaal € 1.600,- bedragen en in totaal moet voor minimaal € 20.000,- aan de gezamenlijke woningen of appartementen worden verduurzaamd c.q. verbeterd.

Per woning of appartement kan de Stimuleringslening in principe maximaal € 5.000,- bedragen, te verhogen met € 5.000,- per energielabelstap doch niet hoger dan € 20.000,- per woning of appartement. De looptijd van de Stimuleringslening is afhankelijk van de hoofdsom daarvan en varieert van 90 tot 180 maanden (7½ tot 15 jaar), in uitzonderlijke gevallen 300 maanden (25 jaar).

Door de lage rente is de besparing in energieverbruik al snel groter dan de som van rente en aflossing van de lening. De lage rente draagt daarom bij aan kortere terugverdientermijnen.

SVn speelt een belangrijke rol bij de uitvoering van de regeling. Nadat het college van burgemees-ter en wethouders op de aanvraag een positief toekenningsbesluit heeft genomen zal SVn nog een positief besluit moeten nemen over de daadwerkelijke verstrekking van de Stimuleringslening. Hierbij spelen de krediettoets en de SVn-procedures en uitvoeringsregels een cruciale rol.

B Artikelsgewijze toelichting op de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit artikel staan de begripsbepalingen; a tot en met g worden toegelicht, h en i spreken voor zich. De begrippen hebben zelfstandige betekenis maar dienen tevens in samenhang te worden verstaan. Zo komt het centrale begrip wooncomplex, als duiding van de collectieve insteek van de regeling, ook voor in de begrippen aanvraag, aanvrager, Stimuleringslening en voorzieningen.

a

De aanvraag dient goed gedocumenteerd te zijn en gelet op de doelstelling van de regeling in alle gevallen op minimaal vier woningen of appartementen betrekking te hebben.

De woorden ‘een of meer Stimuleringsleningen’ duiden erop dat de aanvraag kan bestaan uit daadwerkelijk één aanvraag danwel uit gebundelde aanvragen. Hierbij speelt de SVn-systematiek inzake het verstrekken van leningen een belangrijke rol: de intentie van de regeling is collectivi-teit, de uitvoering van de regeling kan individueel maatwerk vereisen.

b

Over het begrip aanvrager is in de Algemene toelichting al iets gezegd over de drie categorieën.

Bij rechtspersoon zonder winstoogmerk etc. kan het bijvoorbeeld gaan om een lokale organisatie zoals de duurzame energiecoöperatie Apeldoorn (deA) of om enige andere rechtspersoon zonder winstoogmerk die ten behoeve van een wooncomplex de actor is tot het treffen van de voor-zieningen ter verduurzaming of verbetering van het complex. Hij zal daarbij moeten optreden op basis van een hem verleende rechtsgeldige titel, bijvoorbeeld een overeenkomst tussen hem en de rechthebbende(n) op het wooncomplex, gericht op het treffen van de voorzieningen.

Bij eigenaar-bewoner etc. zij er nogmaals op gewezen dat alleen een (gebundelde) aanvraag voor minimaal vier woningen of appartementen in behandeling genomen kan worden en dat voor grondgebonden woningen het begrip wooncomplex bepalend is voor honorering: de woningen moeten in de daar genoemde vier opzichten bij elkaar horen. In dit verband is ook artikel 8 sub f (rijtjeswoningen) van belang.

Bij vereniging van eigenaren etc. wordt opgemerkt dat vanwege de SVn-systematiek met betrek-king tot het verstrekken van leningen een VVE alleen als aanvrager kan fungeren als zij optreedt voor ten minste tien appartementen. Bij minder (doch meer dan vier) appartementen kunnen de betreffende individuele eigenaar-bewoners als gezamenlijke aanvrager collectief optreden. De reden voor de beperking van de mogelijkheid om ook voor huurappartementen op te treden is de verantwoordelijkheid van de eigenaar-verhuurder om in deze het voortouw te nemen.

c

Bij het overkoepelende begrip wooncomplex komt tot uitdrukking dat collectiviteit meer is dan gezamenlijk aanvragen. Het gaat (bij grondgebonden woningen) ook en vooral om woningen die in de genoemde opzichten overeenkomen en waaraan uiterlijk eenduidige voorzieningen worden getroffen (artikel 8 sub e en f). Naast verduurzaming speelt immers ook het volkshuisvestelijk aanzien van de gezamenlijke woningen een rol.

Behalve aan de appartementen kunnen ook aan de gemeenschappelijke ruimten voorzieningen ter verduurzaming worden getroffen, gericht op verbetering van de toegankelijkheid en toe- komstwaarde van het woongebouw. Zie ook artikel 7 lid 4. Appartement is een ruim begrip,

ook maisonettes, lofts en penthouses vallen er onder.

d

De in deze regeling gehanteerde tweeledigheid van verduurzaming (even kort te duiden als ‘energetisch’ en ‘bouwkundig’) komt door de verwijzing naar e ook tot uitdrukking in het begrip Stimuleringslening. In financieel-technische zin is de Stimuleringslening een vastomlijnd product van SVn, zie daarvoor Hoofdstuk 5, de artikelen 11 en 12.

e

De vier groepen voorzieningen die voor de Stimuleringslening in aanmerking komen zijn hier genoemd en worden in artikel 7 nader omschreven. Aanvragen zullen dus betrekking moeten hebben op deze voorzieningen.

f/g

Een belangrijk onderdeel in de regeling is het EPA-maatwerkadvies. EPA staat voor Energie-PrestatieAdvies. Het advies labelt de bestaande energieprestatie van de woning (vanaf label G tot label A++) en biedt inzicht in verbetermaatregelen, kosten en terugverdientermijnen.

Op basis van het advies kan een verantwoorde keuze worden gemaakt uit de maatregelen waar-mee de energieprestatie van de woning op effectieve wijze kan worden verbeterd: de labelstap - (pen). Met het oog op de doelmatige inzet van middelen is het advies ook voor de gemeente een belangrijke bouwsteen bij de beslissing op een leningaanvraag.

Artikel 2

De middelen voor de stimuleringsregelingen komen uit een eerder gevormde reservering. Hieruit wordt geld gestort in het revolverend fonds dat is ingesteld om langdurig leningen te kunnen verstrekken voor volkshuisvestelijke doeleinden. Het latijnse revolvere betekent ‘terug doen rollen’, in dit geval door in het fonds terugvloeiende rente en aflossing van de verstrekte leningen waarna de gelden opnieuw ingezet kunnen worden.

Op grond van artikel 2 van de Verordening stimuleringsleningen Apeldoorn 2010 besluit de gemeenteraad over het toevoegen of onttrekken van middelen aan het revolverend fonds en op grond van artikel 3 van de verordening richt het college per specifieke regeling een fondsdeel in.

Bij collegebesluit van 20 december 2013 is besloten om het voor de Regeling duurzaamheids-lening Apeldoorn 2013 indicatief bestemde fondsdeel ten bedrage van € 1,4 mln. te reserveren voor een op te zetten regeling voor collectieve investeringen: deze Stimuleringsregeling collec-tieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en voorzieningen

Artikel 4

Het voeren van vooroverleg is een vereiste om een aanvraag te kunnen indienen en is gericht op de indiening van adequate en kansrijke aanvragen.

Artikel 5

lid 1

a/b

Bij alle aanvragen is het bijvoegen van een EPA-maatwerkadvies in beginsel verplicht; slechts in twee situaties geldt de verplichting niet.

c

De te treffen voorzieningen moeten duidelijk blijken uit bij te voegen offertes, moeten zijn opgenomen in artikel 7 en moeten (bij voorzieningen ter vermindering van energieverbruik en ter opwekking van duurzame energie) voldoen aan de eisen in bijlage 1 bij de regeling.

De voorzieningen mogen nog niet zijn getroffen en zelfwerkzaamheid is niet toegestaan.

lid 2

De aanvraag van een rechtspersoon zonder winstoogmerk etc.zal vergezeld moeten gaan van een extra stuk: een kopie van de hem verleende rechtsgeldige titel op basis waarvan hij gerech-tigd is om de voorzieningen in of aan een wooncomplex te treffen. Zie ook artikel 1 sub b en de toelichting daarop.

lid 3

Ook voor een vereniging van eigenaren als aanvrager gelden aanvullende eisen qua in te dienen stukken: een meerjarenonderhoudsplanning (behalve als de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de opwekking van duurzame energie), het rechtsgeldig genomen besluit van de ledenvergade-ring tot aanvraag van de lening en een kopie van de toestemming van de eigenaar van eventuele huurappartementen.

Artikel 6

Op aanvragen en beslissingen zijn primair de bestuursprocesrechtelijke bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 6 bevat enkele aanvullende bepalingen.

In samenhang met dit artikel handelen de artikelen 8 en 10 over de inhoudelijke aspecten van de beslissing. Tegen de genomen beslissing kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift worden ingediend bij het college.

lid 2

Ondanks het vooroverleg is denkbaar dat een aanvraag incompleet is. Binnen een termijn van maximaal vier weken kan de aanvraag worden aangevuld.

lid 3

Dit lid ziet mede op eerlijke toedeling van het voor de regeling beschikbare budget. Bij volgorde van binnenkomst geldt logischerwijs dat sprake moet zijn van complete aanvragen, incomplete aanvragen tellen pas mee zodra ze zijn aangevuld.

lid 4

Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht wordt de beslistermijn langer indien de aanvraag moet worden aangevuld.

Artikel 7

In samenhang met artikel 5 lid 1 sub c zijn in artikel 7 groepsgewijs (leden 1 tot en met 4) de specifieke voorzieningen genoemd waarvoor een Stimuleringslening kan worden verstrekt: voorzieningen gericht op vermindering van energieverbruik, voorzieningen gericht op opwekking van duurzame energie, voorzieningen ter opheffing van cascogebreken en voorzieningen ter verbetering van toegankelijkheid of toekomstwaarde.

Bij de twee eerstgenoemde genoemde groepen zijn grotendeels de eisen van toepassing die zoals gezegd ook op rijksniveau worden gesteld (www.ikinvesteerslim.nl/maatregelen). De eisen maken als bijlage 1 deel uit van de regeling. Tevens worden veel voorzieningen van deze beide groepen toegelicht in onderdeel C van deze toelichting.

Hoofdstuk 3 Toekenning en verstrekking

Dit hoofdstuk kent een belangrijke tweeledigheid: het principebesluit van het college tot toe- kenning van de aangevraagde lening (artikel 8) en het daarop volgende besluit van SVn over de daadwerkelijke verstrekking van de door het college onder voorbehoud toegekende lening (artikel 9). Beide besluitvormingstrajecten moeten succesvol zijn doorlopen alvorens sprake is van een Stimuleringslening als voldongen feit.

Artikel 8

Dit artikel bevat de criteria en randvoorwaarden voor een toekenningsbesluit.

b/c

Voor grondgebonden woningen geldt dat een of meer labelstappen qua energieprestatie moeten worden gerealiseerd. Deze eis geldt niet als de te treffen voorzieningen uitsluitend betrekking hebben op de opwekking van duurzame energie.

d

Voor appartementen geldt dat de opheffing van cascogebreken gepaard moet gaan met een zodanige energetische verbetering dat voldaan wordt aan de eisen van bijlage 1.

e/f

Deze punten bevatten taakstellende aansporingen om in of aan het wooncomplex dezelfde voorzieningen te treffen.

Artikel 9

Dit artikel heeft betrekking op het ‘doorsturen van het dossier’ aan SVn met het oog op

behandeling en besluitvorming, gericht op verstrekking van de door het college toegekende Stimuleringslening.

lid 2

Aanvragers dienen er rekening mee te houden dat sprake is van een grondig traject rond de in

lid 2 genoemde aspecten.

lid 3

Dit lid is opgenomen teneinde ruimte te bieden aan de uitvoeringspraktijk: de intentie van de regeling is collectiviteit, de toepassing kan individueel maatwerk vereisen.

Hoofdstuk 4 Weigering en intrekking

Artikel 10

lid 1

Een belangrijke reeds in de overkoepelende verordening opgenomen weigeringsgrond is dat honorering van de aanvraag zou leiden tot overschrijding van het beschikbare jaarbudget.

Het artikel ziet voorts op het intrekken van een toegekende Stimuleringslening.

d

Met stimuleringslening wordt bedoeld een stimuleringslening met als basis de onderliggende Verordening stimuleringsleningen Apeldoorn 2010.

Hoofdstuk 5 Stimuleringslening

Artikel 11

lid 2

Logischerwijs aan de voorzieningen verbonden werk kan door het college bij de vaststelling van de hoofdsom worden betrokken.

lid 3

Het maximale leningbedrag is € 5.000,- per woning of appartement; indien labelstappen worden gerealiseerd kan dit bedrag oplopen tot maximaal € 20.000,-

lid 5/6

Afhankelijk van de (gemiddelde) hoofdsom per woning of appartement bedraagt de looptijd van de Stimuleringslening 90 à 180 maanden (7½ à 15 jaar), in uitzonderlijke gevallen maximaal 300 maanden (25 jaar).

Artikel 12

lid 1

(Partiële) uitbetaling door SVn van de Stimuleringslening vindt plaats nadat facturen van de door derden uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de geoffreerde en getroffen voorzieningen bij de gemeente ter accordering zijn ingediend en de gemeente deze facturen door middel van declaratieformulieren bij SVn heeft ingediend.

Hoofdstuk 7 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 15

Deze Stimuleringsregeling collectieve investeringen woningvoorraad Apeldoorn 2014-2015 geldt voor het resterende deel van 2014 en voor 2015.

C Toelichting voorzieningen als bedoeld in artikel 7, leden 1 en 2

Volgt.