Beleidsregel ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming

Geldend van 28-07-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

B E S L U I T :

vast te stellen de

Beleidsregel ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming

Toelichting

In deze beleidsregel ligt de vraag voor op welke wijze de gemeente Dordrecht wil omgaan met ondersteunende horeca gerelateerde activiteiten op locaties die geen horeca bestemming hebben en/of locaties waarvoor door het college geen horecaontheffing is verleend. Denk bijvoorbeeld aan vergaderlocaties, ateliers, galeries, maatschappelijke en culturele voorzieningen maar ook aan winkels waar een kleine hoek wordt ingericht om producten ter plaatse te kunnen consumeren.

Deze beleidslijn schets een kader waarbinnen de (on)mogelijkheden van ondergeschikte horeca ten behoeve van een andere hoofdfunctie kunnen worden getoetst. Het doel daarbij is om zowel recht te doen aan veranderende consumentenwensen, het geven van ruimte aan ondernemerschap en mogelijkheden van versterking van de hoofdfunctie om oneerlijke concurrentie met bestaande horeca te voorkomen. De beleidsregels zijn genummerd. De overige tekst geeft een toelichting op de beleidsregels.

Achtergrond

Voor het behoud van de aantrekkingskracht op bezoekers van winkelcentra in het algemeen en de binnenstad van Dordrecht in het bijzonder, is het van belang om rekening te houden met nieuwe trends en ontwikkelingen in consumentengedrag. Daarbij is de mix van detailhandel, horeca en (culturele) voorzieningen voor de hedendaagse (en toekomstige) consument een belangrijk motief voor een bezoek aan de binnenstad. In het licht van het veranderende consumentengedrag is er sprake van een ontwikkeling die er toe leidt dat er steeds meer vervlechting plaatsvindt tussen detailhandel, horeca en cultuur. De winkel wordt hiermee meer en meer een belevingsconcept, waar de consument producten kan uitproberen en vervolgens kan kopen: het zogenaamde "try en buy".

In het licht van bovenstaande ontwikkeling zijn bij de gemeente meerdere ontheffingsaanvragen ingediend om ondergeschikte horeca-activiteiten op locaties zonder horecabestemming binnen randvoorwaarden toe te staan, waaronder ook de detailhandels- en dienstverleningszaken. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verkrijgen van een kop koffie indien de gekochte producten ter plaatsen (inpandig) geconsumeerd wordt. Tot nu toe is hier vanuit het beleid nog geen eenduidig antwoord op geformuleerd.

Onze doelstelling is om een eenduidige beleidslijn op te stellen die handhaafbaar is en die kaders aangeeft waarbinnen het college zal handelen met betrekking tot ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming.

Definitie "horeca" in het bestemmingsplan:

"Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of spijzen, voor gebruik ter plaatse en/of nachtverblijf; onder horeca wordt mede verstaan een afhaalwinkel/-centrum."

Definitie "detailhandel" in het bestemmingsplan:

"Onder detailhandel wordt verstaan het bedrijfsmatig te koop aanbieden ‑ hieronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen ‑ aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een afhaalwinkel/-centrum."

Definitie “dienstverlening” in het bestemmingsplan:

"Dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak een winkelkarakter heeft en daarbinnen passende diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, makelaars, videotheken, banken, reis- en uitzendbureaus e.d."

Beleidsregels

Het college handhaaft het uitgangspunt dat horeca op locaties zonder horecabestemming niet is toegestaan. De gemeente Dordrecht wil het echter het exploiteren van ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming onder voorwaarden wel mogelijk maken, zonder dat sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan (onderdeel A).

Ook is onder voorwaarden geen exploitatievergunning (onderdeel B) of Drank- en Horecavergunning (onderdeel C) benodigd.

Met de beleidsregels onder A wordt ten dele een nadere invulling gegeven aan de bestemmingen met een publieke functie, niet zijnde de bestemming horeca, zoals opgenomen in de bestemmingsplannen van de gemeente Dordrecht, die op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening door de gemeenteraad zijn en worden vastgesteld.

A. Van ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming is sprake indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en moet de hoofdfunctie ondersteunen. Ondergeschikt wil zeggen dat deze vorm van de horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert en dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie. Dit betekent dat de hoofdactiviteit van de locatie (atelier, galerie, vergaderruimte, winkel, etc.) voor bezoekers duidelijk waarneembaar is en dus niet sprake kan zijn van een volledig ingerichte of zelfstandig uitgevoerd horeca-etablissement.

  • 2.

    De horeca-activiteiten moet passen binnen het "regime" van de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca-activiteit complementair is aan de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. De openingstijden van de ondergeschikte horeca in detailhandel zijn dus gelijk aan de openingstijden van de detailhandel (de winkeltijden).

  • 3.

    Het horecagedeelte mag uitsluitend bereikbaar zijn via de entree van de hoofdfunctie, om te voorkomen dat het horecagedeelte een zelfstandige stroom bezoekers trekt.

Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten. Deze vallen dan onder één van de horecacategorieën zoals opgenomen in de geldende bestemmingsplannen en in het horecabeleid.

  • 4.

    Bij panden die in gebruik zijn als vergaderlocatie, atelier, galerie, maatschappelijke en culturele voorzieningen is het niet toegestaan dat de ruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en andere partijen.

  • 5.

    Voor de ondergeschikte horeca mag geen specifieke aandacht worden gevraagd (geen afzonderlijke reclames, openingstijden) via welk medium dan ook (internetsites, brochures, etc0.

Voor locaties met een detailhandelsbestemming of dienstverleningsbestemming geldt daarnaast:

  • 6.

    Het horecagedeelte van locaties met een detailhandelsbestemming of dienstverleningsbestemming mag niet door een derde, niet zijnde de exploitant van de hoofdfunctie, worden geëxploiteerd.

  • 7.

    De ondergeschikte horeca in locaties met een detailhandelsbestemming of een dienstverleningsbestemming mag maximaal 25% van het bruto verkoopvloeroppervlak van de inrichting beslaan met een maximum van 35 vierkante meter. Onder bruto verkoopvloeroppervlak wordt verstaan het voor publiek toegankelijke gedeelte plus de ruimte achter de kassa. Opslagruimten en personeelsruimten worden hier niet toe gerekend.

Het maximum van 35 vierkante meter betreft de oppervlakte van de ondersteunende horeca binnen in het pand waarin de detailhandel of dienstverlening is gevestigd (dus niet terrassen). Wanneer de initiatiefnemer een aanvraag doet tot plaatsing van een terras is geen sprake meer van ondergeschiktheid van horeca, maar wordt dit beschouwd als horecagelegenheid.

  • 8.

    Indien op een locatie met een detailhandelsbestemming of dienstverleningsbestemming alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt is geen sprake meer van ondergeschikte horea.

Reden is dat de verkrijgbaarheid van voor directe consumptie geschikte alcoholische dranken beperkt te dient te blijven tot de zogenaamde "natte" horeca, ofwel de cafés, bars en restaurants. Daarnaast is het ondersteunende karakter van de horeca in het geding op het moment dat er verstrekking van alcoholhoudende dranken wordt toegestaan. De kans is dan aanwezig dat de ondergeschikte horeca het karakter gaat krijgen van bar of kroeg. Dit is een ontwikkeling die niet gewenst is. Bovendien wordt het in het licht van het alcoholmatigingsbeleid niet wenselijk geacht dat in een winkel op een laagdrempelige wijze alcohol te verkrijgen is.

  • 9.

    Op locaties die in gebruik zijn als belhuis of internetcafé is het niet toegestaan gelegenheid te bieden om ter plaatse dranken en/of spijzen te nuttigen.

Reden voor het uitsluiten van deze zaken is dat door het karakter en de openingstijden nauwelijks onderscheid is te maken tussen de functie belhuis/ internetcafé en de horecafunctie.

Relatie met de APV-exploitatievergunning en Drank- en Horecawet

Voor de exploitatie van een (horeca)inrichting zijn in de regel ook een exploitatie­vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en, indien er alcoholische dranken worden verstrekt voor consumptie ter plaatse, een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet vereist. Hierop worden echter, zowel in de APV als in de Drank- en Horecawet, uitzonderingen gemaakt die in de praktijk vaak samengaan met het vraagstuk van ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming. Deze uitzonderingen zijn voor nadere invulling door middel van een beleidsregel vatbaar. Het gaat om artikel 2:28, tweede lid, van de APV en artikel 3 juncto artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:28, tweede lid, APV

Een inrichting is in artikel 2:27, eerste lid, gedefinieerd als:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, niet zijnde een seksinrichting als bedoeld in artikel 3:1, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet dranken, rookwaren of spijzen voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Onder een inrichting wordt in ieder geval verstaan: een restaurant, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, kantine of clubhuis. Onder inrichting wordt tevens verstaan een hierbij behorend terras en andere aanhorigheden.

In artikel 2:28, eerste lid, van de APV is bepaald dat het zonder vergunning van de burgemeester niet is toegestaan een inrichting te exploiteren.

Het tweede en derde lid van artikel 2:28 APV formuleren uitzonderingen op deze verbodsbepaling.

Artikel 2:28, tweede lid, formuleert een uitzondering voor winkels (detailhandel):

Het eerste lid geldt niet voor een inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de exploitatie van deze inrichting ondergeschikt is aan de winkelactiviteit.

B. Met deze beleidsregel wordt invulling gegeven aan de term ondergeschikt uit artikel 2:28, tweede lid, APV

  • 10.

    Van ondergeschikt als bedoeld in artikel 2:28, tweede lid, van de APV is sprake indien wordt voldaan aan de hiervoor, onder de nummers 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8 gestelde voorwaarden voor ondergeschikte horeca op locaties zonder horecabestemming. In dat geval is er geen exploitatie­vergunning nodig als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, van de APV.

Artikel 3 juncto artikel 1, eerste lid, Drank- en Horecawet

In artikel 3 van de Drank- en Horecawet is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een horecabedrijf uit te oefenen.

Artikel 1, eerste lid, definieert het horecabedrijf als volgt:

De activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.

C. Met deze beleidsregel wordt ten dele invulling gegeven aan de term bedrijfsmatig uit de definitiebepaling van het begrip horecabedrijf in artikel 1, eerste lid, Drank- en Horecawet.

  • 11.

    Van bedrijfsmatig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet is in ieder geval sprake indien in een locatie meer dan zes keer per kalenderjaar alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, al dan niet met gebruikmaking van een partijen-cateringbedrijf.

Uiteraard blijft, ongeacht het aantal malen dat wordt verstrekt, de vergunningplicht bestaan indien de verstrekking niet anders dan om niet, dus tegen (directe of indirecte) betaling, geschiedt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 juni 2011.
Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris de burgemeester
J.H. de Baas A.A.M. Brok