SUBSIDIEVERORDENING PROFESSIONELE INSTELLINGEN OP HET GEBIED VAN WELZIJN EN ZORG

Geldend van 10-06-2020 t/m heden

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING PROFESSIONELE INSTELLINGEN OP HET GEBIED VAN WELZIJN EN ZORG

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 21 december 1999, Dienst OCWS, no. 99-40362;

gehoord de commissies "Welzijn en Sport", "Algemene Zaken"en "Financien en Personeel";

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op de thans geldende Algemene subsidieverordening;

BESLUIT:

"SUBSIDIEVERORDENING PROFESSIONELE INSTELLINGEN OP HET GEBIED VAN WELZIJN EN VOLKSGEZONDHEID"

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1: Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Professionele instelling:

een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die activiteiten uitvoert met beroepskrachten, eventueel ondersteund door vrijwilligers, ter behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard, verder te noemen "instelling";

b.Prestatieplan:

een overzicht van de prestatie(s) waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee te realiseren doelstelling(en). Bij een prestatieplan dienen de prestaties te worden omschreven in prestatie-eenheden en prijzen per prestatie-eenheid;

c.Werkprogramma:

een plan, opgesteld door de instelling, waarin is opgenomen de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd, de daarmee te realiseren doelstelling(en) en voorzien van een bijbehorende begroting;

d.Subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de instelling, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

e.Subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

f.Subsidie-contract:

een schriftelijke overeenkomst tussen de instelling en het bestuursorgaan, ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, waarin de wederzijdse rechten en plichten zijn vastgelegd.

Artikel 2: Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is slechts van toepassing op door burgemeester en wethouders aangewezen instellingen die actief zijn op het gebied van welzijn en/of zorg.

  • 2. De aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk aan de instelling bekend gemaakt. Van iedere aanwijzing doen burgemeester en wethouders tevens mededeling aan de ter zake bevoegde raadscommissie.

Artikel 3: Algemene voorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt indien daarvoor door de raad op de gemeentebegroting voor het boekjaar middelen beschikbaar zijn gesteld en onder de daarbij door de raad of door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden.

  • 2.

    De raad kan ieder jaar subsidieplafonds vaststellen.

  • 3.

    Subsidie wordt door burgemeester en wethouders verstrekt, tenzij de raad zich de bevoegdheid daartoe voorbehoudt, dan wel bij of krachtens wet zulks is bepaald.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen dwingende voorwaarden stellen met betrekking tot de hoogte van:

    • a.

      contributie van leden van een instelling;

    • b.

      bijdragen van deelnemers aan (een gedeelte van) een prestatieplan of werkprogramma;

    • c.

      tarieven.

Deze voorwaarden worden integraal opgenomen in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders mag worden verwacht dat met de subsidiering van een prestatieplan of werkprogramma de te realiseren doelstelling(en) zullen worden bereikt, en

    • b.

      de instelling:

      1* naar het oordeel van burgemeester en wethouders de behoefte aan subsidie voor een prestatieplan of werkprogramma heeft aangetoond, en

      2* aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen, met inbegrip van subsidie, voldoende zullen zijn om een voorgenomen prestatieplan of werkprogramma uit te voeren.

Artikel 4: Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverstrekking kan worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

    • a.

      een prestatieplan dan wel een werkprogramma van de instelling niet gericht zal zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komt aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente op het gebied van welzijn en/of zorg;

    • c.

      de instelling ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van een prestatieplan of een werkprogramma te dekken;

    • d.

      de middelen niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor het subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e.

      de instelling doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

  • 2. Een subsidieverlening wordt voorts geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond, als bedoeld in de artikel 3, tweede lid, zou worden overschreden. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting uit de vorige volzin slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

  • 3. De subsidieverlening kan daarnaast in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      het prestatieplan of werkprogramma niet of niet geheel zal worden uitgevoerd;

    • b.

      de instelling niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de instelling niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent het te verrichten prestatieplan of werkprogramma en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 4. De subsidieverlening kan tot slot in ieder geval worden geweigerd indien de instelling:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Hoofdstuk II: Incidentele Subsidies

Artikel 5: Toepassing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een incidentele subsidie verstrekken aan een door hen aangewezen instelling voor eenmalige activiteiten die passen binnen het gemeentelijk beleid op het gebied van welzijn en/of zorg.

  • 2. Op verstrekkingen als bedoeld in het vorige lid zijn de artikelen over incidentele subsidies van de thans geldende Algemene Subsidieverordening van toepassing.

Hoofdstuk III: Per boekjaar verstrekte subsidies

Artikel 6: Subsidie voor een of meer boekjaren

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor een of meer boekjaren aan instellingen een subsidie verstrekken voor activiteiten die passen binnen het gemeentelijk beleid op het gebied van welzijn en/of zorg. Op deze verstrekkingen zijn de artikelen over per boekjaar verstrekte subsidies van de thans geldende Algemene Subsidieverordening niet van toepassing.

  • 2. Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan burgemeester en wethouders verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening voor twee of meer boekjaren vermeldt welke gegevens de instelling krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie voor twee of meer boekjaren geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien bij de beschikking tot subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 7: Subsidiegrondslag

  • 1. Een subsidie wordt verstrekt op grondslag van een door de instelling ingediend prestatieplan, tenzij de raad bepaalt dat subsidie wordt verstrekt op grondslag van een ingediend werkprogramma met bijbehorende begroting.

  • 2. Een subsidie op grondslag van een werkprogramma met bijbehorende begroting wordt uitsluitend verstrekt aan een instelling zonder winstoogmerk.

Artikel 8: Subsidie op grondslag van een prestatieplan

  • 1. Bij subsidieverlening op grondslag van een prestatieplan wordt de hoogte van het subsidie bepaald aan de hand van de door burgemeester en wethouders gewenste prestaties door het aantal prestatie-eenheden te vermenigvuldigen met een bedrag per prestatie-eenheid.

  • 2. In het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening wordt ten minste vastgelegd:

    • a.

      hoeveel prestatie-eenheden van de te onderscheiden gewenste prestaties wanneer moeten worden gerealiseerd;

    • b.

      welk subsidiebedrag per prestatie-eenheid van de te onderscheiden gewenste prestaties wordt verleend;

    • c.

      welke kwaliteitseisen aan de te onderscheiden gewenste prestaties worden verbonden.

  • 3. Indien de instelling de in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening aangegeven prestatie-eenheden heeft gerealiseerd tegen een lager dan wel hoger bedrag dan in dat contract is aangegeven, wordt met inachtneming van het gestelde in artikel 15 bij de subsidievaststelling uitgegaan van het bij de verlening aangegeven bedrag.

  • 4. Indien de instelling meer prestatie-eenheden heeft gerealiseerd dan aangegeven in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening leidt dit bij de subsidievaststelling niet tot een hoger bedrag dan bij de verlening is aangegeven.

  • 5. Indien de instelling minder prestatie-eenheden heeft gerealiseerd dan aangegeven in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, zal afrekening bij de subsidievaststelling plaatsvinden op basis van het daadwerkelijk gerealiseerde aantal prestatie-eenheden.

  • 6. Indien de instelling naar het oordeel van burgemeester en wethouders naar aard en hoedanigheid andere prestaties realiseert dan aangegeven in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, kan bij de subsidievaststelling een korting worden toegepast.

  • 7. Alvorens een besluit tot subsidieverstrekking conform het vijfde of zesde lid wordt genomen, stellen burgemeester en wethouders de instelling hiervan schriftelijk op de hoogte en treden zij hierover in overleg met de instelling.

Artikel 9: Subsidie op grondslag van een werkprogramma

  • 1. Bij subsidieverlening op grondslag van een werkprogramma wordt de hoogte van het subsidie bepaald aan de hand van een door burgemeester en wethouders goedgekeurde begroting van het subsidiabele werkprogramma.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid bepalen burgemeester en wethouders de maximale hoogte van het subsidiebedrag.

  • 3. Indien de instelling het in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening aangegeven werkprogramma heeft gerealiseerd tegen een hoger bedrag dan in dat contract is aangegeven, wordt bij de subsidievaststelling uitgegaan van het bij de verlening aangegeven bedrag.

  • 4. Indien de instelling een uitgebreider werkprogramma heeft gerealiseerd dan aangegeven in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening leidt dit bij de subsidievaststelling niet tot een hoger bedrag dan bij de verlening is aangegeven.

  • 5. Indien de instelling het in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening aangegeven werkprogramma heeft gerealiseerd tegen een lager bedrag dan in dat contract is aangeven, zal naar verhouding en met inachtneming van het gestelde in artikel 15 bij de subsidievaststelling een korting worden toegepast.

  • 6. Indien de instelling het werkprogramma geheel of gedeeltelijk niet heeft gerealiseerd dan aangegeven in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening zal naar verhouding en met inachtneming van het gestelde in artikel 15 bij de subsidievaststelling een korting worden toegepast.

  • 7. Indien de instelling naar het oordeel van burgemeester en wethouders naar aard en hoedanigheid geheel of gedeeltelijk een ander werkprogramma realiseert dan aangegeven in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, kan bij de subsidievaststelling een korting worden toegepast.

  • 8. Alvorens een besluit tot subsidieverstrekking conform het vijfde, zesde of zevende lid wordt genomen, stellen burgemeester en wethouders de instelling hiervan schriftelijk op de hoogte en treden zij hierover in overleg met de instelling.

Artikel 10: Aanvraag tot verlening van subsidie

  • 1. De aanvraag voor subsidieverlening wordt 26 weken voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend bij burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de aanvraagtermijn.

  • 2. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      indien sprake is van een subsidie op grondslag van een prestatieplan: het prestatieplan;

    • b.

      indien sprake is van een subsidie op grondslag van een werkprogramma: het werkprogramma en de daarbij behorende begroting.

  • 3. Het prestatieplan of de begroting behelst:

    • a.

      een overzicht van de voor het boekjaar geraamde baten en lasten van de instelling, en

    • b.

      een vergelijking met de geraamde baten en lasten van het jaar voorafgaand aan het boekjaar en een toelichting op de verschillen.

  • 4. Indien de instelling voor de eerste maal een aanvraag indient, gaat de aanvraag voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de instelling op het moment van de aanvraag.

  • 5. Voor zover de instelling voor hetzelfde prestatieplan of werkprogramma een subsidie heeft aangevraagd bij een of meer bestuursorganen of organen van organisaties, instellingen en dergelijke, doet de instelling daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 11: Subsidieverlening

  • 1. Na vaststelling van de gemeentebegroting beslissen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk op de aanvraag tot subsidieverlening. De beslissing wordt uiterlijk 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft aan de instelling bekend gemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een subsidie ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd worden verleend onder de voorwaarde dat bij de vaststelling van deze begroting of goedkeuring voldoende middelen ter beschikking worden gesteld. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3. Tussen de instelling en burgemeester en wethouders wordt te allen tijde een subsidie-contract gesloten ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten op een subsidie verstrekken. Zij kunnen nadere regels met betrekking tot de bevoorschotting stellen. De wijze van bevoorschotting wordt integraal opgenomen in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 12: Meldingsplicht

  • 1. De instelling rapporteert middels een periodieke rapportage passend binnen de gemeentelijke planning- & control-cyclus op hoofdlijnen over de realisatie en de afwijkingen daarvan met betrekking tot het uit te voeren prestatieplan of werkprogramma. De tijdstippen waarop de rapportages moeten worden ingediend en de aanwijzing over de wijze van rapporteren worden integraal opgenomen in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. Wanneer de instelling gedurende het boekjaar het prestatieplan of werkprogramma waarvoor de subsidie is verstrekt geheel of in belangrijke mate niet kan realiseren, of anderszins geheel of in belangrijke mate niet kan voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, is hij verplicht hiervan burgemeester en wethouders per omgaande en beargumenteerd schriftelijk kennis te geven. De instelling treedt daarnaast hierover zo spoedig mogelijk in overleg met burgemeester en wethouders.

Artikel 13: Verzekering

  • 1. De instelling verzekert:

    • a.

      haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen het risico van diefstal en brand;

    • b.

      zich tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden;

    • c.

      voor haar werknemers en voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van een gesubsidieerd prestatieplan of werkprogramma, hun wettelijke aansprakelijkheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de instelling verplichten zich ook tegen andere risico's te verzekeren.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van de verplichtingen genoemd in het eerste lid.

Artikel 14: Toestemming

  • 1. De instelling behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de instelling zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • d.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor te verrichten prestaties door de instelling in de gewone uitoefening van het gesubsidieerde werkprogramma of prestatieplan;

    • e.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • f.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4. Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 15: Egalisatiereserve

  • 1. De instelling vormt een egalisatiereserve van niet meer dan tien procent van de jaarlijks gerealiseerde omzet.

  • 2. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan drie eenderde procent van de in dat jaar gerealiseerde omzet.

  • 3. Indien de egalisatiereserve in enig jaar meer bedraagt dan tien procent van de in dat jaar gerealiseerde omzet, zal bij de subsidievaststelling een korting worden toegepast. Deze korting bedraagt het eventueel meerdere van de toegestane egalisatiereserve.

  • 4. Indien de toevoeging aan de reserve in enig jaar meer bedraagt dan drie eenderde procent van de in dat jaar gerealiseerde omzet, zal bij de subsidievaststelling een korting worden toegepast. Deze korting bedraagt het eventueel meerdere van de toegestane toevoeging in dat jaar.

  • 5. Indien de instelling in enig jaar geen middelen aan de egalisatiereserve kan toevoegen en de exploitatie op rekeningsbasis niet sluit zal de instelling een beroep moeten doen op de tot dan gevormde egalisatiereserve.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening aan een instelling geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste tot en met het vierde lid. Het besluit tot ontheffing wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening. Indien sprake is van een ontheffing wordt de wijze waarop in dat geval invulling wordt gegeven aan vorming en voeding van een egalisatiereserve integraal opgenomen in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 16: Vergoedingsplicht

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, in de gevallen, genoemd in het tweede lid, een vergoedingsplicht opleggen mits:

    • a.

      dit in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, en

    • b.

      daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      de instelling voor het prestatieplan dan wel werkprogramma gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de instelling een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor het prestatieplan dan wel werkprogramma gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      het prestatieplan dan wel werkprogramma geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de activiteiten van de instelling door een derde worden voortgezet en de activa en passiva met toestemming van burgemeester en wethouders tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Artikel 17: Kalenderjaar

De instelling stelt het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 18: Subsidievaststelling

  • 1. Een subsidie per boekjaar wordt per boekjaar vastgesteld.

  • 2. Een subsidie voor twee of meer boekjaren wordt eveneens per boekjaar vastgesteld, tenzij in het subsidie-contract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 19: Aanvraag tot vaststelling van subsidie

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt voor 1 mei van het jaar volgend op het boekjaar waarop de subsidieverstrekking betrekking heeft ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een prestatieverslag of werkprogrammaverslag.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de subsidie voor twee of meer boekjaren is verleend.

  • 4. Indien de instelling zijn inkomsten geheel of in belangrijke mate ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening, beide voorzien van een duidelijke toelichting, van het boekjaar en het daaraan voorafgaande jaar, en een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De financiële verantwoording sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat de in het vierde lid bedoelde verklaring tevens een onderzoek omvat van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Burgemeester en wethouders geven hierbij tevens een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van deze controle.

  • 6. Het prestatieverslag of werkprogrammaverslag beschrijft de aard en de omvang van de activiteiten opgenomen in het prestatieplan of werkprogramma waarvoor subsidie is verleend en bevat een kwalitatieve en kwantitatieve vergelijking tussen de te realiseren en de gerealiseerde doelstellingen, voorzien van een toelichting.

  • 7. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20: Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2000.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding van deze verordening:

    • a.

      wordt de "Subsidieverordening sociaal-culturele activiteiten" vastgesteld door de raad van Maastricht op 4 november 1981 en zoals nadien gewijzigd, buiten toepassing gelaten voor die instellingen die op grond van artikel 2 onder de werkingssfeer van deze verordening vallen;

    • b.

      vervallen de "Subsidieverordening gecoördineerd ouderenwerk" vastgesteld door de raad van Maastricht op 4 november 1981 en zoals nadien gewijzigd, en de "Subsidieverordening maatschappelijke dienstverlening" vastgesteld door de raad van Maastricht op 5 februari 1985 en zoals nadien gewijzigd.

  • 3.

    Aanvragen tot vaststelling van subsidie voor de periode tot en met 1999 worden aangemerkt als aanvragen ter definitieve vaststelling van het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 14 van de "Algemene subsidieverordening" en worden overeenkomstig laatstgenoemde verordening en, voor zover van toepassing, overeenkomstig de "Subsidieverordening sociaal-culturele activiteiten", de "Subsidieverordening gecoördineerd ouderenwerk" dan wel de "Subsidieverordening maatschappelijke dienstverlening" afgedaan.

  • 4.

    Aanvragen tot vaststelling van een meerjarensubsidie voor een prestatieplan of werkprogramma waarvan de termijn eindigt na 31 december 1999 worden aangemerkt als aanvragen bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie voor het boekjaar 2000 bestemmen de instelling en burgemeester en wethouders in gezamenlijk overleg het doel waarvoor de geconstateerde egalisatiereserve boven de toegestane tien procent van de in dat jaar gerealiseerde omzet wordt ingezet. Deze bestemming wordt integraal opgenomen in de beschikking tot subsidievaststelling.

Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 26 juni 2001.

de secretaris,

Drs. W. Rutten,

De voorzitter,

Mr. Ph. Houben