Verordening Aansluitvoorwaarden Riolering Gemeente Beesel 2003

Geldend van 02-10-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening Aansluitvoorwaarden Riolering Gemeente Beesel 2003

De raad van de gemeente Beesel:

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van Beesel d.d. 4 augustus 2003;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Gelet op de Algemene Wet Bestuursrecht;

gezien het advies van de commissie Grondzaken

besluit:

vast te stellen de: Verordening Aansluitvoorwaarden Riolering Gemeente Beesel 2003

Afdeling I: Begripsomschrijvingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aansluitleiding: De perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particulier riool tezamen.

  • b.

    Perceelaansluitleiding: De riolering en de voorzieningen in beheer bij de gemeente, gelegen tussen het gemeentelijk riool en het aansluitpunt.

  • c.

    Aansluitpunt: Het punt waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding wordt aangesloten.

    Bij drukriolering: het punt waar het particulier riool of de perceelaansluitleiding wordt aangesloten op de pompput voorzover deze op particulier eigendom staat, dan wel het punt waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding wordt aangesloten.

  • d.

    Bronneringswater: Grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

  • e.

    Drainagewater: Grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem.

  • f.

    Droogweerafvalwater: De hoeveelheid afvalwater die per tijdseenheid in een droogweersituatie via het rioolstelsel wordt afgevoerd.

  • g.

    Afvalwater: Alle water waarvan de houder zich –met het oog op de verwijdering daarvan- ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

  • h.

    Drukriool: Het gemeentelijk riool voor de afvoer van droogweerafvalwater, waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.

  • i.

    Gemeente: De gemeente Beesel.

  • j.

    Gemeentelijk riool: Het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen en persleidingen alsmede werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de perceelaansluitleidingen.

  • k.

    Particulier riool: De binnen, buiten- en terreinrioolleidingen beginnend op het aan te sluiten perceel, tot aan het aansluitpunt c.q. pompput van de gemeente. Ligt geheel binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel.

  • l.

    Gemengd stelsel: Het gemeentelijk riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater.

  • m.

    (Verbeterd) gescheiden stelsel: het gemeentelijk riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater en een buizenstelsel voor de afvoer van het overige afvalwater.

  • n.

    Rechthebbende:

    • 1.

      de eigenaar of zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op het gemeentelijk riool wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

    • 2.

      de rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel van de onder 1. bedoelde personen.

Afdeling II De vergunning

Artikel 2 Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder een daartoe door het college van burgemeester en wethouders verleende aansluitvergunning een aansluiting van een particulier riool op het gemeentelijk riool tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen een aansluitvergunning alleen voor het tot stand brengen en in stand houden van een aansluiting tussen het particulier riool en de perceelaansluiting:

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater indien ter plaatse een gemengd stelsel aanwezig is;

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een (verbeterd) gescheiden stelsel aanwezig is;

    • c.

      voor de afvoer van hemelwater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een (verbeterd) gescheiden stelsel aanwezig is;

    • d.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater indien ter plaatse alleen riolering voor afvalwater aanwezig is;

    • e.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater indien ter plaatse riolering onder over- en/of onderdruk aanwezig is.

  • 3. Indien meer dan één aansluitleiding van een particulier riool op het gemeentelijk riool dient te worden gemaakt, alsmede wanneer meer dan één aansluiting dient te worden gewijzigd, is het eerste lid voor iedere aansluiting of wijziging afzonderlijk van overeenkomstige toepassing.

  • 4. In de vergunning kunnen onder meer voorschriften worden opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      het tot stand brengen van de aansluiting;

    • b.

      het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de perceelaansluitleiding;

    • c.

      sloopwerkzaamheden die in verband staan met de riolering en die plaatsvinden op het perceel van de rechthebbende.

  • 5. Indien de rechthebbende binnen een jaar na verlening van de aansluitvergunning geen verzoek heeft gedaan de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die aansluitvergunning betrekking heeft uit te voeren, vervalt de aansluitvergunning.

Artikel 3 De vergunningaanvraag

  • 1. De aanvraag voor een aansluitvergunning wordt schriftelijk m.b.v. een aanvraagformulier bij het college van burgemeester en wethouders ingediend door de rechthebbende van het aan te sluiten perceel.

  • 2. Bij de aanvraag voor een aansluitvergunning dienen de volgende ge­ge­vens door de recht­hebbende te worden ver­strekt:

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de aanduiding dat het een verzoek om een aansluitver­gun­ning betreft;

    • d.

      de ligging van het aan te sluiten perceel:

      • 1.

        aan de hand van straat en huisnummer of, indien geen huis­num­mer is toege­kend, aan de hand van het kadas­traal nummer van het betreffende perceel;

      • 2.

        aangegeven op een situatieschets 1:1000 of grotere schaal;

    • e.

      voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij dient te worden aangegeven of niet-verontreinigd water (zoals koelwater) en/of verontreinigd water (zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater) zal worden afgevoerd;

    • f.

      een beschrijving van de wijze waarop hemelwater zal worden afgevoerd;

    • g.

      van het aan te sluiten of te wijzigen particulier riool tenminste de volgende gegevens:

      • 1.

        het leidingverloop en de dimensionering;

      • 2.

        een overzichtstekening waarop de ligging van het aan te leggen of te wijzigen particulier riool en de gewenste locatie van het aansluitpunt is aangegeven. De overzichtstekening dient van een deugdelijke maatvoering te zijn voorzien;

      • 3.

        de hoogteligging van het particulier riool;

      • 4.

        het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt.

  • 3. Indien de gegevens, bedoeld in het tweede lid, reeds zijn vastgelegd in de voor het perceel afgegeven bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan bij de aanvraag van een aansluitvergunning voor het perceel worden volstaan met het overleggen van een kopie van de gegevens uit die vergunning(en).

  • 4. De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens of bij onduidelijkheid van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen een door het college van burgemeester en wethouders te stellen termijn aan te vullen. Indien binnen de gestelde termijn de gegevens niet zijn aangevuld of verduidelijkt, wordt de aanvraag niet ontvankelijk verklaard.

Artikel 4 Weigering van een aansluitvergunning

  • 1. Een aansluitvergunning kan slechts worden geweigerd indien aansluiting van het particulier riool op het gemeentelijk riool of wijziging van die aansluiting bezwaarlijk is.

  • 2. Aansluiting van het particulier riool op het gemeentelijk riool of wijziging van die aansluiting is in ieder geval bezwaarlijk indien:

    • a.

      in geval van aansluiting op een vrijvervalriolering de hoogteligging van het aansluitpunt (binnenonderkant buis) lager ligt dan de bovenzijde van het gemeentelijk riool, vermeerderd met 200 mm plus de benodigde hoogte voor het afschot van de aansluitleiding;

    • b.

      in geval van aansluiting op een vrijvervalriolering de bovenzijde van een lozingstoestel of schrobputje lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij wordt aangesloten via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep;

    • c.

      de gevraagde aansluiting een lozing van afvalwater betreft, waarvoor krachtens de geldende milieuwetgeving een vergunning benodigd is, maar niet is verleend, of niet aan de geldende algemene regels is voldaan;

    • d.

      het gemeentelijk riool ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren;

    • e.

      in geval van lozing op een ander rioleringstelsel dan een gemengd riool:

    • - het lozing van drainagewater betreft;

    • - het lozing van hemelwater betreft;

    • - het lozing van opgepompt grondwater betreft;

    • f.

      de gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor bronneringswater betreft;

    • g.

      een bouwvergunning of een Wet milieubeheervergunning voor het aan te sluiten perceel is geweigerd.

    • h.

      de hoogteligging van de aansluitleiding het noodzakelijk maakt dat bv. kabels en leidingen moeten worden omgelegd;

  • 3. Een weigering van een aansluitvergunning is met redenen omkleed, waarbij nadere eisen aangegeven worden waaraan het particulier riool dient te voldoen om voor een vergunningverlening in aanmerking te komen.

Artikel 5 Verlening van de aansluitvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst op de aanvraag. Indien deze termijn wordt overschreden wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag voor een aansluitvergunning aan indien er geen reden is de vergunning te weigeren:

    • a.

      terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een bouwvergunning krachtens artikel 40 Woningwet;

    • b.

      terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een vergunning krachtens artikel 8.1 Wet milieubeheer;

    • c.

      terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een vergunning krachtens de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren.

  • 3. Rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk van de aanhouding op de hoogte gesteld.

  • 4. Na verlening van de in lid 2 onder sub a en b bedoelde vergunningen, nemen burgemeester en wethouders alsnog binnen 8 weken een beslissing op de aanvraag.

Afdeling III De aansluiting

Artikel 6 Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

  • 1. De uitvoering van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding, inclusief de aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding, vindt niet plaats anders dan door of vanwege de gemeente.

  • 2. De aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding vindt slechts plaats, als het aan te sluiten particulier riool tot het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit, de Bouwverordening gemeente Beesel en overige wettelijke bepalingen gestelde eisen.

Artikel 7 Het verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1. De rechthebbende aan wie ingevolge afdeling II een aansluitvergunning is verleend kan de gemeente verzoeken de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die vergunning betrekking heeft uit te voeren. De rechthebbende dient een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in bij de burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij het verzoek tot aansluiting dienen in ieder geval de volgende gegevens door de rechthebbende te worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de rechthebbende;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de door rechthebbende gewenste datum van uitvoering.

    Het verzoek tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen indien deze gegevens volledig zijn vermeld.

  • 3. Indien de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding reeds zijn voldaan uit hoofde van een eerder door de rechthebbende met de gemeente gesloten overeenkomst, dient de rechthebbende dit naast de in het tweede lid bedoelde gegevens bij het verzoek tot aansluiting te vermelden.

  • 4. Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.

Artikel 8 Kosten van de aansluiting

De bijdrage in de kosten van de aanleg van de aansluitleiding die door de rechthebbende betaald moet worden, ligt vast in de Verordening op de heffing en invordering van een rioolaansluitrecht.

Afdeling IV Onderhoud

Artikel 9 Onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Het onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding en/of het aansluitpunt wordt uitgevoerd door of vanwege de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende onderhouds- dan wel herstelwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.

  • 2. Onder onjuist gebruik van het particulier riool wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via de aansluiting lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de perceelaansluitleiding of gemeentelijk riool veroorzaken;

    • b.

      het via de aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de perceelaansluitleiding aantasten;

    • c.

      onjuiste lozingen van afvalwater op (verbeterd) gescheiden stelsel.

  • 3. De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit het gemeentelijk riool. Bij aansluitingen die beneden het zgn. spiegelpeil liggen, zijn genoemde kosten voor rekening van rechthebbende.

  • 4. Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het gemeentelijk rioolstelsel.

Afdeling V Sloop- en andere werkzaamheden, beëindiging gebruik

Artikel 10 Zorgplicht

  • 1. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het gemeentelijk riool aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool worden getroffen dat iedere belemmering van het goed functioneren van het gemeentelijk riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2. Indien de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op het gemeentelijk riool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

Artikel 11 Beëindiging gebruik

  • 1. 1. Indien het gebruik van een perceelaansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht de gemeente hiervan in kennis te stellen.

  • 2. 2. Indien het gebruik van een perceelaansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt de op de aansluiting betrekking hebbende vergunning ingetrokken, waarna de perceelaansluitleiding op kosten van de rechthebbende door de gemeente wordt dichtgezet of verwijderd.

Artikel 12 Buiten gebruik stellen perceelaansluitleiding

Indien de hoeveelheid aangeboden afvalwater de goede werking van het gemeentelijk rioleringsstelsel nadelig beïnvloedt is de gemeente gerechtigd om zonder terugbetaling van de aansluitkosten de perceelaansluitleiding c.q. pompgemaal buiten werking te stellen.

Afdeling VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. Aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, worden aangemerkt als waren zij tot stand gebracht volgens deze verordening en worden geacht op basis hiervan te zijn voorzien van een aansluitvergunning op grond van deze verordening.

  • 2. Bij strijd van deze verordening met bepalingen in overeenkomsten gesloten tussen de gemeente en een rechthebbende, prevaleert het bepaalde in deze overeenkomsten.

Artikel 13 Hardheidsclausule en slotbepaling

  • 1. In het geval dat strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een besluit van burgemeester en wethouders dat onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kunnen zij gemotiveerd van de bepalingen van deze verordening afwijken.

  • 2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van haar bekendmaking.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Aansluitvoorwaarden Riolering Gemeente Beesel 2003”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Beesel in zijn openbare vergadering van 15 september 2003.

Toelichting

Algemeen

Inzameling en transport van afvalwater is een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het beheer van deze stelsels. Vooral in het buitengebied van de gemeente zijn een groot aantal percelen niet aangesloten op de riolering. De gemeente gaat het gemeentelijk rioleringstelsel uitbreiden, waardoor voor een groot aantal rechthebbenden op nog niet aangesloten percelen verplicht wordt aan te sluiten op de riolering. Deze verordening regelt de verhouding tussen gemeente en rechthebbenden op nog niet aangesloten percelen, wanneer deze verplicht worden aan te sluiten op de gemeentelijke riolering.

In deze aansluitverordening worden voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het gemeenteriool kan worden verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de perceelaansluitleiding en het aansluitpunt. Dit strekt tot voordeel van alle betrokken partijen, omdat er dan duidelijkheid bestaat over de verwachtingen die een burger en de gemeente van elkaar mogen hebben.

Opzet van de verordening

Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het riool of een wijziging van een bestaande aansluiting een vergunning is vereist. Aan de vergunning worden vervolgens voorschriften gesteld. Deze voorschriften betreffen onder meer de technische eisen waaraan de aansluiting moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en de capaciteit van het gemeentelijk riool. De aard van het te lozen water kan ook reden zijn de vergunning te weigeren. Vanwege milieuhygiënische redenen en voor een efficiënt gebruik van de capaciteit van de riolering wordt geen vergunning afgegeven voor het lozen van drainagewater, hemelwater, opgepompt grondwater en bronneringswater. Deze typen afvalwater dienen zoveel mogelijk terug in de bodem gebracht te worden of te worden geloosd op oppervlaktewateren.

De aansluiting wordt door de gemeente gerealiseerd. De vergunninghouder verzoekt de gemeente om het tot stand brengen van de aansluiting. De gemeente bepaalt in overleg met de vergunninghouder wanneer de vergunde aansluiting wordt gerealiseerd.

In de verordening zijn voorwaarden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluiting en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.

Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd:

  • 1.

    het punt waar afvalwater wordt overgenomen van de producent (doorgaans daar waar het particulier riool overgaat in gemeentelijk eigendom),

  • 2.

    het punt waar afvalwater wordt overgedragen aan de beheerder van de zuiveringstechnische werken,

  • 3.

    het punt waar overstortingen op het oppervlaktewatesvinden. plaats

Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerst genoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding, wordt het aansluitpunt genoemd.

De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de perceelaansluitleiding en het gemeentelijk riool. Werkzaamheden aan het particulier riool vallen onder de verantwoordelijkheid van de rechthebbende op het aangesloten perceel. Indien het particulier riool gedeeltelijk in openbare grond is gelegen worden de werkzaamheden door of vanwege de gemeente uitgevoerd, voor rekening van de rechthebbende.

Als er bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particuliere riool, dan moet de rechthebbende zelf en voor eigen rekening zorgdragen voor het verhelpen van het probleem. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld doordat de wortels van bomen op de openbare weg ingroeien in de aansluitleiding of door verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. De kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente.

Hierop is een uitzondering gemaakt. Als de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van onjuist gebruik van het riool, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of de veroorzaker van de schade. In artikel 9 van de verordening wordt een tweetal vormen van onjuist gebruik toegelicht. Andere vormen van onjuist gebruik leiden er ook toe dat de onderhouds- en/of herstelkosten voor rekening van de gebruiker of veroorzaker komen.

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. De kosten die de eigenaar moet betalen zijn een bijdrage in de daadwerkelijke kosten van de aanleg. De tarieven zijn vastgelegd in de verordening ‘Verordening op de heffing en invordering van een rioolaansluitrecht’.

In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders op verzoek van de rechthebbende toestaan dat deze zelf de aanleg van de perceelaansluitleiding verzorgt. Dit is slechts het geval indien aanleg door of vanwege de gemeente onredelijk zou zijn, zodat de hardheidsclausule van toepassing wordt. In de aansluitvergunning dient te worden vastgelegd dat de aansluiting door de rechthebbende wordt uitgevoerd.

De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd indien aansluiting van het particulier riool op het gemeentelijk riool of wijziging van die aansluiting bezwaarlijk is. Vergunningverlening kan bezwaarlijk zijn vanwege onder meer technische, juridische of milieuhygiënische redenen. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval bezwaarlijk zijn voor het verlenen van een vergunning.

Eén van deze weigeringsgronden is de aansluiting van drainagewater hetgeen in de lijn ligt van het beleid van de vierde Nota waterhuishouding. De gemeente heeft geen wettelijk vastgestelde ontvangstplicht voor drainagewater. Een aansluitvergunning kan ook geweigerd worden indien deze ten behoeve van een aansluiting voor de afvoer van hemelwater of de afvoer van opgepompt grondwater wordt aangevraagd. Door deze typen water niet op het riool te lozen wordt de capaciteit van het gemeentelijk riool optimaal benut en verdroging van de bodem tegengegaan.

Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd moet deze weigering voorzien zijn van een deugdelijke motivering. In deze motivering kan een verwijzing worden opgenomen naar het achterliggende beleid van een bepaalde weigeringsgrond. Indien mogelijk zullen bij de weigering de nadere eisen worden aangegeven waaraan voldaan moet worden om voor vergunningverlening in aanmerking te komen.

De verordening is opgebouwd uit 15 artikelen, die zijn ondergebracht in zes afdelingen. In afdeling I worden de begripsbepalingen gegeven. Afdeling II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningplicht, de aanvraag, de verlening, de gronden voor weigering en tot slot de verlening. In afdeling III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoe­ring geregeld. Het onderhoud komt in afdeling IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in afdeling V. De laatste afdeling tenslotte, afdeling VI, betreft de overgangs- en slotbepalingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is bedoeld om te voorkomen dat discussie ontstaat over de betekenis van de gehanteerde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning gelden de definities van artikel 1.

De rechthebbende is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de (perceel)eigenaar maar ook de zakelijk gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht.

Artikel 2

In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particulier riool op het gemeentelijke riool of wijziging van een dergelijke aansluiting verboden is zonder vergunning. Deze vergunningsplicht voor het verkrijgen van een aansluiting op de riolering is een belangrijk uitgangspunt van de aan­sluit­verordening.

In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het particu­lier riool zoals dat aanwezig moet zijn op het moment waarop de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast kunnen de voor de rechtheb­bende geldende regels uit de verorde­ning met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, expliciet in de ver­gunning worden vermeld. Zolang de betreffende aanslui­ting bestaat, blijven deze voorschriften gelden. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieu­we vergunning worden aangevraagd.

In lid 2 wordt aangegeven dat voor iedere aansluiting van een particulier riool op het gemeentelijk riool en iedere wijziging van een dergelijke aansluiting afzonderlijk een vergunning dient te worden aangevraagd. Op deze wijze kan iedere aansluiting afzonderlijk worden getoetst op toelaatbaarheid van de aard en hoeveelheid van de lozing. Per aansluiting kan beoordeeld worden of wordt voldaan aan de eisen.

Indien de aansluiting na een jaar vanaf het moment van vergunningverlening niet tot stand is gebracht, verliest de vergunning haar rechtskracht.

Artikel 3

Het eerste lid van artikel 3 bepaalt dat de vergunning schriftelijk moet worden aangevraagd door de rechthebbende. In het tweede lid is vastge­legd welke gegevens in de aanvraag moeten zijn opgenomen. Om­dat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aan­slui­ting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwver­gun­ning of een vergunning op grond van de Wet milieu­beheer, kan de aanvra­ger in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.

In aansluiting op de regeling in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is lid 4 opgenomen. Op grond van lid 4 krijgt de aanvrager na geïnformeerd te zijn over het ontbreken of onduidelijkheid van de overgelegde gegevens de gelegenheid om deze aan te vullen. Als na het verstrijken van die periode de gege­vens nog steeds onduidelijk zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders op basis van art. 4:5 lid 1 Awb besluiten de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren.

Artikel 4

In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning ge­weigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om gronden die aansluiting op de riolering bezwaarlijk maken. Hierbij kan gedacht worden aan technische, juridische en milieuhygiënische bezwaren.

In lid 2 worden een aantal mogelijke weigeringsgronden genoemd. Sub a over de hoogtelig­ging is bijvoor­beeld een technische weigeringsgrond, sub e over de lozing van drainagewater is een voorbeeld van een milieuhygiënische weigeringsgrond en sub g over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De genoemde weigeringsgronden zijn niet uitput­tend bedoeld en moe­ten worden gezien als onder­steu­ning van de motivering om een vergun­ning te weigeren. Bij een weige­ring wordt zoveel als redelijkerwijs mogelijk aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergun­ning in aan­mer­king te komen.

Artikel 5

Burgemeester en wethouders moeten op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag. In geval de rechthebbende voor het betref­fen­de perceel ook nog een aan­vraag voor een bouwvergunning of een Wet milieube­heer vergunning heeft lopen, wordt de aanvraag voor de aansluit­vergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering een van deze vergunningen te verlenen, vormt een directe weige­rings­grond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringsgrond is opgeno­men in artikel 4. Indien de termijn van 8 weken is verstreken zonder dat burgemeester en wethouders een beslissing op de aanvraag hebben genomen, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd. Deze weigering is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvrager kan bezwaar maken tegen dit besluit.

Artikel 6

In artikel 6 wordt bepaald dat de aanleg van de perceelaansluitlei­ding geschiedt door of vanwe­ge de gemeente. In bepaalde gevallen kan de gemeente met toepassing van artikel 13 van de verordening aan de rechthebbende toestaan dat deze zelf zorgdraagt voor de uitvoering van de aansluiting. Om te kunnen controleren of de aansluiting deugdelijk tot stand is gebracht, zal in de vergunning worden opgenomen dat de rechthebbende binnen een bepaalde termijn moet melden dat hij de aansluiting heeft uitgevoerd, waarna het aansluitpunt nog een aantal werkdagen in het zicht moet blijven. In de vergunning wordt tevens opgenomen welke periode de aansluiting niet aan het zicht mag worden onttrokken. In de vergunning kunnen eveneens voorschriften worden opgenomen met betrekking tot een deugdelijke afscherming van het gat.

Lid 2 geeft aan dat aansluiting niet plaats vindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepa­ling moet worden gezien als een zogenaamde vangnet bepaling. In de meeste gevallen zal op basis van de eisen die zijn ge­steld in een bouwver­gunning al een particulier riool aanwezig zijn dat voldoet aan de eisen. Daarnaast is een particulier riool dat niet goed is aangelegd ook een grond om de aansluitver­gunning te weigeren. Alleen in geval toch al een aan­sluit­vergunning is verleend en nadien bijvoorbeeld het particulier riool nog is verlegd of beschadigd, kan op basis van artikel 6 lid 2 toch worden afge­zien van aansluiting.

Artikel 7

In artikel 7 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een verzoek kan doen tot uitvoering van de aansluiting op het gemeentelijk riool. Na het indienen van een verzoek maakt de gemeente binnen vier weken een afspraak om de werkzaamheden uit te voeren. In de aansluitvergunning kan na overleg met rechthebbende opgenomen worden dat de aansluiting door of vanwege de rechthebbende plaats zal vinden. Omdat uitvoering door of vanwege de rechthebbende slechts in uitzonderlijke gevallen zal worden toegestaan (bijvoorbeeld in het geval dat de rechthebbende zelf een ter zake kundige aannemer is) is deze mogelijkheid niet expliciet in de verordening opgenomen.

Artikel 8

In artikel 8 wordt verwezen naar de Verordening op de heffing en invordering van een rioolaansluitrecht. De tarieven zijn een bijdrage in de totale kosten van de aanleg van de aansluiting.

Artikel 9

Artikel 9 geeft nadere regels over het onderhoud, de renova­tie en ver­van­ging. Deze worden door en voor rekening van de gemeente uitge­voerd tot het aansluitpunt, tenzij de betreffende onder­houds- of herstelwerkzaamhe­den moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding. Hieronder vallen tevens aansluitingen die beneden het zgn. spiegelpeil liggen. In zulke gevallen komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende moet ervoor zorgen dat de door hem ge­bruik­te aansluiting vrij blijft van aan­slag, slib en dergelijke, waardoor op den duur de lei­ding verstopt kan raken. De rechtheb­bende is zelf ver­antwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het parti­culier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroor­zaakt door terug­stroming van afvalwater uit het gemeentelijk riool. In dit geval komen de kosten voor rekening van de gemeente.

Artikel 10

In artikel 10 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werk­zaamhe­den die schade kunnen veroorzaken aan het gemeentelijk riool. De zorgplicht geldt zowel in het geval er sloop- of andere werkzaamheden worden uitgevoerd met een vergunning, als voor werkzaamheden die zonder vergunning worden uitgevoerd. Indien de rechthebbende deze zorgplicht niet in acht neemt, kan de gemeente uit het oogpunt van het voorkomen van schade aan het gemeentelijk riool overgaan tot het afsluiten van de aansluiting op het gemeentelijk riool. Tenzij de ernst van de situatie dit niet toelaat, zal de gemeente de rechthebbende vooraf wijzen op het niet naleven van de zorgplicht. Hiermee kan worden voorkomen dat er onnodige kosten worden gemaakt.

Artikel 11

Artikel 11 bepaalt dat de rechthebbende verplicht is definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding aan de gemeente te melden. De gemeente kan de aansluitvergun­ning dan intrekken en de leiding kan worden verwijderd.

Artikel 12

Omdat met het van kracht worden van de aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, zijn in artikel 12 een aantal overgangsbepa­lingen opgenomen. Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwer­kingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden geno­men, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 1 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toe­pas­sing verklaard. Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaan­de aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aan­sluitvergun­ning te verkrijgen.

Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaan­slui­tin­gen in het verleden met per­ceelei­gena­ren over­eenkomsten zijn geslo­ten waarin af­spraken zijn gemaakt die strijd opleve­ren met de aansluit­ver­orde­ning, is in lid 2 vastge­legd dat in dergelij­ke situaties de bepalingen van de overeen­komst prevale­ren. Het zou im­mers in strijd zijn met het rechts­ze­kerheidsbe­ginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.

Artikel 13

In artikel 13 is een hardheidsclausule opgenomen. Deze clausule maakt het mogelijk om af te wijken van de verordening als duidelijk is dat strikte toepassing leidt tot onredelijke gevolgen. Het is niet mogelijk om met de regels van deze verordening in alle mogelijke situaties te voorzien. In het tweede lid van artikel 13 is de beslisbevoegdheid voor burgemeester en wethouders in deze gevallen opgenomen.

Artikel 14 en 15

Artikel 14 en 15, over de inwerkingtreding en de citeertitel spreken voor zich.